76 is hier een kwestie van service bieden en ook het al gemeen belang van de stad goed in het oog houden. En dan geloof ik dat in dit opzicht een zuiver nega tieve houding toch niet op zijn plaats is. Een derde opmerking betreft het antwoord dat ik van U gekregen heb, met betrekking tot de verbindingsweg met Drach ten. Ik meen te weten, dat in het rapport met betrek king tot de problemen van het noorden des lands ge steld is, dat die verbindingsweg ongeveer zal uitmon den ter hoogte van Wirdum, Goutum, daar tussen in, op de nieuwe rijksweg. Tenminste als de tekening me nog goed voor ogen staat. En dan maak ik me toch sterk, dat wij uit een oogpunt van wat voor Leeuwar den het belangrijkste is misschien toch tot de con clusie zouden kunnen komen dat die verbindingsweg misschien beter in het oosten van de stad uit zou kun nen monden, wat we ook met onze binnenstad doen, n.l. zoveel mogelijk toegangswegen vanuit alle stre ken naar de binnenstad toe. Datzelfde schema moeten wij toch eigenlijk zoveel mogelijk naar mijn mening realiseren ook met betrekking tot de invalswegen naai de stad toe. En in dat opzicht zou ik wel van het College willen vernemen of het dit met mij eens is, dan wel of het in dezen passief wil zijn en wil afwach ten wat de provinciale organen op dit gebied doen. Ik geloof dat wij, als het enigszins mogelijk is, dit spel mee moeten spelen en zeggen er op te staan dat die weg, als het mogelijk is, daar komt. En wanneer we dan in de toekomst de rondweg klaar hebben met de mogelijkheid om, vanaf de rondweg, invalswegen te krijgen naar de binnenstad toe, ik denk b.v. aan een eventuele demping van het Vliet, dan zou dit een prach tige gelegenheid wezen om vanaf de rondweg de bin nenstad te bereiken. Dan zouden wij vanaf het oosten van de stad misschien meer profijt van de verbindings weg met Drachten kunnen hebben dan bij de andere oplossing waarbij een nog zwaardere belasting van de Schrans, Verlengde Schrans enz., met alles wat daar aan vast zit, het gevolg is. Ik geloof dat dit toch wel punten zijn die wij, misschien juist in dit stadium, naar voren kunnen brengen. Wanneer het allemaal buiten ons omgaat, en wij hebben hier geen inbreng ook bij de voorbereiding, dan is mij dat eigenlijk een beetje te mager. Ik weet niet of het zo is, en of er op dit gebied al iets gebeurt, dit onttrekt zich aan mijn waar nemingen, maar voor zover dit het geval mocht wezen, dan zou ik met klem willen vragen: Is het niet moge lijk dat in deze richting door Leeuwarden meer inge bracht wordt en staat het College ook op dit stand punt? De heer Klijnstra: Het kan zijn dat ik het niet goed heb verstaan, maai- ik heb niet goed kunnen ontdekken de praktische bezwaren die de Wethouder wilde aan tonen tegen het vervoer tegen gereduceerd tarief van de ouden van dagen, uiteraard de onvermogende ouden van dagen en andere invaliden, minder validen, mag ik het zo uitdrukken. Hij heeft wel gezegd dat wij hier geen tram hebben maar bussen en dat achter een tram een aanhangwagen kan worden gekoppeld. Dat verdui delijkt mij deze zaak niet. Het is in Amsterdam wel zo, dat herinner ik me nu wel, dat in de spitsuren deze kaarten niet geldig zijn, maar wel de gehele weekends voor deze mensen, maar ik weet niet of we hier in de spitsuren wel zo'n extra drukte in de bussen hebben. Dat heb ik nooit gezien, ik reis niet met de bus, dus ik weet het niet. De Wethouder heeft gezegd: Ja onze tarieven zijn helemaal niet hoog ten opzichte van Am sterdam misschien en andere steden. Als dit tarief straks een kwartje per rit zal worden en wij weten wel ongeveer wat deze ouden van dagen ontvangen, dan vind ik dat te veel. Ik gun ze toch wel dat beetje levensvreugde, dat ze met een bus kunnen reizen tegen wat minder geld. Nu zal dat de Gemeente wel wat geld kosten of Sociale Zaken of wie dat regelt, dat weet ik niet, maar is dat nu zo erg ten opzichte van deze groep De hear Santema: Hoewol ik oarspronklik net oan it wurd woe oer dizze saek, wol ik dochs de opmerking meitsje, dat ik my fan herten oanslüt by de wurden fan de hear Ytsma, dy't my folslein üt it