74
kalmer lopen van de industrialisatie, dat hier het wo
ningtekort nog een heel grote rol speelt. Als men
ruim in de woningen zit en daardoor ook ruim mensen
kan aantrekken, dan geloof ik dat bij de industriali
satie en dan praat ik nog niet over bouwvergunningen,
die zijn ook belangrijk, de woningen nog altijd wel een
heel grote rol spelen.
Dan heeft de heer Bootsma nog gewezen op het gas
voor Goutum. Inderdaad is het zo, dat dit bij de beant
woording even tussen de wal en het schip terecht is
gekomen. Ik was het eerlijk vergeten en ik ben blij
dat ik er nu nog even iets van kan zeggen. Het is n.l.
zo, dat Wirdum voor het gas heel erg gunstig ligt. U
weet dat de aardgasleiding- daar evenwijdig met de
spoorlijn ligt. Dus voor Wirdum zelf heel erg gunstig.
Nu hebben we het zo gesteld: laten we Wirdum eerst
uitvoeren, dan weten we ook precies wie mee gaan
doen, want dat is in Wirdum werkelijk nog een klein
tikkeltje vaag. Bij informatie viel het tegen. Er is in
Wirdum nogal eens een gezin, dat elektrisch kookt.
Verder zijn er nogal wat mensen die butagas hebben;
deze hebben zo door de tijd heen omgeschakeld op
butagas en zien er natuurlijk wel even tegenaan om nu
opnieuw weer uitgaven te doen. Maar als eenmaal de
gasleiding er ligt, dan hebben we hoop, met een aantal
toezeggingen die er al zijn, dat het wel gaat groeien.
Nu zegt de heer Bootsma: kun je dan die leiding eigen
lijk niet tussen Wirdum en Goutum aansluiten, maar dan
komt men onmiddellijk verder van de dorpen af. Er zijn
eigenlijk twee mogelijkheden, n.l. dat je van de spoor
lijn weer door het land over de straatweg naar Goutum
gaat, en er is ook een mogelijkheid om van Leeu
warden daar een leiding naar toe te leggen, maar dan
moet je met een zinker door het kanaal heen en dat
is een vrij dure zaak. Het is zo, dat het bedrijf stelt:
laten we eerst afwachten wat in Wirdum, dat heel erg
gunstig ligt en daardoor ook weinig kosten oplevert,
uit de bus komt en laten we dan eens trachten voor
Goutum het probleem op te lossen.
De Voorzitter: Er is nog een aantal vragen, die
door mij beantwoord dienen te worden. Er is in de
eerste plaats nog een vraag die al vóór vanavond is
gesteld en die nog niet een antwoord gekregen heeft,
n.l. een vraag van de heer K. J. de Jong over de aan
sluiting in de gemeente Leeuwarden van de nieuwe
weg, die naar Drachten is geprojecteerd. Nu is deze
projectie, voor zover we weten, nog maar een voor
lopige, in elk geval kunnen er ten aanzien van het
tracé binnen de gemeente Leeuwarden op dit moment
nog geen nadere mededelingen worden gedaan, omdat
er bij ons weten ook nog geen nadere ontwikkelingen
in dezen zijn.
Dan heeft de heer Heetla een aantal vragen gesteld:
Hoe het zit met de ontwikkeling van de in Leeuwar
den al bestaande bedrijven? Hij heeft gezegd: Elders
doet zich het beeld voor, dat nieuwe bedrijven met alle
mogelijke zorgen worden omringd en dat bestaande
bedrijven maar moeten zorgen, dat ze zich zelf helpen.
