8
dat na aanbesteding opnieuw het krediet zou moeten
worden aangepast. Daarom vroegen zij zich af, of het
niet betei' was te wachten met de kredietverhoging tot
na de aanbesteding. Dan zou bekend zijn, voor welk
oedrag net krediet moest worden aangevraagd. Ik zou
uaaiaan nog willen toevoegen, dat het totale project
van stamnool en rioolgemaal destijds hier is gezien
dat zaï de Raad zich herinneren als een aanvullend
werKobject, maar dat in de loop der jaren is gebleken
en dat is op zichzelf een verheugende omstandig
heid dat het niet meer als een zodanig object voor
uitvoering in aanmerking kwam. Dat betekende dus,
dat het project, niet meer subsidiabel zijnde, opnieuw
moest worden bekeken, en ook, dat het krediet opnieuw
moest worden bezien. Er is ook overleg geweest met
Gedeputeerde Staten en overigens moeten we ter zake
van het houden van een aanbesteding uiteraard wach
ten op machtigingen van dat College. Ik zeg niet, dat
het lang heeft geduurd; ik moet alleen vaststellen, dat
in verband met de twijfel t.a.v. de juiste hoogte van
het oorspronkelijk geraamde krediet toch wel even
overleg nodig was. Overigens geloof ik toch wel te
mogen zeggen, dat, was de oorspronkelijke raming
juist geweest, de Raad met deze zaak niet meer zou
zijn geconfronteerd. In de gehele ontwikkeling van de
prijzen, lonen, enz. echter en de juist daardoor zo hoog
uitgekomen aannemingssom, was dus dit voorstel tot
kredietverlening noodzakelijk en ik geloof, dat die
zaak toch voor de Raad volkomen begrijpelijk is, hoe
wel ik het wel met de heer Engels eens ben, die zei:
Maakt het College niet twee keer op één avond de
zelfde fout? (De heer Engels: Voorai omdat de Wet
houder voorzien heeft, dat er wel een vraag gesteld
zou worden bij dit punt.) Ik hoop, dat de discussie in
dat opzicht wel leerzaam is geweest.
De heer Van der Veen: Ik geloof, dat wij dit soort
aangelegenheden niet al te zwaar moeten aanslaan,
nu de Commissie die nooit zwart op wit ziet. Ik ben
het met de Wethouder eens, dat deze zaak een beetje
anders ligt dan de andere voorstellen, die vanavond
op korte termijn worden gedaan. Dit is inderdaad
eigenlijk een oud voorstel. En als de Raad destijds
gemeend heeft, dat de installatie nodig was, dan is
er geen reden te verwachten, dat hij er nu plotseling
anders over zal denken. Enige logica zit daar wel in,
maar daar is nog niet mee verklaard, dat deze beslis
sing nu weer zo halsoverkop moet worden gevraagd.
En ik zie eigenlijk ook niet in, hoe de Wethouder, stel,
dat hij deze zaak en bagatelle had willen behandelen,
dat dan had moeten doen. Het gaat m.i. in dit geval
niet om de vraag, of wij die installatie moeten aan
leggen, het gaat er om, of wij akkoord gaan met het
beleid, dat uit dit voorstel spreekt. Dit beleid bracht
mee, dat men in 1959 machtiging vroeg om deze in
stallatie aan te leggen, dat men toen verder buiten de
Raad om tot 1963 niets gedaan heeft aan het effec
tueren van dit riool, maar dat men in 1963 doodleuk
komt met het verzoek om 50% meer te voteren en om
in 1963 te beginnen, omdat het geen dag langer kan
wachten. Dat was in 1959 ook al zo. En nu kan het
ook best zijn, dat die zaak in 1959 niet zo urgent was.
Ik weet dat niet, maar ik had dat kunnen zien, als de
portefeuille met de stukken die op 1959 betrekking
hebben, ter inzage gelegen had dan hadden wij, als
daarvoor ten minste enige tijd was geweest, gelegen
heid gehad om die zaak te bekijken. Maar die tijd
was er niet. Men kon tenslotte in 1959 weten, dat de
prijzen zouden oplopen. Waarom zou de Raad zich
daarover dan op dit moment moeten uitspreken Heeft
liet College verstandig gedaan om toen de zaak aan
te houden en misschien te gokken op een persleiding,
die al eerder door de Raad als mogelijkheid verworpen
was Ik weet het niet. Ik zie niet in, dat de Raad hier
enig bezwaar tegen had. Ik heb er geen behoefte aan
oppositie tegen dit voorstel te voeren.
~e heer Spiekhout: Het uitstel wordt gemotiveerd
met de mogelijkheid van een persleiding, terwijl de
Wethouder zopas zei, dat dit pompstation in beide ge
vallen gebruikt moet worden. Dan begrijp ik die moti
vering niet helemaal meer.