hert grypt binne n.o.f. it antwurd fan de Foarsitter, dat bi- paelde dingen allinnich mar foar de N.T.M. of de Ned. Spoarwegen op komme. Ik bin it mei de hear Ytsma fan herten iens, as hy seit, dat wy ek foar de wurkers yn üs yndustryen safolle mooglik fasilitciten skeppe moatte, sadat se hjir in goede üntfangst en, hwan- near't se wer nei hüs ta geane, in goed ütgeleide krije. Hwa't de sitewaesje Achter de Hoven ken, dy wit, dat men dêr winterdei mei de ynfallende eastewijn bleat stiet oan minne waersomstannichheden en dat hoecht dochs net. Ik soe it fanselssprekkend fine, dat der by de Ned. Spoarwegen troch it Gemeentebistjür op oan- stien wie hjir bettere foarsjenningen to treffen. Itselde soe dan jilde kinne foar de N.T.M., mar ik wiis nou yn it bisünder op dit gefal. Oer it algemien dus safolle mooglik goodwill toane, dat moatte wy ik haw it yn myn algemiene skögin- gen al nei foaren brocht altyd foar cagen halde. Twad liket my dat ambachtflat dochs ek wol fan bitsjutting. Ik bin dêr ek fan herten foar. Mar ik woe dan dit der noch by freegje en dêr kinne B. en W. my faeks wol op antwurdzje: Kinne wy dizze soarte fan lytse yndustry, tafier-yndustry, net tige goed ünder- bringe by de Stifting foar de yndustryflats, hwer't wy hjir yn üs sittingen geregeld mei to dwaen hawwe en hwer't wy trochstrings rinte en öflossing fan ga- randearje (De hear Van der Schaaf (weth.)De yndustryhallen, miene Jo?) Ja, de yndustryhallen. Kinne wy dit stiftingsbistjür fan de kant fan it Ge meentebistjür net ris forsykje, dat sy yn dizzen ek noch ris hwat foar de kategory fan wurkers fan lytse yndustryen dogge? Hwant by eintsjebislüt soe it har ren dochs yn 'e kaert wier je. N.o.f. de wurden fan de hear Ytsma woe ik dit efkes nei foaren bringe. De heer Tickstra (weth.): De heer Klijnstra heeft mij mogelijk niet verstaan en mogelijk heb ik hem niet goed verstaan. Hij heeft n.l. gesproken over reductie- kaarten voor bejaarden. In tweede instantie spreekt hij over minder draagkrachtige bejaarden en invaliden, waarmee de zaak dus wel ruimer wordt dan hetgeen hij in de eerste instantie heeft gezegd. Nu is het pro bleem geloof ik dit, als je uitsluitend bejaarden, en dit is uitsluitend op vertoon van een bewijs dat je boven de 65 jaar bent, een reductiekaart uitreikt, dan is de controle op die reductiekaart niet zo eenvoudig. Want dat is juist het verschijnsel waar de N.T.M. bij een proef tegenaan gelopen is, n.l. dat dus categorieën die daar niet voor in aanmerking kwamen uitgerekend van deze kaarten gebruik maakten, d.w.z. dat dus de door een rechthebbende verkregen kaart bij een ander in gebruik werd gegeven. (De heer Klijnstra: Controle is mogelijk.) Ja, dat kan men in een tram, waar men een conducteur heeft en een bestuurder, vrij eenvou dig effectueren, maar in een bus is dat niet zo een voudig. Bovendien krijgt men de kosten van het legiti matiebewijs erbij en daar komt dan bij de vraag of inderdaad dus de reductiekaart in Amsterdam hoger zou liggen dan het tarief dat wij hier hanteren. Een vraag die ik direct nog niet met nee zou willen beant woorden. Als ik mij niet vergis is het tarief in Amster dam voor een enkele reis zowat het tweevoud van wat hier per 1 juli wordt ingevoerd. En als het dus op de helft gaat, dan is de zaak vrij eenvoudig, dacht ik zo, maar ik moet nog eens zeggen, dat de controle op het gebruik van deze kaarten verbazend moeilijk is, ten zij men de bejaarden voor elke kaart opnieuw op kos ten jaagt door een legitimatiekaart te vragen. En dat is dus bij twee-mansbediening wel uit te voeren, maar bij een één-mansbediening is dat niet uit te voeren. Misschien mag ik aan de heer IJtsma een enkele informatie verstrekken over het plaatselijke vervoer, maar dat is dan ook het enige wat dus onzerzijds is gedaan. Toen bleek dat bij bepaalde bedrijven behoefte bestond aan vervroeging- van een stadsautobusdienst in verband met plaatselijk vervoer van werknemers, is met het oog daarop door de N.T.M. de eerste lijn ver vroegd. Dat is het enige wat wij kunnen doen, maar het andere daar kunnen we wel overleg over plegen met de