4 Dit is intussen niet iets wat speciaal in onze kring zo gevraagd wordt. Ik verwijs m.n. naar een rapport ,,Ziekenhuisbouw in Nederland", dat door de Wiardi Beekman Stichting met betrekking tot dit vraagstuk is geproduceerd. Daarin wordt er ook op gewezen, dat juist bij de ziekenhuisbouw toch terdege gelet moet wor den op de ordening. En juist het nagaan van de gron den van de ordening, ook met betrekking tot de externe factoren, heb ik in deze raadsbrief gemist. Ik zou graag willen, dat U dit onderzoek de zaak heeft uit eindelijk toch al zo lang geduurd en heeft, wat mij per soonlijk betreft, toch wel mijn intense belangstelling alsnog instelt. Wanneer het nodig is en wanneer het van alle kanten verantwoord is tot bouw van deze in richtingen over te gaan, dan moeten we er ook niet voor schromen de nodige gelden er voor uit te geven. Wanneer we van tevoren weten, dat ons dit straks misschien wel eens een behoorlijk bedrag extra gaat kosten, dan kunt U de vrees begrijpen, die ik ook bij de begrotingszitting enkele maanden geleden uitge sproken heb: Lopen we met betrekking tot deze zieken huis- en verpleeghuisbouw niet het gevaar, dat we fi nancieel een blok aan het been krijgen, zodat daardoor heel veel andere dingen over moeten gaan? Niet dat de mensen die in een verpleegtehuis verzorgd of in een ziekenhuis opgenomen moeten worden, dan maar niet geholpen zouden moeten worden ze moeten wèl geholpen worden maar het is de vraag, of de hulp ook op een andere manier had kunnen worden verleend. En dan kom ik ook bij de heer Ten Brug terecht, die vraagt: Is er dan plaatselijk wel voldoende samenspel geweest; zo neen, is dat samenspel dan alsnog niet mogelijk, is juist van medische zijde met betrekking tot dit vraagstuk niet een nadere oriëntering in bredere kring noodzakelijk? Is de medische voorlichting niet te eng bekeken ook in deze zin, dat alleen de directeur van de G.G.D. ons hier eigenlijk maar geadviseerd heeft? Is het niet noodzakelijk, juist in ver band met al deze problemen, dat we toch nog eens aan het College vragen: Wilt U hier eens op terugkomen? Tenslotte dit: Wanneer dit financieel niet verantwoord zou zijn, wanneer wij hiermee een risico zouden ne men, dat niet aan alle kanten verantwoord is, dan moe ten wij ons goed realiseren, dat tal van vraagstukken ik denk hier aan de centrale riolering enz. jaren lang opgeschoven kunnen worden. Ik heb voor mij trouwens niet de overtuiging, dat dat hier het geval is. Overigens moet ik, wanneer het financieel-econo- misch mogelijk zou zijn, zeggen, dat het mij wel aan spreekt, dat U de oplossing gezocht heeft in een com binatie met het economiegebouw, dat in het midden komt te staan. Dit zal een economische exploitatie wel bevorderen. U hebt wel de voordeligste weg gekozen. Wanneer niet de combinatie: ziekenhuis met verpleeg huis, economiegebouw en psychiatrische inrichting was gekozen, dan was het financieel helemaal een wrak geval geworden. Nu hebt U het nog zodanig gekre gen, dat de exploitatie, intern gezien, toch nog niet zo gek lijkt. Het ziekenhuis op zich zelf is toch eigenlijk, vooral als er een nieuw ziekenhuis gebouwd wordt met zo'n klein aantal bedden, bijna niet exploitabel te ma ken. Juist de opzet die U gemaakt heeft, heeft dus wel terdege voordelen; ik ben daar hartgrondig van over tuigd. Maar, om te resumeren: het tekort, dat ik bij deze voorbereiding meen te mogen constateren, is juist de voorlichting met betrekking tot de externe