De heer Van der Schaaf (weth.): Dit rioolgemaal
is ontworpen als een onderdeel van de zuiveringsinstal
latie, maar als wij dus in 1959 hadden gestaan op het
idee van een persleiding, dan waren er vanaf 1959 al
leidingen in een andere richting gelegd dan nu het
geval is. Dan waren ze niet vanaf de zee gelegd, maar
in de richting van de zee. En dan was er waarschijnlijk
in de Borniastraat niet een pompgemaal gekomen,
maar nu er dus al hele stukken van de leidingen liggen
in die bepaalde richting en aflopende naar die richting,
kan dit pompgemaal dat heeft de directeur Open
bare Werken mij desgevraagd zeer pertinent verze
kerd dienst doen in het stelsel, ook als een pers
leiding zal worden gekozen, zij het dan, dat er mis
schien een ander soort pomp in geplaatst zal worde.i.
Dit gebouw echter kan als pomppunt heel goed dienst
doen in het systeem van de persleiding.
Nu nog deze opmerking aan het adres van de raads
leden die vragen: Waarom heeft dit zo lang geduurd?
Er is indertijd de heer Tiekstra heeft dat al gem -
moreerd toch wel een tijdlang gehoopt, dat op dit
project, evenals op een aantal leidingen van het zuive
ringsstelsel, subsidie van de Dienst Aanvullende We
ken zou kunnen worden verkregen. Het wachten daa.
op heeft natuurlijk tijd gekost en dat is één van de
factoren, dat het werk toen niet direct is uitgevoer
Nu is de toestand in de riolering in Leeuwarden-zuid
inmiddels ook weer iets verergerd en er wordt ver
wacht dat is op goede gronden; dat zeggen de tech
nische diensten in ieder geval positief dat, wannec
het rioolstelsel in het zuiden op een ogenblik wordt ai-
gepompt door dit gemaal, er dan na het gereedkomen
van dit gemaal een verbetering van de rioolwaterstand
in het zuidelijke stadsdeel zal optreden. Omdat da
rioolstelsel in het zuiden ook tot de kop toe belast is,
is deze maatregel ook nodig en, wil daar voor de win
ter nog iets aan gedaan kunnen worden, dan was het
gewenst dit nu te doen. Als de Raad vindt, dat een
kredietverhoging betreffende een project, dat al in
principe is goedgekeurd, steeds de normale procedure
enz. moet volgen, dan zal het College daar uiteraarc
nota van moeten nemen, maar ik mag toch wel zeggen,
dat de gang van de werkzaamheden ook een rol
speelt en dat het College niet gaarne op een anders-
gelegenheid van de Raad wil horen Waarom hebt U
dat niet even als een spoedvoorstel ingediend Dan
had het werk kunnen beginnen. We moeten ook altijd
rekening houden met de mogelijkheid, dat de Raad de
materiële belangen van een bepaald werk voorop stelt
en zegt: Als U slagvaardig wilt zijn, dan had U dat
wel iets eerder kunnen doen en U mag best eens mee
een spoedvoorstelletje komen. Ik ben toch nog niet
bereid uit deze discussie de conclusie te trekken dat
zulks helemaal niet meer mag. In bepaalde gevallen,
als daar concrete, op dat geval slaande redenen voor
zijn, dan moet dat mogelijk blijken, dacht ik. En het
doet me genoegen, dat de heer Engels daar instemmend
op knikt. Nu wil ik U wel zeggen, dat het mij eigen
lijk een beetje ontgaan is, dat ik die toelichtende ver
klaringen niet heb gedaan, voordat de Raad ging
spreken. Dat had U liever gehad, maar dat is nog
nieuw, dat is zeer recente jurisprudentie. Ik hoop er
in het vervolg wel rekening mee te houden, maar de
betreffende uitspraak van een aantal raadsleden, niet
van de Raad overigens, was zeer recent en die was
door mij mentaal nog niet ten volle verwerkt.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
De Voorzitter: Ik schors nu de vergadering voor de
koffiepauze.
De Voorzitter: ïk heropen de vergadering.
Punt 8 (bijlage no. 303).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorste!
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 297).
De heer Kingma: Hoewel wc natuurlijk vlak voor
het voorstel van het College zijn, zou ik hierover toch
iets willen opmerken. In de raadsbrief staat, dat men
t.a.v. Hempens niet is overgegaan tot het vaststellen
van een uitbreidingsplan. Daar is men hier m.i. toch
wel in gebreke, ondanks dat men het motiveert met hei.
wachten op een algemeen gemeentelijk structuurplan.
9
Ik zou toch graag zien, dat in verband met de uit
breiding, hoewel die misschien gering is, voor dat dorp
een gelegenheid werd geschapen, die het ook in een
verdere toekomst mogelijk maakt om deze scholen in
stand te houden.
