68 ting, sa as Jo, mynhear de Foarsitter, en ik alris in kear efkes bipraten hawwe, n.l. fan it V.V.V. of it Bou- füns fan de Nije toer, of is der oan in oare oplossing tocht? Yn elk gefal liket it my hiel bilangryk ta, dat dizze saek dochs noch de gelegenheit krijt om yn bi- hanneling to kommen. It bliuwt in ünbifredigjende ta- stan, dat in hiel kariljon hjir altyd mar yn in kelder leit en nea ris yn tsjinst steld wurdt fan de mienskip. Ik hoopje, yn forban hjirmei, noch graech ris in ünder- hald mei Jo, mynhear de Foarsitter, to hawwen oer in eventuéle suggesty, dy't my op dit stik fan saken oan de han dien waerd en dy't neffens my miskien ek wol reden hat om forwêzentlike to wurden. Ik kin op dit moment dêr eilaes noch gjin neijere meidieling oer dwaen, mar dat it yn'e seksjes dochs al neamd is, fol- docht my tige en it antwurd fan B. en W. fortsjinnet dan ek alle mooglike bilangstelling en wurdearring. De heer SpiekhoutOmtrent het punt waar in de sectie over gesproken is, n.l. of de subsidie over een aantal jaren ook in eenkeer betaald kan worden, i.v.m. de aanschaf van nogal dure muziekinstrumenten, zegt het College, dat is niet mogelijk. Maar ik zou willen vragen: Wil het College nog eens overwegen of men dan ook eventueel een lening kan verstrekken Ik weet van andere gemeenten, met name „Het Bildt", die het wel doen en op niet al te zware voorwaarden een lening verstrekken om toch op een gegeven mo ment, als die aanschaf van muziekinstrumenten plotse ling opkomt, en men dan dus een groter bedrag nodig heeft, dit mogelijk maken. Men kan dat geleidelijk aan wel weer inlopen, dus ik wil graag dat men nog eens overwoog, of dit via de weg van lening niet op te lossen is. De heer K. J. de Jong: Bij dit hoofdstuk past, als ik het goed begrepen heb het subsidie voor het IKOS, en in verband daarmee zou ik graag namens de meerder heid van onze fractie, dus niet namens de hele fractie, willen verklaren, dat wij daar niet voor zijn, niet om dat wij het belang op zich zelf niet hoog aanslaan, maar juist omdat we menen, dat wij hier moeten onder scheiden tussen de functie van de overheid in deze en het doel waarvoor het gaat. De overheid moet niet sub sidiëren omdat zij de basis, de grondslag van een cor poratie of instantie zo mooi en zo goed vindt, maar op grond van de overweging, dat de zich voor de subsidie aanmeldende instelling actief is in het publieke belang", naar het oordeel van de overheid. Als de overheid ziet, dat een corporatie actief is en die activiteit een zaak van publiek belang is en die corporatie kan die activi teit niet betalen, dan is er een reden voor subsidie. Het publiek belang is een criterium, het is een typische politieke maatstaf, dan hanteren we publiekrechtelijke beginselen o.a. de verdelende gerechtigheid. Wanneer daarom verenigingen of instellingen alleen maar ten doel hebben een verbreiding van een bepaald geloof, dus b.v. de kerk, dan moet de overheid daar buiten blij ven en niet subsidiëren. Als de kerk echter actief is in het maatschappelijk leven en zich richt op zakelijke doeleinden, die vanuit het publiek belang steun ver dienen, als jeugdwerk, maatschappelijk werk etc., dan wel subsidie. Ik geloof dat we juist wanneer we dit criterium hanteren, bezwaar moeten hebben tegen een post als voorgesteld is met betrekking tot het IKOS. Dat is het standpunt van de meerderheid van onze fractie en daarom kan die dus niet met dit subsidie akkoord gaan. De heer Engels: Ook ik ben namens mijn fractie verzocht om een verklaring af te leggen over het IKOS. Wij zijn van mening, dat een dergelijk subsidie vol komen verantwoord is. Wij zijn er ons n.l. van bewust dat de openbare school ook het karakter heeft van een keuzeschool en dat aan christenen, die deze school bewust gekozen hebben, niet de mogelijkheid mag wor den onthouden om zelf het godsdienstonderwijs te doen verzorgen. Die verzorging wordt ook uit de school sfeer gehouden: hier wordt geen subsidie gegeven als aan de scholen, hier wordt subsidie gegeven aan die stichting, die de godsdienstige verzorging buiten het interne verband van die scholen voor zijn rekening wil nemen. Wanneer zo'n groot aantal ouders een ver zoek om subsidie aan onze Raad richt, dan achten wij dat godsdienstonderwijs wel degelijk en hier