8
zal alleen maar bij uitzondering die afdeling verlaten,
doet op de afdeling zelf z'n werk en op de afdeling
zelf zijn de loopwegen door de bepaalde bouwwijze bij
zonder kort. De loopwegen naar de keuken zijn inder
daad lang, maar dat is een zaak van enkele keren
per dag en daarbij is bovendien noch aan mechanisatie
gedacht. De loopweg naar de Röntgenafdeling is niet
bijzonder groot. Deze afdeling ligt zo ongeveer tegen
over het midden van de verpleegafdelingen van het
ziekenhuis. Het neemt echter niet weg, dat inderdaad
ook juist door de ligging van het centrale economie
gebouw bepaalde loopwegen langer zijn dan ze anders
geweest zouden kunnen zijn, maar al met al er is een
zeer nauwkeurige berekening opgemaakt, ook juist
door de functionaris van het Bouwcentrum, en deze
functionaris heeft ook van zijn kant bijzonder stellig
geadviseerd om dit geheel te ontwerpen op de wijze,
zoals het is gebeurd.
De heer Engels heeft verder verklaard, zeer groot
bezwaar te hebben tegen de situering van de hoofd
ingang van het verpleegtehuis. Wij hebben zijn be
zwaar, zoals hijzelf zopas reeds heeft gezegd, ook al
in de vergadering met de beide raadscommissies ge
hoord en het was niet de wens van het College om nog
langer dan het geval is geweest deze plannen op te
houden. Nu eenkeer dit stadium was bereikt, was het
College van mening, dat er noodzakelijk verder ge
werkt moest worden. Ook naar onze mening heeft alles
al veel te lang geduurd. U weet, dat dit allemaal wel
z'n redenen heeft gehad, maai- wij wilden nu toch niet
weer nieuwe tekeningen laten maken. Dat zou al heel
gauw enkele maanden extra hebben gekost en wij heb
ben gemeend om met de plannen, zoals ze er nu ten
slotte lagen, bij de Raad te moeten komen, ook al om
dat wij de bezwaren van de heer Engels minder zwaar
wegen dan hij zelf doet. Het wil ons voorkomen, dat
in de praktijk van het werk deze bezwaren wel in grote
mate zullen meevallen. Maar dat neemt niet weg, dat
wij het gaat hier tenslotte nog maar om schets-
plannen aan de dienst van Openbare Werken zul
len vragen dit punt nog eens ernstig te bekijken.
De heer Engels ik kom nu op het kostenvraag-
stuk terug vindt de kostenberekening geflatteerd
en hij had die liever uitgesplitst gehad per klasse. Nu
was dit niet wel mogelijk, omdat voor het College nog
niet vaststaat hoeveel bedden derde, tweede of eerste
klas of welke klas dan ook om bij de ouderwetse be
naming te blijven er zouden kunnen zijn. Het stand
punt is, dat volgens de praktijk uitgezocht moet wor
den, hoe de verdeling zou moeten zijn. Het staat na
tuurlijk wel vast, dat de bedden op een zaaltje voor 6
patiënten goedkoper zullen moeten zijn dan de bedden
op een zaaltje voor 2 of 1, maar hoe dit precies zal
moeten, zal ook afhangen van de speciale afdeling van
het ziekenhuis. Wij zijn in dezen aan een zodanige mate
van zekerheid, dat wij dit precies aan de Raad zouden
kunnen voorleggen, nog niet kunnen toekomen. Ik ge
loof ook niet, dat dit zo erg nodig is, omdat, zoals ik
U zopas heb gezegd, deze prijzen in vergelijking met
de prijzen van andere nieuwe ziekenhuizen aanvaard
baar lijken, dit ook in het licht van de gedachte bezet
ting van het aantal bedden, want het lijkt ons toe, dat
de gemiddelde bezetting van deze bedden toch bepaald
wel hoger zal kunnen zijn dan de gemiddelde bezetting,
gerekend over Friesland in zijn geheel, gegeven juist de
ligging van dit ziekenhuis in Leeuwarden, het grootste
centrum in de provincie.