Nu heeft het College niet de indruk, dat er een slechte
verhouding zou bestaan tussen de bestaande bedrijven
in onze gemeente en het Gemeentebestuur. Wij hebben
tenminste geen klachten uit de kring van de directies
van die bedrijven gehoord, dat er op de één of andere
wijze een beroep op het Gemeentebestuur zou zijn ge
daan, waaraan door het Gemeentebestuur geen gehoor
zou zijn gegeven, hoewel dat wel had gekund. Het is
in het algemeen toch ook zo, dat die bedrijven er nu
eenkeer zijn. En het zijn tenslotte vrije bedrijven, die
gewend zijn hun eigen zaken te behartigen en dus ook
niet in de eerste plaats afhankelijk zijn van bepaalde
zorgen van de kant van het Gemeentebestuur. Maar
ik mag herhalen: wij hebben niet de indruk, dat er
klachten zijn ten aanzien van een mogelijk in gebreke
zijn van het Gemeentebestuur in die gevallen waarin
het Gemeentebestuur toch wel medewerking kan ver
lenen aan de bedrijfsuitoefening, speciaal aan de uit
breiding van bedrijven. Als er een beroep op het Ge
meentebestuur wordt gedaan ten aanzien van grond-
overdracht, dan wordt dat steeds met een welwillend
oog bekeken en zelfs tot voor kort zijn door het Ge
meentebestuur aan de Raad ook wel voorstellen ge
daan ten aanzien van grondoverdracht. Wanneer er
bouwplannen zijn, dan pleg'en de bouwplannen ook met
de nodige voortvarendheid door de getrokken gemeen
telijke diensten te worden bekeken. Men pleegt ons
niet regelmatig op de hoogte te stellen van de ontwik
keling van zijn bedrijven en van zijn plannen, maar
wij weten wel ten aanzien van de grootste bedrijven en
ook zelfs ten aanzien van een aantal minder grote be
drijven in deze stad dat men uitbreidingsplannen heeft
of dat men daar zelfs mee bezig is en voor zover dat
het geval is en voor zover de Gemeente ermee te ma
ken heeft, ik mag herhalen, dan menen wij in dat op
zicht wel te doen wat er gedaan moet worden, en ik
geloof dat ook in de loop van dit jaar en zelfs binnen
afzienbare tijd aan de Raad wel zal blijken, dat dat
ook in de toekomst, dus na deze vergadering, nog wel
het geval zal zijn. Of hier nu een taak voor een ge
meentelijke functionaris is om als gemeentelijke func
tionaris hulp te verstrekken en bijstand te verlenen in
bepaalde moeilijkheden, zo ligt de situatie niet. Ik mag
wel zeggen gelukkig niet, dit zijn vrije bedrijven in de
gemeente; ze doen het, voor zover het ons bekend is,
goed en stellen er prijs op baas in eigen huis te zijn en
hun eigen zaak te behartigen. Het spreekt vanzelf, dit
ook naar aanleiding van een opmerking van de heer
Heetla, dat de pogingen om ook verder nieuwe bedrijven
zich in de gemeente te doen vestigen, worden voort
gezet. En dan kom ik ook op een vraag van de heer
Ytsma, welke mogelijkheden er in dat opzicht nog
zijn. Er zijn inderdaad op dit ogenblik bepaalde con
tacten omtrent de afloop waarvan wij toch werkelijk
nog wel optimistisch zijn. Met andere woorden, wij
hebben de hoop, dat er uit die contacten wel resul
taten zullen verschijnen, maar op dit ogenblik kan ik
er niet meer van zeggen. Nu heb ik tegen het eind van
de middag tot mijn spijt gezien, dat de vraag op pa
gina 7 van het verslag van rapporteurs niet helemaal
goed beantwoord is door de informatie, die vertrouwe
lijk in het bekende kistje is neergelegd. Er is n.l. ge
vraagd om aan de Raad vertrouwelijke inlichtingen te
verstrekken over de onderhandelingen, die in de af
gelopen periode met bedrijven zijn gevoerd. En over
de perspectieven die die onderhandelingen hebben ge
opend en dat nu aangevuld met de opmerking van de
heer Ytsma, ben ik tot de ontdekking gekomen, dat
de informatie wel betreft contacten, die nog gaande
zijn, maar niet vermeldt contacten die tot een afloop
zijn gekomen. Ik heb dit tot mijn spijt te laat ontdekt.
