62
forstannich dogge en meitsje nou de oplossing fan dit
fraechstik los fan de oare problemen, dy't der om hin-
ne sitte. En dan soe ik graech in ütspraek hawwe wolle
yn de sin, sa as ik dat niis suggerearre, ek om dan nou
posityf fierder arbeidzje to kinnen. Dit is in saek dy't
al jierren en jierren hinget. En it is ek in yngewikkeld
probleem; it hat fansels ek al yn'e öfroune jierren al-
tyd wol min of to mear forban hakten mei alderhanne
problemen, mar ik leau, dat de situaesje nou dochs
düdlik genöch is troch de rounwegen en ek troch it
struktuerplan, sadat wy op dit momint wol ta in üt
spraek komme kinne; wy sille gjin lést hawwe en ek
gjin spyt fan in bislissing yn'e sin as ik niis neamd haw
en dy't ik ek bipleite yn'e seksje. In needfoarsjenning
troch middel fan in houten brêge liket my per se net
gaedlik ta. Dus dêr soene wy üs dan ek los fan meitsje
kinne en, ik leau, dat wy op it eagenblik wol sa folie
„gegevens" hawwe, dat wy wol in bislissing nimme kin
ne yn dizze geast en dy sil üs yn'e takomst mei fier
dere üntjowing en fierder oannimmen ek fan it struk
tuerplan net dwêrs sitte. Ik soe wol ris hearre wolle,
hoe't it Kolleezje hjiroer tinkt en eventueel sil ik der
oer prakkesearje yn twadde ynstansje in moasje oer
dit punt yn to tsjinjen om in sa konkreet mooglike üt
spraek hjiroer to krijen. Mar dat hinget dus foar my
óf fan it antwurd, dat fan it Kolleezje komt.
De heer Taylor Parkins: Ik wou nog even spreken
over de terreinen van de oude veemarkt waarover in
het sectierapport gesproken wordt en waarbij gevraagd
werd of het wel juist was, om voor de bode-terreinen
een tijdelijke oplossing te zoeken op de oude veemarkt.
En dan wil ik graag met de vorige spreker over dit
onderwerp, de heer Spiekhout, opmerken dat een tijde
lijke oplossing vaak zo verbazend lang kan duren.
Misschien is dat ook wel nodig want deze tijdelijke
verplaatsing van het bodeterrein zal van de onderne
mers, die zich verplaatsen kosten vragen. Want het
bodehuis moet opnieuw gebouwd worden alsook an
dere voorzieningen die op dit terrein gepleegd worden.
Dit zal zich dan juist afspelen, laat ons deze tijdelijke
oplossing op 10 of 15 jaar stellen, wat voor tijdelijk
nog zeer kort is, in een tijd dat wij hopelijk veel te
maken hebben met het structuurplan voor de binnen
stad, waarbij wij krijgen een mogelijk uitvallen van
bruggen, versperring van doorgangsstraten etc. etc.
De kwestie of een dergelijk bodeterrein in de binnen
stad of aan de buitenkant kan, is geloof ik, geen vraag
meer. De vervoersmogelijkheden, die de bodediensten
voorheen hadden waren ingesteld op de tijd van voor
heen. Toen was het werkelijk een zaak voor hen om
zo dicht mogelijk bij hun terrein van arbeid, wat het
winkelcentrum was, te moeten zijn. Nu is alles vrijwel
gemotoriseerd, daarbij was ook voorheen de kwestie
van een bodeterrein in het centrum voor de burgerij
aantrekkelijk want deze burgerij moest lopende of op
de fiets naar dit bodeterrein toe, maar welke zaak van
enige importantie gaat nu nog lopende of per fiets?
De loopjongen van 1925 moeten we toch minstens
een auto geven, dan is een functie van loopjongen nog
wel uit te voeren.
