2
Punt 4 (bijlage no. 358).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 5a (bijlage no. 348).
Voordracht: J. van der Goot te Oranjewoud.
Benoemd wordt de heer Van der Goot, met algemene
stemmen.
Punt 5b (bijlage no. 356).
Aanbeveling: J. Tiekstra.
Benoemd wordt de heer Tiekstra, met alg. stemmen.
Punt 5c (bijlage no. 357).
Aanbevelingen
Voorzitter: 1. J. T. Vellenga;
2. J. Tiekstra;
Lid: 1. Mevr. G. de Zeeuw-Buisman;
2. Mevr. B. M. Bearda-Leyns
Lid: 1. K. J. de Jong;
2. D. Bosgraaf.
Benoemd worden: tot voorzitter: de heer Vellenga,
met alg. stemmen;
tot leden: mevr. De Zeeuw-Buisman, met alg. stemmen
en de heer De Jong, met 36 stemmen (de heer Bosgraaf
1 stem).
Punt 5(1.
De Voorzitter: In plaats van, zoals op het stem
briefje staat, „een voorzitter en een lid", dienen twee
leden in de Commissie van Toezicht op het Middelbaar
Onderwijs te worden benoemd.
Aanbevelingen:
1. Mr. W. Brouwer;
2. Drs. A. de Boer;
3. Drs. J. V. S. Dieles;
1. Mr. B. Olthof;
2. Drs. J. Zoon;
3. Mr. R. Hamminga.
Benoemd worden de heren Mr. Brouwer en Mr. B.
Olthof, met 32 stemmen (de heren Drs. de Boer en Mr.
Hamminga elk 1 stem) (4 bilj. van onwaarde).
Punt 5e.
Benoemd wordt de heer G. de Vries, met 29 stemmen
(de heer Mr. Keuning 4 stemmen en 4 bilj. blanco).
De heren Bootsma en Jellema vormden het stem
bureau.
Punt 6 (bijlage no. 334).
De heer Ytsma: Ik heb geen op- of aanmerkingen
op deze raadsbrief, maar ik heb wel een vraag: Is het
de bedoeling, dat de concentratie van het bedrijf van
Bokma niet geheel komt te liggen op dit industrieter
rein of blijven die z.g. dependances toch nog bestaan?
Ik zou het voor mij persoonlijk wel toejuichen, dat de
Tuinen dan misschien vrij van dit bedrijf zou kun
nen komen. Is daar iets van bekend?
De heer Van der Schaaf (weth.): Daar is niets van
bekend bij het College. Natuurlijk zal dit op den duur
wel het geval kunnen zijn, maar ik kan daar niet iets
positiefs over mededelen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 7 en 8 (bijlagen nos. 355 en 333).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 9 (bijlage no. 335).
De heer Klijnstra: Er wordt hier genoemd een prijs
van f 49,per m- classificatie-oppervlakte. Misschien
is het begrip „classificatie-oppervlakte" vroeger wel
eens behandeld in deze Raad, maar het is mij niet
duidelijk.
De heer Van der Schaaf (weth.): Bij de berekening
van de grondkosten van een uitbreidingsplan gaat men
niet uit van de oppervlakte van de terreinen, maar
van de oppervlakte die bebouwd zal worden. Het be
grip classificatie-oppervlakte, in m'-'s uitgedrukt, is be
doeld als de oppervlakte van de gerealiseerde vloerop
pervlakte van het bouwwerk. Dit betreft echter niet
alleen de eerste, maar ook de tweede etage en de vol
gende etages ook, m.a.w.: Van een woning die een op
pervlakte heeft in het grondvlak, binnen de gevel:;
van 50 m-, en waarbij sprake is van één laag, dan
is de classificatie-oppervlakte 50 m-. Is het een een
gezinswoning in twee lagen, dan heeft men tweemaal
een vloeroppervlakte van 50 m- en dus een vloeropper
vlakte van 100 m-. Bij etagebouw wordt dat nog weei
een beetje anders gedaan; daar wordt voor elke laag
die de etagewoning telt, de volle vloeroppervlakte ge
rekend en uitgedrukt in classificatie-oppervlakte, zo
dat dus, wanneer er op een bepaald stuk terrein in
vier lagen wordt gebouwd, de classificatie-oppervlakte
veel groter is, in principe vier maal zo groot, als wan
neer daar een eengezinswoning op zou worden ge
