10
en eigenlijk heeft de v.v. Leeuwarden zichzelf m.i. toch
wel zeer goed gesaneerd, zij het ook, dat dit indertijd
geleid heeft tot het afstoten van bepaalde spelers.
Daardoor is kapitaal verkregen; deze f 50.000,is
daar tenslotte het resultaat van geweest. Een samen
spel van oorzaken en ik ben bereid aan te nemen,
dat de slechte resultaten van het jaar 1962/63, waarin
zeker een maand of vier niet gevoetbald is kunnen
worden, een belangrijke oorzaak vormen heeft deze
vereniging in liquiditeitsmoeilijkheden gebracht.
Ik geloof, dat het nuttig is, dat ik de zaak ook
nog op een andere manier verduidelijk. Indirect gaat
door de zeer geringe huren van de meeste terreinen
hier in Leeuwarden toch wel reeds een belangrijk stuk
subsidie naar de amateursverenigingen, maar juist de
verhuur van het hoofdveld van Cambuur is altijd op
een andere leest geschoeid geweest, n.l. volledige be
taling van alle kosten. Relatief is dus in het verleden
t.o.v. de v.v. Leeuwarden in vergelijking tot de andere
voetbalverenigingen eerder een ongunstige politiek ge
voerd, m.n. voor wat betreft het hoofdveld Cambuur,
waarvan de huur de zwaarste last vormt. Ik spreek
dus niet over de bijvelden, waar uiteraard niet een
rendabele exploitatie uit te halen zou zijn geweest. En
we moeten toch ook in het oog houden, dat de ge
meente Leeuwarden door de exploitatie van het hoofd
veld Cambuur een vrij belangrijk stuk vermakelijk
heidsbelasting heeft kunnen incasseren.
Daarbij komt de vraag aan de orde, of en in hoe
verre wij het van belang vinden, dat in een stad als de
onze een voetbalvereniging in de kring van het be
taalde voetbal blijft functioneren, daarmee een stuk
recreatie biedend aan een groot aantal mensen, met
bovendien de daaruit automatisch voortvloeiende sti
mulering van sportbeoefening voor vele jongeren. Dat
punt mag men naar mijn smaak niet uit het oog ver
liezen. De gemeente Leeuwarden maakt, hoewel dat
in dit voorstel niet aan de orde komt, in ander opzicht
toch ook onderscheid tussen subsidiëring van ama
teurverenigingen en van beroepsverenigingen. Wij geven
ook in de culturele sector een zeer beperkt subsidie
aan vele amateurverenigingen en bijzonder belangrijke
subsidies aan enkele beroepsorganisaties, zoals het
Frysk Orkest en voor enkele uitvoeringen van het ge
zelschap Forum. En men heeft daarvoor ook niet een
bepaalde, soortgelijke sleutel proberen te vinden. In
het kader van de opvattingen omtrent de bevordering
van het woonklimaat zou het bij onze fractie zelfs
geen overwegend bezwaar ontmoeten, als men zou be
sluiten tot een eventueel subsidie aan de v.v. Leeuwar
den, een punt, dat hier dus ook niet direct aan de orde
is, maar dat in een van de alinea's van dit voorstel
bepaald wordt genoemd. Uiteraard zal een dergelijk
voorstel volkomen op zijn eigen mérites, met inacht
neming van de grenzen der redelijkheid en van andere
mogelijkheden en andere verplichtingen voor de Ge
meente, moeten worden bekeken. En het moet ook af
gewogen worden tegen de activiteit, die door andere
instellingen of burgers in de stad wordt ontwikkeld.
