3 2 een preadvies over hebben en dan zou in de meest gunstige omstandigheden deze zaak op 21 augustus aan de orde kunnen komen. Ik vraag me echter af: Is het nu eigenlijk wel nodig, dat wij t.a.v. beroepschriften die toch volkomen tot de competentie van de Raad behoren, eerst nog moeten zeggen: Fiat, U kunt daar preadvies over uitbren gen? Het lijkt mij eigenlijk toe, dat zo'n zaak daar door nodeloos gestagneerd wordt. Ik heb de indruk, dat wij, als deze procedure niet was gevolgd, wellicht op het ogenblik al Uw preadvies hier gehad zouden kunnen hebben. Ik geloof, dat wij in het belang van de betrokkenen in het algemeen en ook in het belang van deze betrokkene er goed aan doen de beroepschriften op de vlugste manier te behandelen. Ik heb er dus even aan gedacht, of we dit gedeelte: het vragen van pre advies aan U, voortaan niet uit de procedure zouden kunnen weglaten. Ik geloof, dat dat de zaak wel erg bevordert. De heer K. J. de Jong: Ik zou er wel bezwaar tegen hebben, wanneer wij de procedure als zodanig niet zou den volgen. Wel stel ik deze vraag: Was het niet mo gelijk geweest, dat de brief van 19 juni voor een vorige vergadering ter inzage was gelegd? Waarom komt dat nu pas op 31 juli Er zitten toch zes weken tussen de ontvangst van dit verzoek en deze vergadering, ik zou zeggen: de terinzagelegging was wel eerder mogelijk geweest; dan hadden wij nu eventueel met een pre advies van B. en W. tot een beslissing kunnen komen. Ik vind het wel jammer, dat de brieven die tot de Raad gericht zijn, niet voor de eerste de beste verga dering die de Raad daarna houdt, ter inzage voor de raadsleden gelegd worden. De Voorzitter: Ik zou toch allereerst, terugkomen de op wat de heer K. J. de Jong heeft gezegd, een misverstand willen wegnemen. Het beroepschrift van deze N.V. is niet van 19 juni en dat vindt U hier ook niet onder de mededelingen vermeld. Het besluit van B. en W. is van 19 juni. Het beroepschrift ik heb het hier voor me is gedateerd 9 juli en het is in gekomen op 11 juli. En dit is dus de eerste zitting van de Raad na inkomst van het beroepschrift. Als de heer De Jong en ook de heer Ytsma de wens te kennen ge ven om deze stukken zo snel mogelijk of in de eerst volgende raadsvergadering te ontvangen, dan is aan dat verlangen in dit geval volledig voldaan. De Raad weet overigens toch ook wel, dat het gebruikelijk is om tot aan het uitsturen van de agenda toe de ingekomen stuk ken aan de Raad over te leggen. In dat opzicht bestaat er dus tussen de heren en het College geen enkel ver schil van mening, maar ook geen enkel verschil van praktijk. En wat nu de wens van de heer Ytsma betreft om tegelijk met het beroepschrift alle andere stukken te zien in de gedachte, dat dan misschien een dergelijk beroepschrift direct afgedaan zou kunnen worden, dan geloof ik toch niet, dat een dergelijke poging om be roepen als deze zo snel af te doen in het belang is van de reclamant noch van de juiste behandeling. Ik ge loof, dat de reclamant er aanspraak op kan maken, dat ook zijn bezwaren door de Raad zelf rustig wor den bekeken en ik geloof ook, dat de Raad er aan spraak op kan maken de stukken te zien, begeleid door een weloverwogen preadvies van het College. Dat kan, dunkt mij, een juiste behandeling alleen maar ten goe de komen. Ik meen, in het algemeen gezegd dus, dat wij, wanneer het gaat over beroepen van besluiten van het College bij de Raad, de degelijkheid van be handeling moeten laten prevaleren boven de snelheid van behandeling. Bij een gang van zaken als deze, waarbij dus in de eerstvolgende zitting van de Raad voorgesteld wordt het stuk in handen van B. en W. te stellen om preadvies, wordt m.i. aan de eisen van een juiste behandeling het beste voldaan. Wat dan de wens van de heer Ytsma betreft om nu direct alles al te kunnen bezien, ik geloof, dat dit een beetje overbodig is, omdat, wanneer straks preadvies uitgebracht wordt, de Raad natuurlijk alle stukken on der ogen krijgt. Dan kan hij