6
punt ligt. Voor verbruik tot 5 m3 blijft de prijs gelijk
aan de tegenwoordige. Een alleenwonende, die alleen
maai- kookt op gas, komt al op ongeveer 8 m'! per
maand. Die ligt dus al boven de 5 m3, hoewel wat die
minder betaalt, niet veel te betekenen zal hebben. Ik
wil hierbij toch wel even opmerken het is goed,
dat de Raad dat weet dat iedere aansluiting ons
f 30,kost. Men heeft in een landelijk rapport betref
fende een achttal bedrijven met 20.000 aansluitingen
berekend, dat die kosten f 36,bedragen. In die prijs
van f 30,is trouwens het grote net nog niet ingecal
culeerd. U voelt wel, dat die heel kleine afnemers feite
lijk alleen maar geld kosten. En dan is het misschien
ook wel goed om nog het volgende te vertellen. Wij
hebben een steekproef genomen van vrij behoorlijke
omvang en toen kwamen we tot de ontdekking, dat
er van 449 aansluitingen, die we stuk voor stuk heb
ben onderzocht, 24 waren, die ons f 30,kosten,
maar die niet één m» gas afnemen. Dit is heel merk
waardig. Het betreft b.v. een kantoor, waar men vroe
ger misschien wel eens koffie heeft gezet, een kamer
van een verpleegster in een ziekenhuis, die niet meer
thuis eet, die misshien wel eens een elektrisch
keteltje op Sinterklaas heeft gekregen en die helemaal
geen gas meer gebruikt. 5 aansluitingen hebben een
verbruik van 2 m3, 20 aansluitingen 4 ma, 23 aanslui
tingen 6 m3 en 32 aansluitingen 8 m3. Het merkwaar
dige is, dat dit helemaal geen z.g. „sociale gevallen"
zijn; het gaat om werkplaatsen, scholen, pakhuizen
e.d. 56 aansluitingen hebben een verbruik van 10 m3,
39 aansluitingen 12 m3 en 50 aansluitingen 14 m3.
Uit deze steekproef blijkt wel, dat de zeer kleine ver
bruiker eigenlijk heel ergens anders zit dan waar wij
die meenden te moeten zoeken.
De hear Santema, dy't graech in gasnota hawwe
wol, kin ik sizze, dat der nou ien is fan 7 blêdsiden.
Der is in bulte praet yn de SROG en yn de Gas-
uny. Men koe der net ütkomme en doe is de Minister
der oan to pas kommen en dat hat hiel spannend west.
Dan praette de Minister mei de iene groep en dan wer
mei de oare en letter mei beide togearre. En dan wèr
mei de ien en wèr mei de oar. Dér hat men dagen oer
dwaende west. Ik leau, dat ik sizze mei, dat de ünder-
hannelers fan de SROG hjir in prachtich stikje
wurk dien hawwe en wierliken derüt helle hawwe hwat
der yn siet. Hjir mei joun ek wol sein wurde, dat yn
in pear bidriuwen, dy't op dit momint noch ombouwe
moatte en dus noch mei in greate kraekynstallaesje
sitte en mei in hiel oar kostenbyld as wy, mei dizze
ynkeapspriis en mei dit taryf lang net ütkomme. Dy
moatte stikken en stikken heger komme to lizzen. De
Minister sil foar de earste oanrinjierren f 50,per
oansluting jaen, dér wurdt alles öflutsen hwat wy foar
de oanslutingen krige hawwe, ek foar de yndustriéle.
De strjitforljochting en ek de lekforliezen hoege wy
net werom to biteljen. Dan meije sommige riedsleden
wol sizze, dat de ynkeapspriis to heech is, mar ik kin
dat net sjen. Hwat ik wol wit, is dus, dat foar eltsen-
ien yn Nederlan, dy't gas hat en dat sil wis net in
lyts oantal wêze f 50,op tafel lein wurdt. Dat is
natuerlik al in fantastysk bidrach. Dêrneist moat men
der rekken mei halde, dat it liiele net noch oanlein
wurde moat. Dat sil ek noch wol in pear sinten kostje.
