2
dit een nalatigheid is, maar als U er prijs op stelt de
oppervlakte te weten, dan kan ik U die aan de hand van
de stukken wel meedelen. Het perceel Blekerstraat 128
is groot 41 centiare en het perceel Achter de Hoven 189
100 centiare. De Secretaris deelt mij mee, dat deze
gegevens ter visie gelegen hebben.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 9, 10 en 10a (bijlagen nos. 191, 180 en 194).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 173).
De heer Ten Brug: Alvorens een paar opmerkingen
te maken t.o.v. de plannen die nu aan de orde zijn, wil
ik beginnen met namens onze fractie Uw College har
telijk te danken voor de wijze, waarop U de behande
ling van deze zaak voor ons hebt voorbereid. Wij heb
ben een uitvoerige toelichting gekregen en een goede
documentatie en ik wil in dit verband ook denken aan
de instructieve bijeenkomst van de Commissie Openbare
Werken en de Commissie Financiën. Wat de plannen
zelf betreft, in de vergaderingen van deze Raad op 18
september 1957 en 13 april 1960, toen aan de orde was
een voorstel tot beschikbaar stellen van een voorbe
reidingskrediet respectievelijk voor het verpleeghuis en
voor het nieuw te bouwen Stadsziekenhuis, is van de
zijde van onze fractie duidelijk gezegd, hoe wij t.o.v.
deze plannen staan. Wij hebben toen dat voorstel van
Uw College met instemming begroet. Op dit stand
punt staan wij nog. Wij geloven, dat met de bouw van
dit nieuwe verpleeghuis op het terrein van de medische
voorzieningen in Leeuwarden een belangrijke stap
vooruit wordt gedaan. Leeuwarden is bezig een achter
stand, die het vergeleken bij enkele andere Friese ge
meenten op dit punt bezat, in te halen. De vrees heeft
mij wel eens bekropen, toen ik zo door de jaren heen
kennis kreeg van alle plannen die er waren in Fries
land tot het bouwen van verpleegtehuizen, dat de markt,
wanneer Leeuwarden aan de beurt zou zijn, volkomen
verzadigd zou zijn. En dat zou dan wel een bijzonder
moeilijke situatie wezen, want, wanneer ergens een
verpleeghuis noodzakelijk is in Friesland, dan zeker in
het grootste bevolkingscentrum, in de gemeente Leeu
warden. Met dit verpleeghuis wordt een belangrijke
stap gedaan op het terrein van de verzorging van de
chronisch zieken en ook van de bejaarden. We ken
nen hier in Leeuwarden een vrij groot aantal bejaarden
tehuizen. We hopen, dat een aantal daarvan op korte
termijn zal kunnen worden vervangen door moderne
tehuizen, maar bij al deze tehuizen ontbreekt een mo
gelijkheid tot verpleging en ik geloof, dat dit verpleeg
huis in het geheel van de bejaardenzorg een belangrijke
schakel kan zijn. In medische kringen denkt men ver
schillend over de aanvaardbaarheid van een combinatie
van-, althans een zeker samenspel tussen verpleeghuis
en ziekenhuis. Men kan zich afvragen, of het niet beter
is om deze geheel gescheiden te hoiiden, dus op een
behoorlijke afstand van elkaar te situeren. Gezien ech
ter de belangrijke voordelen op economisch en ook op
technisch gebied, slaat de schaal voor mij wel door aan
de kant van de combinatie. Hieraan zijn toch wel dui
delijke voordelen verbonden.