vervoerders, maar dat is een hoofdstuk op zich zelf, waar de Gemeente niet direct bij betrokken is, hoewel in dat overleg over het plaatselijke vervoer met be trekking tot de stadsdienst dit vraagstuk ook met het betreffende vervoersbedrijf en ook met de betref fende bedrijven is besproken, en van mijn kant ook nog 77 is besproken met de Kamer van Koophandel, om op deze wijze te trachten toch nog zo goed mogelijk de belangen van de bedrijven bij de vervoersbedrijven te bepleiten. Maar verder komen wij dan geloof ik bepaald niet, omdat het nu eenmaal zo is, dat uiteraard deze vervoersbedrijven hun eigen dienstregelingen hebben en niet natuurlijk op het scala van begin- en sluitingstij den van de bedrijven volledig kunnen aansluiten. Ove rigens is mij van de zijde van de vervoersbedrijven gezegd, dat over het algemeen de afstanden, die dan nog zouden moeten worden afgelegd of de wachttijden, die zouden moeten worden doorgemaakt, niet zo ver bazend groot zijn. Ik wil dus met nadruk stellen, dat het Gemeentebestuur met betrekking tot dit vraagstuk niet, bepaald nietpassief is gebleven. Het is alleen zo, dat dit nu verder een zaak is van de vervoersbedrijven en de betreffende bedrijven. De heer Pols (weth.): Heel kort: de heer Bootsma vraagt of het mogelijk is om een buta-installatie om te bouwen op aardgas. Het zal wel mogelijk zijn dacht ik; door het wisselen van onderdelen komt men hier wel uit. Welke kosten daaraan verbonden zijn kan ik van hieruit niet bekijken. Ik wil dit graag eens met het bedrijf opnemen, alhoewel we hier enige voorzich tigheid moeten betrachten, omdat we dit bij de om bouw in Leeuwarden niet gedaan hebben. We hadden hier nog al wat verwarmingselementen op butagas en daar hebben we niets aan gedaan. Dat ligt natuurlijk voor Wirdum anders omdat daar helemaal nog niets is, maar ik wil heel graag dit eens met de directeur be praten. De Voorzitter: De heer Heetla heeft gevraagd of de aangelegenheid van de industriebevordering niet gezien kan worden als een portefeuille, die in één hand behoort te zijn. Moeten daar nu, behalve de onderge tekende, ook nog zoveel wethouders aan te pas komen; daar komt eigenlijk zijn opmerking op neer. (De heer Van der Veen: Een vijfde wethouder.) Ja, als U zich even realiseert wat bij die zaken te pas komt, dat is een zaak van financiën, een zaak van gronduitgifte, een zaak van energievoorziening, een zaak van woning toewijzing, er moeten contracten worden opgemaakt, er moeten besprekingen worden gevoerd, dan zou men kunnen zeggen: belast daar één lid van het College mee, maar dan doorkruist hij alle andere portefeuilles, misschien alleen niet die van Sociale Zaken, maar die zal dan de enige zijn. De andere portefeuilles worden volstrekt doorkruist, het zou bijzonder onpraktisch zijn, om het anders te doen dan op het ogenblik gebeurt. Ik geloof met deze opmerking wel te mogen volstaan. Dan de kwestie van de z.g. ambachtflat. De heer Santema heeft de vraag gesteld: Is dat niet een on derwerp voor de stichting Leeuwarder Industriege bouwen? Het antwoord op die vraag moet stellig be vestigend luiden. Maar, en dat is nu ook al enige jaren geleden, het antwoord is ook al door de stichting zelf gegeven. De stichting heeft die zaak bekeken en het resultaat is geweest, dat ik U in eerste instantie heb gezegd. En de heer IJtsma als toenmalig lid van het bestuur van die stichting is daar ook wel mee bekend. En ik herinner me ook niet, dat de heer IJtsma in dat opzicht van een andere mening destijds heeft blijk ge geven. De heer Ytsma: Ik heb in de Stichting Industrie hallen telkens aangedrongen op een dergelijk industrie flat. Ik heb het resultaat als bestuurslid nimmer ge zien. De Voorzitter: Nee, U heeft geen resultaat gezien, omdat het resultaat financieel niet haalbaar was. De heer Ytsma: Nee, ik bedoel, het is bij mijn voor stel gebleven, ik heb er verder niets van gehoord, om dat ik waarschijnlijk inmiddels uit die stichting ge treden ben. De Voorzitter: In ieder geval dan ook, het resultaat was financieel niet haalbaar; er kwamen huren uit die door de betrokken bedrijven niet