2 beetje ruimte is. Bij een nadere bestudering van de bebouwingsvoorschriften blijkt m.i., dat die ruimte er niét in zit. Er staat n.l. op het uitbreidingsplan voor de kleinste bungalow 125 m- en in de daarbij be horende bebouwingsvoorschriften staat nadrukkelijk, dat de op het uitbreidingsplan aangegeven oppervlak ten in m-'s dienen te worden beschouwd als minimum. Ik kan me dan ook niet indenken, dat er enige moge lijkheid zou zijn om hier van af te wijken. En dit overwegende, komt onze fractie toch wel tot de con clusie, dat liet bij de handhaving van dit voorschrift voor dit uitbreidingsplan niet mogelijk is aan het ver langen van een bepaalde groep burgers uit onze stad omtrent het bouwen van een kleinere bungalow te gemoet te komen. De mogelijkheid tot deze bouw, zij het dan nog niet tot de oppervlakte die wij graag zou den willen stellen, is geopend in het plan Bilgaard, naar mij is verteld. Het betreft hier echter bungalows, die boven de 100 m- uitgaan en die aan zuivere stich- tingskosten buiten de grond toch nog een f 40.000, zullen vragen. En dan zal de fundering, die daar moet worden toegepast, ook nog niet al te bezwaarlijk moe ten zijn. Een en ander is dan ook voor mijn fractie aanleiding tot het indienen van een voorstel. En nu komt het uiteraard wel weer aan op de procedure. We zouden dus kunnen zeggen: Breng die wijziging staande deze vergadering aan, maar ik geloof, dat men, gelet op de ervaring die wij met dergelijke dingen hebben, dan toch weer ergens vastloopt en misschien in het ge drang komt met de termijnen van tervisieligging. Daarom meen ik mét mijn fractie te moeten voorstel len wel het plan, zoals het hier ligt, in deze vergade ring vast te stellen hetgeen dan noodzakelijk is terwille van de procedure maar tegelijkertijd het College te verzoeken in de kortst mogelijke tijd te komen tot een herziening van dit uitbreidingsplan, voor wat betreft de mogelijkheid van bungalowbouw, met dien verstande, dat het mogelijk moet zijn om kleinere bungalows te bouwen dan die, welke thans in het plan zijn opgenomen. Hiertoe ware de minimum oppervlakte te verlagen tot 85 m-, terwijl een afwij kend bebouwingsprofiel, wat betreft de dakvorm mo gelijk moet zijn. Dit voorstel zou ik dus graag aan U willen overhandigen, opdat het mede deel van de be sprekingen zal kunnen uitmaken. Ik zou dan in eerste instantie willen besluiten met te stellen, dat het plan, zoals het hier ligt, zeker veel aantrekkelijks heeft; dat het niet helemaal toekomt aan de openheid en de ruimte van het plan 't Nijlan; dat het in het algemeen iets strakker van structuur is, maar dat het toch een aanvaardbaar pendant is van het plan 't Nijlan en toch ook wel weer een zekere aansluiting zal geven op de bebouwing aan de over kant van de Potmarge. Wij mogen dus toch wel een woord van waardering hebben voor hen, die eraan gewerkt hebben. De Voorzitter: U heeft gehoord, dat de heer Boot- sma een voorstel heeft ingediend en ik geloof, dat het praktisch is om het nog even te herhalen, opdat U allen precies weet, wat dat voorstel inhoudt. Het luidt aldus: „Ondergetekende stelt voor: le. te besluiten tot vaststelling van het uitbrei dingsplan 't Aldlan met bijbehorende bebouwingsvoor schriften, no. 15708; 2e. het College van B. en W. te verzoeken in de kortst mogelijke tijd te komen met een herziening van vorengenoemd uitbreidingsplan, voor wat betreft de mogelijkheid van bungalowbouw, met dien verstan de, dat het mogelijk moet zijn ook kleinere bungalows te bouwen dan thans in het plan zijn opgenomen. Hiertoe ware de minimum—oppervlakte te verlagen tot 85 m2, terwijl een afwijkend bebouwingsprofiel, voor wat betreft de dakvorm, mogelijk moet zijn." Het voorstel is ondertekend door de heren Bootsma en Spiekhout. Het kan deel van de beraadslagingen uit maken. De heer K. J. de Jong: Dit plan heeft ook punt van bespreking uitgemaakt in onze fractie en over het al gemeen hebben wij er met belangstelling en ingeno menheid kennis van genomen. Het is een gevarieerd plan, dat inderdaad, zoals de heer Bootsma ook ge steld heeft, wel een zekere aansluiting vindt bij het plan 't Nijlan. Er zit veel