Al met al, zou ik het College dringend willen ver
zoeken, zie niet uit naar een tijdelijke oplossing, maar
zoek het werkelijk in een terrein, gelegen aan de rond
weg en met royale straten te bereiken uit het centrum;
ik geloof dat U de stad hiermede ook in verband met
het verkeer in de komende jaren een genoegen zal
doen. We maken een structuurplan om het verkeer
uit de binnenstad te halen. Wij zullen een bodeterrein
maken en het verkeer door deze stad heentrekken
Dat gaat niet samen.
De heer K. J. de Jong: Ik zou graag iets willen zeg
gen over datzelfde onderwerp, dat door de heren Spiek
hout en Taylor Parkins is aangesneden, n.l. met be
trekking tot het bodestation. Ik meen dat het zo is,
dat de Kamer van Koophandel, in verband met dit
vraagstuk een hearing heeft gehouden bij de desbe
treffende organisaties die hiermede te maken hebben;
dat waren als ik het wel heb de Middenstandsraad, de
Bodediensten zelf en al die organisaties die hier ove
rigens mee te maken hadden. De Kamer van Koop
handel stond meende ik, al sinds geruime tijd op het
standpunt, dat het bodestation naar de buitenkant van
de stad diende verplaatst te worden, maar ik meende
juist dat bij de hearing duidelijk is gebleken, dat geen
van de belanghebbende organisaties hier maar iets
voor voelde, dat men zich unaniem met klem verzet
heeft tegen het verplaatsen van het bodestation naar
de periferie van de stad, omdat men juist gevoelt, dat
een bodestation wel terdege een functie heeft die liefst
zo dicht mogelijk bij de mensen, die hiervan gebruik
maken, dient te zijn; dat is net zo goed als met een
autobusstation en met een station van de spoorwegen
ook met dit bodestation het geval. Wij zullen dus naar
mijn mening uitermate voorzichtig moeten wezen om
hier een beslissing te nemen, die dwars ingaat tegen
datgene, wat de meest belanghebbenden bij deze gang-
van zaken zeer gaarne zouden wensen. Dat is dit jaar
of het laatst van het vorig jaar gebeurd, het is nog
pas van vrij recente datum. En juist gezien die situatie,
zou ik zeggen laten we in vredesnaam hier niet een
beslissing nemen, die hier nu rauwelings even ter tafel
komt in de vorm van de gedachte van de heer Spiek
hout. Wanneer men zoiets zou willen, laat men dan
zelfs als Gemeente eerst nog eens duidelijk een hearing
trachten te krijgen, zowel van de Middenstand als van
de vervoerders als van welke organisaties die hier ook
mee te maken krijgen. Ik geloof dat men zich hier niet
moet blind staren op wat, naar men zegt, in andere
plaatsen ook wel het geval is, want wij verkeren hier
in een gelukkige omstandigheid en dat is meen ik ook
één van de motiveringen geweest bij de hearing van
de mensen, die hier niets voor gevoelden. Wij verkeren
hier in de gelukkige omstandigheid, dat we in het
centrum van de stad een voldoende gelegenheid hebben
om op gemakkelijke wijze de rondweg te bereiken.
Wanneer men kan zeggen dat men vanaf de planning
van de plaats, waar straks het bodestation zou komen,
via de Verlaatsbrug regelrecht met de rondweg in ver
binding kan komen, dan is dit zeer gunstig voor de
verkeerssituatie, die in tal van andere plaatsen vrij
knellend is ik denk aan Zwolle en dan hoeft men
bepaald niet te zeggen, dat het naar de periferie moet
omdat de vervoerssituatie in de binnenstad in de knel
zit. Dat is elders vaak gedwongen noodzaak; hier is
het geen gedwongen noodzaak omdat men hier de
gunstige situatie heeft, dat tengevolge van het vrijko
men van de oude veemarkt hier een uitstekend ge
schikte plaats is, om dit bodestation hier te hebben.
Ik zou haast zeggen, we moeten deze gelegenheid tot
en met benutten. Ik meen terdege dat het algemeen
belang van Leeuwarden hiermee gediend is. Men kan
wel zeggen: heeft iedereen nu niet een auto, wie kan
nu niet even naar de buitenkant van de stad fietsen?