Ik geloof, dat wij ook van onze kant duidelijk mogen
stellen, dat men uiteindelijk niet alleen op de Gemeente
zal mogen terugvallen, maai- ook zelf als vereniging en
eventueel met behulp van de burgerij in ander opzicht
hier iets zou moeten doen. En zuiver financieel zou men
nog kunnen aanvoeren, dat, als men het alternatief
gaat stellen, dat de v.v. Leeuwarden dan maar terug
moet keren naar het amateurvoetbal, dan voor de Ge
meente de verhuring van het stadion Cambuur prak
tisch niet meer mogelijk zou zijn of zij zou terug moe
ten vallen tot misschien f 2.000,— huur per jaar en
ook nog de vermakelijkheidsbelasting van ongetwijfeld
f 10.000,- moeten derven. Ik geloof niet eens, dat de
verstrekking van subsidie in een geval als dit de Ge
meente verder schade zal toebrengen. Maar dat is een
nevenzaak. Men kan dus duidelijk onderscheiden het
zuiver financieel aspect en ook het subsidie-aspect in
de zin van de leefbaarheid van de stad, in de zin van
het woonklimaat en van de recreatie voor bijzonder
veel mensen. In dat opzicht zou dus bij ons niet een
overwegend bezwaar tegen subsidie bestaan, zij het
ook, dat hier natuurlijk elk voorstel principieel apart
zal worden bekeken.
Ik geloof niet, dat ik veel behoef te zeggen over wat
de heer Heidinga gezegd heeft over de slavernij. Het
toont aan, dat deze maar in zeer geringe mate bekend
is met de aard van deze contracten en transfers. Ten
slotte is elke speler volkomen vrij om contracten aan
te gaan en hij mag desgewenst ook altijd weer terug
keren naar het amateurvoetbal. De binding, die hij hie;
heeft, is een volkomen vrijwillige en ook een wel ze<
beperkte. Ik geloof, dat het woord „slavernij" en de
uitdrukking „kopen en verkopen van mensen" in dit
kader toch eigenlijk niet passen.
De heer Weide: Ik wil het kort maken, want di
voorgaande spreker heeft al verschillende dingen voor
mijn voeten weggemaaid. Wij kunnen in principe wel
akkoord gaan met het voorstel van de kasgeldlening
van f 20.000,aan de v.v. Leeuwarden, maar wij wil
len het College, in dit geval de heer Wethouder, tocl>
wel in oveiweging geven om de v.v. Leeuwarden in
haar ontwikkeling ernstig te doen volgen. Ik persoon
lijk ben er n.l. erg bang voor, dat het in de toekomst
een bodemloze put wordt.
Voorts zou ik er op willen wijzen, dat de amateur
sportverenigingen bijzonder weinig bezoek trekken,
wanneer de v.v. Leeuwarden hier voetbalt. Dit in te
genstelling met amateurvoetbalverenigingen op het
platteland, waar dus niet gevoetbald wordt in de sectic
van het betaalde voetbal.
Ik wil nog slechts de wens uitspreken, dat de v.v.
Leeuwarden, die nu op de derde plaats in de tweede
divisie staat, met de meest mogelijke spoed naar de
eerste en dan naar de eredivisie zal komen. We zullen
hopen, dat het aantal van drie- of vier- of vijf duizend
toeschouwers in de toekomst zal oplopen tot tien
vijftienduizend, zoals in Groningen wel het geval is.
Dit zal stellig de leefbaarheid van de gemeente Leeu
warden verhogen. Maar blijft de v.v. Leeuwarden in
deze afdeling zitten, dan ben ik erg bang, dat dit niet
bevorderlijk is voor de leefbaarheid van de gemeente
Leeuwarden.
De heer Engels: Het spijt me, dat ik het niet hele
maal eens kan zijn met de heren Heetla en Heidinga.