bijzondere bebouwing in en het is nog wel de vraag, of alle mogelijke variëteiten met betrekking tot die bijzondere bebouwing hier vol doende ruimte in kunnen vinden. Het blijkt n.l. nog al eens, dat we, wanneer we bepaalde plannen vast gesteld hebben, toch nog voor de vraag komen te staan, of er voldoende ruimte is voor scholen, buurt huizen, kerken enz., maar ik heb wel de hoop, dat B. en W. daar voldoende rekening mee gehouden hebben. Deze vraag is wel bij ons opgekomen: Heeft het College zich ook beraden over de exploitatiemoge lijkheid van dit plan Het is wel gemakkelijk om een plan op te zetten, maar dit plan inderdaad zo uit te werken, dat de geplande eenheden ook werkelijk te exploiteren zijn, is nog een tweede. Heeft het College zich daarover ook voldoende beraden? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten Het betrekkelijk grote aantal eengezinshuizen van 43is, gezien ook op het aantal dat b.v. in het Nijlan is gebouwd, naar onze mening wel weer een pluspunt. Dat kunnen wij wel waarderen. De verhouding 19%% zes lagen, 36% 3 lagen en 43%% eengezinshuizën is toch wel gunstiger dan die van sommige andere uitbreidings plannen. Ik meen, dat wij op de tekening, onderaan rechts, bouw in 12 woonlagen hebben gezien, maar het is voor ons de vraag, waar die dan worden ge bouwd. Zitten die wel in dit plan? Of blijft dat alleen bij het flat aan de Verlengde Schrans? Ook het winkelcentrum lijkt ons hier beter gepro jecteerd dan in het plan 't Nijlan. In 't Nijlan hebben wij twee winkelcentra, terwijl het de vraag is, of het, achteraf bekeken, misschien niet beter zou zijn ge weest, dat we daar één winkelcentrum midden in het plan zouden hebben gehad. Ik meen, dat in dit plan de projectie duidelijker en ook meer op de behoefte gericht is, doordat er één centrum is geprojecteerd. Ook in onze fractie leeft wel de behoefte het bou wen van kleinere bungalows mogelijk te maken. In dat opzicht kunnen wij ons in de eerste aanleg wel aansluiten bij hetgeen de heer Bootsma gesteld heeft. Wij zien met grote belangstelling uit naar wat van de zijde van het College hieromtrent wordt gezegd. De vraag, in hoeverre dit plan aansluiting vindt zowel bij het saneringsplan als bij het structuurplan, heeft ons ook beziggehouden. Wij hebben wel de in druk, dat wij, wanneer wij dit plan zo accepteren en ook de „Kuiperweg", als ik de bedoelde weg zo mag noemen, dan ook niet aan de consequentie ontkomen, dat deze weg ook een uitmonding moet hebben ter plaatse, waar nu ongeveer de le Kanaalbrug ligt en dat men daar dan bepaald niet ontkomt öf aan eeu vaste brug óf aan een demping. Wij zullen met dit plan o.i. toch wel terdege de consequentie hebben te accepteren, dat we daar het scheepvaartverkeer stremmen. Dat moeten wij ons zeer zeker nu reali seren. Het heeft ook in onze fractie een punt van bespreking uitgemaakt, want wanneer we het er op aan laten komen en het verkeer later nog willen om leiden, dan zouden wij juist ter hoogte van de le Kanaalbrug toch wel een bijzonder vervelende knel- situatie scheppen, want dan hebben wij wel een grote verkeersweg, maar dan zou het verkeer daar niet weg kunnen komen. Dat moet m.i. nu bekeken wor den. Onze fractie heeft wel begrip voor de noodzaak van de aansluiting van dit plan bij sanerings- en struc tuurplan en wij staan hier wel achter. Wij kunnen die plan dus, wat dat betreft, wel accepteren, hoewel niet zonder bezwaren. Wij voelen ook wel, dat, wanneer het verkeer nog intensiever wordt wij moeten er op rekenen, dat het in de periode 19631970 verdrie voudigd zal worden beslist niet aan de „Kuiper- weg" is te ontkomen. We hebben dat breedvoerig be sproken. Uiteraard zijn op dit moment alle mogelijk heden van verbinding van het zuiden van Leeuwarden met de binnenstad nog niet voldoende opengelegd het rondwegencomplex is ook nog niet voldoende in gebruik gesteld. Zodra dit wel het geval is, weten we, in hoeverre de Verlengde Schrans en de Schrans dit verkeer kunnen opvangen. Daar zal ongetwijfeld een zekere ontlasting van het verkeer plaats vinden ten gunste van de rondwegen, maar desniettemin menen we, dat door de sterkere intensivering