ligt dus het verschilpunt een zaak van algemeen be lang en dan menen wij dat het een kwestie van recht doen is aan een door ons overigens niet onderschreven opvatting, dat wij een dergelijk subsidie als gemeente bestuur wèl toekennen, en dat we als fractie een dergelijke subsidie-aanvrage mede ondersteunen. Dat over het IKOS. Een zaak die ik veel minder plezierig vind om van avond te bespreken, is de kwestie van de biblio theek, dat is volgnummer 598 (overige bibliotheken). Ik mag toch aannemen dat de opvatting gemeengoed is in ons land en ook in deze gemeente, dat het biblio theekwezen een zaak is van groot algemeen belang. Gevolg is dan ook een subsidieregeling van rijkswege, van provinciewege en van gemeentewege. Men zou dus mogen veronderstellen dat alle initiatieven die op dit punt genomen worden en waarvan men kan aantonen dat ze: a. in de behoefte voorzien en b. op een ver antwoorde wijze en op een doelmatige wijze in de be hoefte voorzien, worden gesteund. Bekijken we dan de feitelijke situatie in deze stad dan zijn er twee initiatie ven. Er is een algemene openbare uitleenbibliotheek, en er is ook een R.K. openbare uitleenbibliotheek. Beide ontvangen voor een afdeling voor volwassenen, subsidie van rijk, provincie en van deze gemeente. Wij moeten dus aannemen, dat ook volgens het gemeente bestuur beide in de behoefte voorzien en dat beide aan de te stellen eisen voldoen. Bekijken we echter de wijze van subsidiëring, dan wordt de R.K. uitleenbiblio theek gesubsidieerd met het minimum subsidie dat van rijkswege wordt voorgeschreven. Daarentegen wordt de algemene uitleenbibliotheek gesubsidieerd volgens het systeem van de dekking van de tekorten; dat be tekent in feite, dat de gemeente meer dan tweemaal datgene geeft, wat ze zou moeten geven volgens de zelfde minimum regeling die wordt toegepast bij de Katholieke Openbare Uitleenbibliotheek. In cijfers uit gedrukt betekent dat: f60.000,in 1961 tot f80.000, in 1963, inplaats van plm. f30.000,En dan rond ik maar af. Dat verschil is op zich al een eigenaardige zaak; het betekent overigens van de kant van de Ge meente uit gezien, dat men wel op zeer goedkope wijze in de behoefte voorziet, die in R.K.-kring gevoeld wordt, want zou die voorziening door de algemene openbare uitleenbibliotheek moeten worden overgenomen, dan zou het gemeentesubsidie aanmerkelijk hoger worden, dan dat het op het ogenblik voor deze groep is. Bekijken we nu de kwestie van de jeugdbibliotheek, dan blijken beide bibliotheken een jeugdafdeling te hebben. In 1961 werd daarvoor ten behoeve van de jeugd door de alge mene uitleenbibliotheek een aantal van 65.000 boeken uitgeleend. De R.K. uitleenbibliotheek verstrekte 16.900 boeken, dat is ruim een kwart van wat er door de al gemene uitleenbibliotheek wordt uitgeleend. Men moet dus geloof ik constateren dat de R.K. uitleenbibliotheek in een behoefte voorziet. We moeten ook concluderen, dat ze aan de eisen voldoet. We zien immers het feit dat er subsidie wordt gegeven van rijkswege en van provinciewege. Men dient dus een aanvrage in bij de gemeente; dat zal, pak weg, gaan om een subsidie van f 800,a f 1000,Het College adviseert niet sub sidiëren. Feit is anderzijds, dat de jeugdafdeling van de algemene uitleenbibliotheek een subsidie krijgt, dat niet gebaseerd is op het gemeentelijke minimum, maar dat evenzeer het dubbele bedraagt, waar ik straks over sprak. Ik moet U zeggen, ik begrijp het niet. Zelfs als men het standpunt van deze bevolkingsgroep niet deelt, dan kan men toch stellen, dat zaken die kennelijk in een behoefte voorzien en aan de te stellen eisen vol doen, niet achtergesteld mogen worden in dze gemeente. Ik heb me afgevraagd of het een politieke overtuiging kan zijn, ik heb nog geen kennis kunnen nemen van het rapport van de Wiardi Beckmanstichting, alleen maar een samenvatting gezien in een dagblad en ik heb daarin gelezen, dat ook de Wiardi Beckmanstich ting in haar onlangs verschenen rapport gesteld heeft, dat waar mogelijk de oprichting van de algemene open bare bibliotheken, waarin de rechten van de verschil lende geestesstromingen zijn gegarandeerd, moet wor den bevorderd, maar dat een aan dezelfde eisen vol doende bijzondere openbare bibliotheek evenzeer voor ene subsidiëring in aanmerking dient te