Ik woe dit eigentlik mar sizze: Der binne hjir in soad
wurden oer smoarch makke, mar ik mien, dat it léste
wurd hjir noch lang net oer sprutsen is. De iene joun
léze wy yn'e krante, dat der wol gas op it eilan is en
de oare, dat it der net is. Hwat mear gas wy krije,
hwat mear kans wy hawwe, dat de priis leger wurdt.
Dat de minen yndertiid mear fan de oanwêzichheit
fan de koalen profitearre hawwe, leau ik net; wol,
dat de minsken, dy't yn dy streek wennen, foar legere
priis koalen kochten, mar dy bistegen it jild, dat hja
dér fortsjinnen, ek wer yn dy buert.
Hwat dizze 5% bitreft, woe ik wol, dat de hear San
tema der seis by west hie, doe't wy in lanlik kontakt
hjiroer hiene, hwer't dan ek de gemeentebistjüren oer
it hiele lan by sieten. De hearen wiene tige üntstimd,
dat wy dy 5% ekstra krigen; dat founen hja gjin ma-
near fan dwaen, hwant wy wiene mar in hiel lyts
lantsje. Dy gasbel wie hjir nou wol foun, mar der koe
ek wol earne oars ien sitte, by harren ek wol. Dat hja
wiene it der al hielendal net mei iens. Ik wol mar
sizze, dat dit dus ek wer fan twa kanten bisjoen is.
De provinsjes hawwe steld men moat dit ek net
oan de Gasuny wite dat de trije noardlike provin
sjes Oerisel krijt der neat fan allinnich dy 5%
krije, mar dat is ek noch aerdich meinommen.
De heer De Jong wil ik nog zeggen, dat hier spe
ciaal bedoeld is een penetratie in de ruimteverwarming.
Men wil meer omzet hebben en daardoor krijgt men
bij hogere afname het gas goedkoper.
Mocht ik in de beantwoording nog iets hebben ver
geten, dan wil ik de beantwoording in tweede instantie
nog wel graag even aanvullen.
De heer Bootsma: Ik geloof, dat de Wethouder en
ik het praktisch wel eens zijn. Ik heb nog niet de toe
zegging van hem gekregen, dat hier een behoorlijke
voorlichting zal worden gegeven. Niet, dat ik er aan
twijfel, maar ik zou dit toch graag bevestigd willen
zien.
Op enkele opmerkingen van andere raadsleden wil
ik nog wel even ingaan. In eerste instantie heb ik
gezegd, dat de inkoopsprijs een kwestie van regerings
beleid is geweest en dus ook voldoende in de Staten-
Generaal besproken.
De hear Santema hat my eigentlik forwiten, dat ik
as wurdfierder fan de P.f.d.A.-fraksje net mear op de
hichte fan de gasprizen attendearre haw, mar ik mien
just stelle to meijen, dat wy forstannich dogge om
dizze dingen, dy't net fan'e Gemeente binne, hjir sa
folie mooglik büten bisprek to halden. Dochs mei ik
hjir wol mei ienige foldwaning fêststelle, dat de troch
de hear Santema neamde hearen Thomassen en Von
deling beide foarmannen fan üs partij binne.
Ik geloof, dat bij de heer Engels een klein misver
stand bestaat; ik heb niet speciaal bedoeld de éénka-
merverwarming, maar juist ook de totale woningver
warming, die eigenlijk als ruimteverwarming gezien
moet worden. Voor een enkele kamerverwarming zal
het voordeel nog niet zo heel groot blijken te zijn. Ik
geloof, dat dit bij de voorlichting wel goed tot uitin°"
zal kunnen komen.