waren te betalen. En nu vraagt U: Zou het dan bij een mindere uitvoe ring wel mogelijk zijn geweest? Het ontwerp was zo eenvoudig mogelijk, daar viel ook verder niet op te bezuinigen, zodat bepaald in dat opzicht alles gedaan is wat er gedaan kon worden. Nu vraagt de heer K. J. de Jong: Maar waarom dan geen industrieflats in voor raad gebouwd? Dat is niet toegestaan mijnheer De Jong; er wordt door Economische Zaken en Volkshuis vesting niet meegewerkt aan de bouw van industrie hallen als er niet een gegadigde aanwezig is, die be reid is om er in te trekken. Is die er niet, ik herhaal, de bouw in voorraad wordt door Den Haag in dat op zicht niet toegestaan. Ook daar is dus geen oplossing in te vinden. Wat de verbindingsweg naar Drachten aangaat, het spreekt vanzelf, dat wegaanleg binnen de grenzen van onze gemeente niet buiten ons om ge beurt niet dat alleen, maar dat we in dat opzicht van onze kant vanzelfsprekend ook een bepaalde mening hebben. En dat, wanneer dus van provinciale kant ons naar die mening wordt gevraagd, wij die mening dan ook geven. En dat wij dus bepaald ook niet afwachten, dat ons het één of andere project wordt opgelegd, aan genomen dat dit mogelijk zou zijn, met onze tegenwer king. In dat opzicht zijn wij dus, ik mag het herhalen, bepaald niet passief en hebben wij ons eigen standpunt. Ik heb alleen in eerste instantie gezegd en dat was dan ook de vraag: Is er in dat opzicht iets nieuws? En daarbij moet ik blijven: sinds de zaak de vorige keer ter sprake is geweest zijn er geen nieuwe ontwikke lingen tot dusver geweest. Wat het vervoer betreft, de heer Tiekstra heeft wel doen blijken dat er een mis verstand is; ik heb van mijn kant alleen gezegd, de taak van het vervoer rust op de eigenlijke bedrijven, die dat hebben te verzorgen, de vervoersbedrijven. De heer Tiekstra heeft al duidelijk gezegd, dat wat de Ge meente in dat opzicht had te doen, ook door het Ge meentebestuur is gebeurd. Dat laatste geldt ook ten aanzien van ons contact met de Spoorwegen. Wij heb ben ook bepaald wel onze mening ten aanzien van zekere wenselijkheden ter kennis van de directie van de Spoorwegen gebracht. De heer K. J. de Jong: Ik zou nog even de bekende verklaring af willen leggen dat wij tegen de post op volgno. 133 (kermis e.d.) zijn met betrekking tot de kermisviering en speciaal omdat dit op zondag plaats vindt. De heer Bosgraaf: Naar aanleiding van volgnummer 20 (verteringen bij vergaderingen) waarbij in de me morie van antwoord een vraag staat over de consump ties van het personeel, zou ik graag een opmerking willen maken. Ik heb me afgevraagd, of het nog wel in deze tijd past, dat door een werkgever de consumptie aan zijn werknemer in rekening wordt gebracht? Ik meen, dat dit over het algemeen bij het bedrijfsleven niet meer gebruikelijk is. De heer Vellenga (weth.): Ik geloof niet, dat de heer Bosgraaf deze zo stellige uitspraak waar zal kunnen ma ken. Er is mogelijk wel een aantal bedrijven, particuliere of overheidsbedrijven, die dit zonder meer verstrek ken, maar ik dacht wel rustig te kunnen constateren, dat de meeste bedrijven in de particuliere en overheids sfeer dat nog niet doen, mogelijk ook niet de volle prijs berekenen en het op een bepaalde manier wat billijk gaan doen. Zij zullen in het algemeen toch wel van de werknemers een bepaalde tegenprestatie vragen voor het kopje koffie en het kopje thee dat door hen wordt genuttigd. Wat dat betreft heb ik de neiging om via de Voorzitter tot de heer Bosgraaf te zeggen, dat op dit punt de gemeente Leeuwarden echt wel doet, wat doorgaans overal gebeurt en dat zal speciaal de heer Bosgraaf en die behoren tot zijn groepering, wel aanspreken. (Gelach) Hierna wordt de begroting z.h.st. aangenomen, met aantekening, dat de fractie dei- P.S.P. geacht wil wor den tegen de volgnos. 116 en 118 (Bescherming Bevol king) en de A.R. fractie geacht wil worden tegen volg no. 133 (voor wat betreft de Kermis) te hebben gestemd. Aan de orde is vervolgens de eerste wijziging van de Gemeentebegroting 1963 (bijlage no. 122).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 39