ze ook juist aan de hand van het preadvies iets beter bekijken tenminste, dat stellen wij ons voor dan wanneer dat preadvies er niet bij is. De heer Ytsma: Ik heb wel uitdrukkelijk de datum van het beroepschrift: 9 juli genoemd, dus ik heb wel de brief aangehaald. Ik blijf op het standpunt staan, dat bij het stuk, dat op het ogenblik in de mededelin genmap ligt, gerust ook de stukken zouden kunnen zijn, die hierop betrekking hebben. Ik geloof, dat wij dan iets meer tijd krijgen om ons te oriënteren, omdat er in de regel voor de raadsvergaderingen nog wel een aantal andere dingen zijn, die je ook moet behandelen. Ik blijf voor de beroepschriften, die tot de competentie van de Raad behoren waarvan U dus zelf overtuigd bent de tussenfase van de vraag van B. en W. aan de Raad: zullen wij dit om preadvies tot ons ne men? toch wel overbodig vinden. Ik geloof, dat we, als we die fase er uit laten, spoediger behandeling van de zaken zouden kunnen krijgen. De Voorzitter: Ik kan het tot mijn spijt niet met de heer Ytsma eens zijn. Op de bestaande wijze geven wij de Raad in de meest uitgebreide zin de mogelijk heid een beslissing te nemen, ook over de vraag, o f er een preadvies moet komen. Ik meen, dat wij goed doen de procedure, zoals B. en W. die op het ogenblik en tot dusverre hebben toegepast, te blijven volgen. Het beroepschrift wordt in handen van B. en W. ge steld om preadvies. Sub D 3. De brief wordt voor kennisgeving aangenomen. Punten 2 en 3 (bijlagen nos. 238 en 227). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstel len van B. en W. Punt 4 (bijlage no. 226). De voordracht van B. en W. luidt: I. Koopman te Terhorne. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Mej. Koehler en de heer Mani vormden het stem bureau. Punt 5 (bijlage no. 225). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 6 (bijlage no. 229). De heer Van Balen Walter: Dit punt heeft op mij niet een erg prettige indruk gemaakt. Wij zijn destijds deze coöperatie zover terwille geweest, dat we bereid waren een beroep bij de Kroon in te stellen tegen de weigering van Gedeputeerde Staten en nu worden we dus plotseling geconfronteerd met het feit, dat we ons eigenlijk om niets hebben druk gemaakt en dat de heren zelfs liever een ander terrein hebben dan het ter rein waar ze destijds zo verschrikkelijk op gebrand wa ren. De Raad van zijn kant heeft wel enige bezwaren tegen de aankoop van dit terrein geopperd; alle leden waren niet bepaald enthousiast over het verrijzen van de fabriek op deze plaats, maar destijds wilde men van Co-op-zijde dit terrein toch met alle geweld hebben. Nu plotseling blijkt dit geheel anders te zijn. En dit heeft op mij, moet ik U zeggen, een beetje een ver velende indruk gemaakt. Ik zou alleen willen vragen: Is deze verandering van zienswijze bij de Co-op het gevolg van druk van de zijde van het College of is dit een geheel vrijwillige verandering van mening? De heer Van der Schaaf (weth.): De gang van za ken die door de heer Van Balen Walter gememoreerd is, is in deze Raad voldoende bekend, omdat het nog kortgeleden hier heeft gespeeld. Toen na het besluit tot het instellen van hoger beroep de Co-op ten Stad- huize eens kwam informeren met de vraag hoe lang dit zou duren, is daar, in overeenstemming met de ervaringen die op dat punt bestaan, gezegd: Zeker wel een jaar. Dat is de praktijk. Dergelijke procedures plegen heel lang te duren. Ik kan in dit verband wel noemen het geval van de uitbreiding die door het Leeu- 4 dat wy hiel biwust sizze: It past üs yn üs finansjele omstannichheden net. Dat binne fan dy dingen, dy't ik to'n earsten wol ef- kes opmerke woe, mar ik bliuw dér op dit stuit büten. Ik mien dat it yn elk gefal foar de leanadministraesje bi- langryk wêze soe, dat in diel fan üs personiel, dat hjoed-de-dei sa biset is mei it ütfieren fan dit wurk, dêrfan frijsteld wurdt en ynset wurdt op in oar gebiet. Dat is natuerlik foar üs ek in uterst wichtige saek. As men ütrekkenje soe