bouwd. Wanneer er in lagen van 5, 6 en 7 hoog wordt
gebouwd, dan wordt die berekening iets gematigd. Dan
wordt voor die 5e, 6e en 7e laag niet de volle vloerop
pervlakte gerekend, maar een gedeelte en voor de nog
hogere lagen wordt weer iets minder gerekend. En hier
ziet U dus een heel typisch geval, een prachtig school
voorbeeld eigenlijk. Ik ben U dankbaar, dat U mij de
gelegenheid voor deze toelichting hebt gegeven. Op
het stukje dat U hebt gezien, is de te bebouwen op
pervlakte aangegeven als 72 m-. En dat komt precies
overeen met de terreinoppervlakte, die ook 72 m- is
en als U dat vermenigvuldigt met de px'ijs per m2, dan
komt er de koopsom uit. Dit terrein is voor 100% be
bouwd en daarom is in dit geval de terreinoppervlakte
en de classificatie-oppervlakte gelijk. Dan zult U zeg
gen: wat is die grond toch verschrikkelijk duur. Maar
daar merk ik tegenover op, dat de Gemeente hier ook
een toegangsstraatje en een pleintje gaat maken, zodat
die grond dus mede niet helemaal natuurlijk be
kostigd kan worden uit die f 49,per m2 classificatie
oppervlakte.
Dit was het lesje.
De heer Klijnstra: Als ik het goed begrepen heb,
dan passen wij in dit geval het classificatie-oppervlakte
tarief toch maar toe, hoewel wij hier niet met etage-
bouw hebben te maken. Om een garage en een pleintje
en nog wat meer maken we er dus maar een classifi
catie-oppervlaktetarief van. Ik wil nog graag even
weten, of dit gebruikelijk is, of dat het er hier alleen
maar van wordt gemaakt.
De heer Van der Schaaf (weth.)Inderdaad is mijn
betoog niet ver genoeg gegaan. In principe worden n.l.
alle classificatie-oppervlaktes, bestaande uit de gerea
liseerde vloeroppervlaktes, afgeleid van die uit de wo
ningbouw. De totale classificatie-oppervlakte van de
woningbouw: van de eerste, de tweede, de derde, de
vierde, de achtste laag tot de hoogste laag toe, met
een matiging van de hogere lagen, de oppervlaktes
van de bijzondere bebouwingen: scholen, kerken, open
bare gebouwen voor andere bestemmingen, garages,
bedrijven, winkelbedrijven etc. en ook de boxen, vormt
een heel grote optelsom, die de grondslag is voor de
berekening. En in het onderhavige geval wordt ook,
omdat hier een bouwwerk in één laag tot stand komt,
zij het dan met boxen, de uitdrukking classificatie
oppervlakte gebruikt. En zeer terecht. Wanneer om
dit terrein b.v. nog 2 meter grond lag, die niet zou
worden bebouwd, dan zou het terrein veel groter zijn,
maar dan zou het nagenoeg of misschien helemaal niet
duurder zijn. Die grond, die er voor de vrijheid van het
terrein omheen ligt, is gemeentegrond, wordt door de
Gemeente aangelegd enz. We hadden natuurlijk in het
raadsvoorstel niet over de classificatie-oppervlakte
kunnen spreken. We hadden wel kunnen zeggen: De
prijs is f 3.528,maar dan had een raadslid uit een
andere hoek misschien kunnen vragen: Hoe komt U
aan die prijzen? En dan hadden we ook dit verhaal
moeten houden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
3
Punten 10 t.e.m. 13a (bijlagen nos. 345, 336, 338, 337
en 359).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 341).
De Voorzitter: Er is een schrijffout in het concept
besluit geslopen. Onder III moet in de vierde regel
i plaats van „noordzijde" „oostzijde" van de Helicon-
weg staan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met inachtneming van de door de Voor
zitter mondeling aangegeven wijziging.
Punten 15 t.e.m. 18 (bijlagen nos. 342, 349, 353 en 352).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
unt 19 (bijlage no. 350).