Ik heb ook na die ontdekking geen gelegenheid meer
gehad om een lijstje te doen samenstellen van de con
tacten, die tot een eind zijn gekomen, en ik moet in
dat opzicht dus tot mijn spijt op dit ogenblik het ant
woord schuldig blijven. Of ik de heer Ytsma wel een
heel erg concreet antwoord zou willen hebben gegeven,
dat moet intussen betwijfeld worden, want gewoonlijk
is het beeld zo, dat men vraagt inlichtingen, wij ver
strekken inlichtingen, er hebben gesprekken plaats,
maar een bedrijf, dat uitziet naar een vestigingsplaats
doet dat ook in andere plaatsen dan Leeuwarden en
maakt op een ogenblik een keus, een keus die vooral
ook afhankelijk kan zijn b.v. van de afstand tot de
hoofdvestiging, vragen van vervoersmogelijkheden, vra
gen van grondsoort i.v.m. fundering e.d., en het gaat
gewoonlijk zo: als wij bericht krijgen, dat men er toch
van afziet om naar Leeuwarden te komen, dan is het
voor ons niet altijd even duidelijk wat nu precies de
reden ervan geweest is, waarom men niet in Leeuwar
den komt en wel in een andere plaats, maar ik zal
desniettemin, omdat dat nu een keer is gevraagd en
de informatie onvolledig is geweest, trachten dit te
doen aanvullen. Dan kan bij een volgende gelegenheid
die vertrouwelijke informatie aan de raadsleden ter
inzage worden gegeven. Ik hoop dat de heer Ytsma
met deze toezegging tevreden is. Wat de behoefte aan
een ambachtflat betreft is het College het geheel met
de heer Ytsma eens, dat die behoefte bestaat en het
zou prettig zijn als aan die behoefte zou kunnen wor
den voldaan. Maar ook de heer Ytsma weet wel, hij
heeft het zopas ook doen blijken, dat vroegere po
gingen niet tot uitvoering zijn gekomen en hij weet
ook dat dat afgestuit is op de hoge kosten van het
bouwen van zo iets, die huren meebrachten die voor
de betrokken bedrijfjes niet aanvaardbaar waren. En
in dat beeld is tot dusver geen verandering gekomen.
De heer Ytsma heeft ook de vraag gesteld, of de ge
meente geen taak heeft ten aanzien van het vervoer
75
van het personeel van bedrijven n.l. ten aanzien van
de zogenaamde pendelaars. In dat opzicht zou ik mij
toch willen refereren aan het antwoord dat daarop al
in de memorie van antwoord is gegeven. (De heer
Ytsma: Ik heb gedoeld op het lokale vervoer.) Ja,
het lokale vervoer, dat wordt tenslotte ook niet dooi
de gemeente verzorgd. Dat wordt door de N.T.M. ver
zorgd. Wanneer dus bedrijven in dat opzicht bepaalde
wensen hebben, dan zou men zich tot de N.T.M. kun
nen wenden of tot een andere autobus-onderneming,
die dat speciale vervoer zou kunnen verzorgen. Ten
slotte heeft de heer Ytsma gesproken over de toe
stand van de halte Achter de Hoven. Ook dit is een
zaak, die niet tot de gemeentelijke zorg behoort; dat is
een zaak van de spoorwegen en ik geloof dat het in
derdaad goed zal zijn, dat de Spoorwegen voorzover ze
dit nog niet al hebben gedaan, deze zaak nader ter
hand zullen nemen. Maar ook dit is op de eerste plaats
ook niet een zaak van het Gemeentebestuur maar van
de betrokken belanghebbende. Ik meen hiermee van
mijn kant de overgebleven vragen en opmerkingen wel
te hebben beantwoord.