Wat je dichtbij kan krijgen moet je niet veraf zoeken.
En bovendien is het zoeken naar een plaats aan de
rondweg die uitstekend geschikt is, ook nog niet een
eenvoudige zaak, gezien de plannen die wij op dat
stuk van zaken al hebben. Dan zou U misschien aan
de periferie willen zitten, maar ik zou wel eens willen
weten wat voor reacties er los komen wanneer wij
hier op stel en sprong een dergelijke beslissing zouden
uitlokken. Dan moet naar mijn mening, wanneer we in
deze richting toch een positief voorstel willen doen,
toch veel meer materiaal beschikbaar komen dan
alleen dit wat nu waarschijnlijk ter kennis van de
meeste raadsleden komt. De Kamer van Koophandel
heeft dan ook in afwijking van zijn oorspronkelijke
gedachte gezegd, gezien deze situatie er mee akkoord
te gaan om deze interim-oplossing te creëren. Maar de
organisaties, die gehoord werden hebben er belang bij
te zeggen dat dit niet een tijdelijke oplossing moet
wezen, maar liefst zo lang mogelijk. Dus ik geloof
dat we bij onze beoordeling van deze zaak dit toch
wel terdege in acht hebben te nemen.
Een tweede punt, dat ik meteen aan zou willen snij
den, betreft het zwembad de Grote Wielen. Dat is een
stichting waar wij zijdelings iets mee te maken heb
ben, maar er staat omtrent volgno. 218 in het sectie
rapport een opmerking, wat er eventueel zou gebeu
ren met het zwembad de Grote Wielen, wanneer de
plannen i.v.m. het recreatie-oord de Kleine Wielen in
een vergevorderd stadium komen. En er is gezegd,
dat het zwembad de Grote Wielen zou verdwijnen, zo
dra het zwembad de Kleine Wielen klaar komt.' Ge
steld nu dat het zwembad de Kleine Wielen volgend
jaar in gebruik kan worden genomen, ik meen dat ik
63
een dergelijke klank bij de Wethouder van Financiën al
eens heb beluisterd. In dat geval zou het naar mijn
mening nu juist de tijd wezen om te zeggen wat er
gaat gebeuren, wanneer b.v. in 1964, eventueel in 1965
het zwembad de Grote Wielen gaat verdwijnen; wat
komt er voor in de plaats op een zo gunstig gelegen
plek aan de verkeersweg, vlak bij een recreatieterrein?
Past dat zodanig in de hele ontwikkeling i.v.m. de
recreatie, dat men er nu al vast voorbereidende plannen
voor maakt? Naar mijn mening moeten wij er niet
mee komen op het moment dat het zwembad verdwe
nen is maar moeten we er nu plannen voor gereed
maken opdat we kunnen zeggen wanneer de situatie
eenmaal zover is, dat er een nieuw zwembad is
dat duurt hopelijk niet zo lang meer dat en dat
komt cr voor in de plaats. Dat zou ik nog wel even
willen beklemtonen.
De heer Heidinga: Ik voel mij geroepen nog een en
kele opmerking te maken over de Poppebrug. Wanneer
ik lees in de aanbiedingsbrief dat het College geen
plannen heeft laten voorbereiden voor de bouw van
een nieuwe Poppebrug en dat zodra er een principiële
beslissing genomen is door de Raad, de plannen hier
voor met spoed verder zullen worden uitgewerkt, op
dat op zo kort mogelijke termijn de huidige Poppe
brug kan worden geamovcerd, dan concludeer ik, dat
het College toch wel van mening is dat daar spoedig
mee moet worden begonnen. En dan lees ik in de mem.
v. a. dat de voorbereiding nog niet ver genoeg is ge
vorderd om thans reeds tot een zodanige uitspraak te
komen. Nu ben ik bang, dat wanneer straks het rond
wegenstelsel vanaf de Groningerstraatweg tot de P. J.