De hear Miedema: Foar de oansluting fan de super-
•nrendabele perselen hawwe wy de oansluting fan de
mrendabele perselen hawn en dy leine in bytsje min
der fier fan de bedingen öf as dizze en dat wiene faek
k perselen, dy't allinnich stiene. As ik goed ynljochte
in, hat üngefear de helte fan de oanbieding fan de
Wetterlieding: oansluting mei subsydzje fan de Ge
meente, gebrük makke. En de oare helte hat sein:
Wy hoege gjin wetterlieding. As wy nou mei dit üt-
stel itselde krije, dan is myn fraech: It bitreft faek
befallen, hweryn fiif of seis huzen in kilometer it lan
yn steane. Mar dit is in lange lieding en is it de Wet-
halder ek bikend, oft, as fan dy fiif, seis, dy't oan in
parte tsjinstlieding fan in kilometer lingte komme,
straks ris trije sizze: Wy hawwe der gjin bilang by,
Ie kosten foar dy twa, trije oaren dan ek heger wurde?
Dan haldt dat dus yn, dat foar dizze lésten it sub-
ydzje ek mear as 25% wurdt en dat wy dus mei mear
ild minder lju oan in wetterlieding helpe.
De hear Santema: Fan dyjingen, dy't tafallich yn
dizze super-ünrendabele gebieten wenje, wurdt dochs
■.vol in hege forgoeding frege. It komt my foar, dat dy
'5% wol hwat oan'e hege kant is. Ik wiisde der al op,
■lat it feit, dat men nou ienris fier fan de bisteande
lieding öf wennet en op de rornte, lyk as de hear Mie
dema hjir niis ek al sein hat, dochs net in reden wêze
nei om dizze foarsjenning, dy't sa fan bilang is foar
Ie folkssounens, sa djür bitelje to moatten. Is dit nou in
foarskrift, dat bislist opfolge wurde moat? Ik haw
by de stikken al de bylage mei sifers lézen, mar ik
koe der net de yndruk fan krije, dat it in wetlik foar
skrift is om yn soksoarte gefallen dy 75% yn rekken
to bringen. It docht my yndied hwat ünbinlik oan by
idrgeliking mei de minsken, dy't tafallich oan de grea-
te wei wenje en by de haedlieding, dy't yn dy wei lein
is. Ik soe der graech ynljochtings oer hawwe wolle.
De hear Tiekstra (weth.): Ik zou, wanneer ik on
volledig mocht zijn U, mijnheer de Voorzitter, bij voor
baat willen vragen, of U, als zijnde terzake deskundi
ger dan ik, denk ik, misschien aanvulling zoudt kun
nen geven.
Ik soe oan it adres fan de hear Miedema to'n ear-
sten dit sizze wolle: As oan in tal minsken de oanbie
ding dien wurdt, dat hja oan'e lieding komme to liz-
zen, dan makket it, hwat bitreft de kosten fan de
haedlieding net üt, hwannear't inkelden wegerje, of,
hwannear't allegearre meidogge, binammen net, hwan
near't de lésten wol meidogge wolle en de lytse tus-
kenyn-lizzenden net. Dat bitsjut, dat op foarhan de
earsten, dy't dus wol wolle, de kosten drage moatte,
mar ek, dat de oaren hwannear't hja letter der tusken-
yn komme wolle mei in oansluting, ek op'e nij bilêstige
wurde mei 75% fan'e kosten, dy't forhelle wurdt fia
in baetbilêsting. Dat is foar it eagenblik myn kon-
klüzje. It liket my lykwols foar de I.W.G.L. in lêstige
saek, as der byg. fan 10 eigners fan perselen oan in
hiel lange lieding 3 wegerje soene. It bidriuw hat dan
al op foarhan de hiele ynvestearring forrjochte en de
Gemeente soe dan ek op foarhan de bydrage jowe
moatte. Wy moatte dus sjen, hwat dizze regeling üt-
wurket. Trochstrings lykwols wolle de measten nei in-
kelde ünderhannelingen wol meidwaen. It liket my ta,
dat dizze saek makliker opheind wurde kin mei in
baetbilêsting as hwannear't it mei in bydrage yniens
bitelle wurde moast.
De fraech fan de hear Santema kin ik koart biant-
wurdzje. De I.W.G.L. hat dizze regeling fêststeld. Dér
kin men né of ja op sizze. Seit men: Ja, ik wol it wet
ter hawwe, dan past men dizze regeling ta. En dér is
it praet mei öf. Seit men: Né, ik wol dizze regeling
net, it wurdt my to djür, dan krijt men it wetter net.
