52
53
wij dan eens gaan bekijken of die woningwetwoningen
op dat perceel worden gebouwd dat nu bouwrijp wordt
gemaakt? Dat is de bedoeling van mijn vraag en dan
komen we er wel uit geloof ik.
De hear Van der Schaaf (weth.): De hear Santema
frege oer it terrein, dêr't de N.V. Huzenga in garaezje
bouwe soe. Dér hat it ien en oar oer to dwaen west
yn de Rie en dat hie de Rie doe al aerdich öfpunte en
dat is mei in ekstra punt fan B. en W. oerbrocht op
dizze N.V. En doedestiids is der dochs wol in plan yn-
tsjinne. Dêr is ek de ryksforgoeding foar frege, mar
dy is noch net öfkommen. Mei in hotel yn it ütwrei-
dingsplan it Nijlan is dêr wol ik efkes op wize
by it üntwerpen en by de bihanneling yn de Rie gjin
rekken halden. Wol mei in great oantal skoallen en
soksoarte gebouwen. Wy binne oer al dy terreinen
eigentlik yn ünderhanneling, sadat ik de kans, dat yn it
Nijlan in hotel üntstiet yn de trant fan it Eurohotel,
nochal lyts achtsje.
Dan freget de hear Santema: Kin men dan mooglik
ek oan de oare kant, yn it Aldlan, in hotel planne? Ik
soe dat noch wol efkes yn biried halde en dêr optheden
noch net ja of né op sizze wolle, mar wol dit, dat it
foar my persoanlik noch de fraech is oft dat wol it
goede plak is foar in hotel. De hotels sykje dochs
eigentlik leaver de gesellichheit fan de binnen-
stêd. Nou is it Eurohotel in hotel op net al to greate
skeal; mooglik dat sa'n ynisiatyf ek ris op üs takomt
yn de sektor Aldlan. Hwannear't dat it gefal is, dan
sille wy dat natuerlik mei greate ynteresse fornimme.
It is net de bidoeling, dat de Gemeente seis yn dy
sektor hotels bout. (De hear Santema: Ik hie it oer
it Oostergoplein.Ja, mar dan oan de side fan it Ald
lan dêr soe men oer tinke kinne. It terrein fan de
Finske skoalle pleaget üs to'n earsten net. Dy skoalle
bliuwt der earst noch wol.
De heer De Jong heeft gevraagd: Is het ook moge
lijk een raming van kosten te geven, als we straks aan
de behandeling van het saneringsplan toe zijn Ik denk
er diep over na. Dat U de vraag stelt, kan ik wel goed
begrijpen, maar ik durf me werkelijk niet aan een ant
woord te wagen; ik wil het wel proberen, maar ik ge
loof niet, dat dat reëel is. Men moet het, geloof ik, zo
zien, dat de Raad eerst aan het College zegt: op de
grondslag van het voorgelegde structuurplan kunt U
verder gaan werken, want stel eens dat de Raad dat
plan niet zou aanvaarden, dan zou ook de hele kosten
raming voor niets zijn geweest, en toch ook niet hele
maal voor niets, want als het strekt tot bevrediging
van de Raad dan is het niet voor niets geweest, maar
dan is het toch wel een heel zware opgave en een
zware belasting van onze diensten geweest. Ik durf
dat dus mijnheer De Jong niet voorspiegelen. Ik wil
nog wel eens met de betreffende man praten of die
daar bij benadering nog iets van kan zeggen, maar U
wilt het dan natuurlijk ook een beetje nauwkeurig heb
ben, vooral met de nullen aan de achterkant nietwaar,
daar gaat het dan om. En dat is een heel moeilijke
vraag, ik durf dat echt niet in het vooruitzicht te stel
len. De heer Kingma zegt, dat niet alle aannemers
evenveel toezicht behoeven. Ja, wat moet ik daar van
zeggen, moet ik nu onderscheid maken tussen brave
en stoute kinderen? Ik geloof, dat ik dat maar niet ga
doen, ik heb wel de indruk dat in de praktijk de be
treffende ambtenaar van het rayon misschien bij de
een wel eens een keer vaker kijkt dan bij de ander.