De heer Heetla: Ik ben erg erkentelijk voor Uw
breedvoerige uiteenzetting over deze organisatie, ook
van de beide wethouders. Ik vraag me alleen af: Moet
een dergelijke belangrijke portefeuille niet in één hand,
want ik krijg de indruk, dat hier van het College zich
drie mannen mee bemoeien. En ik vind het wel een dus
danige portefeuille, die toch wel de nodige aandacht
moet hebben. Nu kunt U zeggen, dat heeft die zeer
zeker, want met zijn drieën werken wij er aan. Of dit
nu juist is, dat is voor mij de vraag nog. Dat neemt
niet weg, ik heb wel vertrouwen in het beleid van U,
maar ten opzichte van de industrialisatie kon deze
zaak wel eens zo belangrijk worden om dit hier toch
deze avond nog even in Uw midden te brengen, omdat
het natuurlijk een zaak is, die ons allemaal raakt. Ik
heb niet gezegd, tenminste ik kreeg even de indruk
dat U dacht, dat ik meende, dat men in Leeuwarden
over het algemeen niet veel contact had met oude
bedrijven; ik heb gezegd in Friesland. Ik heb gezegd
in het algemeen in Friesland is de situatie zo, dat
veelal er wel goede relaties zijn met de bestaande in
dustrieën, daar loopt men veelal vlug achter aan. U
weet hoe dat gaat: soms veel te gek met nog niet
gevestigde en met nieuwe industrieën en van de oude
industrieën weet men meestal weinig af en doet men
weinig voor. Ik heb niet gezegd, dat dat in Leeuwar
den het geval was, ik heb U misschien even geprik
keld, maar ik ben blij dat het dus hier goed ligt. En
verder is me gisteravond al verweten, dat ik hier de
kat de bel aangebonden heb met de industrialisatie,
dat we vanavond hier nog een keer weer zitten; ik zal
me dus maar bekorten. Volgende week zingen we: geef
mij maar Amsterdam, maar ik hoop, dat ze dan nog
eens een keer in Amsterdam zingen: geef mij maar
Pols. (Gelach)
De heer Ytsma: Ik kan uiteraard met Uw toezeg
ging, dat wij de nadere informaties, die wij dus ook
gevraagd hadden in de sectie, zullen ontvangen, wel ge
noegen nemen. Ik acht die informaties wel heel erg
belangrijk en ik acht het daarom zo belangrijk, niet
alleen om vestigingen die er inmiddels gekomen zijn,
maar om de redenen waarom een bepaald bedrijf zich
in Leeuwarden niet zou hebben gevestigd. U zegt: Dat
is af en toe wel eens heel moeilijk uit te maken, maar
ik geloof toch ook dat er gevallen zijn, waarvan
men concreet kan zeggen: Daarom heeft dat bedrijf
zich niet in Leeuwarden gevestigd, en dat dit mis
schien zou kunnen betekenen, dat wij daarom hier in
Leeuwarden bepaalde maatregelen zouden kunnen en
moeten nemen of zouden kunnen laten vervallen. Ik
wacht dus wel met grote belangstelling af, wat er
verder in het bekende kistje zal verschijnen. Ik her
haal nog eens, dat ik een ambachtflat in welke vorm
dan ook, hier in Leeuwarden ontzettend belangrijk acht.
Als het niet in een heel dure vorm aantrekkelijk is dan
zou het misschien eens een keer geprobeerd kunnen
worden in een iets minder dure. Ik herhaal
dat ik hier in Leeuwarden merk, dat er ernstig be
hoefte is aan een dergelijk ambachtflat en ik her
haal ook dat het op den duur met onze sanering van
de binnenstad nog noodzakelijker zal worden. Ik zou
U toch wel willen aanbevelen dit toch wel in de gaten
te houden. Uw antwoord over het lokale vervoer en
de halte Achter de Hoven vind ik eigenlijk het minst
bevredigend. Als U aan mij zegt, dat hoort aan de
N.T.M. of aan een andere busmaatschappij en die
halte Achter de Hoven behoort bij de Spoorwegen, dan
geloof ik dat we met het constateren er niet af zijn. Ik
geloof dan ook dat wij als Gemeentebestuur toch wel
een bepaalde taak hebben om bij die instanties po
gingen te doen of misschien er op aan te dringen, dat
er iets tot stand komt. Ik geloof niet dat het efficiënt
is om deze dingen af te wachten en ik herhaal dat als
wij het hier dus aantrekkelijk willen maken voor de
werkgevers om zich in Leeuwarden te vestigen, dan
zullen we alle mogelijke moeite doen ook de werkne
mers het hier aantrekkelijk te maken. Ik kan dus met
Uw antwoord omtrent onze of anderer competentie
werkelijk geen genoegen nemen. Ik geloof dat wij meer
initiatieven in die richting zouden moeten nemen.