Troelstraweg door het zuiden gesloten is, wij dan
de Poppebrug en de Franklinstraat nog als obstakel
hebben en daarom zou ik toch, temeer omdat volgens
mijn mening de demping van het Vliet eigenlijk geen
deel uitmaakt van de sanering van de binnenstad, heel
graag willen, dat het College daar wel de nodige aan
dacht aan besteedt. Wanneer we straks de weg vanaf
de P. Stuyvesantweg klaar hebben en wanneer straks
in het najaar of in de zomer met de Tweede Kanaal-
brug wordt begonnen, moeten wij niet met een obsta
kel blijven zitten bij de Poppebrug. Ik geloof wel dat
daar op zo kort mogelijke termijn de nodige voorbe
reidingen moeten worden getroffen.
De heer C. de Vries: Er zijn op het ogenblik in Leeu
warden een tweetal recreatieplannen in voorbereiding
of voor een groot deel al klaar, n.l. de Froskepölle en
het Kleine Wielenplan. Dat zijn twee recreatieplannen
die van grote betekenis zijn voor de inwoners van onze
stad; ze zijn daarnaast ook wel van betekenis voor de
toeristen, maar voor de toeristen is van grotere beteke
nis, dat er ook voldoende kampeergelegenheid is. Nu
is er voorheen aan de Kleine Wielen een kampeerge
legenheid geweest. Daarover zijn in de secties ook vra
gen gesteld, waarop het College antwoordt, dat het
niet mogelijk is, om voorlopig een tijdelijk terrein in
gereedheid te brengen. Ik geloof, dat, juist nu het aan
tal kampeerders ieder jaar toeneemt, het toch wel bij
zonder te betreuren is, dat Leeuwarden een kampeer
terrein minder heeft dan in het verleden, en dat op het
ogenblik slechts overblijft het IJsbaanterrein en het
kleine terreintje bij de Grote Wielen. Het is naar mijn
mening onvoldoende, deze twee kampeerterreinen in en
om Leeuwarden. En ik hoop dat het voor het College
aanleiding mag zijn om nog eens, hoewel men zegt dat
de grond en de accommodatie onvoldoende zijn,
te zien in de omgeving van de stad of het niet
mogelijk is een terrein te vinden, dat geschikt is voor
kampeerterrein en daar een voorlopige accommodatie
op te plaatsen. Bij tentoonstellingen en manifestaties
wordt wel gewerkt met verplaatsbare toiletinrichtingen
en ik geloof dat het dus ook mogelijk moet zijn, om
een dergelijke accommodatie op dit terrein te plaat
sen. Terwijl ik dan voorts nog, met betrekking tot het
kampeerterrein in de toekomst, de vraag zou willen op
werpen of het niet mogelijk is in de toekomst een de
finitief kampeerterrein te vestigen aan de rondweg,
b.v. aan het noordelijke deel bij de Dokkumer Ee, op
dat daar misschien in de toekomst een modern-geoutil
leerd kampeerterrein kan komen. Aan die rondweg
zullen waarschijnlijk wel meer dingen moeten komen.
Ik wil ook van deze gelegenheid gebruik maken om
de woorden van mijn fractiegenoot, de heer Spiekhout,
te onderstrepen, dat ik ook graag akkoord ga met een
bodeterrein aan de rondweg; ik ga niet in op de be
zwaren, die van andere kanten hierover naar voren
zijn gebracht; ik neem aan dat mijn fractiegenoot daar
straks wel gelegenheid voor krijgt.
De heer Van der Schaaf (weth.): ïk moet beginnen
bij de heer Kingma, die de ahobs een ongewenste op
lossing heeft genoemd, en heeft gezegd dat dit in een
kinderrijke buurt groot gevaar oplevert. Hij meent ook
een tegenstrijdigheid te constateren, dat op den duur,
op iets langere termijn daar een tunneloplossing wordt
voorgesteld. Dat is natuurlijk niet in strijd met een
ahob op niveau. In de praktijk in verschillende andere
plaatsen, ik heb horen noemen Hilversum en Bussum,
bevallen ahobs toch wel goed. De politie is er daar
wel over tevreden en de inlichtingen waarover het
College beschikt zijn van dien aard, dat we het hier
toch wel eens willen proberen, want de voordelen van
een ahob boven een handbediende boom zijn toch wel
heel groot, n.l. de wachttijd wordt beduidend verkort.