De heer K. J. de Jong: Aansluitend bij wat de heer
Bootsma in het laatst stelt, ook nog even een klein
citaat uit „De Brandstoffenhandel". „Bij een gebruik
van 5.000 m» gas verstookt men voor f587,Antra
ciet of cokes stokend, is men aan geld niet duurder uit,
doch hier spreekt het gemak waarschijnlijk een woordje
mee in het voordeel van het gas."
Ik geloof niet, dat ik de heer Engels behoef te ant
woorden, maar ik heb aan het adres van de heer Wet
houder een korte opmerking: Bij de voorlichting moe
ten we voorzichtig zijn, maar na wat hij mij in eerste
instantie geantwoord heeft, ben ik daar wel tevreden
over. Alleen wilde ik nog wel stellen, dat ruimtever
warming met gas bepaald niet in alle omstandigheden
voordeliger is en dat heeft de Wethouder ook wel ge
steld.
Wat de kwestie van de winstuitkering betreft, heeft
de Wethouder mij, geloof ik, niet helemaal goed begre
pen. Hij doet het voorkomen, alsof ik er bang voor zou
zijn, dat die winstuitkering niet gehaald zou worden.
Het gaat er mij juist om, dat ik die winstuitkering
alleen dan zou kunnen accepteren, wanneer die niet
ten koste van de tarieven gaat. Dus de tarieven zijn
voor mij nummer één en als er geen winst uitgekeerd
kan worden, nu, dan niet. Dat is voor ons het ergste
niet. De tarieven echter mogen niet hoger zijn dan
elders; wij mogen geen hogere tarieven hebben om een
hogere winst te willen behalen. Dat is mijn bezwaar juist
en dat klopt dus precies met wat de Wethouder gesteld
heeft.
De heer Klijnstra: ïk ben eigenlijk niet zeer bevre
digd door het antwoord van de Wethouder. Hij zegt,
dat ik de vraag gesteld heb: Kunnen deze tarief klas
sen niet wat met elkaar worden verdisconteerd? Ik
bedoel het zo, dat het tarief van 9 cent en een dub
beltje iets duurder wordt en de tariefklassen 1 en 2
iets goedkoper. Verder geloof ik, dat men moet pro
pageren, dat het gas op het ogenblik zoveel goedkoper
is dan de kolen. Ik vermoed, dat de aandeelhouders en
commissarissen en weet ik wie allemaal van de maat
schappijen (waarbij ook de mijnen), die hun investe
ringen in de gasboringen hebben, er gezamenlijk wel
7
voor zullen zorgen, dat dat verschil niet zo heel groot
zal zijn.
De heer Pols (weth.)Ik ben blij, dat de heer Boot
sma nog even de voorlichting ter sprake heeft ge
bracht; het was mij ontschoten. In de prijzenopzet, die
landelijk gemaakt is, is een bedrag uitgetrokken voor
voorlichting. Er zal dus wel degelijk voorlichting wor
den gegeven, maar dan vanuit een centraal punt, om
liet voor ieder bedrijf zo goedkoop mogelijk te doen,
.aar ieder bedrijf gaat toch wel speciaal hiervoor pro
paganda maken. Op het ogenblik vragen al vele be
drijven en ook particulieren bij de Energiebedrijven ad
vies, maar in de toekomst zullen wij aan de voorlich
ting speciale aandacht wijden en de mensen precies
vertellen, wat voor hen het beste is. Wij zijn hier al
een tijdlang bezig met de voorlichting. Op de Frisiana
heeft U reeds kunnen zien, welke mogelijkheden er
zijn met individuele verwarming. Een groot soort boiler
kan voor de verwarming van de gehele woning zor
gen. We hebben hier al enkele voorbeelden in de stad
van een dergelijke verwarming. Men heeft dan een
haard in de kamer; sommige mensen willen nog graag
wat vuur zien. De haard verwarmt dus in de kamer
t evens water, dat vervolgens naar de andere vertrek
en wordt gepompt. Ook hebben we plintverwarming
kunnen zien. Met de stand op de Frisiana gingen we
1 vooruitlopen op hetgeen we vanavond over de ta-
ïoven vertellen, maar in de toekomst zullen we ook
el degelijk aan voorlichting gaan doen. Ik geloof, dat
er helemaal geen verschil van mening met de heer De
.Tong is inzake de tarifering. Inderdaad zijn de tarieven
ons voorgesteld door de Minister en ik heb wel het
idee, dat andere plaatsen in den lande belangrijk hoger
uit kunnen komen dan wij. Lager dan de nu voorge
stelde tarieven behoeven we op het ogenblik ook niet
te gaan.