De heer Bootsma: Ik ben de Wethouder van de Be
drijven erkentelijk voor de uiteenzettende toelichting,
die hij gegeven heeft ten aanzien van de plannen van
de aardgasvoorzieningen van de beide dorpen Wirdum
en Goutum. Maar er rijst nog wel een vraag, die ik
graag nog even beantwoord zou willen hebben, n.l.
deze: Is het zonder meer mogelijk dat toestellen, die
thans gebruikt worden voor butagas, ook geschikt zijn
voor aardgas en zo niet, is er dan ook sprake van toe
passing van een ombouwregeling of een vergoeding
voor inlevering van oude en aanschaf van nieuwe
apparatuur? Dat zou allicht de bereidheid van de men
sen die nu over butagas beschikken ook mee kunnen
bevorderen.
De heer K. J. de Jong: Ik heb nog een drietal op
merkingen. In de eerste plaats zou ik me willen aan
sluiten bij de opmerkingen van de heer Ytsma wat dat
ambachtflat betreft. Dit doet mij een klein beetje den
ken aan de situatie die wij hadden een jaar of tien
geleden, toen we geleidelijk aan ook aan industrialisa
tie begonnen te denken. Toen is er ook meer dan eens
gezegd, dat er iets moest gebeuren op dit terrein en
toen was ook nog wel eens de opmerking van de kant
van de collegetafel: Er is tot nog toe nog nooit een
vraag geweest die we niet hebben kunnen beantwoor
den. Ik meen dat er eens een excursie geweest is naar
Groningen, waar men uiteindelijk het advies gaf deze
flats maar in voorraad te bouwen, want, zo zei men,
als je ze hebt, dan raak je ze kwijt. Ik ben het met
de heer Ytsma eens, dat er behoefte is aan de gelegen
heid om uitgroeiende bedrijfjes, toeleveringsbedrijfjes,
een plaats te geven. Het is mij meer dan eens geble
ken ook, wanneer men vragen van bepaalde bedrijfjes
krijgt in deze orde van grootte, dat men zegt: Waar
moeten we nu onze werkplaats gaan inrichten? In de
binnenstad is geen ruimte en voor een plaats op het
industrieterrein zijn we weer te klein. En daar is een
zekere behoefte en die behoefte zal groter worden, al
naar gelang wij meer industrie gaan aantrekken, en
er zodoende ook meer toeleveringsbedrijven nodig zijn.
Ik dacht, dat het van belang zou zijn, ons eens breder
op dit ter rein te doen oriënteren, ook in plaatsen waar
men misschien ervaringen heeft met deze bedrijven. Is
het nodig om een kleinere eenheid, een kleinere bouw-
eenheid hiervoor op te zetten, ik weet het niet, maar
misschien is een nadere oriëntatie op dit gebied toch
nog wel eens van belang. Want ik geloof, dat wij in
dit opzicht voor tekorten komen te staan en ik zou
toch graag willen, dat wij niet alleen de grote bedrijven
kunnen helpen, maar ook, mee als gevolg daarvan, die
kleinere bedrijven die, mee i.v.m. die industrie, ook no
den hebben. En wat betreft de situatie bij de spoorweg
halte Achter de Hoven sluit ik mij ook van harte bij
de heer Ytsma aan. Ik geloof wel dat dit een zaak is
waar wij als gemeente ook belang bij hebben. Wan
neer we dit zouden krijgen, dat wij een bundeling van
klachten die op die gebied aanwezig zijn, zouden kun
nen tot stand brengen, zie ik zeker dat wij daardoor
gezamenlijk konden laten zien tegenover de Spoorwe
gen: Wij staan hier achter. Wij menen dit ook uit
een overweging van algemeen belang van onze stad
dat we wel eens iets meer zouden kunnen doen. Het