54
baar moeten stellen. Ik weet best dat een gewone zui
veringsinstallatie niet voldoende is, omdat ik pas een
rapport gelezen heb van de Inspecteur van de Volksge
zondheid in Noord-Holland, die er ook op wijst, dat
zuiveringsinstallaties ook in verband met de steeds
toenemende chemische industrie lang niet meer vol
doende zijn en die wijst dan ook op het belang van
persleidingen, die voldoende ver in open zee uitkomen,
want zelfs hier geeft hij ook nog moeilijkheden aan,
maar we moeten toch iets doen en we kunnen niet zeg
gen van: nu dat komt nog wel eens een keer, en het
volgende begrotingsjaar praten we er weer over; neen
hier moet beslist op korte termijn m.i. worden inge
grepen.
De heer Van Balen Walter: Ik sprak al reeds enige
jaren over dit punt en heb het telkens weer naar vo
ren gebracht. Ik sta volkomen achter de heer Heidinga
als hij zegt, dat hij hier het beleid van het College ver
werpt. Ik krijg de indruk dat het College onvoldoende
doordrongen is van het feit, dat dit plan het allerur-
gentste voor Leeuwarden is. We praten hier over de
leefbaarheid van onze stad en als er nu één punt is
dat de leefbaarheid van onze stad bepaalt, of liever de
onleefbaarheid van deze stad, dan zijn het onze stin
kende grachten. Zodra het zomers ook maar iets war
mer wordt, is hier eigenlijk in de binnenstad niet te
wezen. En zelfs niet alleen in de binnenstad, want we
weten, dat de kwalijke, verderfelijke eigenschappen van
ons rioolwater veel verder gaan zelfs dan Leeuwarden.
We hebben hier vroeger rapporten gehad, dat ons
zwembad de Groote Wielen mede daardoor onbruikbaar
was, we weten dat tot ver voorbij Bartlehiem de Dok
kumer Ee wordt verpest, zodat vissers die daar hun
paling trachten te bewaren deze paling dood in hun
beunen vinden. Het is naar mijn mening een schandaal,
dat wij nu jarenlang dit maar laten bestendigen zonder
dat, althans naar buiten, blijkt, dat hier ook maar iets
aan gebeurt. We trachten dan wel bij stukjes en brok
jes een diepriolering te maken, maar het tempo van de
aanleg van deze diepriolering is buitengewoon traag
als gevolg van geldgebrek. Wij hebben hier grote pro
jecten tot stand gebracht die buitengewoon veel geld
kosten en die naar mijn mening veel minder urgent
voor Leeuwarden en zijn woonklimaat zijn dan dit punt.
Ik geloof dat wij toch met elkaar hier nu moeten uit
spreken, dat voordat wij nog verdere plannen maken
ik heb de indruk dat wij hier zo zoetjesaan toch al
te veel plannen onderhanden hebben zorgen, dat al
thans dit plan eens een keer tot uitvoering komt. En
wanneer het dan de Minister van Waterstaat is, die
het ons, zoals wij nu weer horen, erg moeilijk maakt
om een beslissing te nemen, laten we dan in een motie
van de Raad uitdrukken, dat wij de Minister op korte
termijn vragen om hier een beslissing te nemen, om
dat de Leeuwarder Raad van mening is, dat de tot
standkoming van een afdoende zuivering van het riool
water van Leeuwarden eigenlijk geen dag langer kan
wachten.
De heer Spiekhout: Mag ik U even herinneren aan
de vragen, die mijn fractievoorzitter, de heer Bootsma,
bij de algemene beschouwingen ook hierover gesteld
heeft en ook de suggesties die hij gedaan heeft n.l.
