één of het ander. Men kan ook zeggen wij laten het
het voorstel om een zuiveringsinstallatie te stichten
nog niet vaststellen. Ik zou uitvoerig in kunnen gaan
op de verschillende mogelijkheden van persen en zui
veren. En dan geloof ik dat men wel kan zeggen,
dat over het algemeen het wegpersen van het vuil,
van het afvalwater toch wel de voorkeur verdient, en
als de situatie vandaag zo was, dat wij èn een plan
hadden om te zuiveren met een kosten-raming èn een
plan dat in staat van voorbereiding net zo ver was
als het andere van wegpersen, dan had de Raad een
vrij gemakkelijke beslissing, dacht ik. Maar de situatie
is nu zo, dat het plan voor de zuivering aanmerkelijk
voor is op het plan tot wegpersen. En dat is een zeer
reëel element ook, dat in de bespreking en in de oor
deelsvorming stellig ook het nodige zal doen en daar
om is het in hoge mate gewenst, dat de Raad, dat is
althans mijn mening, een uitspraak doet. Ik geloof
niet dat ik juist doe door alle opmerkingen over het
voordeel of de mogelijkheden van persen tegen
over zuiveren te bespreken, zoals b.v. de heer Santema
zegt, dat het wegpersen in een bepaalde geul toch wel
voor de Rijkswaterstaat acceptabel moet zijn, dan ge
loof ik dat dat is uilen naar Athene dragen; dit zal
beslist wel bij deze mensen in overweging zijn geweest
en in hun negatief advies zijn gecalculeerd. Degenen
die beweren, dat de hele gang van zaken onbevredi
gend is, vinden eigenlijk bij het College geen tegen
spraak. Deze gang van zaken is onbevredigend en
wanneer de kwestie van de persleiding er niet tussen-
geschoven was, niet door ons, maar door anderen, dan
waren we stellig verder geweest met deze zaak, daar
ben ik van overtuigd. Maar het is toch zo dat men
bij een behandeling van zo'n enorm project open moet
staan voor de ontwikkelingen, die zich tijdens de voor
bereiding blijven voordoen. En één van die ontwikkelin
gen is, dat de kwestie van chemische verontreini
ging in belangrijker mate is gaan meespelen en
enfin, al die elementen, die in de stukken ook wel zijn
aangeroerd, al deze dingen maken wel duidelijk, dat
hier tijdens de voorbereiding een ontwikkeling is ge
weest. (De Voorzitter: Aardgas.) Het aardgas opent
zekere perspectieven op chemische industrieën en in
verband hiermee rijst ook de gedachte, die uit verschil
lende fracties naar voren is gekomen, of het gewenst
kan zijn met andere gemeenten en met de provincie
dit gezamenlijk te gaan doen. Nu vrees ik, dat is mijn
persoonlijke mening, ik spreek dus op dit punt niet
namens het College, dat we dan naar ons toehalen een
grote massa problemen van bestuurlijke aard en van
organisatorische aard maar ook van technische aard,
want ook het bepalen van de grootte van de leiding,
de doorsnede van de leiding is een technische studie,
die men ook zo maar niet in het wilde kan afdoen.
Wanneer wij al deze problemen naar ons toehalen, dan
moeten we toch rekenen met een nog grotere ver
traging. Ik geloof dat ik hiermee eigenlijk wel de be
langrijkste aspecten heb weergegeven; enerzijds een
plan dat gereed is om op de subsidiebaan gesteld te
worden etc. en daar tegenover een plan, dat praktisch
nog moet beginnen en waarvan de verwezenlijking ons
toch een aantal jaren later op het gewenste punt zal
doen uitkomen dacht ik, dan het eerste plan, waarbij
ik dus wil toegeven, dat ook voor mij persoonlijk weg
persen toch wel verkieslijker is dan zuiveren; maar
het element vertraging erbij genomen, dan wordt de
keus toch weer een andere en zo zal na deze beschou
wing, gevoegd bij de stukken, de Raad dacht ik wel
kunnen komen tot een uitspraak wat nu moet gebeu
ren.
De heer Kingma heeft gezegd persen; zuiveren zou
als voorlopige maatregel desnoods geaccepteerd kun
nen worden. Ik denk dat hij daarbij toch niet in vol
doende mate kosten in rekening brengt, want als U
stelt, wij zullen over 10 of 15 jaren misschien dan
maar van systeem veranderen, dan hebben wij toch
wel heel grote investeringen onnodig gedaan en nu
kan men wel heel gemakkelijk zeggen dat moeten we
dan maar doen, dat is (De heer Kingma: Iets meer dan
de veemarkt.) toch een element, waarover U naar mijn
smaak te licht heen loopt.