En dat was geloof ik ook Uw bedoeling.
De heer Kingma zei dat een centrale verwarming op
de slaapkamer mogelijk de behoefte aan een tweede
vertrek zou kunnen beperken. En dat is naar mijn
mening wel juist, want men moet dan dus denken,
niet aan de traditionele slaapkamer waar het bed de
hele dag uitstaat, maar aan een slaapkamer met een
opklapbed en een opklapbare tafel misschien, moge
lijkheden, die heel gemakkelijk en met weinig kosten
tegenwoordig zijn aan te brengen. Zodat men dus tij
delijk even het éénpersoonsbed opklapt en dan gebruik
maakt van een tafel, die men misschien even uitklapt.
(Gelach.) De Raad moge begrijpen, dat ik niet scherts
maar dat ik het echt meen. Zodat de centrale verwar
ming, dat is toch een gegeven uit de praktijk, de be
hoefte aan een grotere woning wel een beetje afremt
omdat centrale verwarming een groter gebruik van
de woning in alle twaalf maanden van het jaar mo
gelijk maakt. Daarom streven wij in het bouwteam
Lekkumerend, in het project ratiobouw ook naar vol
ledige verwarming van de gehele woning, mis
schien met gas, een feit dat de volkswoning in hoge
mate ten goede komt.
Mijnheer Klijnstra vroeg in de algemene beschouwin
gen hoe het College er toe komt om uit te maken
welk type woningen en welke woningen gewenst
zijn. Dat is een moeilijk punt, daar zijn wel
studies over, maar de praktijk leert, dat dit
altijd slechts een momentopname is en de stu
dies die er over zijn moeten ook weer met intuïtieve
wijsheid worden toegepast. Wij plegen in dezen niet
te handelen louter naar ons eigen inzicht en feeling,
maar in grotere projecten gaat het altijd in overleg
met woningbouwcorporaties en wanneer dus een aan
tal woningbouwcorporaties zegt: dat type woningen,
enigszins gevarieerd, een kamer meer of een kamer
minder dat kunnen wij tot dit aantal wel gebruiken,
dan vertrouwt het College zich wel op dat punt en dan
gaat dat zo in zee. Dan heeft U het nog over een paar
gemeenten, die wel eens een liuurverschil bij verplaat
sing bijpassen, dit is in de afgelopen maanden nog
eens bekeken en wij zijn tot de conclusie gekomen dat
dit, althans nu nog niet, wenselijk is omdat de woningen
waar naar toe geschoven moet worden nog niet in
voldoende mate aanwezig zijn. Bovendien is de juri
dische basis van deze dingen, zoals U hebt begrepen,
een beetje twijfelachtig. Maar hoe dan ook, het lijkt
vooralsnog in het kader van de begroting niet ge
wenst daar grote bedragen in te stoppen, maar de ge
dachte blijft in het kader van de bevordering van de
opschuiving van de goede mensen naar de goede wo
ningen een punt van overweging.
De heer De Vries vroeg nog over het terrein bij
de winkel van de Co-op aan de Pasteurweg. Dit terrein
is in erfpacht uitgegeven en is dus eigenlijk uit han
den van de Gemeente en dit valt dus onder de alge
mene klacht, dat terreinen die braak liggen, door de
eigenaars of erfpachters misschien wel worden ont
zien maar door de buren en allerlei mensen, die rom
mel kwijt willen niet; dat is een algemene klacht en
daar is niet veel aan te doen. Wij kunnen dan eigenlijk
alleen maar hopen, dat dit terrein zo gauw mogelijk
zijn definitieve bebouwing krijgt. U vroeg nog of het
mogelijk zou zijn in 1963 de woningwetbouw Lekkum
op gang te krijgen; daar wordt ernstig naar gestreefd
en het is U misschien bekend dat intern de gemeente
de instelling heeft van de coördinatiecommissie, die
déze problemen periodiek behandelt, periodiek en veel
vuldig; daar is dit een agendapunt dat steeds weer
keert, er wordt met veel ernst naar gestreefd. Of dit
door een omwisseling kan worden bevorderd, is een
punt dat wij ook al eens onder ogen hebben gezien,
maar daar is een bezwaar dat deze terreinen, die an
dere terreinen, al eens een keer zijn aangeboden ge
weest, zodat dit dus niet meer volledig vrije terreinen
zijn; dat is daarvoor een bezwaar.