factoren, die in verband met de tijd die we tegemoet gaan, juist zo bijzonder bepalend zijn, factoren, waarover wij toch graag meer gedocumenteerd en overtuigend materiaal van de kant van Uw College zouden ontvangen. Wan neer U mij dat nog zou kunnen geven in deze zitting, ben ik U daar bij voorbaat dankbaar voor. Het lijkt mij toe, dat het vraagstuk toch wel te gecompliceerd is, om het in zo'n zitting af te doen. En dan zou ik er persoonlijk ook helemaal geen bezwaar tegen hebben, wanneer U dit voorstel nog eens tot zich wilt nemen en ons hier nog eens grondig over wilt informeren. Dan zou ik over drie weken misschien kunnen zeggen: Nu heb ik datgene van U gekregen, wat ik in eerste in stantie gemist heb. En dat geeft mij de moed om van harte te zeggen: Hier sta ik achter. Op het moment echter maken de vele vraagtekens die ik hierbij moet plaatsen, het mij nog wel een beetje moeilijk om zon der meer mijn fiat aan dit voorstel te geven. De heer Engels: Ik heb bij een vorige gelegenheid, meen ik, over dit onderwerp en ook wel bij andere gelegenheden over andere onderwerpen vaker gezegd; Laten wij als Gemeente niet beginnen aan dingen die ons geld kunnen kosten, als het particulier initiatief het voor ons goedkoper zou kunnen doen. Uit dat oog punt zou ik mij kunnen voorstellen, dat, als er geen Stadsziekenhuis geweest was tot nu toe, wij in 1963 niet moesten beginnen met de bouw van een Stadszie kenhuis. Er zijn maar weinig gemeenten, die een Stads ziekenhuis kennen zonder dat ze er geld op toe leggen en bovendien hebben wij in Leeuwarden een aantal bed den dat verondersteld kan worden te voorzien in de behoefte en een aantal ziekenhuizen die waarschijnlijk een stijgende behoefte kunnen opvangen. De feitelijkheid is, dat wij een X-aantal jaren een Stadsziekenhuis ge had hebben, zodat in het aantal bedden, waarover wij op het ogenblik beschikken, de bedden van het Stads ziekenhuis berekend zijn, en dat het hier in dit plan, voorzover het niet het verpleeghuis betreft, dus gaat om de vervanging van bestaande bedden. Dat maakt de zaak, geloof ik, anders. Ik heb, net als de heer De Jong, nogal wat cijfers verzameld hier en daar, voorzover de tijd dat toeliet. En ik heb geconstateerd, dat wij in Leeuwarden met een getal van 4,78 bedden per 1000 zielen, mijnheer Van dei' Veen, niet onaardig liggen in vergelijking met Friesland (4,28) en Nederland (4,52) en bepaald gunstig t.o.v. Groningen en Drente, maar toch weer iets lager dan andere provincies, zoals Gel derland, Utrecht en N.-Holland. Met de beschikbare bedden per 1000 zielen steken we dus op dit moment echt niet zover uit boven wat gevraagd wordt. Ik kan mij voorstellen, dat wij in deze tijd, ons ook baserend op een groei van deze stad, blij moeten zijn, het hui dige Stadsziekenhuis te kunnen vervangen door een nieuw en dan doelmatig gebouwd, zoals het hier op de tekening voor ons ligt. Toch heb ik bij het bekijken van het een en ander een paar vragen en een paar kritische notities. Wat de schetsplannen betreft, moet ik U dit zeggen: Er is in de raadsbrief zo hoog opgegeven van het ple zier van laagbouw en het plezier ook van het centraal economiegebouw, dat ik mij toch wel geroepen voel daar een paar kanttekeningen bij te maken. Wanneer men de zaak op de begane grond houdt, kan men inderdaad overzichtelijk bouwen, maar afgezien nog van het feit, dat men te maken krijgt met veel grond en het bijzonder uitgebreide gebouw, krijgt men ook te maken met bijzonder