48 5;
gewezen weg voor zou kunnen zijn de aanbiedingsbrief
bij de gemeentebegroting. Ik ben er van overtuigd, dat
wat ik vraag veel werk vergt. Ik ben er ook van over
tuigd, dat we over Wethouders beschikken, die op dit
punt de capaciteiten hebben, niet alleen Wethouders,
maar ook hun medewerkers. Mijn opmerking mondt
daarom uit in de vraag, of het College bereid is in de
toekomst in zijn aanbiedingsbrief bij de begroting ook
zijn inzichten neer te leggen omtrent de ontwikkeling
in de diverse sectoren, de wijze, waarop die ontwikkeling
kan worden opgevangen, en de wijze, waarop ordening
kan worden gebracht in de verhouding tussen over
heid en particulier initiatief.
Een korte opmerking nog over het subsidiebeleid. Ik
heb geconstateerd, dat een aantal subsidies wordt aan
gepast niet verhoogd in verband met kosten
stijgingsfactoren. Ik heb de vraag gesteld, of dat eigen
lijk niet voor alle subsidies zou moeten gelden. Ik heb
daar het antwoord op gekregen, dat men dat inderdaad
van tijd tot tijd wil bezien. Ik zou er bij het College op
willen aandringen, dat men dit j a a r 1 ij k s bij het
vaststellen van subsidies gaat bezien, zoals ook in de
mem.v.a. gesteld wordt. Het gaat nl. over een zaak
van algemeen belang, van algemenen nutte. Wanneer
men daarbij vaststelt de verhouding, die er behoort
te zijn tussen de overheidsbijdrage en die van het
particuliere initiatief, dan zal men storende factoren
die treden de laatste jaren voortdurend op bijtijds
moeten corrigeren en dus jaarlijks moeten bekijken.
En tenslotte iets over de subsidie-uitkering. Er is de
vraag gesteld, hoe het zat met de uitkering van 1963.
Ik heb uit het antwoord begrepen, dat de moeilijkheid
hier niet ligt bij het College van B. en W.. maar bij
het College van G.S. Wordt nog steeds niet de be
groting goedgekeurd Ik moet aan de andere kant
vaststellen, dat wij die subsidies geven voor zaken ten
algemene nutte en dat een in financiële moeilijkheden
raken van de betrokken instituten het algemeen belang
raakt. Ik moet U vragen, of wij niet uit deze impasse
zouden kunnen komen vooral waar het hier in 1963
is gegaan om een sluitende begroting door een be
perkt voorschot op de te verstrekken en nog goed te
keuren subsidies.
De heer Kingnia: Zou het, nu er vanwege de re
gering een grote campagne wordt gevoeld tegen het
roken van schoolkinderen, eigenlijk niet gewenst zijn...
(De Voorzitter: Tegen wat, zegt U?) Tegen het ro
ken. (De Voorzitter: Ja, maar niet in verband met
schoolkinderen.) dat er voorlichting op dit gebied
wordt gegeven in verband met de kankerbestrijding
en dat de Raad althans een verzoek doet aan de di
verse onderwijzers om het roken gedurende de gehele
schooltijd, dus zolang ze binnen het terrein van de
school verblijven, te laten. Want die campagne staat
of valt m.i. met het roken van een onderwijzer. Nu
weet ik wel, dat er natuurlijk een instructie is, dat
een onderwijzer niet mag roken zolang hij in school
is, maar ik weet ook, als onderwijzer zijnde, dat het
toch veelal gebeurt en ik zou daarom een heel vrien
delijk verzoek van de Raad tot het onderwijzerskorps
willen richten om het roken tijdens de schooltijden te
laten, in het belang van de aan hun toevertrouwde
jeugd en van de volksgezondheid.
De Voorzitter: De heer Engels heeft een betoog
gehouden, dat alle portefeuilles van het College raakt.
En ik geloof dus, dat ik verstandig doe van mijn kant
er iets van te zeggen, n.l. dit, dat het College zich zal
beraden over de vraag, in hoeverre het mogelijk is aan
zijn wens ten aanzien van een uitgebreider inhoud van
de aanbiedingsbrief tegemoet te komen. De heer Engels
behoeft zich niet voor te stellen, dat de voldoening aan
zijn vraag bijzonder gemakkelijk is (dat heeft hij trou
wens zelf al gezegd), het is ook de vraag, in hoeverre
het van praktisch nut is, gegeven het feit, dat de Ge
meente voor de taken die nu al verzorgd worden, geen
voldoende middelen heeft. En wij zullen dus zijn ver
zoek moeten afwegen tegen de vraag, in hoeverre de
tijd, die voldoening aan zijn verzoek zal kosten, ge
motiveerd wordt door het praktische nut, dat daarvan
te verwachten is. Maar in ieder geval zullen wij dit
nader bekijken.
Dan heeft de heer Engels nog een paar speciale vra
gen gesteld. Kunnen de subsidies periodiek worden
bekeken? Ook de voldoening aan dat verzoek komt op
hetzelfde neer als ik t.a.v. zijn eerste vraag opmerkte.
Kan t.a.v. nieuwe subsidies, bij wijze van voorschot,
iets worden gedaan Misschien is het goed, dal de
Wethouder van Financiën op die vraag kort antwoord
geeft.