Ik zou mij in grote trekken kunnen aansluiten bij wat
gezegd is door de heer Keuning en door de vorige
spreker. Ik vraag me af, of ik niet een paar vraag
tekens moet zetten bij de opmerking, dat we hier te
maken hebben met iets dat naar slavenhandel riekt,
Ik geloof, dat we heel nuchter moeten stellen, dat
iedereen zijn arbeid tracht te verkopen (daar zijn zelfs
in de laatste tijd grootse onderhandelingen over ge
weest), behalve raadsleden; die worden geacht uit
ideële overwegingen bijwerk te doen (Gelach). Men
tracht zijn arbeid te verkopen, men voert er onder
handelingen over, men gaat tegenover elkaar staan en
men tracht „to make the best of it". Ook bij het betaal
de voetbal, mede bij de transferzaken gaat het om hel
verkopen van arbeid en enige bijkomende economische
dingen. Men kan tegenwoordig met voetballen zijn brood
verdienen. Dit is dus een vorm van arbeid. En hoe krijgt
men zijn inkomen? Als ik goed ben ingelicht, gedeelte
lijk door een basisloon, gedeeltelijk door een prestatie-
loon en gedeeltelijk uit het transferbedrag, dat de werk
gever bedingt, als de werknemer op eigen verzoek of via
de werkgever over dreigt te gaan naar een concurrent.
En waarschijnlijk vanwege dat hoge transferbedrag
vraagt men zich af, of we hier met mensenhandel tc
doen hebben. Zonder nu een oordeel te willen geven
over de hoogte van de transferbedragen en over de
percentages die de vereniging, resp. de werknemer in
kwestie ervoor krijgt, meen ik te moeten vaststellen,
dat het veiligstellen van de werkgever tegenover de
concurrentieeconomisch gezien wel vaker voorkomt.
We kennen allemaal het concurrentiebeding. Het bij
verkoop verbinden van de goodwill aan de transactie
is ook een vrij normale zaak. En het lijkt mij ook nici
abnormaal, dat bij de verkoop van arbeid de kwestie
van de goodwill nog wel eens in de zaak betrokken
wordt. Ook de werknemer heeft wel degelijk belang
bij de hoogte van de transferbedragen. Deze heeft te
maken met werk, dat hij maar gedurende een betrek
kelijk korte tijd in zijn leven kan verrichten. Hij kan
daar geen veertig jaar over doen. Hij moet zien zijn
inkomen in tien jaar te krijgen, want na tien jaar moet
hij evengoed leven. Hij is gebaat bij een zo hoog mo
gelijk bedrag ineens. Ik geloof, dat de door mij ge
li
noemde drie elementen er onherroepelijk in zitten, als
men er vanuit gaat, dat betaald voetballen inderdaad
een kwestie van arbeid is. Dat kan men vervelend
vinden of niet; het is, dunkt mij, realiteit. Ik zeg niet,
Lat ik met alle percentages en alle bedragen, zoals ze
nu eenmaal liggen, akkoord ga, maar ik vraag mij
af, of wc niet teveel aan elkaar koppelen de mens en
de verkoop van zijn arbeid, een factor waar de heer
Keuning ook al op gewezen heeft, toen hij zei: Er is
een volkomen vrijheid in dezen. Er kan dus geen sprake
jn van slavenhandel in de authentieke zin van het
woord. Ik neem het voorstel nu verder, zoals het hier
ligt, en ik zie even af van de naar mijn gevoel toch
vrij formele opmerkingen van de heer Heetla, vooral
wat betreft „Je Maintiendrai". Ik ben het met enige
van de vorige sprekers eens, dat de merites van de
stichting ,,Je Maintiendrai" hier niet in het geding zijn,
al geef ik de Wethouder graag toe, dat het hier ook
el ccn kwestie is van de betekenis van de woorden
..Je Maintiendrai", van al of niet handhaven van de
v.v. Leeuwarden. Dat begrip kan dus een band zijn
tussen de stichting van die naam en deze voetbalver
eniging! Ik meen echter, dat we deze zaak moeten
bekijken zo hebben we het in onze fractie tenminste
ook gedaan in het kader van de recreatiemogelijk
heden, die wij moeten trachten te bevorderen, maar die
lang niet altijd economisch aanwijsbaar profijt opbren
gen. Ik dacht, dat, zo gezien, een v.v. Leeuwarden,
hopelijk eens spelende in een hogere klasse, een zaak
is, die inderdaad in deze stad in toenemende mate in
een behoefte voorziet. En dan gaat het hier tenslotte
iet eens om een subsidie, maar om een faciliteit. Nu
is de faciliteit toch ook weer niet van geringe omvang,
want het is een belangrijke lening, waarbij goedkoop
geld verstrekt wordt. En dat brengt naar mijn gevoel
ook met zich mee wat ook de vorige spreker gezegd
heeft dat het toch wel van groot belang is, dat de
Gemeente die dit geld er in steekt ik ga er dus van
uit, dat het in dezen mag gebeuren toch wel nauw
lettend deze zaak volgt.