lange loopwegen. De loopwegen in deze twee gebouwen hebben samen een lengte van bijna y2 km; het personeel zal in deze gebouwen dus veel moeten lopen. Dat betekent extra tijdverlies en extra personeel en het is juist de factor „personeels kosten", die zwaar weegt. Het is ook de factor „per soneelskosten", die in deze tijd al voortdurend aan stijging onderhevig is en dat in de komende tijd ook zal zijn. Het is dus de vraag, of deze laagbouw altijd economischer is. Als men zegt, dat men het centraal gestelde economiegebouw als een voordeel beschouwt, dan is dat waar voor diegene, die het verpleeghuis en het ziekenhuis als één geheel ziet. Maar men moet zich ook realiseren, dat dat centrale economiegebouw excentrisch ligt, zowel t.a.v. het verpleeghuis, als t.a.v. het ziekenhuis en dat betekent dus opnieuw zeer lange loopwegen èn voor de keuken èn voor het verplegend personeel èn eventueel voor de patiënten, die gebruik moeten maken van de Röntgenafdeling, de operatie afdeling e.d. Nu staan daar voordelen van laagbouw tegenover en men kan wikken en wegen en men kan stellen, dat laagbouw in de gegeven omstandigheden het verstandigst, het meest juist en doelmatigst lijkt. Meer fundamenteel bezwaar en ik heb dat ook tot uitdrukking gebracht in de voor-bespreking, die wij gehad hebben heb ik tegen de situering van de hoofd ingang van het verpleegtehuis. Die ligt nu in de loop- lijn tussen het verpleegtehuis en de reactiveringsafdelin gen, de keuken en andere economiegebouwen van dat zelfde verpleegtehuis. En dat vind ik een groot be zwaar. Nu kan men zeggen: dat is niet zo erg, dat is wel iets aan te passen en daar is, wat de bezoekuren betreft, wel rekening mee te houden. Men kan de zaak 5 dus minder erg maken, maar daar blijft mee gegeven, dat het toch wel erg is. Ik vind het eigenlijk onverant woord om het zo te laten bij een plan van deze omvang en deze kosten. Ik dacht, dat met betrekkelijk weinig kosten wel wijziging in de situatie zou zijn te brengen. En ik dacht, dat we dat geenszins moesten laten bij een project, dat meer dan f 20.000.000,in zijn totaal gaat kosten. We gaan tenslotte een gebouw neerzetten, waarvan we een X-aantal (wat mij betreft, meer dan 50 jaren), een zeer doelmatig gebruik wensen te maken. Een enkele opmerking ook over de berekening van de exploitatiekosten. Dan moet ik U zeggen, dat ik per soonlijk deze berekeningen dan in tegenstelling met de heer Ten Brug wat aan de geflatteerde kant vind. Van de gemiddelde verpleegprijs van f 30,50 als ik me wel herinner moet ik zeggenHet ware mij liever geweest, als een prijs per klasse gesteld was. Dan hadden we deze kunnen vergelijken met de verpleeg- prijzen, zoals die in de andere plaatselijke ziekenhuizen gelden. Als ik nu uitga van ongeveer f 30,dan moet ik aannemen bij een verhouding: 85 pet. ziekenfonds patiënten, 15 pet. andere patiënten, dat de 3e klas verpleegprijs niet ver beneden die f 30,ligt. En dat is een stuk hoger dan de verpleegprijzen van het ogen blik van de andere ziekenhuizen hier ter plaatse. Als ik de verpleegprijsberekening bekijk, dan zie ik onder streept staan een getal van 66.300 verpleegdagen. Als ik dat ga omrekenen, dan kom ik op een bezetting van 93y2 pet. en dan moet ik U zeggen, dat dat waarlijk aan de hoge kant is, als wc zien, dat het gemiddelde in Friesland 88 pet. is. Ik geloof, dat daarnaast een aantal kostenfactoren dan denk ik m.n. ook aan de voedingskosten aan de lage kant zijn gehouden, evenals