De heer Klijnstra moet ik t.a.v. de zeer geringe af
name mededelen, dat men al gauw toe is aan het aan-
ial m:t, waarbij de tarieven lager worden. (Stem: Grote
gezinnen.) Ik geef U de verzekering, dat grote gezin
nen hier al minder betalen. Met 6 m3 is men al goed
koper uit, dus dat begint al heel gauw. De kleine af
nemers kosten ons nog steeds geld en ik geloof niet, dat
we de voor hen geldende tarieven moeten verlagen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 20a (bijlage no. 360).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 21 (bijlage no. 344).
De heer Mani: Ik geloof niet, dat er voor de raads
leden zoveel is veranderd, dat verhoging van presentie
geld noodzakelijk is en ik zal me dus niet achter dit
voorstel kunnen plaatsen.
De heer Hcidinga: Ik onderschrijf volkomen de
woorden van de heer Mani. Ik zie ook geen enkele re
den om het presentiegeld te verhogen. Integendeel, ik
zou zeggen: Laten we hier als Raad van Leeuwarden,
nu overal de beweging gaande is alle prijzen omhoog
te trekken, eens een goed voorbeeld stellen en hier niet
aan mee doen. Het tegenwoordige presentiegeld is voor
het werk, dat wij hier doen en dat toch ook in zekere
zin een idealistische inslag heeft, voldoende. Ik stel
mij volkomen op hetzelfde standpunt als de heer Mani;
ik zie niet, dat er behoefte aan deze verhoging bestaat.
De heer Joh. de Jong: Ik ben het met mijn fractie
genoot de heer Mani eens.
De heer K. J. de Jong: Dit punt is ook in onze
fractie besproken en er is de opmerking gemaakt, dat
we het eigenlijk niet helemaal juist vinden, dat voor de
vergaderingen van de commissies geen presentiegeld
wordt betaald. Wij zouden daarom wel de gedachte naar
voren willen brengen om daar 50 pet. van het presentie
geld, dat voor het bijwonen der raadsvergaderingen
wordt berekend, voor beschikbaar te stellen, d.w.z. voor
de vergaderingen van de commissies van bijstand en
eventueel de commissie voor de straatnaamgeving en
eventuele andere commissies, die verband houden met
het belang van de Gemeente.
De heer C. de Vries: Ik sluit me aan bij de woor
den van mijn fractiegenoot de heer Mani en bij de an
dere sprekers, die zich tegen verhoging van het pre
sentiegeld verklaarden.
De heer Jellema: Ik sluit me aan bij de woorden
van de heer De Jong, wat toekenning van presentie
geld voor het bezoeken van de commissievergaderingen
betreft. Dat houdt ook in, dat ik tegen de verhoging
van het presentiegeld voor de raadsvergaderingen ben.