van het ver keer de „Kuiperweg" er toch zal moeten komen, met 3 de consequentie: een vaste brug of demping ter hoog te van de le Kanaalbrug. Het stemt ook tot voldoe ning, dat voor het bedrijf van de heer Klaver, resp. da t van de fa. Steensma toch nog een passende op lossing is gevonden, nadat bezwaarschriften zijn in gediend. De aanpassing bij het structuurplan kunnen wij niet bekijken; dat is een zaak, die in zoverre consequen ties heeft, dat de aanpassing in hoofdzaak in zuide lijke richting zal moeten plaats vinden. Wij weten met, hoe men het structuurplan in de richting Goutum gedacht heeft. En in hoeverre heeft men rekening ge- li den met de uitmonding van de weg naar Drach ten? Wordt daarbij ook nog aan de brug gedacht Dat zijn vraagstukken, die hier wel mee samenhangen. Hot was prettig geweest, als ons eerst het structuur plan ter inzage was gegeven. Dan hadden wij ook boter kunnen bekijken, in hoeverre dit plan past ener zijds in het structuurplan en anderzijds in het sane- ri igsplan, maar afgezien daarvan, menen wij wel, dat er goede hoop bestaat, dat de weg die dit plan met de binnenstad zal verbinden, ook al zou de weg naar Drachten een uitmonding vinden ter hoogte van i onmiddellijk ten westen van het sportveldencom- p!cx over het Van Harinxmakanaal geprojecteerde brug, toch ook voor het verkeer uit de richting Drach- tcu wel een bijzonder gunstige verbinding met de bemenst ad zal betekenen. B. en W. zeggen: Rapenburg past niet in de buurt ven de dure bungalows, maar iets zuidelijker dan Rapenburg nu is gesitueerd, heeft men wel een bij zondere bebouwing in de vorm van als ik het goed bigrepen heb een schiphuizencomplex gedacht, met alle bezwaren van dien. Dat doet een beetje vreemd ii. Zou het niet beter zijn om alles wat schiphuizen 1 i reft naar onze jachthaven te dirigeren? Dan heb ben we tenminste de schiphuizen bij elkaar. En ik zou j kunnen voorstellen, dat men dan zou zeggen, dat Rapenburg er niet past. Ik voel de bezwaren t.a.v. de wasserij daar wel en die erken ik ook wel voor een belangrijk gedeelte, maar ik vraag mij wel af, of een s hiphuizencomplex in de buurt van de dure bun galows niet evengoed een storend element zou zijn. Dit zijn dus zo ongeveer de vragen, die bij ons naar Y ren kwamen. Het gedeelte, dat uit het plan is gelicht, krijgen we later hier weer; wat dat betreft sluit ik mij graag a bij de opmerking van de heer Bootsma. Wij van onze kant hopen ook, dat U alsnog een oplossing ziet vinden, door de huizen die volgens het oorspronke lijke plan geamoveerd zouden worden, toch nog te handhaven. De heer Kingnia: Bij het doornemen van het plan 'f Aldlan is het me opgevallen, dat daarin veel te weinig speelruimte voor kinderen is gecreëerd. Onder aan op de tekening staat bij de merktekens wel aan gegeven de bepaalde arcering voor kinderspeelplaat sen, maar ik heb slechts één kunnen vinden, nadat ik lang gezocht heb naar een tweede. Intussen ben ik blij, dat er toch één is. Ook vind ik, dat de speelplaat sen voor kleine kinderen direct bij de woningen be horen te zijn en niet een heel eind eraf. Voorts zou ik er de aandacht op willen vestigen het zal trouwens wel niemand ontgaan zijn dat het centrum van dit uitbreidingsplan een zeer grote graafplaats ligt. Ik weet wel, dat het een bestaande maar die heeft in dit plan een grote uitbreiding gekregen. Ik vind het op zijn minst ongewenst in een bobouwingscentrum een grote begraafplaats aan te leggen. Ik zou liever zien, dat men deze naar een hoek van de gemeente verschoof, waar ze in elk geval in de naaste toekomst niet in contact komt met de bebouwing. De bebouwingsprofielen zijn in dit plan alle plat, terwijl het m.i. wel zaak was en ik heb dat geluid gelukkig al eerder gehoord dat men hierin de bouwers een grotere vrijheid liet en dat men ook bij de bebouwingsprofielen flauw hellende daken toestond, dekt met pannen. Pannen geven bovendien een zeer goede isolatie, veel beter dan enig plat dak. Een plat dak kan wel erg dicht zijn, maar het kan ook te dicht zijn. We hebben uit de praktijk genoeg ervaring om te weten, dat men vooral in de bovenste woon lagen ontzettend veel last