komen. Ik kan me ook niet voorstellen, dat het een politiek stand 69 punt is. Ik vind het onbillijk voor een bevolkingsgroep, wanneer zij een prestatie levert en daarmee kennelijk in een behoefte voorziet een behoeftenvoorziening die een algemeen erkend belang dient dat zij dan geen subsidie zal ontvangen. Ik vind het ook econo misch gezien niet juist, want zou die 25% van uit geleende boeken moeten worden overgenomen door de openbare uitleenbibliotheek, dan moeten we ons reali seren, dat het subsidie van de Gemeente aan deze O.U.B. daarmee weer aanmerkelijk zou moeten stijgen; door niet dit geringe subsidie te geven aan de R.K. openbare uitleenbibliotheek en door de situatie te creëren, dat men in deze behoefte zal moeten voorzien zoals het College stelt door de algemene uitleenbibliotheek, brengt men de Gemeente in de situatie, dat men veel méér gemeentegeld beschikbaar moet stellen. Ik acht dit advies èn uit een oogpunt van het rechtvaardig be stuursbeleid niet juist, èn ik acht het uit het oogpunt van financieel beleid niet juist. Ik wil U daarom dringend vragen om dit advies in te trekken, de zaak opnieuw in studie te nemen en bij de Raad met een positief voor stel te komen. De heer Ten Brug: In tegenstelling tot het grootste deel van de anti-revolutionaire fractie wil ik verkla ren, dat wij met instemming het voorstel tot subsi diëring van het IKOS begroeten. Ik wil hier vanavond op dit late uur niet meer een discussie ontketenen over de taak van de overheid. Ook op levensbeschouwelijk terrein en wat de geestelijke vorming betreft zie ik de taak van de overheid positief en niet negatief; van geen evenementen op zondag of tentoonstellingen op zondag dicht. Ook om deze redenen, omdat wij menen dat de overheid in dezen een positieve taak heeft, stem men wij van harte met dit voorstel in. Mede namens de heer Boomgaardt wil ik verklaren, dat ook wij onze stem voor het subsidie voor het IKOS hebben bepaald. En toch spreken verschillende motiveringen, zoals de heer De Jong die hier heeft uitgesproken, ons heus wel aan, maar wij kunnen ons niet ontworstelen aan de opdracht, die de Here Jezus gegeven heeft toen hij van de aarde weg voer: ga dan heen, onderwijst al de vol ken, dezelve dopende in de Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes. En wij geloven dat iedere mogelijkheid daartoe moet worden aangegrepen en zo'n mogelijkheid zien wij hier, dat het Evangelie voortgang kan vinden over de aarde. En dan wat betreft het subsidie aan de R.K. Open bare Uitleenbibliotheek. In grote lijnen stemmen wij in met wat de heer Engels hier gezegd heeft; wij achten dat, het is misschien wat sterk gezegd, maar een on recht wanneer deze twee bibliotheken zo ongelijk zou den worden behandeld. Dus wij gaan volkomen akkoord met onze achterbuurlieden. De heer Heetla: Ik kan kort zijn, ik geloof dat het standpunt van onze fractie voldoende bekend is ten opzichte van het IKOS. Wij zijn er natuurlijk geweldig voor dat dit gebeurt. En wij kunnen ook de gedachten- gang van de heer Engels volkomen ondersteunen. De heer C. de Vries: De heer Engels heeft even ge sproken over de bibliotheken en heeft daarbij genoemd het rapport van de Dr. Wiardi-Beckman-Stichting, waarvan hij nog geen kennis heeft kunnen nemen. Ik heb dat rapport hier toevallig bij me liggen. Ik meen, dat op het citaat dat de heer Engels heeft genoemd uit een uittreksel ook een vervolg is en ik dacht dat het onjuist was alleen dat citaat naar voren te bren gen. Het vervolg daarvan houdt in, dat in de rijkssub sidieregeling echter uitdrukkelijk rekening dient te worden gehouden met het principiële onderscheid tus sen de beide bibliotheektypen. Ik meen om de volledig heid van het rapport dat het toch wel noodzakelijk is dit even aan te vullen. Dat wil overigens niet zeggen dat ik ten aanzien van datgene wat de heer Engels heeft gezegd op dit moment al een standpunt heb in genomen, maar dat ik op dat punt toch graag wel het antwoord van de wethouder hierop zou willen afwach ten om te beluisteren wat het College hiervan denkt en dan misschien nog even hier nader op terug te komen. De heer Tiekstra (weth.)Bij de algemene be schouwingen zijn er enkele punten met betrekking tot hoofdstuk VIII (Onderwijs, Kunsten en Wetenschap pen) ook aan de orde