hwat sy foar de Gemeente for- tsjinje, dan sil men sjen, dat dit ek net in bidrach is om to forwaerloazjen. De hear BoomgaardtIt idé om dizze saek ris to bistudearjen, ek yn it ljocht fan de omstannichheden fan de gemeente Ljouwert, liket üs ek fan tige great bilang. En ik kin ek wol sizze, dat ik alle wurdearring haw foar it rapport, dat de amtlike wurkgroep üt- brocht hat en dat koart en düdlik seit hwer't it hinne moat. Wy kinne üs ek wol forienigje mei de konklüzje, dêr't it rapport ta komt en yn deselde geast as it Kolleezje dan ek advisearret om it op to folgjen. Dochs is der in kant oan dizze matearje, dy't miskien wolris bisprek hawwe mocht. Dizze wurkgroep komt uteraerd net yn de biliedsfragen fan de eftergroun fan de swierrichheden fan de lean-administraesje. Dat leit net op de wei fan dizze groep. Mar it is wol in saek, tocht ik, foar üs as Rie en oer it algemien dus foar rieden fan gemeenten, dat men jin öffreget: Hwer groeije wy op'en dür hinne En hokker biswier men ek hawwe kin tsjin alle uniformearring en sintralisaesje, men soe dochs sizze, dat wy op dit terrein mear nei unifikaesje en nei it stellen fan algemiene regels as ütgongspunten dy't dan unifoarm tapast wurde kinne tawurkje moatte. Yn dit forban soe ik dan ek freegje wolle: Hat de Foriening fan Nederlanske gemeenten hjir wolris hwat oer sein of rapportearre Is dat it Kolleezje ek bikend en foar it gefal, dat it net sa wêze soe: Soe it ek bilangryk wêze kinne om ris to freegjen, dat de Foriening fan Nederlanske gemeenten dizze saek net apart foar Ljouwert, mar yn syn algemienens ris biseach? Hwant ik leau, dat der dochs ek, al sykje wy dus in praktyske oplossing foar de swierrichheden, dêr't wy yn sitte, in eftergroun foar dy swierrichheden is en faeks soe der yn algemien forban hwat mear oan dien wurde kinne. Dat is hwat by üs sa efkes boppe kacm. De Voorzitter: Bij afwezigheid van de Wethouder- fan Financiën is aan mij de taak toebedeeld om de verschillende vragen en opmerkingen over dit punt te beantwoorden. Het wil mij voorkomen, dat de heren Santema en Boomgaardt -het mij niet moeilijk hebben gemaakt, omdat, als ik de beide heren goed begrijp, ze zich toch wel akkoord verklaren met het voorstel, althans met de strekking daarvan. Alleen de heer Santema heeft zich afgevraagd: Moet nu gezocht worden naar een computor, een elektronisch apparaat, dat op zo grote afstand van Leeuwarden is, en kunnen we niet dichter bij huis, hetzij bij een bedrijf in de stad dat een der gelijk apparaat heeft, hetzij bij de gemeente Smallinger- land terecht? Nu moet ik t.a.v. wat ik zeg wel enig voorbehoud maken, omdat ik op deze vragen niet voor bereid ben. Ik moet wel zeggen, dat het mij in hoge mate zou verwonderen, wanneer de gemeente Smal- lingerland de beschikking in eigendom zou hebben over een apparaat als waarover het hier gaat. Wij plegen toch ook wel de raadsverslagen te volgen van de ge meenten buiten Leeuwarden en het is geen van ons opgevallen, dat daar ooit een voorstel is gedaan laat staan aangenomen tot het aanschaffen van een dergelijk kostbaar apparaat. En ik geloof toch wel, gegeven die onbekendheid, voor stellig te mogen aan nemen, dat, wanneer Smallingerland a.1 een of ander apparaat mocht hebben, dat dan toch stellig niet een elektronisch apparaat kan zijn als waarover het hier gaat. Ons is wel bekend, dat er bij bepaalde bedrijven in de stad computors zijn, maar nu moeten we bij deze zaken wel bedenken, dat deze apparaten, willen ze voor zeer uiteenlopende doeleinden bruikbaar zijn, zeer uitgebreid en uitermate kostbaar zijn. En in verhou ding tot de kostbaarheid staat dan natuurlijk ook de kostbaarheid van het gebruik. Gezocht is dus hier naar een apparaat, dat werkzaam is bij wijze van spre ken op hetzelfde terrein als waarvoor het voor ons werk nodig is. Dan kan men bij zo'n z.g. programme ring zich beperken en kan dat apparaat dus ook een beperkte omvang houden en daardoor van, relatief ge sproken, beperkte