3
2
een preadvies over hebben en dan zou in de meest
gunstige omstandigheden deze zaak op 21 augustus
aan de orde kunnen komen.
Ik vraag me echter af: Is het nu eigenlijk wel nodig,
dat wij t.a.v. beroepschriften die toch volkomen tot de
competentie van de Raad behoren, eerst nog moeten
zeggen: Fiat, U kunt daar preadvies over uitbren
gen? Het lijkt mij eigenlijk toe, dat zo'n zaak daar
door nodeloos gestagneerd wordt. Ik heb de indruk,
dat wij, als deze procedure niet was gevolgd, wellicht
op het ogenblik al Uw preadvies hier gehad zouden
kunnen hebben. Ik geloof, dat wij in het belang van de
betrokkenen in het algemeen en ook in het belang van
deze betrokkene er goed aan doen de beroepschriften
op de vlugste manier te behandelen. Ik heb er dus even
aan gedacht, of we dit gedeelte: het vragen van pre
advies aan U, voortaan niet uit de procedure zouden
kunnen weglaten. Ik geloof, dat dat de zaak wel erg
bevordert.
De heer K. J. de Jong: Ik zou er wel bezwaar tegen
hebben, wanneer wij de procedure als zodanig niet zou
den volgen. Wel stel ik deze vraag: Was het niet mo
gelijk geweest, dat de brief van 19 juni voor een vorige
vergadering ter inzage was gelegd? Waarom komt dat
nu pas op 31 juli Er zitten toch zes weken tussen de
ontvangst van dit verzoek en deze vergadering, ik zou
zeggen: de terinzagelegging was wel eerder mogelijk
geweest; dan hadden wij nu eventueel met een pre
advies van B. en W. tot een beslissing kunnen komen.
Ik vind het wel jammer, dat de brieven die tot de
Raad gericht zijn, niet voor de eerste de beste verga
dering die de Raad daarna houdt, ter inzage voor de
raadsleden gelegd worden.
De Voorzitter: Ik zou toch allereerst, terugkomen
de op wat de heer K. J. de Jong heeft gezegd, een
misverstand willen wegnemen. Het beroepschrift van
deze N.V. is niet van 19 juni en dat vindt U hier ook
niet onder de mededelingen vermeld. Het besluit van
B. en W. is van 19 juni. Het beroepschrift ik heb
het hier voor me is gedateerd 9 juli en het is in
gekomen op 11 juli. En dit is dus de eerste zitting van
de Raad na inkomst van het beroepschrift. Als de heer
De Jong en ook de heer Ytsma de wens te kennen ge
ven om deze stukken zo snel mogelijk of in de eerst
volgende raadsvergadering te ontvangen, dan is aan dat
verlangen in dit geval volledig voldaan. De Raad weet
overigens toch ook wel, dat het gebruikelijk is om tot
aan het uitsturen van de agenda toe de ingekomen stuk
ken aan de Raad over te leggen. In dat opzicht bestaat
er dus tussen de heren en het College geen enkel ver
schil van mening, maar ook geen enkel verschil van
praktijk.
En wat nu de wens van de heer Ytsma betreft om
tegelijk met het beroepschrift alle andere stukken te
zien in de gedachte, dat dan misschien een dergelijk
beroepschrift direct afgedaan zou kunnen worden, dan
geloof ik toch niet, dat een dergelijke poging om be
roepen als deze zo snel af te doen in het belang is van
de reclamant noch van de juiste behandeling. Ik ge
loof, dat de reclamant er aanspraak op kan maken,
dat ook zijn bezwaren door de Raad zelf rustig wor
den bekeken en ik geloof ook, dat de Raad er aan
spraak op kan maken de stukken te zien, begeleid door
een weloverwogen preadvies van het College. Dat kan,
dunkt mij, een juiste behandeling alleen maar ten goe
de komen. Ik meen, in het algemeen gezegd dus, dat
wij, wanneer het gaat over beroepen van besluiten van
het College bij de Raad, de degelijkheid van be
handeling moeten laten prevaleren boven de snelheid
van behandeling. Bij een gang van zaken als deze,
waarbij dus in de eerstvolgende zitting van de Raad
voorgesteld wordt het stuk in handen van B. en W. te
stellen om preadvies, wordt m.i. aan de eisen van een
juiste behandeling het beste voldaan.
Wat dan de wens van de heer Ytsma betreft om nu
direct alles al te kunnen bezien, ik geloof, dat dit een
beetje overbodig is, omdat, wanneer straks preadvies
uitgebracht wordt, de Raad natuurlijk alle stukken on
der ogen krijgt. Dan kan hij ze ook juist aan de hand
van het preadvies iets beter bekijken tenminste, dat
stellen wij ons voor dan wanneer dat preadvies er
niet bij is.