En dan is er nog dit facet, waarvoor ik Uw aandacht
wil vragen: er zijn uiteraard meer sportverenigingen,
lie in het kader van de recreatie een belangrijke rol
pelen, ieder op hun eigen wijze. De passieve recreatie
ook waardevol. Het is een merkwaardige opvatting,
dat die niet deugt. Dat moet nog bewezen worden. Ik
zou er op willen wijzen, dat de passieve recreatie, ge
legen in het kijken naar voetbal, enorm animerend kan
werken op degene die iets voor voetballen voelt, dus
ook enorm inspirerend op de jeugdigen om zelf te gaan
voetballen. Maar er is een actieve recreatie naast deze
passieve en ik geloof, dat deze actieve recreatie, de
amateuristische sportbeoefening, evenzeer faciliteiten
an de Gemeente kan verwachten. Ik zou het College
dus, in aansluiting op wat de heer Heetla gezegd heeft
en wat ook, geloof ik, de heer Heidinga even heeft
aangeroerd of was het omgekeerd toch met
nadruk willen vragen, of het bereid is in voorkomende
gevallen soortgelijke faciliteiten óók te verlenen aan
andere vormen van recreatie op voetbalgebied in deze
stad. En ik zou, in tegenstelling met wat de heer Heetla
gezegd heeft, met name op het ogenblik wat optimis-
ischer willen zijn en de voor ons liggende faciliteit-
verlening willen zien als een opening, een eerste begin
dat ook voor andere sportverenigingen enige hoop
geeft. En het zou, dunkt mij, dan aan de Raad liggen,
wat deze er van zal maken.
De heer Spiekhout: Een kort woord, want de dis
cussie handelde, toen het ging om de sanering van de
v.v. Leeuwarden, eigenlijk over dezelfde argumenten
pro en contra als nu. Het gaat er om: Hoe bekijken
we de taak van de overheid, in dezen van de Gemeen
te? Daar is kennelijk verschil van mening over. De
vorige maal heb ik gemeend tegen het meedoen van
de Gemeente aan die sanering te moeten stemmen. Ik
vond het dus niet juist, dat de overheid zo nauw be
trokken werd bij de transfertransacties van deze ver
eniging, transacties, die door de één emotioneel als
slavenhandel worden betiteld en door de ander geheel
in het normale zakelijke vlak getrokken worden. Ik
zou een standpunt daar tussenin willen verdedigen.
Die transacties liggen mij persoonlijk ook niet; maar
voor mij is het belangrijke, dat een groot deel van
onze bevolking dit principieel afwijst en dan vind ik,
dat de overheid aan zulk een omstreden zaak niet
moet meedoen. Daarom moest de Gemeente m.i. ook
niet aan die sanering meedoen. En nu weet ik wel, dat
het op dit moment gaat om een iets andere transactie,
n.l. om het verstrekken van een geldlening, maar ik
ben bang, dat dit toch ook wel zekere consequenties
kan hebben. Er moet natuurlijk meer gebeuren voor
deze vereniging en als ik de heer Keuning goed heb
beluisterd, dan ziet hij eigenlijk die consequenties van
dit voorstel ook wel. Dit is voor mij dan ook de reden
om te zeggen: Dan doe ik hieraan ook niet mee. Ik
vind, dat we die eerste stap niet moeten nemen en ik
heb dus ook geen vrijheid om voor dit voorstel van
het College te stemmen.