De heer Spiekhout heeft een interessante beschou
wing gegeven, die ik voor een groot deel kan onder
schrijven; alleen waar die beschouwingen uitlopen op
het punt, dat hij een vertraging accepteert ga ik mis
schien niet met hem akkoord; ik spreek persoonlijk op
dit punt.
Dit zijn wel de voornaamste dingen en ik geloof,
dat we de bespreking geen dienst doen als we die door
uitvoerigheid meer dan nodig is gaan verwateren.
De heer Tiekstra (weth.)Het lijkt mij nuttig na
de opmerkingen, die de heer Heidinga over en
kele financiële aspecten gemaakt heeft, dat ik som
mige punten even terug breng tot de juiste pro
porties. Het is n.l. zo, dat in de begroting verschillende
bedragen zijn vermeld en dan zou ik dus allereerst
volgno. 164 willen noemen, waar het nadelig saldo van
de privaattonnen in staat tot een bedrag van
f 207.010,dat is uiteraard een netto-saldo, na af
trek dus van de geïnde rechten. De lasten van de rio
lering belopen in de begroting f251.350,per jaar.
Dan zou ik ter completering van het totale beeld even
willen vermelden het cijfer van de totale investering
vermeld op de staat L. 2, de Raad kan het dus ook
straks verifiëren, van wat dus nu op dit moment in de
rioleringen totaal is geïnvesteerd. De totaalsom is
f 1.597.195,Daarvan is aan voorbereidingskredieten
voor de centrale riolering f104.055,en nu komt het:
daarvan is het bedrag aan voorbereidingskosten van
de rioolwaterzuiveringsinstallatie f 215.000,en de
totale investering van de rioleringen, dat is dus Imhoff-
tanks, stamriolen, riolering-, diepriool f 1.278.140,
Totaal dus f 1.597.195,Ik geloof dus, dat daarmee
deze zaak gebracht is binnen de proporties waar zij
hoort.
Nu oven het punt van de rioolbelastingen; dezerzijds
is nooit gesteld dat invoering van een rioolbelasting
onmogelijk zou zijn. Dat is ook een wetenschap die wij
al een aantal jaren hebben. Alleen is betwist dezer
zijds of dus de lasten, zoals zij destijds lagen, van de
riolering aanleiding zouden geven om op dat moment
al een rioolbelasting in te voeren. Maar ik wil er aan
toevoegen, dat wij stellig onder ogen moeten zien een
voortijdige invoering van een kohier-rioolbelasting al
is dan de rioolwaterzuivering op zich zelf nog niet in
bedrijf. En dat we dus dan tot een partiële heffing
over moeten gaan, maar hoe dat ook ligt, het kan
nooit meer zijn, dan een redelijke bijdrage in de kosten
van de riolering en dat betekent dat we dus, hoe je
het ook wendt of keert, altijd natuurlijk een zeker te
kort bij dit project moeten accepteren. Wat ook op
zich zelf niet helemaal vreemd is, maar wij moeten,
geloof ik, niet de illusie voeden, dat het zelfs mogelijk
zou zijn om, al was het alleen maar de kapitaalslasten
van de totale installatie met een rioolbelasting te dek
ken, dat is naar mijn overtuiging uitgesloten, tenzij
er in zodanige mate investeringssubsidies zouden wor
den verkregen, wat ook in de openbare behandeling
van de commissie van Binnenlandse Zaken bij de be
groting van het gemeentefonds aan de orde is geweest,
tenzij men dus van rijkswege in het kader van de ver
fijning nog een mogelijkheid zal zien om de gemeente
tegemoet te komen in de onevenredig zware lasten
van deze soort projecten.
De Voorzitter: Wanneer de persleiding een zaak is,
die niet klaar is en het jaren zal duren voor de plan
nen klaar zouden zijn en daartegenover het. plan van de
rioolwaterzuivering onmiddellijk tot uitvoering zou
kunnen komen, zij het dan met de voorbereidingen,
die de heer Van der Schaaf zopas heeft genoemd, dan
is de zaak niet helemaal zuiver gesteld want voor de
uitvoering van de rioolwaterzuivering zal nodig zijn
een vergunning van Gedeputeerde Staten om op de
Friese boezem te lozen. Die vergunning is bepaald nog
niet zeker, meneer Heidinga.
De heer Heidinga: De ingekomen stukken bij Ged.
Staten; het is een brief van de Minister, dat wil ik
heel nadrukkelijk stellen.
De Voorzitter: Het is naar mijn mening bepaald niet
vaststaande, dat de provincie vergunning zal geven
om met de rioolwaterzuivering op de Friese boezem te
lozen. Dat is het wat ik in deze instantie wil opmer
ken.
De vergadering wordt hierna geschorst tot half acht.