De heer Tiekstra (weth.): Waaruit de heer Kingma
citeert, kan ik vermoeden, maar niet uit de raadsbrief
en deswege meen ik, dat ik mij van beantwoording ont
slagen kan achten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijlage no. 307).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 11 (bijlage no. 299).
De heer Ytsma: U stelt in de raadsbrief zeer te-
i cht, dat ook een coördinatie in het klinisch onder
zoek gewenst is tussen de ziekenhuizen hier in de stad
en eventueel ook met de ziekenhuizen in de provincie.
I geloof, dat U in een vijftal punten, die genoemd zijn
onder a tot en met e, argumenten noemt, die toch wel
hout snijden en die op rationeler en efficiënter werk
wijzen. Het lijkt mij bovendien aantrekkelijk, dat het
wetenschappelijk onderzoek het zijn eigenlijk drie
etenschappelijke onderzoekingen kan gebeuren in
n en hetzelfde gebouw, n.l. het gebouw van het Pro
vinciaal Instituut voor de Volksgezondheid. Nu ontgaat
rr.ij eigenlijk in dit gehele voorstel één zaak: Waarom
wordt deze zaak niet ingebracht in het Provinciaal
Instituut voor de Volksgezondheid en waarom is hier
nu weer een aparte stichting voor nodig? Het lijkt mij,
als men toch efficiënt wil werken, beter toe om dit
geheel in te brengen in het bestaande Instituut voor
de Volksgezondheid. Ik heb zo de indruk, dat bij een
aparte stichting ook weer een aparte administratie en
n aparte leiding moeten zijn. Ik weet niet, welke ar
gumenten U er toe gebracht hebben dit op deze manier
te doen.
Op blz. 2 van de raadsbrief wordt gezegd, dat aan
vankelijk nogal een aantal bezwaren bestonden tegen
de statuten. En m.n. wordt genoemd het contract van
40 jaar. Ik kan uitex*aard niet oordelen over de andere
;zwaren, die niet genoemd worden. Nu blijkt mij, dat
in bijlage A het jaar 2005 en in bijlage B het tijdvak
van 40 jaar wordt genoemd. Het College is blijkbaar
over zijn aanvankelijke bezwaren toch wel heen kunnen
stappen. Ik weet niet, of dit ook nog een nadere toe
lichting wenselijk maakt.
De heer Van der Veen: De vraag, waarom dit nieuwe
Instituut niet bij het Provinciaal Laboratorium in kan
komen, is uit de aard der zaak ook bij ons gerezen,
maar ik geloof niet, dat dat op zichzelf op onze uit
eindelijke beslissing grote invloed kan hebben. Het is
n.l. duidelijk, dat de gemeente Leeuwarden hier een
betrekkelijk ondergeschikte rol speelt. Het is een af-
i lire van de beide grote ziekenhuizen en wij mogen
ieedoen. En ik wil U ook wel zeggen, dat ik met alle
jzwaren die naar mijn mening aan deze constructie
ueven, niet de moed heb om te zeggen, dat wij niet
mee moeten doen. Ik betreur het alleen, dat het op deze
ianier gebeurt. En ik zou de reden van mijn treurnis
toch wel graag uiteen willen zetten. Ik heb de indruk,
dat wat wij hier op papier gekregen hebben, een bij
zonder slordig stuk werk is, waar elke elegantie aan
ontbreekt. Op pag. 2 de heer Ytsma heeft er ook
al op gewezen blijkt, dat het College aanvankelijk
tegen het geforceerde tempo, waarin de statuten wer
den ontworpen, bezwaren had, maar dat nader overleg
ertoe geleid heeft, dat er thans volledige overeenstem
ming bestaat. Wat er eigenlijk intussen wel gewijzigd
is, dat blijkt niet; helemaal logisch is het ook niet.