Het is mij opgevallen het is aan de orde geweest
in de bespreking van de Commissies van Openbare
Werken en van Financiën dat het ook de bedoeling
is, dat in dit verpleeghuis licht geestelijk gestoorden:
geestelijk gestoorde bejaarden zullen worden op
genomen. Dat is een punt, waarop ik van Uw College
toch wel enige verduidelijking zou willen hebben. Wat
zal de verhouding zijn van dit verpleeghuis met de in
richting Nieuw Toutenburg, een inrichting waar ook
de gemeente Leeuwarden aan deelneemt. Zoals Uw
College uit de mededeling in de laatstgehouden stich-
tingsraad van Nieuw Toutenburg kan weten, is daar
een uitbreiding in overweging. Het verschijnsel doet
zich voor, dat in een aantal verpleegtehuizen in Fries
land thans meer geestelijk gestoorde bejaarden worden
verpleegd dan aanvankelijk het geval was. Nu kan het
zijn, dat dit het gevolg is van de grote wachtlijst bij
Nieuw Toutenburg; het kan ook een nieuwe ontwik
keling zijn en dan geloof ik, dat het toch wel goed is,
dat men zich goed bewust is van wat men op dit punt
doet.
T.o.v. de technische plannen heb ik geen opmerkin
gen en t.o.v. de financiering en de voorgelegde exploi
tatiebegroting evenmin. Ik heb de indruk, wanneer ik
deze cijfers zo bekijk, dat dit zeer reële cijfers zijn en
dat wij hier gezien ook de verpleegprijzen van an
dere nieuwgebouwde verpleeghuizen niet geconfron
teerd worden met een verpleegprijs, zoals men zich die
misschien graag zou denken, maar met een verpleeg
prijs, die na de bouw ook nog haalbaar zal zijn. Met
het nieuwe Stadsziekenhuis zal een eind komen aan
een situatie die reeds jarenlang, ook door deze Raad
en ook door Uw College op zijn zwakst gezegd
onvoldoende wordt geacht. Het was in 1953, dat in het
rapport van de Provinciale Ziekenhuiscommissie al ge
zegd werd, dat nieuwbouw of een radicale verbetering
van dit gemeentelijk ziekenhuis dringend noodzakelijk
was. Ik geloof, dat er alle reden is, om, wat betreft de
ziekenhuisvoorzieningen in Leeuwarden, de bestaande
situatie van naast twee grotere particuliere ziekenhui
zen een kleiner gemeentelijk ziekenhuis, te bestendi
gen. Maar dan een gemeentelijk ziekenhuis, dat aan
redelijk te stellen eisen voldoet, dat een verzorging zal
kunnen geven, ook wat de bouwtechnische mogelijkhe
den betreft, die minstens gelijk is aan die van de an
dere ziekenhuizen. Dit gemeentelijke ziekenhuis zal
zo liggen de kaarten in Leeuwarden een klein zie
kenhuis zijn, maar een ziekenhuis, dat op bepaalde pun
ten waarschijnlijk ook wel een specifiek karakter zal
krijgen. Het is, meen ik, de bedoeling, dat daar een
aantal reuma-bedden komen; en dat er bedden komen
voor psychiatrische patiënten. Uit de stukken heb ik
begrepen, dat de psychiatrische afdeling 44 bedden zal
tellen in plaats van 35.
Wat de psychiatrische bedden betreft, het is U be
kend, dat daarmee in een bestaande behoefte in het
rayon Leeuwarden zal worden voorzien. Uitgezonderd
het ziekenhuis in Heerenveen, hebben de .algemene zie
kenhuizen in deze provincie niet de mogelijkheid om
psychiatrische patiënten, waarvan het niet noodzake
lijk is, dat zij worden opgenomen in de psychiatrische
inrichting of die eerst voor-geobserveerd moeten wor
den, op te vangen. Die mogelijkheid zullen wij met de
bouw van dit nieuwe Stadsziekenhuis wel krijgen. Ik
had gehoopt, dat, wat die psychiatrische bedden be
treft, het Stadsziekenhuis in het geheel van de zieken
huisvoorziening in Leeuwarden .een centrale plaats zou
innemen; dat er wel voorzieningen zouden komen in
de andere ziekenhuizen, maar dan op zo bescheiden
schaal, dat dit kleine ziekenhuis op dit gebied een spe
ciale functie zou krijgen. Ik vrees echter, dat dit niet
het geval zal zijn, want er is mij mededeling- gedaan
van plannen, die er zouden bestaan bij het bestuur van
het Sint Bonifatius Hospitaal in Leeuwarden voor een
psychiatrische afdeling met een dertigtal bedden. Mis
schien zijn er ook plannen in dat opzicht wellicht
weet U daar meer van bij het bestuur van het Dia-
konessenhuis. Deze gang van zaken betreur ik; ik had
gehoopt, dat er in dezen een samenspel zou kunnen zijn
tussen deze drie ziekenhuizen. Ik geloof, dat we dan
een juiste en een zeer aanvaardbare verhouding zouden
krijgen tussen de drie ziekenhuizen hier in de stad.