57
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer Spiekhout: Ik geloof dat er over dit punt
eigenlijk een veel grotere éénstemmigheid in de Raad
is dan met heel veel andere punten het geval is.
Wij zijn er allemaal van overtuigd dat hier aan een
buitengewoon ongewenste toestand een eind gemaakt
moet worden. En ik geloof ook dat de Raad vanavond
een bepaalde uitspraak zal moeten doen langs welke
weg dat moet; dat is trouwens ook hetgeen door het
Conege is verzocht in de aanbiedingsbrief. Het ant
woord van de Wethouder geeft mij aanleiding op een
enkel punt nog eventjes de aandacht te vestigen. Hij
heeft gezegd dat de vertraging eigenlijk door mij ge
accepteerd wordt. Ik geloof dat dat komt doordat hij
niet helemaal begrepen heeft wat wij bedoelden met
hetgeen mijn fractiegenoot, de heer Bootsma, in de
algemene beschouwingen heeft gezegd. Wij hebben
juist willen stellen: er mag géén vertraging meer ko
men en wij hebben daartoe beklemtoond: laten wij dus
met het plan van zuiveringsinstallatie voortvaren en
laten wij tegelijk, toch ook dat andere plan voortzetten,
dat kost wat extra geld, maar dat is nu eenmaal zo.
Dat was precies dat wat de heer Bootsma gezegd
heeft. Het ging er om de vertraging te voorkomen.
Het tegengestelde dus van wat de Wethouder veron
derstelde bij ons. Het tweede punt waar de Wethouder
over gesproken heeft, de persleiding, waarbij dus een
vertragende faktor is, en dat die door Ged. Staten
eigenlijk tussengeschoven was en niet door het Col
lege, ja dat is misschien wel zo, ik mag U er aan her
inneren, dat reeds een paar jaar voordat het College
van Ged. Staten hier de aandacht op vestigde, door
mij ook al eens hiernaar is gevraagd en dat het Col
lege toen blijkbaar niet het voordeel inzag van een
persleiding boven een zuiveringsinstallatie, wat ik nog
altijd betreur, want dan hadden we in ieder geval
tijd gewonnen. Nu weet ik wel, dat heb ik in eerste
instantie ook gezegd, dat de ontwikkeling verder
gegaan is en dat de inzichten veranderd zijn. Ik
ben het met de Voorzitter eens wanneer deze
zegt, dat het helemaal niet zeker is, dat een ver
gunning op dit moment om het afvloeiende water van
zo'n zuiveringsinstallatie te lozen op de boezem, ver
kregen zou worden. Het is juist de laatste jaren dat
vooral de nadruk steeds meer valt op de anorganische
verontreiniging door zouten in het water. Het zoutge
halte speelt in grote delen van de provincie een rol
zoals wij weten. En dit aspect is naar wij weten de
laatste jaren telkens meer naar voren gekomen; deze
zouten in het afvalwater haalt een zuiveringsinstallatie
er niet uit. Dus kan ik me best voorstellen dat het
verkrijgen van een vergunning voor lozing op de boe
zem toch nog wel op wat moeilijkheden zal kunnen
stuiten.
Een ander punt is dat de heer Van der Schaaf ge
zegd heeft, dat een samenwerking met anderen, met
andere gemeenten dus en met de provincie, vertragend
zou kunnen werken. Och, ik weet het niet, ik zie dat
niet zo erg, ik dacht dat voor die samenwerking via de
weg van een gemeenschappelijke regeling wel een op
lossing was te vinden en dat dit ook voor de technici
geen vertraging behoefde te betekenen. Ik geloof dat
de voordelen die er tegenover staan toch ook wel van
belang zijn. Ik kom weer op die provincie omdat ik,
ik weet niet of ik dat in eerste instantie gezegd heb,
de indruk heb dat een grotere taak aan de provincie
toegekend zal worden op dit terrein bij de nieuwe wet
die in voorbereiding is. Als mijn informaties juist zijn
dan krijgt de provincie dus opdracht om te zorgen, dat
het water schoon is en als ik verder goed ben ingelicht
dan komt er trouwens ook wat betreft de rioolbelas
tingen een andere regeling. Ik meen zelfs dat men op
het ogenblik de gedachte heeft, dat men landelijk
eigenlijk van een vaste voor elke gemeente geldende
belasting op dit punt wel weten wil en waarmee men
de slechtliggende gemeenten misschien tegemoet kan
komen als die extra kosten hebben en b.v. de aan zee
liggende gemeenten, die goedkopere mogelijkheden heb
ben tot afvoer, daardoor zouden meebetalen voor de
minder gunstig gelegen gemeenten. Dat zou dus voor
ons wel plezierig zijn en dat zou heel erg aansluiten
bij een stem die ik geloof ik vanmiddag ook gehoord