De heer Engels heeft een ander punt do voe
dingskosten aan de lage kant gevonden. Nu zijn de
kosten van de voeding, zoals die in het Stadsziekenhuis
liggen, overgenomen en het lijkt ons toe, dat er geen
reden is om hoger kosten te berekenen, te minder, om
dat wij van mening zijn, dat de voeding in het Stads
ziekenhuis niet onderdoet voor de voeding in de beide
andere ziekenhuizen. Overigens is het punt „voeding
in het ziekenhuis" ook een punt, waarover heel veel
berekeningen zijn gemaakt en het merkwaardige feit
doet zich voor, dat die kosten bij de ziekenhuizen van
dezelfde signatuur, dus ook overheidsziekenhuizen, Prot.
Chr. en R.K. ziekenhuizen groepsgewijs verschillen, wat
waarschijnlijk met de samenstelling van de diëten ver
band houdt. In vergelijking met andere ziekenhuizen
echter behoeven wij niet te vrezen, dat de samen
stelling van de diëten en daar gaat het tenslotte
om in het Stadsziekenhuis aan aanmerkingen onder
hevig behoeft te zijn. (De heer Engels: Het was geens
zins mijn bedoeling dat te suggereren.)
De heer Engels noemt de personeelsbezetting wat
aan de krappe kant. Dit nu is juist een van de hoofd
punten, waar de functionaris van het Bouwcentrum al
zijn aandacht aan heeft gegeven, omdat van het begin
af aan als een van de belangrijkste punten voorop heeft
gestaan de personeelskosten zo laag mogelijk te hou
den, omdat ook wij weten, dat de groei in het kosten-
beeld juist van de personeelskosten te verwachten valt.
Het is zeer nauwkeurig nagegaan en zeer nauwkeurig
berekend en ook de directrice van het Stadsziekenhuis
heeft hier haar licht over laten schijnen. Het lijkt ons
toe, dat de berekeningen, zoals ze zijn gemaakt, houd
baar zijn.
Ik geloof, dat ik de verschillende vragen nu wel be
antwoord heb, behalve dan en dat is dan de laatste
vraag van de heer Heetla die over het verschil in
de berekening van de annuïteit van de aanloopkosten.
Dit is door mijn linkerbuurman inmiddels nagekeken
en hij geeft mij dit op, dat het geheel van de bereke
ning van het Stadsziekenhuis is opgezet op basis van
de normen van de Prijsbeheersing en volgens die nor
men worden de aanloopkosten in 40 jaar afgeschreven.
Wat het verpleegtehuis betreft, zijn z.g. bedrijfsecono
mische argumenten gehanteerd dus geen prijsbe-
heersingsargumenten die er op uit zijn om tot zo
laag mogelijke prijs te komen. En volgens de bedrijfs
economische maatstaven is een termijn van 10 jaar
aangenomen. Vandaar het verschil.
Ik geloof hiermee in eerste instantie te kunnen be
sluiten. Ik zie, dat het 9 uur is geweest en ik stel U
voor nu de vergadering te schorsen, om na de koffie
hiermee door te gaan.
De Voorzitter: Ik heropen de vergadering.
De heer K. J. de Jong: ik kan U vertellen, dat de
mededelingen, die U verstrekt heeft in antwoord op
mijn opmerkingen, mij toch wel in belangrijke mate
bevredigd hebben.
Inderdaad moeten wij, zoals U stelt, bij dit probleem
altijd in de gaten houden, dat wij ook te maken heb
ben met vervanging van iets dat afwezig is. Ik heb
dat dus in eerste instantie ook wel in mijn beschouwin
gen verdisconteerd, al heb ik het dan misschien niet
gesteld. Ik voel dus wel, dat er wel iets gebeuren moet,
maar het is juist de vraag, of wij bij deze gehele ont
wikkeling m.n. met betrekking tot de externe factoren,
niet te spoedig statisch gaan denken en te weinig dy
namisch. Dynamiek zit in de gehele ontwikkeling, voor
al van de laatste tijd. De cijfers die ik daarover voor
gelezen heb, geven die ontwikkeling duidelijk aan.