Technische aanmerkingen zou ik ook t.o.v. het plan
voor een nieuw ziekenhuis niet willen maken. Ik heb
de indruk, dat dit een goed plan is, dat dit bijzonder
modern is opgezet en dat eigenlijk aan alle dingen, ook
wat de gehele wijze van werken in een ziekenhuis be
treft, aandacht is geschonken en dat het goed door
dacht is. Ik geloof, dat wij hier te maken krijgen met
een alleszins aanvaardbaar plan. Bij een ziekenhuis
en dat geldt evengoed voor een verpleeghuis maken
de totale exploitatiekosten, gedeeld door het aantal ver-
pleegdagen, de verpleegprijs uit. Wat het verpleeghuis
betreft, komen wij dan op een prijs die wel ligt in de
orde van grootte van andere verpleegtehuizen. Wat het
ziekenhuis betreft, krijg ik de indruk, dat de begrote
prijs van de derde klas verpleging die f 30,bedraagt,
iets hoger zal liggen dan de derde klas verpleegprijs
in de andere ziekenhuizen. Ik zou daaraan de vraag
3
willen verbinden: Heeft Uw College er enige weet van,
of deze prijs haalbaar is bij het Ministerie van Econo
mische Zaken, zodat wij ook inderdaad dat is op
het ogenblik niet het geval met ons bestaande zieken
huis die verpleegprijs in rekening zullen kunnen
brengen, die voor een sluitende exploitatie nodig zal
zijn.
Dit zijn zo in het kort een paar opmerkingen. Wij
hebben bij de behandeling van de voorbereidingskredie
ten reeds gezegd, dat wij de totstandkoming van deze
twee medische voorzieningen op korte termijn zeer
dringend noodzakelijk achten. Ik wil dat ook nu in
deze vergadering nog beklemtonen. Ik zou het eigenlijk
t.o.v. deze plannen zo kunnen zeggen: Gaarne akkoord
en doet U alle mogelijke moeite om deze voorzieningen
in de kortst mogelijke tijd tot stand te brengen.
De heer K. J. de Jong: Het onderwerp, dat nu in
discussie is, heeft uiteraard ook in onze fractie een
punt van bespreking uitgemaakt en we hebben met be
langstelling de toelichting van het College gevolgd. De
zaak interesseert ons buitengewoon, omdat het hier
juist ook gaat om de verzorging van mensen die zich
zelf niet meer kunnen redden, die, hetzij door ziekte,
hetzij door ouderdom hulp nodig hebben. Sociaal ge
zien, heeft dit dus terdege onze belangstelling, maar
waarbij wij toch wel enige opmerkingen zouden willen
plaatsen, is de organisatie, de economie van deze zaak.