heb ik meen van de heer De Jong dat wij toch
moeten proberen om als het half kan ook, zowel van
Provincie als van Rijk, een subsidie in dit object te
krijgen. Ik heb dus wel enige hoop dat ook via deze
nieuwe wet, die in voorbereiding is, en die binnenkort
dus bij de Kamer zal komen, er wel meer financiële
mogelijkheden in zitten dan wij op dit moment ver
onderstellen. Dit waren dus nog enkele punten waar ik
naar aanleiding van hetgeen de Wethouder gezegd
heeft vanmiddag, op wilde ingaan. Wij komen dan ook,
dat blijkt uit hetgeen ik gezegd heb, wel tot een be
paalde conclusie en die conclusie is eigenlijk tweeledig
en wij hebben getracht dat ook in een motie neer te
leggen, die uitspreekt dat het vraagstuk van de riool
waterzuivering of de afvoer van het rioolwater drin
gend om een oplossing vraagt. De Raad spreekt dan
verder in deze motie als zijn mening uit, dat de voor
keur moet worden gegeven aan een persleiding naar
open zee. Ik dacht dat, als we vrijelijk de keuze had
den, dat zonder meer ook de mening hier in de Raad
is, dat dit een oplossing zou zijn, die de voorkeur ver
dient, ook omdat dit een oplossing voor lange tijd geeft,
voor tientallen jaren voorzover wij het nu kunnen over
zien. Maar dat, wanneer zulks echter niet de goed
keuring van de Minister van Verkeer en Waterstaat
kan verwerven, het plan van het stichten van een
rioolwaterzuivering met de meeste spoed tot uitvoe
ring dient te worden gebracht. Dan hebben we geen
keus daar dan alle bruggen afgebroken worden naar
die kant. Dan zullen we dus die zuiveringsinstallatie
toch moeten maken, hoewel dit niet de meest geschik
te oplossing is. Wij willen echter verder gaan en daar
om stelt de motie: de Raad verzoekt het College van
B. en W. om daartoe het plan van de zuiveringsinstal
latie te voltooien en aan de Raad aan te bieden en
tegelijkertijd de studie voor het ontwerpen van een
persleiding tot een spoedig einde te brengen. Bij dat
aanbieden van dit voorstel over die zuiveringsinstal
latie aan de Raad moet geloof ik, dat kan bijna ook
niet anders, ook gesproken worden over de financie
ring; daar zal dus ook een bepaald dekkingsschema
bij overgelegd moeten worden. Anders zal de Raad
ook niet een beslissing kunnen nemen, althans niet
een verantwoorde beslissing, dat staat hier niet in
deze motie zo genoemd, maar ik wil toch uitdrukkelijk
zeggen, dat het wel onze bedoeling is om dat er dan
bij te hebben. En de Raad verzoekt tenslotte verder
deze motie ter kennis te brengen van de Minister en
van Ged. Staten, in de hoop dat dit ook nog een klein
steentje kan bijdragen aan de bespoediging van een
beslissing van de Minister over dit vraagstuk. Deze
motie ,die mede-ondertekend is door de heren Boot
sma, K. J. de Jong, Van Balen Walter, Santema, Kam-
stra en Klijnstra zou ik hier graag aan U willen over
handigen, zodat die dus ook onderwerp van bespreking
kan uitmaken naar ik aanneem.
De Voorzitter: De heer Spiekhout heeft de motie
zojuist voorgelezen, ik geloof dat het niet nodig is dit
nogmaals te doen tenzij U er op gesteld is, dan zal
ik het met genoegen alsnog doen.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil graag weten
wat bedoeld wordt met open zee; wat daarmee bedoeld
wordt, de Waddenzee of voorbij de eilanden.
De heer Spiekhout: Het woord ,,open" kan wel ver
vallen.
De Voorzitter: Als alle ondertekenaars er mij de
toestemming voor geven, dan wil ik dat natuurlijk met
alle genoegen doen. Ik zal het nu toch maar even voor
lezen om elk misverstand zoveel mogelijk te vermij
den. ,,De Raad van de gemeente Leeuwarden; van oor
deel dat het vraagstuk van de rioolwaterzuivering,
casu quo afvoer van het rioolwater dringend om een
oplossing vraagt; spreekt als zijn mening uit, ten eer
ste: dat de voorkeur moet worden gegeven aan een
persleiding naar zee; ten tweede: dat wanneer zulks
echter niet de goedkeuring van Zijne Excellentie de
Minister van Verkeer en Waterstaat kan verwerven,
het plan voor het stichten van een rioolwaterzuivering
met de meeste spoed tot uitvoering dient te worden
gebracht; ten derde: verzoekt het College van B. en
W. om daartoe het plan voor de zuiveringsinstallatie te
voltooien en aan de Raad aan te bieden en tegelijker-