de kosten van verschillende personeelsvoor zieningen. Ik concludeer, dat wij ons niet moeten ver wonderen, als de verpleegprijs in feite wat hoger zal liggen dan hij hier op dit moment berekend wordt. Ik ben er aan de andere kant van overtuigd, dat deze opmerking een betrekkelijke waarde heeft, want we praten op het ogenblik over een verpleegprijsbereke ning aan de hand van op dit moment bekende gegevens en het is waarschijnlijk, dat wij, als de inrichting klaar is, wat personeelskosten betreft, met totaal andere gegevens zullen moeten werken. Ik heb mij bij de be studering van deze gegevens afgevraagd: Heeft men inderdaad deze berekening ook voorgelegd aan een ziekenhuiseconoom, die aan de hand van zijn ervarin gen van het ogenblik in de bestaande ziekenhuizen de verstrekte gegevens kan verifiëren, kan vergelijken en kritisch bekijken? Hier ligt een plan voor ons, waar mee wij, geloof ik, al met al tevreden en blij kunnen zijn. Ik dacht, dat wij, uit een oogpunt van vervanging van de ondoelmatige ziekenhuisverplcging in het hui dige Stadsziekenhuis, blij moeten zijn met dit nieuwe Stadsziekenhuis, en dat wij anderzijds in Leeuwarden inderdaad en terecht blij mogen zijn met een verpleeg tehuis. Ik geloof dus, dat wij wat dat betreft, geluk kig met de gang van zaken kunnen zijn. Wij moeten ons echter ook realiseren, dat wij op dit moment een vrij hoog aantal bedden per 1000 zielen in deze ge meente hebben. Als wij dan straks drie goed geoutil leerde ziekenhuizen in deze stad hebben, zullen wij als Gemeente geen enkel belang hebben bij een concur rentiestrijd tussen deze drie ziekenhuizen, omdat, als er geconcurreerd wordt en als er dan ergens verloren wordt, de Gemeente voor ons gemeentelijk ziekenhuis voor de kosten en voor de tekorten zal komen te staan. Ik geloof dus, dat het van het grootste belang is en blijft, dat wij komen tot een goede samenwerking tus sen deze drie ziekenhuizen. Het heeft mij, wat dat betreft, plezierig getroffen, dat ik bij informatie in het St. Bonifatius Hospitaal gehoord heb, dat men van de kant van de Gemeente schetsplannen ontvangen heeft. De Gemeente heeft dus blijk gegeven van een bereidheid tot het geven van opening van zaken, die mij ik herhaal erg verheugd heeft. Ik hoop, dat wij te zake kunnen doorgaan op deze manier. En ik hoop ook, dat wij in een onderlinge samenwerking in derdaad kunnen komen tot een goede ziekenverzor ging in deze stad en tot een goede voorziening op het terrein van super-specialisten, die wij, dunkt mij, zeker in de toekomst ook nodig zullen hebben. De heer Van der Veen: Ik meen, dat wij over dit punt niet zo heel erg lang behoeven te praten, want er zijn toch al genoeg woorden vuil gemaakt. Als ik een vergelijking mag maken tussen de heren De Jong en Engels, dan geef ik toch wel de prijs aan de heer Engels, en ik neem aan, dat het, toen hij aantallen zie len noemde, in dit geval geen dode zielen zijn geweest. Op mijn vraag aan de heer De Jong waar hij eigen lijk met al die cijfers of het nu km- waren of ge zinnen of anti-revolutionaire kiezers of wat dan ook naar toe wilde, heb ik geen antwoord gekregen, maar misschien had hij mij niet verstaan. Het behoeft geen betoog, dat dit voorstel bij ons niet op weerstanden zal stuiten. Ik herinner me, dat er in 1946 al door mijn fractiegenoot Dr. Van Rooijen is aangedrongen op het tot stand komen van een nieuw Stadsziekenhuis en vanuit de Raad is die aandrang er wel steeds geweest. Wanneer wij niet