Dér kinne wy yn dizze gearkomste neat oan foroarje.
Dér soe allinnich it orgaen fan de I.W.G.L., yn casu
de oandielhaldersgearkomste, eventueel hwat oan for
oarje kinne, mar, sjoen de hiele histoarje fan de ün-
rendabele oanslutingen, forwachtsje ik net, dat soks
barre sil.
De hear Santema: Ik tankje de Wethalder wol foar
syn bianderingen, mar nou soe ik dit noch sizze wolle:
Wy hawwe ek de situaesje kend, dat de P.T.T. by it
oanlizzen fan telefoanliedingen to'n earsten oan dy
perselen, dy't it fierst fan de lyn öf lizze, in greater
bidrach yn rekken brocht as dy't ticht by de dyk lizze.
Dat is noch net sa malle lang lyn. Is it ek mooglik,
dat it bilied fan de I.W.G.L. yn dit forban foroaret en
der rekken mei haldt, dat dizze perselen oansluten
wurde tsjin in folie leger bidrach as hjir neamd is?
Ik hoech eigentlik net to sizzen, dat dit dan foaral
foar dy perselen fan bitsjutting is, hwêr't bygelyks
fokfé op stal stiet en dy't dus bilangrike pleatsen bin-
ne. Ik neam yn ien asem der ek neist de oare perselen
dy't in bult mei suver wetter to meitsjen hawwe. It
jildt eigentlik dus foar iderien, dy't op'e romte wen
net. Oars, as it sa net is, dan soe ik wol efkes fan
dizze gelegenheit gebrük meitsje wolle om it bistjür
fan de I.W.G.L. to forsykjen, dat it dizze matearje
noch ris bisjocht.
De hear Tiekstra (weth.): Men kin op it terrein sa-
wol fan de P.T.T. as fan de elektrisiteit, fan it gas
sawol as op dat fan it wetter alderhanne forskillen yn
de oanslutingskosten opmerke, oars sein: forskil sawol
hwat bitreft de rintabiliteit as de distribüsjenetten.
Dat is in „gegeven". Dy kosten binne üngelyk. Oer
it algemien giet men der frij fier mei, de oanslutings
kosten ta lést fan it bidriuw to nimmen, d.w.s. de yn
vestearring, hwant men fielt wol, dat dizze kosten
goedmakke wurde moatte üt it normale taryf. Wy
hawwe noch sa'n punt op'e aginda, hwer't soksoarte
fan kosten yn sitte. Wurdt it forskil greater, dan wur
de de oanslutingskosten ünrendabel, eventueel super-
ünrendabel. Op dy foet hawwe ek elektrisiteitsbidriu-
wen har regelingen foar ünrendabele oanslutingen
hawn; ek wol foar super-ünrendabele wie it mooglik.
Ek de wetterliedingmaetskippijen oer it hiele lan haw
we dat wol. En wurde dan ek noch stimulearre troch
it Ryk mei syn jierrenplannen en it rykssubsydzje
dêryn en al soks mear. It liket my dus ta, dat dizze
hiele gong fan saken op dizze wize just in algemien
oanfurdige gong fan saken is. En it leit dus yn'e re
den, dat de I.W.G.L. dat bilied ek folget. En dan woe
ik der noch oan tafoegje, dat it natuerlik ek de bi-
trutsene binammen yn de situaesje, dy't de hear San
tema neamt, ek wol hwat wurdich is, dat hy wetter
lieding krijt. It is in kwesje fan: wol men it foar dizze
priis hawwe ja of né.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 347).
De heer Bootsma: Dit voorstel komt niet geheel on
verwachts. Het is meerdere malen aangekondigd en
hieromtrent is ook in de pers wel het een en ander
gepubliceerd. En nu zijn ook de onderhandelingspositie
van de Gemeente en de zelfstandige besluitvorming
niet geheel, zoals die heel vaak wel gewenst worden,
maar hier is dus via het gezamenlijk orgaan tenslotte
een soort uniforme regeling uit de bus gekomen, een
regeling, die zeer zeker wel bepaalde voordelen in zich
draagt. Dit komt voornamelijk tot uiting in de tarie
ven voor de grootverbruikers. Het is ook wel in over
eenstemming met het totale beleid t.a.v. de gasbel,
daar eigenlijk het uitgangspunt is om in een bepaalde