Hebben we die wel voldoende in de gaten? Ik heb dit
bij de voorbereidingen en in de stukken toch wel ge
mist. Ik heb dus gesteld: het Diakonessenhuis heeft
bouwplannen, maar er komen nog geen bedden uit; dat
zit er bepaald nog niet in. Bij het Bonifatius Hospitaal
is dat wel het geval. Dat horen we nu. We zijn dus nu
wat breder georiënteerd. U hebt de groei van de stad
naar voren gebracht en gesteld: Wij verwachten, dat
de bezetting wat het percentage betreft dit in ant
woord op de vraag van de heer Engels hoger zal
liggen dan het percentage voor Friesland nu aangeeft.
Of dat het geval is, is voor mij nu juist de vraag. Tot
nog toe liggen wij, als ik het wel heb, met het Stads
ziekenhuis daar beneden. Het Diakonessenhuis ligt
daar, meen ik, flink boven. Ik geloof, dat dat zelfs wel
boven de 100% zit. De heer De Vries, die destijds voor
de C.H.U. in de Raad zat, heeft er enkele jaren geleden
ook al eens op gewezen, dat het bezettingspercentage
in het Stadsziekenhuis toch beduidend laag lag in ver
houding tot de beide andere plaatselijke ziekenhuizen.
En dat is nu juist het punt, dat wc straks goed in de
gaten moeten houden. Hoe zal de reactie zijn? Het is
best mogelijk, dat het percentage van het Stadszieken
huis omhoog gestuwd wordt, doordat we bij het nieuwe
ziekenhuis misschien te maken krijgen met laat ik
zeggen een betere outillage. Dan zit het etiket van
het Stadsziekenhuis er misschien niet meer op. Wel
licht heeft dat een uitwerking in opwaartse richting.
9
Het is ook best mogelijk, dat straks de hogere prijs van
het nieuwe ziekenhuis een verhindering wordt om de
optimale bezetting te krijgen. Juist met betrekking
tot deze dingen had ik toch graag een prognose ge
zien, die de externe factoren iets ruimer benadert.
Niettemin, ik ben U zeer dankbaar voor Uw uiteen
zettingen. Die hebben mij dus met betrekking tot tal
van punten, die ik genoemd heb, toch wel gesterkt in
de overtuiging, dat wij niet zonder meer negatief op
Uw voorstel kunnen reageren.
Wat de verpleeginrichting betreft, hebt U in ant
woord op de vraag van de heer Ten Brug ook nog ge
steld, dat straks voorkeur aan Leeuwarden gegeven
zal worden boven Nieuw Toutenburg. Ik kan mij dat
van het standpunt van Leeuwarden wel begrijpen, maar
mijn bezwaar is dit: Het gaat me er niet primair om
in Leeuwarden zo'n verpleeginrichting te hebben, wij
moeten hier provinciaal een voorziening hebben, waar
de betreffende patiënten terecht kunnen. Nieuw Touten
burg, dat nu ook weer gaat uitbreiden, heeft de ruimte;
de kosten zouden dalen, wanneer de bezetting groter
zou zijn. Wanneer de voorziening daar mede door de
hulp van Leeuwarden tot stand gebracht zou kunnen
worden, is het dan nog wel noodzakelijk om in Leeu
warden zo'n inrichting te hebben, enkel om de reden,
dat dat toch wel prettig is? Ik vind die argumentatie
van de Voorzitter met betrekking tot Nieuw Touten
burg niet een van de sterkste. Aan de andere kant voel
ik best, dat U in het kader van het geheel zo'n psy
chiatrische afdeling best kunt gebruiken. Hoe groter
U deze gemeentelijke inrichting maakt, door koppeling
van het ziekenhuis aan een verpleeghuis, met psychia
trische inrichting (ter vervanging van de Bornia-
kliniek) en aan een kraamkliniek, hoe gemakkelijker
de exploitatie wordt. Wat het financieel-cconomisch be
lang betreft, past de psychiatrische afdeling inderdaad
terdege in Uw argumentatie, maar als ik het nu weer
vanuit de situatie van de externe factoren bekijk, dan
weet ik niet, of dit nu zo erg noodzakelijk is.