De Voorzitter: Dit is in twee instanties besproken
en ik stel daarom voor verder te gaan met pagina 21.
Hoofdstuk VI. Openbare Werken.
De heer Van Balen Walter: Ik had in de sectie de
vraag gesteld over de last van de bomen in de Ibis
straat en in de Pelikaanstraat. Ik heb daar een ant
woord op gekregen, dat mij toch niet helemaal bevre
digt. Daar wordt gezegd dat bomen licht wegnemen en
het trottoir kunnen beschadigen, maar daar ging het
mij in de eerste plaats niet om. Licht wegnemen wel,
maar ik had toch wel gedacht in dezen aan het feit,
dat het hier gaat om een bepaald type bomen n.l. de
accasia's, bomen met een zeer grote kruin, een kruin
die ver uitsteekt boven de aanliggende terreinen en
bomen, die een zeer oppervlakkige maar zeer versprei
de beworteling hebben, zodat die wortels zich ver voort
planten in de tuinen van de aanliggende panden, waar
door dus zowel door het feit dat" de takken over de
tuinen hangen als dat de wortels in de tuinen komen,
die tuinen eigenlijk bijzonder weinig vruchtbaar zijn
en bijzonder weinig beplantbaar zijn. Naar mijn mening-
is hier eigenlijk de fout gemaakt dat een verkeerd
type boom is gekozen voor betrekkelijk smalle straten.
De bomen staan betrekkelijk dicht op de aanlig
gende panden. Men moet naar mijn mening in der
gelijk situaties uitzien naar andere bomen. Ik ben het
er wel mee eens, dat in het algemeen bomen in de stad
wel wenselijk zijn, maar dan moet men zoeken ten
eerste naar plaatsen, en ten tweede naar bomen, die
niet de door mij genoemde bezwaren in zo hoge mate
hebben en ik zou dus wel graag begrip vragen bij het
College voor de ernstige overlast, die deze bomen aan
de bewoners van deze straten opleveren. Gelukkig is
in de oorlogsjaren een deel van die bomen gesneuveld
voor brandhout, maar helaas is het niet met allemaal
gebeurd.
De heer Heidinga: Ik zou wel graag iets willen zeggen
over het beleid van het College betreffende de riool
waterzuiveringsinstallatie. Dat wordt zo zachtjes aan
naar mijn mening een aanfluiting. Feitelijk kunnen wc
hier van beleid niet meer spreken. Ik heb nog eens
nagezien hoe het verloop is; ik kan me herinneren dat
in het eerste jaar, dat ik het genoegen had deel van
deze Raad uit te maken, de heer Van der Veen nog al
sterk aandrong op betere aanpak van dat probleem en
dat die toen stelde dat wanneer het toen 12 miljoen
zou kosten daar elk jaar een paar miljoen bij komt en
dat het toch uiterst noodzakelijk was om nu eens een
keer spijkers met koppen te slaan. Ik heb mij daar
zelf in die vergadering ook zo over uitgelaten en toen
kreeg ik als antwoord van de Wethouder, dat er geen
geld voor was. Het tweede jaar heb ik mij daar weer
over tot het College gewend en er op gewezen, dat er
een mogelijkheid was m.i. om een rioolbelasting in te
stellen en dat daaruit de kapitaalslasten zouden kun
nen worden bestreden. Toen kreeg ik als antwoord van
de Wethouder dat het College dat niet gewenst achtte.