Het betreft niet zozeer de cijfers van de financieel-
economische opzet met betrekking tot de interne or
ganisatie, maar meer de externe factoren die betrek
king hebben op dit onderwerp. Er zijn n.l. in de raads-
brief en ook in de stukken heel wat gegevens verstrekt
met betrekking tot de exploitatiebegroting zoals die in
de toekomst verwacht wordt, maar wat we eigenlijk
wel wat gemist hebben, is een brede oriëntering met
betrekking- tot de meer externe factoren, die toch uiter
mate van belang zijn in verband met deze beide zaken:
het ziekenhuis en het verpleegtehuis. Juist n.l. in ver
band met het grote bedrag van de investering die ge
vraagd wordt, moeten we terdege weten, of deze bouw
van het ziekenhuis en van het verpleegtehuis, gezien de
gehele ontwikkeling in ons land, m.n. in onze provincie,
met betrekking tot ziekenhuisbouw en verpleegtehuizen-
bouw, wel zo noodzakelijk is. Ik heb te meer deze indruk
gekregen, toen ik in de Verslagen en mededelingen be
treffende de volksgezondheid van januari 1963 op pa
gina 13 las: „Daarnaast zullen door oprichting van
ziekenhuizen enkele nieuwe rayons zich ontwikkelen
ten koste van rayons van reeds bestaande ziekenhui
zen. Dit alles brengt met zich mee, dat een rayon van
een ziekenhuis steeds aan verandering onderhevig is
en hieraan dan ook geen constant aantal zieken kan
worden toegemeten. De ervaring leert, dat door vele
ziekenhuisbesturen bij het bepalen van hun rayon
grootte in verband met hun bouwplannen wordt uit
gegaan van de premisse, dat die gevormd wordt door
het totaal aantal inwoners van de op het ziekenhuis
aangewezen gemeenten. Het tegendeel is echter waar.
Steeds zal er een aantal patiënten zijn, die, door welke
oorzaak dan ook, elders worden opgenomen." En dit
punt dat wordt hier dan verder ook statistisch uitge
werkt en aan de hand daarvan worden verschillende
cijfers gegeven, waarvan ik enkele zou willen noemen:
Dokkum had in 1956 in de „Sionsberg" 12.099 en in
1960 33.228 patiënten, Drachten had in 1956 45.956 en
in 1960 53.933 patiënten, ook een sterke toeneming.
In Harlingen ziet U een verschijnsel, dat hierop neer
komt, dat het Protestants ziekenhuis iets gestegen is,
maar het St. Jozef Ziekenhuis wat gedaald. In Hee
renveen is ook een stijging, maar dan treft U, dat het
St. Bonifatius Hospitaal in Leeuwarden iets is ge
groeid, n.l. van 62.433 op 64.581 en dat het Diakones-
senhuis is gedaald van 103.407 op 88.237. (De heer
Van der Veen: Wat voor dingen zijn dat? Pillen of
zo?) Dat is de rayongrootte. Als U er meer van zou
willen weten, dan zou ik zeggen: Leest U dit boekje
dan nog eens. (De heer Van der Veen: Is dat belang
rijk?) Me dunkt, dat dit juist belangrijke vraagstukken
zijn. Het gaat er niet om, maar gauw een voorstel aan
te nemen. Wanneer wij hier voor een voorstel ge
plaatst worden, dat meer dan 20 miljoen aan investe
ring kost, dan moeten we m.i. terdege acht geven ook
op de externe factoren, die juist met betrekking tot dit
vraagstuk zo belangrijk zijn. Als de heer Van der Veen
het niet zo belangrijk vindt, dan is dat zijn zaak, maar
ik vind het van belang en ik meen, dat het juist is om
daar dan ook de nodige aandacht aan te besteden.
Wat 't Stadsziekenhuis betreft, is het cijfer van 1956
31.053 en van 1960 25.787. De genoemde cijfers be
vestigen wat eerder gesteld is, n.l., dat hier bepaald
niet van een constant gegeven sprake is. De nood
zakelijke rayongrootte wordt dus door tal van externe
factoren, die zich in zo'n geheel gebied ontwikkelen
ik denk aan dc ziekenhuisbouw in Dokkum, Drachten,
Harlingen en Heerenveen bepaald. Dat komt dus
ook in deze cijfers tot uitdrukking. Dat is juist iets, wat
ik persoonlijk gemist heb in de voorbereiding en in de
stukken die ons van de kant van het College verstrekt
zijn.