over het bekijken van de mogelijkheid of nu niet beide
plannen uitgewerkt kunnen worden; ik verwacht dat we
daar ook direct wel het inzicht van het College over
zullen horen. Bij de laatste woorden van de heer Van
Balen Walter aansluitend, daar ben ik het n.l. met hem
helemaal over eens, dat een niet aflatende druk uit
oefenen op het afkomen van een beslissing in dezen
van groot belang is. Of dat in een vorm van een motie
van de Raad moet of dat het College dat, ik zou bijna
willen zeggen dagelijks moet doen, dat weet ik niet,
maar dat we hier zo snel mogelijk uit moeten komen
dat spreekt voor ons allemaal. Wij behoeven, ik zal het
zeker niet doen, niet te beschrijven waarom het nodig
is dit te doen. Wij kunnen er allemaal mooie voorbeel
den van geven, we weten het allemaal. Het is geloof
ik wel zo, dat we de moeilijkheden op dit punt niet
moeten onderschatten. Dit is wel lang in de molen, dat
is zo, en het is een feit, dat er dus onderwijl weer
nieuwe inzichten toch ook naar voren gekomen zijn,
wat betreft deze zaak van het afvalwater. We moeten
ook niet menen dat we alleen in Leeuwarden daar mee
zitten, er zijn in heel veel plaatsen in het land op dit
punt moeilijkheden. Wij hebben ook wel eens de nei
ging om het hier alleen te zien en op andere plaatsen
diezelfde moeilijkheden te kleineren of te accepteren.
Die kwestie van de persleiding is daar dus op een ge
geven moment bijgekomen. Het zal U wel bekend zijn,
dat ik daar zelf nog al een groot voorstander van was,
ornaat ik dat zie als een definitievere oplossing van deze
zaak. Ik weet wel het betere kan op een gegeven mo
ment de vijand worden van het goede, dat zit er wel
eens in, maar het gaat hier om een project, waar mil
joenen mee gemoeid zijn en dan kom ik bij de heer
K. J. de Jong, dat je dat dus wel goed overwogen moet
doen. Dat je dan niet een plan moet uitvoeren, waarvan
je over een jaar of 5, 6 zegt, dat het nog onvoldoende
is en dat we alsnog tot een persleiding moeten over
gaan. Ik geloof ook niet dat dat een goede beleidslijn
zou zijn. Daarom ben ik er toch wel erg voor dat die
kans, dat er nog een persleiding kan komen ten volle
wordt benut en geprobeerd en nu is het inderdaad zo
als de heer Heidinga meent, dat Rijkswaterstaat en
niet Provinciale Waterstaat als ambtelijk advies ge
geven heeft dat het niet kan. Provinciale Waterstaat
denkt daar iets anders over en er zijn ook andere des
kundigen, die toch hier wel een beetje andere kijk op
hebben. Bovendien ging het toen om een bepaalde
plaats op de Wadden. Het is misschien niet uitgesloten,
dat wij wanneer wij iets oostelijker gaan wèl toestem
ming zouden kunnen krijgen. En wanneer men die pers
leiding tot stand zou kunnen brengen was dat niet al
leen een definitieve oplossing voor de huidige situatie,
maar ook dan wanneer wij nog eens wat meer chemi
sche industrie hier zouden krijgen ook door de aard
gasvondsten hier in het Noorden. Deze definitieve op
lossing, die op den duur ook goedkoper zal zijn dan een
rioolwaterzuiveringsinstallatie. Ik geloof dat we de
kans niet voorbij moeten laten gaan om een persleiding
als dat mogelijk is, te krijgen. Wat betreft die diep
riolering zie ik geen probleem. Ik heb ook nooit het