Het derde jaar ben ik er weer op teruggekomen en toen
was er vanwege Gedeputeerde Staten aandrang op het
College van B. en W. uitgeoefend, dat men moest den
ken over de instelling van de rioolbelasting. Dus toen
had het College ook de mededeling aan de Raad, dat
dit misschien dan toch wel de oplossing zou zijn, maar
toen deelde het College mee, dat de plannen nog niet
klaar waren. Weer een jaar voorbij. En er is elk jaar
wat anders. Vorig jaar is er in de algemene beschou
wingen over gesproken en toen het punt rioolwater
zuivering zelf aan de orde kwam, toen heeft de heer
Van Balen Walter geprobeerd om er iets van te zeg
gen en dat wilde de Wethouder niet eens beantwoor
den. Ik heb het nog eens extra even in de notulen na
gelezen, kortom dit is geen beleid. (De heer Van der
Schaaf (weth.): Welke wethouder?) De Wethouder
van Openbare Werken, dat denk ik wel. (De heer Van
der Schaaf (weth)Nee, ik moet weten wat U be
doelt.) Ja ik heb hier de notulen bij me, hoor, dus ik
wil het U wel voorlezen, als U het wil horen. Ik zeg
nogmaals dit is geen beleid, dit lijkt nergens op, dit is
een heen en weer wringen voor een ding waar wij in
moeten bijten, inplaats van dat wij telkens maar weer
aan de kant gaan en daar geen ja of nee in durven
te zeggen. Nu is er vorig jaar weer een brief gekomen
van Gedeputeerde Staten en het zou misschien toch
wel eens goed zijn, om nog eens te onderzoeken, of het
geen persleiding kan worden. Tien jaar geleden of mis
schien nog langer geleden is dat ook al eens onder
zocht, maar zoals nu blijkt, is dat toen niet goed on
derzocht. Nu is het beter onderzocht, nu blijkt het dat
er toch wel voordelen aan de. persleiding zitten, maar
nu is er een rapport gekomen van verschillende des
kundigen van rijks- en provinciale waterstaat, dat het
niet mogelijk is het vuile water op het Wad te lozen.
EVengoed schrijft het College doodgemoedereerd een
brief aan de Minister waarin het College letterlijk uit
eenzet, dat het toch wel de manier is om een perslei
ding te maken; wij hebben notabene een plan laten
maken dooi- Op ten Noort-Blijdenstein, wij hebben
al misschien voor 3 a 4 miljoen gulden aan investe
ringen in de stad liggen, die allemaal op die zuiverings
installatie gericht zijn. (De heer Spiekhout: Dat is een
persleiding, die is daar zonder meer op aan te sluiten.)
Nee, dat is daar niet zonder meer op aan te sluiten.
Daar is geen sprake van, de diepriolering die wij
hebben loopt uit naar de Potmarge en als wij naar het
Wad zouden persen, dan moet die zaak precies anders
om liggen. En daar zit een investering in van zeker 3
of 4 miljoen. Wij hebben dus op het ogenblik weer dit
feit, dat wij wachten op een brief van de Minister,
terwijl de adviseurs van de Minister notabene zeggen
dat dit om die en die redenen niet gaat. Wij blijven
dus maar weer staan te wachten en nu zegt het Col
lege in de aanbiedingsbrief, dat het misschien toch wel
beter is, dat het een persleiding wordt. De directeur
van onze dienst zegt dat hij er minstens 2 a 3 jaar
nodig voor zal hebben om dat plan dan uit te werken,
n.l. hoe die leiding naar het Wad toe moet en wat daar
allemaal mee annex is en dan mogen wij nog dank
baar zijn, dat onze dienst dat in 2 of 3 jaar kan bezien.