Maar ik zou toch even op de bijlagen willen ingaan,
omdat daar verschillende dingen in staan die naar
mijn mening onjuist, in ieder geval onelegant zijn
en misschien aanleiding tot moeilijkheden geven. In
bijlage A staat, dat aan de ene kant de Stichting als
contractpartij optreedt, aan de andere kant een drietal
met name genoemde figuren, n.l. het Diakonessenhuis,
liet Bonifatiushospitaal en de gemeente Leeuwarden
(sub c); die is dus ook contractpartij. Uit artikel 9 van
dezelfde bijlage blijkt, dat de gemeente Leeuwarden
niet contractpartij is, maar later tot de overeenkomst
kan toetreden. Nu kunt U zeggen: Daar kan nooit veel
bloed uit vloeien, en dan wil ik wel toegeven, dat dat
waar is, maar in elk geval, öf het één of het andere is
niet juist; het klopt niet met elkaar. En zo zeg je
eigenlijk telkens: Ja maar, dit klopt niet met het vol
gende. In artikel 3 op pagina 2 ongeveer in het mid
den van het stuk dat er nog van artikel 3 over is,
krijgen we te maken met een commissie van deskundi
gen. Degene die dan naar het begin kijkt, om te zien,
of er misschien ergens in een artikel wordt uiteengezet,
wat onder de verschillende begrippen verstaan moet
worden, komt bedrogen uit, want de commissie van
deskundigen komen we pas tegen in artikel 10. Ik kom
daar straks even op terug. We komen in ditzelfde punt
3 ook tegen a en b-punten. Wat a en b-punten zijn,
weten we niet. Degene die aan de hand van deze over
eenkomst, dit reglement of wat 't dan ook zijn mag, iets
wil gaan doen, komt daar niet mee uit. Dan krijgen we
in artikel 5 een opgaveverplichting, waarvan wij ons
afvragen: Is er dan helemaal geen regeling, die dat
controleerbaar zal maken? Maar dat wil ik even in het
midden laten; dat zal misschien geen moeilijkheden
geven in de praktijk. Ik geloof in het algemeen, dat al
dit gebrek aan fraaiheid in de praktijk misschien wel
mee zal vallen, maar ik heb toch hinder van het gebrek
aan een goede regeling. Er staat in artikel 6: ,,Een
dergelijk voorschot zal worden verleend in verhouding
voor de lastgeefsters van alle te verwachten onderzoe
kingen." Ik heb de indruk, dat iedereen die de derde
klas van de lagere school bereikt heeft, beter Neder
lands schrijft. Dit is in ieder geval geen Nederlands
en wat dit betekent weet ik niet. Ik kan er alleen naar
raden. En waarschijnlijk zal ik dan wel goed raden,
want tenslotte leren we allemaal langzaam maar zeker
om goed te raden, ook als het gebrekkig uitgedrukt
is. Maar wanneer dit behoorlijk opgemaakt zou zijn,
dan zou daar iets anders staan. Die formulering deugt
niet. Er zijn meer dingen waarvan je zegt: Deugt dat
eigenlijk wel? In artikel 7 wordt gesproken over de
aanschaffingen die niet ineens ten laste van de ex
ploitatierekening van een betrokken jaar kunnen wor
den gebracht, maar die over meer jaren plegen te
worden afgeschreven. Dat „plegen" hoort daar niet;
daar zou moeten staan: waarvan het redelijk of ge
bruikelijk is die af te schrijven. En dan staat er drie
regels verder: „Eenzelfde verhouding van het aantal
stemmen is nodig bij het in dienst nemen van een staf
functionaris". „Eenzelfde verhouding van het aantal
stemmen", is naar mijn mening ook geen Nederlands.
De vólgende alinea begint aldus: „Indien tot een derge
lijke aanschaf is besloten" enz. Die aanschaf slaat wel
terug op de aanschaffingen van de eerste regel van
artikel 7, maar de tweede regel gaat over de staf
functionaris en dan noemt men het geen aanschaffen.
Ik wil nu maar vergeten, dat er in dezelfde tweede
alinea in de laatste zin staat: „naar verhoudingen",
waar het „verhouding" zijn moet. In artikel 10 staat,
dat de partijen een commissie van drie deskundigen
benoemen. Wat de deskundigen betreft, is de eerste
vraag: Wat wordt er onder deskundigen verstaan? Zijn
dat clinici, chemici of laboranten of zijn dat misschien
directeuxen van ziekenhuizen of economen of juristen.
Het zullen wel juristen zijn natuurlijk. (Gelach.) Het
staat er niet bij, dus ik heb zo de indi'uk, dat ze uit
sluitend deskundig zijn, omdat ze benoemd zijn in de
commissie van deskundigen en dat is griezelig. En dan
moeten ze benoemd worden „bij gebreke van overeen
stemming tussen pai'tijen", waarbij men zich afvraagt:
Wie zijn nu weer de partijen? Is dat aan de ene kant
de partij die in de considerans bij I genoemd wordt en
bestaat de andere partij uit de drie, die aan de andere
kant zitten, a, b plus c of c misschien niet? Of doet
ieder van de anderen mee? Is het al genoeg b.v., als
de Gemeente zegt: Wij komen te kort of wij betalen
te veel, maar over het verschil valt te strijden? Kun
nen de anderen dan zeggen: Alleen de Stichting is er
bij betrokken, wij niet? Kunnen a en b, als zij niet
willen en later deswege meer moeten betalen, dan
apart nog eens bij de commissie van deskundigen ko
men en kan die dan nog een bindend advies geven?
Ik begrijp het niet. Dat hier de kantonrechter bcnoe-