gevoel gehad wanneer er plannen tot aanleg van de
centrale riolering hier in de Raad kwamen, dat dat
in strijd zou zijn met een plan voor de persleiding,
want men moet toch het afvalwater op een bepaald
punt bij elkaar brengen en vandaar uit naar de Wad
denzee persen. Nu, dat punt bij de Potmarge is waar
schijnlijk helemaal niet zo gek daarvoor. In elk geval
is dat niet iets wat een uitvoering van dit nieuwe plan
zou kunnen beletten. Nogmaals, ik wil wel erg aan
dringen op het uitoefenen van druk op de Minister om
deze kans op een beter systeem van afvoer van het
afvoerwater niet bij voorbaat uit willen sluiten, omdat
wij inderdaad emotioneel wel in de stemming komen,
dat we zeggen we moeten in elk geval maar iets doen
wat dan ook. Dat mag niet onze beleidslijn zijn. Ik
heb in het sectieverslag ook nog de vraag gezien of
de Provincie nog gevraagd was om een bijdrage. Het
antwoord hierop is dat tot dusverre geen uitzicht is
geopend; ik heb daarbij genoteerd: is er wel gevraagd
en is er wel overleg in dezen gepleegd met de Pro
vincie? De raamwet die deze zuiveringskwesties lan
delijk regelt, zal, meen ik, binnenkort bij de Kamer
ingediend worden. Maar in elk geval is daarin een be
langrijke taak ook aan de Provincie toegekend, wat de
kwestie van zuivering van afvalwater en het schoon
houden van de boezem betreft en het zou toch beslist
niet onmogelijk zijn, lijkt mij toe, dat ook de Provincie
hier een zodanig provinciaal belang onderkende, dat er
misschien ook financiële bijdragen te leveren zouden
zijn. Ik vind een voordeel van een persleiding ook dat
men dan eventueel nog meer gemeenten op die pers
leiding aan zou kunnen sluiten, dat zou weer kosten
besparend werken. En wat voor de Provincie ook re
den temeer misschien zou kunnen zijn om hier in mee
te doen. Deze aspecten wil ik toch ook wel even in Uw
midden neerleggen.
De hear Santema: Dit probleem hat salang as ik
riedslid bin yn dizze Rie spile en n.o.f. üs ekskursy
yndertiid nei de gemeente Enschede dêrt wy in rioel-
wettersuveringsynstallaesje bisjoen hawwe mei hiel
goed rendemint, hawwe wy doe sa njonkenlytsen hjir
ek de plannen makke om to kommen ta sa'n soarte fan
ynstelling.
55
Dêr is al forskillende jierren lang, lyk as de hear
Heidinga hjir ek al opmurken hat, in bipaeld bidrach
foar ynvestearre; dat sil nou yndied wol inkelde mil
joenen mei elkoar wêze, mar oan't nou ta is it my
noch net düdlik, dat dat allegearre om'e nocht west
hat. Ik wit lykwols wol, dat it in hiel fortrietlike saek
is.
Hwat de hear Kingma hjir niis nei foaren helle oer
de Potmarge is in feit, dat net to wjerlizzen is. En
hwat jin, as it yn'e simmerdagen in bytsje waerm is,
hjir yn'e binnenstêd yn'e noas waeit, is sa njonken
lytsen ek wol bikend. Lit üs net forjitte, dat hwat lan
ger dizze saek yn in stadium is fan oertinken en net
fan in fêste planearring, hwat mear it publyk derfoar
bigjint to fielen om üs binnenstêdgrêften ticht to smi-
ten. Dat is dan foar harren de iennige oplossing. Ik
wit ek noch, dat de hear Foarsitter hjir inkele jier
ren forlyn yn in gearkomste sein hat: Hwannear't wy
in goede rioelwettersuveringsynstallaesje hawwe, dan
sille wy ek skjinne grêften hawwe en dat is, leau ik,
yndied wol in ding, dat de minsken ünthalden hawwe.