De heer Ytsma: Ik heb wel uitdrukkelijk de datum
van het beroepschrift: 9 juli genoemd, dus ik heb wel
de brief aangehaald. Ik blijf op het standpunt staan,
dat bij het stuk, dat op het ogenblik in de mededelin
genmap ligt, gerust ook de stukken zouden kunnen
zijn, die hierop betrekking hebben. Ik geloof, dat wij
dan iets meer tijd krijgen om ons te oriënteren, omdat
er in de regel voor de raadsvergaderingen nog wel een
aantal andere dingen zijn, die je ook moet behandelen.
Ik blijf voor de beroepschriften, die tot de competentie
van de Raad behoren waarvan U dus zelf overtuigd
bent de tussenfase van de vraag van B. en W.
aan de Raad: zullen wij dit om preadvies tot ons ne
men? toch wel overbodig vinden. Ik geloof, dat we,
als we die fase er uit laten, spoediger behandeling van
de zaken zouden kunnen krijgen.
De Voorzitter: Ik kan het tot mijn spijt niet met
de heer Ytsma eens zijn. Op de bestaande wijze geven
wij de Raad in de meest uitgebreide zin de mogelijk
heid een beslissing te nemen, ook over de vraag, o f er
een preadvies moet komen. Ik meen, dat wij goed doen
de procedure, zoals B. en W. die op het ogenblik en
tot dusverre hebben toegepast, te blijven volgen.
Het beroepschrift wordt in handen van B. en W. ge
steld om preadvies.
Sub D 3.
De brief wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 238 en 227).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstel
len van B. en W.
Punt 4 (bijlage no. 226).
De voordracht van B. en W. luidt:
I. Koopman te Terhorne.
Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen.
Mej. Koehler en de heer Mani vormden het stem
bureau.
Punt 5 (bijlage no. 225).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no. 229).
De heer Van Balen Walter: Dit punt heeft op mij
niet een erg prettige indruk gemaakt. Wij zijn destijds
deze coöperatie zover terwille geweest, dat we bereid
waren een beroep bij de Kroon in te stellen tegen de
weigering van Gedeputeerde Staten en nu worden we
dus plotseling geconfronteerd met het feit, dat we
ons eigenlijk om niets hebben druk gemaakt en dat de
heren zelfs liever een ander terrein hebben dan het ter
rein waar ze destijds zo verschrikkelijk op gebrand wa
ren. De Raad van zijn kant heeft wel enige bezwaren
tegen de aankoop van dit terrein geopperd; alle leden
waren niet bepaald enthousiast over het verrijzen van
de fabriek op deze plaats, maar destijds wilde men van
Co-op-zijde dit terrein toch met alle geweld hebben.
Nu plotseling blijkt dit geheel anders te zijn. En dit
heeft op mij, moet ik U zeggen, een beetje een ver
velende indruk gemaakt. Ik zou alleen willen vragen:
Is deze verandering van zienswijze bij de Co-op het
gevolg van druk van de zijde van het College of is dit
een geheel vrijwillige verandering van mening?
De heer Van der Schaaf (weth.): De gang van za
ken die door de heer Van Balen Walter gememoreerd
is, is in deze Raad voldoende bekend, omdat het nog
kortgeleden hier heeft gespeeld. Toen na het besluit
tot het instellen van hoger beroep de Co-op ten Stad-
huize eens kwam informeren met de vraag hoe lang
dit zou duren, is daar, in overeenstemming met de
ervaringen die op dat punt bestaan, gezegd: Zeker
wel een jaar. Dat is de praktijk. Dergelijke procedures
plegen heel lang te duren. Ik kan in dit verband wel
noemen het geval van de uitbreiding die door het Leeu-
4
dat wy hiel biwust sizze: It past üs yn üs finansjele
omstannichheden net.
Dat binne fan dy dingen, dy't ik to'n earsten wol ef-
kes opmerke woe, mar ik bliuw dér op dit stuit büten. Ik
mien dat it yn elk gefal foar de leanadministraesje bi-
langryk wêze soe, dat in diel fan üs personiel, dat
hjoed-de-dei sa biset is mei it ütfieren fan dit wurk,
dêrfan frijsteld wurdt en ynset wurdt op in oar gebiet.
Dat is natuerlik foar üs ek in uterst wichtige saek.
As men ütrekkenje soe hwat sy foar de Gemeente for-
tsjinje, dan sil men sjen, dat dit ek net in bidrach is
om to forwaerloazjen.