van condens kan hebben in een huis met zo'n dak. Dit is een van de redenen om ook flauw hellende platte daken toe te staan bij dit bebouwingsprofiel. Ook uit een andere overweging acht ik toepassing van dergelijke daken zeer belang rijk. Het verlevendigt de totale bouw; het is esthe tisch zeker verantwoord. De bungalowbouw moeten we in het algemeen m.i. niet te veel uitbreiden. Maar ik zou wel graag zien, dat de mogelijkheid tot bungalowbouw, zoals ook al is gezegd, voor iedereen bestond. We moeten niet krijgen, wat we nu hebben: bungalows in groepjes, naar grootte gerangschikt, maar gemengde bungalow bouw. De heer Van der Veen: Ik heb weinig bezwaren tegen het uitbreidingsplan, zoals het ons gepresen teerd is, maar ik heb wel bezwaar tegen het opnemen van de weg daarin, die door de heer K. J. de Jong als de „Kuiperweg" is aangediend, dus tegen het ter zake van die weg vooruitlopen op de behandeling van het structuurplan. Ik vind, dat dit behoort te wach ten en ik zou eigenlijk wel graag willen weten, hoe het College daar tegenover staat. Zo nodig kunnen we m.i. de rode streep, door het College op de kaart aan gebracht, in noordelijke richting nog een bocht laten maken om die weg heen, zodat we vrij zijn, wanneer we het plan zelf te behandelen krijgen. De hear Santema: Wy haw we yn üs fraksje oer dit plan to set west en uteraerd kamen der by üs ek mieningen nei foaren, net altyd gelyk fan ynhald, mar wol fan bilang om hjir efkes nei foaren to brin- gen. Lit üs alderearst sizze, dat dit plan üs yn greate trekken wol oanstiet. Wy sille, hwannear't it op stim- ming oankomt, der dan ek net tsjin stimme. Lykwols, by it tinken oer de réalisearring fan dit plan foar de takomst freegje wy üs wol öf, oft de ynhald derfan biantwurdzje sil oan de pürbêste kultuergroun, dy't wy hjirmei weijowe. It is bikend, dat in diel fan dit aide territorium fan it doarp Huzum eartiids de tün fan Ljouwert neamd waerd. En dat is op himsels al in kwalifikaesje, dy't der op wiist, dat wy hjir to dwaen hawwe mei hwat kostbers. De opbringsten fan dizze groun binne yn'e rin fan de ieuwen oan de Ljou- werter boargers taskikt. Oer it algemien jüchje wy de forskate soarten fan wenningprofilen en de forskeidene iepen flakten en terreinen foar bisündere bibouwing tige ta. Wy sjogge op de tekening, dy't wy krige hawwe en dy't hjir noch wer yn oare foarm foar üs hinget, hiel düdlik in goede opstelling fan de forskillende ünderdielen. Net oars as lof dêroer. Ik mei miskien noch wol efkes freegje, hoe great dit ütwreidingsplan yn totael is. Ik lies üt it riedsbrief, dat it yn alle gefallen 80 ha is. Mar dér komt noch hwat by, omdat in bipaeld diel hjir het by neamd is. Ik soe it wol op priis stelle, as ik de totale greatens derfan wist en dêrneffens efkes de greatens fan it Nijlan. Wy krigen op üs tekening in oanwizing en yn it riedsbrief in forsyk, dat wy üs to'n earsten net ütlitte soene oer it diel fanöf de Van Harinxmabrêge oan't de Badwei, omreden dêrfoar noch nei oare oplossingen socht wurdt. Dér woe ik my ek wol yn skikke, mar it liket my dochs wol fan bilang op to merken, dat oan it esthétyske gehiel en oan dit ünderdiel yn it bisünder aensen net to koart dien wur- de moat. In selde soart gefal is dat fan'e waskerij Rapenburg. Is it aensen byg. op groun fan de esthétika forant- wurde om de waskerij dér stean to litten To'n earsten hawwe wy oanstriid om to sizzen, dat wy der net foar fiele om dy saek dér oan to halden. Ek in selde soart gefal fynt men yn de buert fan it Oostergoplein, mar dér geane wy hjir net fierder op yn. Wy hawwe ünderwilens in pear opmerkingen mak ke, dy't ik hjir sa de revue passearje litte woe. Wy moatte byg. sa stiet der yn it riedsbrief in frij great tal wenningen amovearje. Kinne B. en W. üs ek opjaen hoefolle wenten dat binne? Dizze sille binammen lizze yn it trajekt fan de s.n. „Kuiperwei". En dér steane forskate, mar nou foei it my op, dat der by al de protesten, dy't ynkommen binne, just üt dizze hoeke gjin ien wie. Is dat in oanwizing, dat de bifolking dér deryn birêst of hawwe B. en W. harren

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1963 | | pagina 2