En sadwaende fynt men op it eagenblik by de boargers
ek in groep dy seit: As dat dan ek mar ris in kear
bart. Ik leau, dat wy, nou't dizze saek dus noch stees
yn it stadium fan it earste plan forkeart, n.l. om de
rioelwettersuveringsynstallaesje to stiftsjen earne by
de Greuns, efter de feiten oanrinne. It plan dat foar
dy parsynstallaesje sa njonkenlytsen yn it plak kom
men is en hwêroer wy ek noch in oanwizing krigen
hawwe fan de Provinsiale Wettersteat, wint sa sta-
dichwei mear fjild, mar de Rykswettersteat en ek de
fiskerij-ynstansjes en dan binammen de mosselfan-
gers hawwe biswier makke, omdat it smoarge wet
ter de kultures fan de moksels op it Waed forneatigje
soe. It is natuerlik ek in hiel raer alternatyf, hwan
near't üs smoarch wetter dy hiele kultuer forneatigje
soe. Ik bin in leek op dat gebiet, mar hwannear't wy
in parslieding lizze soene safier, dat dy yn in guil üt-
komt, hwêrtroch it smoarge wetter geregeld troch de
eb- en floedstream öffierd wurdt, my tinkt, dat wy
dat wetter dan ek wol forgoed kwyt wêze soene, hwant
dan soe it bilanje yn'e Noardsé. ïn parslieding, byge-
lyks dy't lizze soe by de daem lans, dy't op it eagen
blik al fier yn sé op leit, dy't mear as in kilometer
lang is en oan't in guil ta leit, wie miskien wol in mid
del om noch frede to krijen mei de Minister dy't op
groun fan de skea oan de mosselkultures der net foar
fielt, dat dit plan ütfierd wurde sil. Ik tocht, dat wy
dochs wol hiel greate earnst meitsje moasten mei in
flugge ütfiering fan dit plan. ïk wit wol, it komt foar
it greatste part op de gemeente Ljouwert del, omdat
dy de leveransier is fan dat smoarge wetter, mar der
binne ek noch oare gemeenten yn Fryslan, dy't dêr
mei tangele sitte. En dan tink ik bygelyks oan it wet
ter fan de gemeente It Bildt en oan de stjonkende
grêften, dy't men ek noch oantreft yn de stêd Dok-
kum. Ik woe dit mar sizze: omdat der gelikense bilan-
gen binne om dat smoarge wetter kwyt to wurden,
soe fanwegen de gemeente Ljouwert in ynisiatyf üt-
gean kinne om hjir mei elkoar to birikken hwat wy al
legearre sa graech wolle en dat is in gemeente mei
skjin wetter, dat ek foar üs aloan tanimmend toeris-
tenforkear fan üntsachlik folie bilang wêze sil. Ik
tocht, dat wy yn dizzen, uteraerd, it aldermeast en it
alderearst wol tinke moasten oan üs eigen ynwenners,
hwant it is gjin pré om op moaije simmerske dagen
nea ris in finster iepensette to kinnen fanwegen de
stank dy't jin yn'e noas waeit. Ik woe it hjir earst
by litte.
De heer Engels: Ik kan me voorstellen, dat men
een gevoel van onbehagen heeft, maar ik dacht, dat
als ik de aanbiedingsbrief van het College goed gele
zen heb óók bij het College dat gevoel van onbehagen
leeft. Ik kan me voorstellen dat men emotioneel ge
laden wordt maar ik kan toch niet altijd waarderen,
dat men dan aantijgingen doet aan het adres van het
College, die naar mijn mening niet helemaal verdiend
zijn. Ik geloof ook dat als men de plannen bekijkt die
er al gemaakt zijn en let op de besprekingen die er
gevoerd zijn, men dan echt niet kan zeggen dat
dit College geen aandacht of onvoldoende aandacht aan
deze primaire zaak geschonken zou hebben. Ik ben
big dat dit ook een beetje de teneur was van de heer
Spiekhout. Ik geloof dat we hier duidelijk deze sug
gestie van het College voorgelegd krijgen: wij willen
eigenlijk een persleiding maar wij zien het er niet van
komen en wij zeggen U op pagina 44: als U daartoe de
wens te kennen geeft dan zullen wij met de zuive
ringsinstallatie beginnen en een daartoe strekkend plan
aan U voorleggen. Ik geloof dat wij er als Raad goed
aan doen, ons op dat punt uit te spreken.