De hear BoomgaardtIt idé om dizze saek ris to
bistudearjen, ek yn it ljocht fan de omstannichheden
fan de gemeente Ljouwert, liket üs ek fan tige great
bilang. En ik kin ek wol sizze, dat ik alle wurdearring
haw foar it rapport, dat de amtlike wurkgroep üt-
brocht hat en dat koart en düdlik seit hwer't it hinne
moat. Wy kinne üs ek wol forienigje mei de konklüzje,
dêr't it rapport ta komt en yn deselde geast as it
Kolleezje dan ek advisearret om it op to folgjen.
Dochs is der in kant oan dizze matearje, dy't miskien
wolris bisprek hawwe mocht. Dizze wurkgroep komt
uteraerd net yn de biliedsfragen fan de eftergroun
fan de swierrichheden fan de lean-administraesje. Dat
leit net op de wei fan dizze groep. Mar it is wol in
saek, tocht ik, foar üs as Rie en oer it algemien dus
foar rieden fan gemeenten, dat men jin öffreget: Hwer
groeije wy op'en dür hinne En hokker biswier men ek
hawwe kin tsjin alle uniformearring en sintralisaesje,
men soe dochs sizze, dat wy op dit terrein mear nei
unifikaesje en nei it stellen fan algemiene regels as
ütgongspunten dy't dan unifoarm tapast wurde kinne
tawurkje moatte. Yn dit forban soe ik dan ek freegje
wolle: Hat de Foriening fan Nederlanske gemeenten
hjir wolris hwat oer sein of rapportearre Is dat
it Kolleezje ek bikend en foar it gefal, dat it net sa
wêze soe: Soe it ek bilangryk wêze kinne om ris to
freegjen, dat de Foriening fan Nederlanske gemeenten
dizze saek net apart foar Ljouwert, mar yn syn
algemienens ris biseach? Hwant ik leau, dat der
dochs ek, al sykje wy dus in praktyske oplossing foar
de swierrichheden, dêr't wy yn sitte, in eftergroun foar
dy swierrichheden is en faeks soe der yn algemien
forban hwat mear oan dien wurde kinne.
Dat is hwat by üs sa efkes boppe kacm.
De Voorzitter: Bij afwezigheid van de Wethouder-
fan Financiën is aan mij de taak toebedeeld om de
verschillende vragen en opmerkingen over dit punt
te beantwoorden.
Het wil mij voorkomen, dat de heren Santema en
Boomgaardt -het mij niet moeilijk hebben gemaakt,
omdat, als ik de beide heren goed begrijp, ze zich toch
wel akkoord verklaren met het voorstel, althans met
de strekking daarvan. Alleen de heer Santema heeft
zich afgevraagd: Moet nu gezocht worden naar een
computor, een elektronisch apparaat, dat op zo grote
afstand van Leeuwarden is, en kunnen we niet dichter
bij huis, hetzij bij een bedrijf in de stad dat een der
gelijk apparaat heeft, hetzij bij de gemeente Smallinger-
land terecht? Nu moet ik t.a.v. wat ik zeg wel enig
voorbehoud maken, omdat ik op deze vragen niet voor
bereid ben. Ik moet wel zeggen, dat het mij in hoge
mate zou verwonderen, wanneer de gemeente Smal-
lingerland de beschikking in eigendom zou hebben over
een apparaat als waarover het hier gaat. Wij plegen
toch ook wel de raadsverslagen te volgen van de ge
meenten buiten Leeuwarden en het is geen van ons
opgevallen, dat daar ooit een voorstel is gedaan
laat staan aangenomen tot het aanschaffen van een
dergelijk kostbaar apparaat. En ik geloof toch wel,
gegeven die onbekendheid, voor stellig te mogen aan
nemen, dat, wanneer Smallingerland a.1 een of ander
apparaat mocht hebben, dat dan toch stellig niet een
elektronisch apparaat kan zijn als waarover het hier
gaat. Ons is wel bekend, dat er bij bepaalde bedrijven
in de stad computors zijn, maar nu moeten we bij deze
zaken wel bedenken, dat deze apparaten, willen ze
voor zeer uiteenlopende doeleinden bruikbaar zijn, zeer
uitgebreid en uitermate kostbaar zijn. En in verhou
ding tot de kostbaarheid staat dan natuurlijk ook de
kostbaarheid van het gebruik. Gezocht is dus hier
naar een apparaat, dat werkzaam is bij wijze van spre
ken op hetzelfde terrein als waarvoor het voor ons
werk nodig is. Dan kan men bij zo'n z.g. programme
ring zich beperken en kan dat apparaat dus ook een
beperkte omvang houden en daardoor van, relatief ge
sproken, beperkte prijs zijn. Dan kan dus ook een
abonnement op de hulp van zo'n apparaat binnen
beperkte grenzen blijven. Apparaten, zoals er een moet
staan bij de Coöperatieve Condensfabriek en bij de
Algemeene Friesche, zijn dus nodig voor een ander
terrein dan waar het hier over gaat en het zou on
evenredig kostbaar zijn, om, gesteld dat deze appara
ten het werk kunnen leveren, dan te vragen om dit
voor ons te doen. Ook in deze dingen moet men dus
blijven bij apparaten die in de lijn van hetzelfde werk
gebruikt worden. En dat is dus het geval met het
apparaat van deze Vereniging voor Centrale Elektro
nische Administratie. Overigens geloof ik, dat de
kwestie van de afstand van hier naar Amsterdam en
terug in het werk toch nauwelijks van betekenis is,
omdat, wanneer eenkeer bepaalde ambtenaren in Leeu
warden de nodige kennis krijgen in het verzamelen en
het verwerken op ponskaarten van gegevens die in
Amsterdam verwelkt moeten worden, het eenvoudig
verder alleen maar een kwestie van heen en weer stu
ren is.