geweest. Als de raadsleden prijs stellen ondanks het late uur op beantwoording daar van, wil ik dat wel graag doen. Zegt men: laat het maar achterwege, dan wil ik me daar ook graag aan refereren. Ik hoop dat ik het straks nog even mag horen. Nu de opmerkingen gemaakt bij deze pagina. De heer Kingma stelt dat de entreeprijzen voor de con certen van het Frysk Orkest in geen geval verhoogd zou den mogen worden. Die uitspraak is mij te categorisch. Ik geloof dat men dat nooit mag zeggen in die zin. Ik geloof bovendien dat dit niet een onderwerp voor deze vergadering is. Het subsidiëringssysteem van de over heid ten aanzien van het Frysk Orkest is volkomen klaar en duidelijk en behoeft op dit moment dus ook niet een verdere toelichting. De entreeprijzen zijn een zaak voor het bestuur van dit orkest. Ik ben nog altijd van mening, dat een pleidooi, dat strekt in de richting van: verkoop de cultuur ook maar op een koopje aan degene die daar deel aan wil nemen, een standpunt is dat bepaald niet juist is. Men moet degene, die aan de kuituur wil deelnemen er aan doen gewennen, dat hij zelf daarvoor ook een offer heeft te brengen. (De heer Van der Veen: Ook de bibliotheken?) Daar kom ik dan straks wel op mijnheer Van der Veen; dat is U trouwens ook wel bekend. De heer Spiekhout heeft gevraagd naar de mogelijk heid om i.v.m. de zware eisen die de aanschaffing van muziekinstrumenten stelt aan muziekkorpsen, van ge meentewege daarin hulp en bijstand te verlenen. Nu is het zo, dat in het subsidiëringssysteem juist met deze elementen rekening wordt gehouden. En tot op heden is het nog steeds zo geweest, wanneer bepaalde muziekkorpsen daarmee in verlegenheid kwamen, dat men dat dus langs de weg van een lening van derden te ontvangen heeft kunnen oplossen, met dien verstan de dat de daaruit voortvloeiende lasten zullen worden geïncorporeerd in de subsidies die men ontving. Tot op heden hebben wij deze behoefte in die mate niet ontmoet. En wat we daarvan ontmoet hebben is langs een weg van redelijk overleg opgelost. Ik geloof dus niet dat er op het ogenblik, gegeven het feit dat de post ook aanmerkelijk verhoogd is geworden, moei lijkheden bestaan. Ze zullen misschien bestaan, maar niet direct op de weg van de Gemeente behoeven te liggen. Overigens geloof ik, dat uit het feit, dat de post verhoogd is geworden, ook duidelijk blijkt, dat het College dus ook wel overtuigd is van de noodzaak om ook deze organisaties, deze amateursorganisaties, te gemoet te komen. Dan heeft de heer K. J. de Jong een beschouwing gehouden over de subsidiëring van het godsdienston derwijs op de openbare lagere scholen, zoals het ver zorgd wordt door het IKOS. Hij heeft het standpunt van de meerderheid van zijn fractie medegedeeld; daar over zijn ook van andere zijden beschouwingen gehou den. Ik denk daarbij aan de heren Engels, Heetla en Heidinga. Ik geloof niet dat we er verder dieper op in moeten gaan en wil alleen dit opmerken, dat de L.O.-wet zeer duidelijk het geven van het gods dienstonderwijs op de openbare lagere shcool regelt. In de wet zelf is ook al geregeld de medewerking, die de overheid daaraan verleent. Dat wil dus zeggen, dat in de opvoeding die het kind op school ontvangt ook het godsdienstonderwijs een element vormt. In dat kader gesteld geloof ik ook dat het dus alleen maar een kwestie is van meer of minder; misschien moti veer ik wat te sterk, maar ik wil er nog aan toevoegen, dat dus het IKOS is het interkerkelijk overleg inzake schoolzaken en aan de scholen dus niet godsdienst onderwijs wordt gegeven vanuit een bepaalde kerk al leen maar een groep kerken, die dus gezamenlijk dit onderwijs op de openbare lagere school verzorgen en ik geloof dat het de juiste situatie is die bijzonder pret tig aanspreekt. Ik meen dus, dat men het onjuist stelt, wanneer men op de grondslagen, zoals de heer K. J. de Jong die aanduidt, dit subsidie zou gaan afwijzen. Dan van mijn kant enkele opmerkingen over hetgeen de heer Engels heeft gesteld met betrekking tot sub sidiëring van het uitleenwerk van de leeszalen en in het bijzonder dus von de jeugdleeszaal. De subsidiëring van het leeszaalwerk en van de uitleenbibliotheken is natuurlijk in Leeuwarden al zeer oud. Ik geloof dat

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 35