De heer K. J. de Jong: Wanneer wij zouden uitspre
ken dat wij toch eigenlijk gevoelen voor een persleiding
dan zal het wel eens zo kunnen zijn, dat dit weer veel
tijd extra vraagt. Ik kan me tenminste voorstellen dat
dan bepaalde voorbereidingskredieten voor het nader
onderzoek van de persleiding gevraagd moeten worden
en dat dat misschien weer 2 a 3 jaar zou gaan vragen
voordat met uitvoeren van een dergelijk plan zou kun
nen worden begonnen, afgezien nog van de vraag of
wij de vergunning van de Minister zo gauw kunnen
krijgen. In verband met deze moeilijkheden en het feit
dat we die vergunningen misschien ook nog wel eens
niet kunnen krijgen, zou ik zeggen, en in dat opzicht
zou ik wel aan willen sluiten bij de mening die hier
eerder gesteld is, laten we dan beginnen met te ver
onderstellen dat deze vergunning niet afkomt, dan heb
ben we in ieder geval geen tijd verspeeld; zou het dan
toch na verloop van tijd zo zijn laten wij zeggen na
een half jaar eventueel een jaar dat die vergunning
toch af komt, dan kunnen we hoogstens zeggen: dat
geld dat we voor de voorbereiding voor de installatie
aan de Greuns gegeven hebben is misschien wegge
gooid geld geweest, maar wij hebben voor ons zelf
dan toch de overtuiging dat we die tijd niet verloren
hebben laten gaan. Wanneer de vergunning niet ver
leend zou worden, dan moeten we toch overstappen op
dit project, nog afgezien van de vraag wat wij het
liefst zouden willen hebben. We kunnen die tijd in ieder
geval benutten door maar net te doen, alsof de ver
gunning niet afkomt en dan zou ik zeggen, laat het
College opschieten. Komt in die tussentijd de vergun
ning eventueel wel af, dan kunnen we altijd nog zien of
we een andere beslissing zullen nemen.
De heer Van der Schaaf (weth.): Wanneer we over
deze zaken spreken, dan geloof ik dat we dat moeten
doen in de meest zakelijke sfeer en dat we de emotio
nele toon, die de heer Heidinga er in gebracht heeft,
moeten vermijden. In de aanbiedingsbrief is uitvoerig
weergegeven hoe de stand van zaken is; ik behoef dat
dus niet te herhalen. Wij zijn in de situatie geraakt dat
het plan voor de zuiveringsinstallaties gereed is om
aan de Raad te worden voorgelegd en die lijn zou kun
nen worden doorgetrokken door aan de Raad het voor
stel te doen daarna de subsidieaanvragen in zee te
sturen en te beginnen met de opbouw van het finan
ciële dekkingsschema, dat zijn kanten aan deze zaak,
die nog moeten gebeuren.
Een andere mogelijkheid is dat het plan, zoals het er
nu ligt even blijft liggen en dat de heer Boot
sma heeft hier als eerste op gezinspeeld daarnaast
een plan ontwikkeld wordt tot het ontwerpen van een
persleiding, met de bedoeling het voorstel tot het bou
wen van een zuiveringsinstallatie niet in de Raad te
brengen en te laten vaststellen, maar nu te beginnen
met een nieuw plan n.l. een persleiding en dat plan
trachten op dezelfde hoogte van voorbereiding te krij
gen als het plan van de zuiveringsinstallatie nu is.
Men kan ook zeggen, we laten de zaak zoals die is en
we wachten onder het uitoefenen van de meest moge
lijke aandrang op de beslissing van de Minister, maar
gezien de politieke situatie in ons land, met een kabi
net dat over enige weken demissionair is en een pe
riode van kabinetsformatie moeten we er ernstig re
kening mee houden, dat de beslissing van de Minister
waar wij op zitten te wachten nog wel een aantal
maanden zou kunnen uitblijven. En daarom heeft het
College in de aanbiedingsbrief gesteld, dat de Raad
nu eigenlijk maar zeggen moet wat er dient te gebeu
ren. Het College heeft daar uiteraard ook zijn mening
over en dat zal dan, voorzover het nog niet duidelijk
is, uit de discussie verder wel blijken. Wij zijn dus
aangeland op een punt dacht ik, waarvan iedereen
zegt: er moet nu een beslissing worden genomen. Die
beslissingen kunnen zijn, zoals ik heb geschetst, het