De heer Bootsma: Nu de discussie zich in deze rich
ting beweegt, meen ik, in aansluiting op hetgeen de
voorgaande sprekers verklaarden, hier toch iets van te
moeten zeggen, hoewel ik me voorgenomen had bij dit
punt niet te spreken. Persoonlijk acht ik de hoogte van
het presentiegeld niet belangrijk, maar nu zelfs de ge
dachte geuit wordt om niet alleen voor het raadslid
maatschap presentiegeld te geven, maai' ook voor het
lidmaatschap van de commissies, geloof ik toch, dat we
een kant uitgaan, die niet helemaal juist is. Ik meen te
moeten stellen, dat het lidmaatschap van de Raad in
houdt, dat men ook in bepaalde commissies zitting
neemt, al zal dat voor de één meer gelden dan voor
de ander. Het presentiegeld moet men niet zien als
een beloning. Dat is het niet; het is een tegemoetko
ming in de kosten die men noodzakelijkerwijs de
een meer, de ander minder moet maken in de vorm
van abonnementen en lidmaatschappen. Ik wil niet
spreken over tijdverlies. Dat kan met dit presentiegeld
niet opgevangen worden. Ik vind het in wezen niet
meer dan een aanpassing aan de totale omstandighe
den, wanneer men op een bepaald moment het pre
sentiegeld gaat verhogen. Ik zou het presentiegeld niet
willen uitbreiden tot de commissies, want dan gaat het
werkelijk de vorm aannemen van een bepaalde be
loning 'en dat wil ik er toch stellig niet in zien. Men
kan over de hoogte van het bedrag natuurlijk ver
schillend denken. Ziet men het als een vergoeding,
dan kan men dus zeggen: Deze vergoeding dient zich
aan te passen bij de tijdsomstandigheden. Wat één van
mijn „overburen" opmerkt, n.l., dat we als Raad een
voorbeeld moeten stellen, dit zou toch eigenlijk een
loos gebaar zijn, want het bedrag van de verhoging is
op het eindbedrag van onze gemeentebegroting zelfs
nog niet een druppel op een gloeiende plaat. En daar
om geloof ik niet, dat we het gesprek in deze richting
moeten voeren.
De Voorzitter: Het is aan mij om op de gemaakte
opmerkingen te antwoorden. Ik heb, zoals dan ook in
het voorstel is geschreven, aan Gedeputeerde Staten
gevraagd om het presentiegeld van de raadsleden te
willen verhogen, omdat bij een ingesteld onderzoek
bleek, dat het presentiegeld in vergelijkbare gemeen
ten gemiddeld op f20,— per lid per vergadering kon
worden gesteld en het mij voorkwam, dat er geen
reden, althans geen doorslaggevende reden, viel te be
denken, waarom de vergoeding voor de leden van de
Raad van Leeuwarden lager zal moeten zijn dan die
voor de leden van vergelijkbare gemeenteraden. Alle
prijzen en alle salarissen zijn in de jaren na de laatste
vaststelling van deze vergoeding, van dit presentiegeld,
verhoogd en het werd door mij dus gezien als een aan
passing aan het veranderde prijs- en salarispeil, hoewel
ik voor mij, mèt de heer Bootsma, dit niet als een
salaris zou willen beschouwen, maar als een vergoe
ding. Ik heb en dat is dan ook de gedachte, die de
heer Bootsma geuit heeft bij het doen van het
verzoek aan Gedeputeerde Staten de redenering ge
volgd, dat dit presentiegeld niet gezien moet worden
als een exacte beloning voor de uren die alleen aan
de raadsvergaderingen worden besteed, maar als een
vergoeding voor het totale werk van een lid van de
Raad ten bate van de Gemeente. En tot dat werk
behoort ook het werk in de commissies. De lidmaat
schappen van de commissies zijn toch wel ongeveer
gelijkelijk over alle leden van de Raad verdeeld. Nu
kan ik voor mij de stemmen uit deze Raad wel volgen,
althans begrijpen, die zeggen: Wij hebben aan deze
verhoging geen behoefte, maar dan is dit een punt van
waardering. Ik zie dit raadslidmaatschap ook voor een
belangrijk deel inderdaad niet of helemaal niet als een
betaalde functie in de trant van een dienstbetrekking,