Gister konden wij nog horen van de Wethouder van
Openbare Werken, dat de dienst onderbezet is, dat ze
het eigenlijk maar moeilijk aan kunnen, omdat ze met
een personeelstekort zitten. Dan begrijp ik echt niet
dat dit nog een beleid te noemen is, ik zie er geen
enkel beleid in en aan de andere kant heb ik heus wel
waardering voor het werk van het College, maar dit
is beslist ver beneden de maat en ik zou toch wel heel
graag willen, dat men nu eens een keer consequent zei,
gezien de hele ontwikkeling: wij hebben de plannen al
tijd in die richting gestuurd van de rioolwaterzuive
ringsinstallatie; de deskundigen van de Minister zeg
gen het kan niet naar het Wad, laten we dan nu toch
eens een keer consequent wezen en onze adviseurs,
die de plannen gaan maken, de opdracht geven op de
kortst mogelijke termijn deze plannen uit te werken, op
dat Leeuwarden eens met deze rioolwaterzuivering start,
dat er eens iets uit de bus komt, en dat we er eens
af zijn. Nu neemt de hele burgerij ons als Raad in het
ootje, omdat wij hier lange redeneringen houden en
over alle mogelijke futiliteiten praten, maar als het
werkelijk om een ding gaat waar de stad om zit te
schreeuwen kunnen we er niet uit komen en geven
blijk dat we er bang voor zijn, dat is mijn mening.
De heei' Kingma: Dat rioolwaterzuivcringsvraagstuk
spreekt mij wel heel erg aan, het spreekt 's winters
iets minder aan dan zomers, maar wanneer men heel
dicht bij de Potmarge woont, dan spreekt het je mis
schien het allermeest aan, wanneer er op zo'n 75 m
van je huis een buis in komt waar allerhande afval,
ik zal het maar niet met name noemen, uitkomt en
wanneer je er dan bij de zomer de stank ervaart van
die leiding, wanneer de atmosfeer een klein beetje on
gunstig wordt, dan zeg je al: nou de Potmarge begint
ook weer. Je wilt wel eens je slaapkamer luchten b.v.,
zelfs dat is niet mogelijk. Ik geef dit alleen maar even
aan, dit geldt alleen maar voor zo'n heel complex wo
ningen, van een paar honderd, dus dat is misschien
niet zo heel belangrijk, maar men denkt dan daar
voortdurend wat meer aan. Het zou misschien eens
goed zijn, om in een dergelijke buurt eens even op het
geschikte moment zijn neus vol te nemen, zou ik zeg
gen, want één neus vol is voldoende. Als een ander
zegt nou we gaan de zaak even luchten, dan zeggen
wij: houdt die ramen alstublieft dicht, want anders
begint het nog erger te worden. Dat is één punt. Maar
dat vindt men niet alleen bij ons. Ik heb het soms ook
wanneer ik fiets langs de Emmakade, dat ik daar ook
niet bepaald een welriekende lucht in mijn neus krijg.
Ik had het van de week nog, dat ik hier door het
Naauw liep en daar was het nu niet zo erg als in de
Potmarge, maar toch ook niet bepaald aangenaam. En
wanneer ik dat dan allemaal zie, dan vraag ik mij
toch wel af of in de 20ste eeuw dit nog zo moet. We
willen zo graag heel veel van die stadsgrachten hand
haven, maar wanneer wij die willen handhaven, dan
vind ik ook dat men moet zorgen, dat die stadsgrach
ten geen open riolen worden, maar dat het inderdaad
stadsgrachten worden met behoorlijk schoon water, zo
dat ze op zijn minst niet stinken. Wij zouden de voor
keur geven aan een persleiding, maar wanneer het op
korte termijn niet mogelijk is ik vind dit een dus
danige dringende zaak en men heeft wel plannen
gereed voor een zuiveringsinstallatie, dan vind ik deze
zaak toch zo dringend voor onze stad, dat we moeten
zeggen, nu dan dit maar, al is het dan voorlopig en
al moeten we misschien dan over 10 of 15 jaar over
schakelen op een persleiding. Desondanks zullen we
de grote bedragen, die hiermee gemoeid gaan, beschik-