Wat het overleg betreft, heeft U, mijnheer de Voor
zitter, gewezen op de Ziekenhuiscommissie. Op zichzelf
ben ik blij, dat U daar ook over gesproken heeft. We
weten nu tenminste, dat de medewerking ook van het
Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid zowel
voor het ziekenhuis als voor het verpleegtehuis ver
zekerd is en dat is een van de allerbelangrijkste zaken,
waar het om gaat. Zou dat n.l. niet van te voren in
orde zijn, dan zouden we ons toch eigenlijk wel aan
een experiment wagen. Ligt die medewerking van te
voren goed duidelijk vast, en zou dat b.v. ook het geval
zijn met het verkrijgen van bouwvolume, zodat het
ene niet een jaar of vijf voor het andere komt en dat
alles zoveel mogelijk als één geheel tegelijkertijd op
gezet wordt, dan is weer een van onze bezwaren wel
in sterke mate weggenomen. U, mijnheer de Voorzitter,
heeft voorts gezegd, dat de bestaande verpleeginrichting
ook een gedeelte moet opvangen van diegenen, die nu
in het tehuis voor bejaarden of het Stadsvcrzorgings-
huis, zoals we dat vroeger noemden, zijn opgenomen.
Ik meen inderdaad, dat dit ook een argument is, dat
Uw positie versterkt tegenover mijn bezwaren, die ik
zo straks genoemd heb.
Wat de voorlichting betreft, heb ik gesteld, dat ik
die ook graag in medische kring een beetje royaler
had willen zien bekeken. U heeft wel gezegd, dat de
Inspectie van de Volksgezondheid en ziekenhuisecono
men er aan gewerkt hebben, maar welke ziekenhuis
economen waren dat Dat heb ik niet zozeer kunnen
vernemen. Persoonlijk heb ik nog wel een beetje aarze
ling met betrekking tot deze dingen. Daar zou ik nog
wel graag eens iets royaler over geïnformeerd willen
worden, vooral ook t.a.v. de vragen die ik gesteld
heb. U hebt mij voor een belangrijk deel wel bevre
digd, maar er zit voor ons toch nog een element van
aarzeling in. Toch zullen wij als fractie, als ik het wel
heb, niet zover gaan, dat we tegen dit voorstel zullen
stemmen.
Ik moet nog wel een kleine opmerking, die de heer
Van der Veen gemaakt heeft, even recht zetten. Wij
hebben vanaf 1946 bepaald niet in een hoera-stemming
verkeerd t.a.v. dit vraagstuk. Hij leze de notulen er
nog maar eens op na. Zovaak wij het over de zieken
huis- en verpleeghuisbouw hebben gehad, heb ik ook
van mijn kant, hetzij persoonlijk, hetzij namens de
fractie juist financieel-economische bezwaren geuit en
telkens, in figuurlijke zin, de waarschuwende vinger
opgestoken. Ik kom in dit opzicht nu bepaald niet in
eens met argumenten die ik nog nooit genoemd heb;
dat is niet juist. De heer Van der Veen wil trachten
mij in de schoenen te schuiven: als het maar een Pro
testant-Christelijk ziekenhuis was! En hij zegt: dan
zou U er anders over denken, maar dat mag hij niet
van mij denken. Het gaat hier om het belang van de
gemeente Leeuwarden en wanneer hij iets achter mijn
woorden zoekt: een aan het Rooms-Katholieke tegen
gestelde verlangen, dan zeg ik: Dat past op het ogen
blik helemaal niet in de gang van zaken. Wanneer we
zien, hoe dit politiek ligt, dan zou ik wel een andere
tegenstelling kunnen veronderstellen. Ik geloof, dat hij
in dat opzicht de hand in eigen boezem zou kunnen
steken.
Hierbij zou ik het willen laten.