Het is hier niet de plaats om in te gaan op datgene
wat de heer Heetla vreemd en ongebruikelijk
naar voren heeft gebracht over de stichting „Je Main
tiendrai", al heeft hij mijn naam daar ook bij genoemd.
Ik ga dus ook niet in op de diverse onjuistheden die
hij erover gezegd heeft; het blijkt, dat hij deze materie
niet goed kent.
De heer Tiekstra (weth.): Het lijkt mij goed, dat ik
vooraf even aansluit op de woorden die de heer Spiek
hout heeft gesproken en hij wil mij wel toestaan iets
te zeggen wat hij beter niet zou kunnen zeggen. Er
zou n.l. een misverstand bij de Raad kunnen ontstaan,
vooral na de woorden die de heer Heetla heeft gespro
ken. Ik wil even duidelijk stellen, dat het standpunt
van de heer Spiekhout mij bekend was, ook doordat de
bij de stukken liggende brief door hem is ondertekend.
De heer Heetla heeft allerhande beschouwingen ge
houden en dat toch wel in denigrerende zin. Ik had
gehoopt, dat hij een beetje ernstiger over deze zaak
zou hebben gesproken en zich ook beter zou hebben ge
oriënteerd. Als ik me niet vergis, is de heer Heetla
toch ook wel aanwezig geweest in de vergadering van
19 september 1962, toen deze zelfde materie ook vol
ledig ter tafel is geweest mèt de complete stukken van
de Stichting Bevordering Sportbelangen. Ik behoef dus
de hele historie niet te herhalen. De heer Heetla zegt,
dat de instellingen die achter de Stichting Bevordering
Sportbelangen staan, het geld maar moeten verstrek
ken. Ik moge hem eraan herinneren, dat deze instellin
gen dit juist al hebben gedaan. Hij zal uit die vergade
ring nog weten, dat de gelden waar het toen over ging,
verstrekt waren door het bedrijfsleven. Dit omvat
meer dan de door hem genoemde instellingen, maar ik
behoef geen namen te noemen. Ik wil alleen maar zeg
gen, dat deze Stichting Bevordering Sportbelangen op
gericht is juist in overleg met het bedrijfsleven en dat
hij buiten mijn persoon de andere bestuursleden kan
zien als exponenten daarvan. Daarbij heeft de Ge
meente niet anders gedaan dan garant te zijn voor de
totale geldlening, aan de Stichting Bevordering Sport
belangen verstrekt. De werkzaamheden van de Stich
ting Bevordering Sportbelangen en ook de plaats die
de Stichting inneemt in het hier voorliggende voorstel,
zijn volkomen in overeenstemming' met de statuten van
deze Stichting.
Dan heeft de heer Heetla enkele opmerkingen ge
maakt over de gemeentelijke Sportstichting. Hij kan
weten, dunkt mij, dat deze niets anders is dan een be
heersorgaan van de gemeentelijke accommodaties en
dat de hier in het geding' zijnde aangelegenheid van een
volstrekt andere aard is. Dit leidt, dacht ik, tot een
misverstand. Kennelijk heersen er bij de heer Heetla
meer misverstanden, als hij spreekt over de financiële
positie van de andere sportverenigingen. Hij noemt
daarbij bijv. een bedrag van f 8.000,als toto-op
brengst voor de v.v. Leeuwarden. Ook met dat bedrag
is waarschijnlijk iets mis. Hij zegt, dat die andere
sportverenigingen geen toto-inbrengst hebben, maar
ook de andere sportverenigingen doen mee aan de voet
baltoto. Ik laat in het midden, of dat ook geldt voor
de confessionele verenigingen. De christelijke althans
doen, naar ik meen, daaraan niet mee.
Ik wil nog een misverstand weg'nemen, n.l. dat er
sprake zou zijn van een bevoorrechting van de v.v.
Leeuwarden. Nu kom ik zo ongeveer bij de heer Keu
ning terecht. Alles wat t.o.v. de v.v. Leeuwarden is
gedaan, is tot op heden altijd op puur zakelijke basis
gebeurd. Voor de destijds verstrekte geldlening heeft