Verder wordt ook nog gesproken over de opname-
coëfficient per 100 inwoners der bevolking van een
gemeente. Onder opname-coëfficient wordt verstaan
misschien is het wel van belang, dat er even bij te
zeggen het aantal opgenomen patiënten maal 100,
gedeeld door het aantal inwoners. En het treft mij, dat
Harlingen het hoogst is met 9,35 en dat Leeuwarden
daarop volgt met 7,47. Dat is weer zo'n gegeven, waarbij
de vraag rijst: Is het met zo'n hoge opname-coëffi
cient inderdaad zo noodzakelijk om tot deze ziekenhuis
bouw te komen Zou uit deze ontwikkeling niet veeleer
de conclusie getrokken kunnen worden, dat de zieken
huizen in Leeuwarden zich in de allereerste plaats die
nen te ontwikkelen in de richting van het superspe
cialisme en daarnaast ook een taak houden als streek
ziekenhuis? Wanneer dat het geval is en in deze
richting gaat het, als ik het goed gelezen heb dan
zouden wij acht hebben te geven op de sterke tendens,
die wijst in de richting van een zekere stafvorming,
waarmee bedoeld wordt, dat specialisten aan één zie
kenhuis zijn verbonden en daar praktiseren. En dan
vraag ik mij af, of de omvang van het nieuwe gemeen
telijke ziekenhuis deze stafvorming wel mogelijk maakt,
m.n. omdat men daarin ook nogal met verschillende
en zeer uiteenlopende afdelingen wil gaan werken.
Dit zijn zo enkele vragen, die met betrekking tot dit
vraagstuk bij mij opgekomen zijn.
Wat betreft het verpleegtehuis, heb ik het jaarver
slag van 1962 van de Federatie van verpleeginrichtin
gen voor langdurige zieken nog eens even geraad
pleegd en dan treft mij weer hetzelfde, n.l. hoeveel ver
pleeghuizen de laatste jaren hier in onze provincie tot
stand gebracht zijn. Mijn vraag is ook hierbij: Is bij
de voorbereiding van deze zaak m.n. aan deze externe
factoren, gelet op de gehele ontwikkeling onzer pro
vincie, wel voldoende aandacht geschonken?
Wat betreft de financiële consequentie van dit ge
val, meen ik, dat de relatie met het ziekenfondswezen
nu zo is, dat momenteel patiënten gedurende 365 dagen
recht hebben op verpleging, met dien verstande, dat
maximaal de helft van f 15,is f 7,50, wordt vergoed.
Deze f 15,is destijds aangenomen voor de bereke
ning van een gemiddelde prijs. En nu in dit voorstel
een prijs van f 20,per dag berekend wordt, waarvan
maar f 7,50 per dag vergoed zou worden door de zie
kenfondsen, zou dit er op wijzen, dat het tekort, dat
dan voor de Gemeente op deze basis zou ontstaan
(aangenomen, dat hier alleen ziekenfondspatiënten op
genomen worden), alleen wat het verpleegtehuis be
treft, jaarlijks bijna een miljoen zou bedragen.
Ook dit lees ik niet uit de stukken en deze gegevens
zijn toch wel van dien aard, dat ik mij afvraag, of het
niet verstandig is, dat we dit gehele voorstel met be
trekking tot deze factoren, die toch van uitermate
groot belang zijn, nog eens terug verwijzen naar het
College en B. en W. verzoeken: Wilt U ons juist over
deze dingen in het bijzonder inlichten Ik heb tot mijn
spijt de betreffende vergadering van de Financiële Com
missie niet kunnen bijwonen. Wel heb ik van tevoren
gevraagd: Licht ons over deze dingen meer in, maar
met betrekking tot deze vraagstukken heb ik toch
naar mijn mening onvoldoende voorlichting gekregen
van de kant van Uw College. Ik zou het alsnog op prijs
stellen, die voorlichting, juist omdat het hier zo'n
groot bedrag betreft, alsnog zo spoedig mogelijk te
krijgen.