tevreden zijn met dit plan, dan is dat, omdat het zo verschrikkelijk laat komt. En ik weet niet, waarom het zo laat komt; ik weet niet, of dat te wijten is aan de gemeente Leeuwarden of aan manipulaties elders, maar ik geloof wel, dat door het late komen van dit voorstel en misschien het nog veel later verwezenlijken van de plannen, die situatie in tussen wel ten ongunste is veranderd. Niet, dat wij het ziekenhuis nu niet meer zouden wensen; integen deel, het is zeer welkom, maar ik heb wel de indruk, dat de plaats die het ziekenhuis nu gaat innemen, een andere zal zijn dan de plaats, die het ingenomen zou hebben, wanneer het eerder was gekomen. Ik geloof ook, dat de kans op de super-specialisten, waar des tijds de aandacht op gevestigd is, kleiner is geworden, doordat dit zo laat gekomen is. Daardoor is er ook min der behoefte aan dit ziekenhuis hier, ook al, omdat men overal in de provincie ziekenhuizen en ziekenhuisjes tot stand heeft gebracht, misschien wel om plaatselijke ijdelheid te strelen of om geestelijke beginsels te ver spreiden, maar in ieder geval vaak ten nadele van een goede medische verzorging. De heer Engels is sterk in zijn argumentatie, wanneer hij er op wijst, dat in het algemeen de overheid niet moet doen wat van parti culiere zijde genoegzaam wordt gedaan. Alleen zo sim pel ligt de zaak natuurlijk niet. Op het ogenblik wordt van overheidszijde bijzonder veel gedaan; ik zou bijna geen gebied weten te noemen, waar de overheid niet van alles en nog wat doet. De verzorging neemt al maar verder toe. En het ongeluk is, dat deze soort dingen geschikt zijn om eigen geestelijke beginselen te verspreiden. Dat is van katholieke zijde altijd zeer goed begrepen; vandaar, dacht ik, dat zo in het alge meen de ziekenhuizen als een propaganda-instituut ge zien moeten worden. En wanneer ik dat zo zeg, dan bevind ik mij in het goede gezelschap van de geloofs genoten van de heer De Jong. In het blaadje van de Prot. Chr. verpleging wordt regelmatig gezegd, hoe funest het is, als een patiënt, die niet van katholieke signatuur is, verpleegd moet worden in een katholiek ziekenhuis; daar moet natuurlijk onmiddellijk een Prot. Chr. Ziekenhuis voor komen. En dan vind ik de voor uitstrevendheid, waarmee men in die gevallen aan dringt op het tot stand brengen van Prot. Chr. zieken huizen, toch wel in vreemde tegenstelling staan tot de voorzichtige terughoudendheid, waarvan de heer De Jong op het ogenblik blijk geeft. Ik geloof, dat hij moet begrijpen, dat, als dat zo geldt voor hem, dat dan eveneens geldt voor welke groepering dan ook, ook voor de katholiek, die er dan dus evenveel bezwaar tegen moet hebben om in een Prot. Chr. ziekenhuis verpleegd te worden. En dan is er dus ook een groep waarvoor geldt, dat beide, èn R.K. èn Prot. Chr., on geschikt zijn. Ik bedoel: als men dit standpunt een maal naar voren brengt, dan moet men ook conse quent zijn. En laat dat dan een reden te meer zijn, waarom er in Leeuwarden toch wel behoefte zou kun nen zijn aan een ziekenhuis van een neutrale signa tuur. Dit is geen punt, dat ik met groot plezier heb aangesneden; ik vind, dat ik uitgelokt ben door de wijze waarop de heer De Jong hier plotseling van re serve blijk geeft, nadat er vanaf 1946 jaren- en jaren lang aangedrongen is op het tot stand komen van dit ziekenhuis, dat van medische zijde bijzonder dringend nodig geacht wordt. Ik geloof, dat we alleen maar blij

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 3