Daarom kan ik de bezwaren van de heer Kingma niet
delen, en handhaving van de bestaande toestand niet
aanbevelen, maar geloof ik dat het voorstel van het
College in dezen moet worden gevolgd.
De heer De Vries heeft gevraagd of hij nu meer in
lichtingen kan krijgen over de perspectieven voor de
verbetering van de Lekkumerweg, meer dan toen deze
stukken werden opgesteld. Tot mijn spijt moet ik zeg
gen, dat daar nu nog niet meer van te zeggen is. De
wenselijkheid wordt ingezien en uit persoonlijke ge
sprekken blijkt, dit weet de heer De Vries ook wel, dat
ik daar zeer sterk voor voel, alleen ik kan er nu niet
meer van zeggen dan in de stukken staat.
De hear Santema hat ik hawn oer it oanplantsjen
fan beammen en de trajekten, dy't hy dêrfoar nearnde,
wiene stikken fan de rykswei, sadat ik ta myn spyt
sizze moat, dat wy dêr gjin kompetinsje hawwe. De
romantyske wurden, dy't hy der oan tafoege hat:
„smuk skaedzjend beamtegrien", binne wol wier, mar
wy hawwe ek plakken yn de Gemeente, dêr't sa'n oan-
plant west hat en dêr't biswieren tsjin wiene fan eig-
ners of brükers fan de oanswettende lannen. Ik wol
mar sizze: Alle dingen hawwe twa kanten. Dit lyk-
wols is in rykssaek; dêr gean ik dus net fierder op yn.
De heer Heidinga heeft gesproken over de Poppe
brug en de oplossing die daar noodzakelijk is. Ik kan
hem verzekeren, dat het College dat net zo goed in
ziet als hij, maar het is nu eenmaal niet mogelijk om
al die dingen tegelijk te realiseren. Wij blijven daar
dus met kracht naar streven, maar alles kan niet te
gelijk, zo min als ook de verschillende trajecten van
de rondweg niet tegelijk in uitvoering kunnen komen.
Wanneer de toestand daar ontstaat, dat we de wegen
wel kunnen gebruiken en dat de Poppebrug nog een
bottleneck is, dan nog blijf ik zeggen, dat de toestand
beter was dan voordien, en dat zal de heer Heidinga
met mij eens zijn, maar dan kan het nog beter en daar
moet naar gestreefd worden.
De opmerking van de heer De Vries over kampeer
terreinen verdient alle overweging en bij de vaststel
ling van het structuurplan voor de hele gemeente zul
len wij onze aandacht daarop richten. Of de mogelijk
heid van het plaatseri van tijdelijke accommodatie wel
zo gunstig is, als hier wordt voorgesteld, daar zet ik
nog even een vraagteken bij, maar ik blijf zeggen, dat
het alleszins overweging waard is.
Ik kom nu tot het bodencentrum. Daar hebben een
aantal sprekers zich over uitgelaten en ik zal daar dus
nog even op ingaan, ook al vordert het uur.
Er is een neiging om te zeggen dit hoort niet in de
binnenstad en er is ook een standpunt, dat de heer De
Jong heeft vertolkt, dat zegt laat dit toch alstublieft
in de binnenstad worden georganiseerd. In de commis
sie, die bezig is het plan voor te bereiden wordt uit
gegaan van de gedachte, dat dit centrum zal worden
gevestigd op het terrein van de oude veemarkt. Dat
heeft de instemming van het College gehad; na deze
uitspraak is de commissie daarmee voortgegaan. En
nu geloof ik dat de Kamer van Koophandel in zijn
laatste schrijven toch wel in de roos heeft geschoten,
want het complex van het bodencentrum is vandaag