prijs zijn. Dan kan dus ook een abonnement op de hulp van zo'n apparaat binnen beperkte grenzen blijven. Apparaten, zoals er een moet staan bij de Coöperatieve Condensfabriek en bij de Algemeene Friesche, zijn dus nodig voor een ander terrein dan waar het hier over gaat en het zou on evenredig kostbaar zijn, om, gesteld dat deze appara ten het werk kunnen leveren, dan te vragen om dit voor ons te doen. Ook in deze dingen moet men dus blijven bij apparaten die in de lijn van hetzelfde werk gebruikt worden. En dat is dus het geval met het apparaat van deze Vereniging voor Centrale Elektro nische Administratie. Overigens geloof ik, dat de kwestie van de afstand van hier naar Amsterdam en terug in het werk toch nauwelijks van betekenis is, omdat, wanneer eenkeer bepaalde ambtenaren in Leeu warden de nodige kennis krijgen in het verzamelen en het verwerken op ponskaarten van gegevens die in Amsterdam verwelkt moeten worden, het eenvoudig verder alleen maar een kwestie van heen en weer stu ren is. De heer Boomgaardt heeft zich in elk geval duidelijk akkoord verklaard met het voorstel, maar heeft de vraag gesteld: Is hier toch eigenlijk niet, zoals hij het noemt, een achtergrond, een oorzaak, waardoor alles zo ingewikkeld wordt en is het dus toch niet verstan dig om te trachten de oorzaak van die ingewikkeld heden weg te nemen en te streven naar meer uniformi teit en unificatie? Nu heeft op het gebied van de ar beidsvoorwaarden na de oorlog en vooral in de laatste jaren in heel grote mate een unificatie plaats gehad, n.l. tussen de arbeidsvoorwaarden van het Rijk en de gemeenten en van de gemeenten onderling. Het gaat er dus ook niet om, dat er in den lande een groot aan tal verschillende regelingen t.a.v. dezelfde punten zijn, maar dat er over een zo groot aantal punten zulke ingewikkelde regelingen zijn gemaakt. En dat is de reden, waarom deze loodadministratie uiteindelijk haast niet meer bij te houden is zonder apparatuur als waar om het gaat, ook omdat er nog altijd een streven is om het ingewikkeld te maken, d.w.z. er komen steeds nieuwe regelingen bij en een belangrijk punt is dan ook, dat daardoor de kans om fouten te maken steeds groter wordt, een kans, die stellig op de bestaande wijze van doen wanneer er dus uitsluitend afgestemd wordt op menselijke arbeid, zij het dan verder met behulp van rekenmachines er nu al in zit, maar in het vervolg steeds groter wordt, als men geen ge bruik kan maken van apparatuur die deze fouten uit sluit. Nu is er in de loop van de jaren wel telkens op nieuw geprobeerd om tot vereenvoudiging te komen van de loonberekening. Er zijn thans weer toeslagen in het basisloon gebracht en wij hebben allemaal eigen lijk op een bepaald ogenblik de hoop gehad, dat het in het vervolg daardoor wat gemakkelijker zou worden, maar toen is het bij wijze van spreken van voren af aan begonnen. Telkens opnieuw zijn er weer ingewik keldheden bijgekomen, zodat het inderdaad op den duur zonder een apparatuur als deze en dat staat ook al uitvoerig in het voorstel van B. en W. niet meer bij te houden is. Uw gedachte is op zichzelf in hoofdzaak juist. Alleen dat heeft ook de aan dacht van de Gemeente en van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Alleen zou men, om daarin verandering te brengen, als het ware een keer moeten maken op de ontwikkeling van de rechtspositie, zoals die zich na de oorlog heeft voltrokken, omdat ik mag het herhalen telkens opnieuw nieuwe, afzon derlijke elementen bij het loon gekomen zijn, waarmee rekening moet worden gehouden. Ik hoop, dat ik met deze beantwoording duidelijk ben geweest. De hear Santema: Tige tank foar Jou taljochting. Der is my mei ien en oar noch wol wer hwat düdlik wurden. Ik soe allinnich dit noch sizze wolle: Hwan- near wy üs nou dus bine foar in bipaelde tiid, in abon- nemint nimme op dizze ynstelling yn Amsterdam, dan slüt dat, hoopje ik, dochs net üt, dat wy, hwannear

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 2