De heer Ten Brug: Het antwoord van U, mijnheer
de Voorzitter, met betrekking tot de verhouding van
dit verpleeghuis tot Nieuw Toutenburg, heb ik enigs
zins anders begrepen dan de heer De Jong en ik zou er
ook niet op terug zijn gekomen, als de heer De Jong
niet gezegd had wat hij hieromtrent zeide. Ik heb n.l.
begrepen: le. dat het aantal geestelijk gestoorden in
het verpleeghuis een beperkt zal zijn, en 2e: dat het
de bedoeling is, dat de patiënten, voor wie verpleging
in Nieuw Toutenburg gewenst is, ook in die inrichting
aangenomen, dat daar dan plaats is zullen wor
den opgenomen. Dus dat de geestelijk gestoorde be
jaarden dié verzorging zullen krijgen, die zij nodig
hebben. Zou derhalve opname in Nieuw Toutenburg
nodig zijn, dan zal een verblijf in het nieuwe verpleeg
huis niet worden gecontinueerd. Ik zou wel graag willen,
dat U dat nog even duidelijk stelde.
De hear Santema: Dit 22 miljoen-projekt is uter-
aerd in hiel bilangryk projekt yn de skiednis fan it
libben fan üs Rie. Ik mei dit miskien wol efkes me-
morearje, to mear ek, omdat it yn de léste tiid oer
geweldich hege bidragen giet en dizze joun sille wy
dan in bislissing nimme moatte foar in projekt fan in
greatens, sa't wy it oant nou ta noch net kend hawwe.
Ik kin Jimme nammens üs fraksje meidiele, dat wy
hjirfoar wêze sille. Jo witte, mynhear de Foarsitter,
dat ik persoanlik to'n earsten hwat huverich foar it
nije Stêdssikehüs oer stien haw, omdat ix fan miening
wie, dat de beide bisteande sikehuzen troch ütwreiding
yn it earstoan yn de bihoeften foarsjen koene. Ik bin
lykwols troch de argumentaesje fan de treflike ta-
ljochting, dy't wy foar dit prachtige projekt krigen
hawwe en dy't yn oerienstimming is mei de bilangryk-
heit dêrfan oertsjügc wurden, dat wy hjir dochs wol
ta oergean moatte, to mear ek, omdat yn itselde pro
jekt ek opnommen is om dy namme noch ris to
neamen it Stêdsforsoargingshüs. Ik wit noch hiel
goed, dat wy yn it bigjin fan de périoade, dat ik hjir as
riedslid kaem, ris in kear in ekskursje makke hawwe
nei in Stêdsforsoargingshüs en dat dat op my doe de
yndruk makke hat, dat wy sa gau mooglik komme
moasten ta in nije ynrjochting hjirfan. Nou dizze joun
leit it projekt dan einlings foar üs. Der binne wol
lytse ünderdielen, dy't wy faeks wol graech hwat oars
seagen, mar dyjingen, dy't B. en W. en de Rie fan
foarljochting tsjinne hawwe, hawwe dochs wol sa folie
arguminten bybrocht, dat wy üs wol efter dit ütstel
stelle kinne. Ik soe lykwols noch ien opmerking meitsje
wolle en dat is dizze, dat yn de takomst de trije
sikehuzen, it eigen gemeentlike Sikehüs, it Diakones-
senhüs en it St. Bonifatius Hospitael, meielkoar sa
goed mooglik oparbeidzje.
By eardere petearen hjiroer yn de Rie hawwe wy
meardere kearen praet oer it stiftsjen fan in medysk
sintrum en dat medysk sintrum kin op forskillende
wize ta stan brocht wurde, mar dat kin ek mei öf-
hingje fan de kar en fan de bikwaemheit fan de stêf,
dy't aensen oan it haed fan dit Stêdstikehüs en dit
tohüs foar chronyske pasjinten-op-jierren stean sil. Wy
soene dus yn de takomst fan dizze stêf en it personiel
forwachtsje moatte, dat se deselde goede namme op-
hal de dy't op it eagenblik it Stêdssikehüs al hat. De
mancar fan forsoarging en dat wol ik hjir by it
nimmen fan dit bislüt noch ris sizze dy't de pasjin-