De heer Boomgaardt heeft zich in elk geval duidelijk
akkoord verklaard met het voorstel, maar heeft de
vraag gesteld: Is hier toch eigenlijk niet, zoals hij het
noemt, een achtergrond, een oorzaak, waardoor alles
zo ingewikkeld wordt en is het dus toch niet verstan
dig om te trachten de oorzaak van die ingewikkeld
heden weg te nemen en te streven naar meer uniformi
teit en unificatie? Nu heeft op het gebied van de ar
beidsvoorwaarden na de oorlog en vooral in de laatste
jaren in heel grote mate een unificatie plaats gehad,
n.l. tussen de arbeidsvoorwaarden van het Rijk en de
gemeenten en van de gemeenten onderling. Het gaat
er dus ook niet om, dat er in den lande een groot aan
tal verschillende regelingen t.a.v. dezelfde punten zijn,
maar dat er over een zo groot aantal punten zulke
ingewikkelde regelingen zijn gemaakt. En dat is de
reden, waarom deze loodadministratie uiteindelijk haast
niet meer bij te houden is zonder apparatuur als waar
om het gaat, ook omdat er nog altijd een streven is
om het ingewikkeld te maken, d.w.z. er komen steeds
nieuwe regelingen bij en een belangrijk punt is dan
ook, dat daardoor de kans om fouten te maken steeds
groter wordt, een kans, die stellig op de bestaande wijze
van doen wanneer er dus uitsluitend afgestemd
wordt op menselijke arbeid, zij het dan verder met
behulp van rekenmachines er nu al in zit, maar
in het vervolg steeds groter wordt, als men geen ge
bruik kan maken van apparatuur die deze fouten uit
sluit. Nu is er in de loop van de jaren wel telkens op
nieuw geprobeerd om tot vereenvoudiging te komen
van de loonberekening. Er zijn thans weer toeslagen
in het basisloon gebracht en wij hebben allemaal eigen
lijk op een bepaald ogenblik de hoop gehad, dat het
in het vervolg daardoor wat gemakkelijker zou worden,
maar toen is het bij wijze van spreken van voren af
aan begonnen. Telkens opnieuw zijn er weer ingewik
keldheden bijgekomen, zodat het inderdaad op den duur
zonder een apparatuur als deze en dat staat ook al
uitvoerig in het voorstel van B. en W. niet meer
bij te houden is. Uw gedachte is op zichzelf in
hoofdzaak juist. Alleen dat heeft ook de aan
dacht van de Gemeente en van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten. Alleen zou men, om daarin
verandering te brengen, als het ware een keer moeten
maken op de ontwikkeling van de rechtspositie, zoals
die zich na de oorlog heeft voltrokken, omdat ik
mag het herhalen telkens opnieuw nieuwe, afzon
derlijke elementen bij het loon gekomen zijn, waarmee
rekening moet worden gehouden.
Ik hoop, dat ik met deze beantwoording duidelijk ben
geweest.
De hear Santema: Tige tank foar Jou taljochting.
Der is my mei ien en oar noch wol wer hwat düdlik
wurden. Ik soe allinnich dit noch sizze wolle: Hwan-
near wy üs nou dus bine foar in bipaelde tiid, in abon-
nemint nimme op dizze ynstelling yn Amsterdam, dan
slüt dat, hoopje ik, dochs net üt, dat wy, hwannear