Deze Wethouder kan eveneens de heer Kingma van
antwoord dienen, wat het roken betreft.
De heer Tiekstra (weth.): De verhoging van de
subsidies is in wezen eenzelfde zaak als de bepaling
van de subsidiebedragen zelf. Zodra er dus sprake is
van procentuele subsidiëring, volgt men vanzelfspre
kend automatisch het sterk gestegen kostenniveau. An
derzijds kan voor die gesubsidieerde instellingen, waar
bij inderdaad kostenstijgingen zich in verband met de
ontwikkeling van het algemene kostenniveau ook w ij-
wel automatisch voordoen, een regelmatige aanpassing
plaats vinden. Ik zeg met opzet kan plaats vinden,
want dit hangt ook samen met de mate, waarin de
gesubsidieerde daarop aandringt bij het Gemeentebe
stuur. Een automatische bewaking van de subsidies,
zoals de heer Engels haast bepleit, is natuurlijk niet
goed mogelijk. Ik wil hem wel toezeggen en de f-
deling Financiën heeft daar ook verschillende malen
blijk van gegeven dat we bij de beoordeling van Ie
subsidies toch wel met deze zich algemeen voordoende
ontwikkeling rekening willen houden, maar het geldt
ik zeg het nog eens uiteraard niet voor a He
gesubsidieerde instellingen.
Als U het goedvindt, mijnheer de Voorzitter, ga ik
nog even in op de kleine opmerking, die de heer Engels
heeft gemaakt in verband met een door mij gehouden
lezing voor de afdeling Leeuwarden van de N.O.V. Ik
kan de raadsleden zeggen, dat dit bestuur mij heed
verzocht deze lezing om te werken tot een artikeltje
voor hetzelfde blad, dat zij nu ook al op hun tai 1
hebben gevonden. Ik wil de heer Engels en de Raad
wel graag toezeggen, dat ik dit bestuur zal verzoeken
op dezelfde wijze als nu blijkbaar is gebeurd, de Raad
ook dat betreffende exemplaar van het blad toe ie
zenden. Ik moet er wel met nadruk aan toevoegen,
dat ik bij deze lezing zeer uitdrukkelijk heb gestel
uitsluitend mijn persoonlijke mening weer te geven,
en dat ik zelfs op het moment, dat ik er over praat!
er niet voor voelde om terzake aan datgene wat
heb gezegd ook maar enige binding te ontlenen voor
het beleid, dat de Wethouder van Onderwijs voor de
toekomst misschien in een andere situatie zou hebb» i
te voeren. Dit dus om op dat moment zoveel mogeli,
vrijheid van spreken te verwerven.
Dan de opmerking van de heer Kingma, die verbazend
actueel is. Ik wil de heer Kingma wel zeggen, dat i
juist vanmiddag nog eens de lectuur over de rokerij
doorgenomen hebbende, mij heb afgevraagd: Op welke
wijze zijn wij in staat de leerkrachten bij alle takk'
van onderwijs op hun bijzondere verantwoordelijkhc i
terzake te wijzen? (De Voorzitter: Door het goe<
voorbeeld te geven.) Ja, dat bedoel ik juist en ik w I
dus graag deze zaak in het College bespreken. Over
gens verbiedt de Verordening op het lager onderwin
de leerkracht in de klas te roken. In hoeverre dal
verbod gerespecteerd wordt, onttrekt zich, aangezi*
ik niet dagelijks in de scholen ben, aan mijn waarrn
ming. Ik zie er wel asbakken staan, dus het zou bei-
kunnen zijn, dat men zich niet aan de verordening
houdt.
Ik heb met belangstelling kennis van deze opmei
king genomen. Ik krijg hier nog een schriftuur, dat
niet getekend is, maar kennelijk van de heer Kingm
afkomstig is. Daarin staat het volgende: ,,De Raa i
der gemeente Leeuwarden; in vergadering bijeen, ver
zoekt het onderwijzerskorps in onze gemeente het roken
tijdens de schooltijden na te laten in het belang van
de aan hun zorgen toevertrouwde jeugd en in het be
lang van de volksgezondheid als geheel.". Ik hoop, dat
de heer Kingma wel begrepen heeft, dat dit bij ons
weerklank ontmoet en ik wil graag in het College be
raad houden over de vraag, op welke wijze wij hieraan
gevolg kunnen geven.
49
I
De Voorzitter: Ja, maar wat wordt nu bedoeld?
\Vü! U, mijnheer Kingma, hier een uitspraak van de
Ra:id over uitlokken? Dat zou ik U toch willen af
raden, want hier wordt gesproken van „het onder-
v. invrskorps" in onze gemeente. Daarvan kan niet
worden gesproken en ik geloof, dat het principieel toch
wei bij velen bedenking zal ontmoeten, dat de Raad
zich wendt tot die docenten, die niet behoren tot tak
ken van ondeiwijs, waarover het Gemeentebestuur het
beheer voert. En ik zou U dus willen vragen het bij
deze uiteenzetting van Uw standpunt te laten.
Icvrouw Boersma-Hemminga: Heel kort. Volgno.
392. de schoolmelkvoorziening. Ik heb met waardering
hei antwoord gelezen i.z. mijn vragen in het sectie-
y Hag over de schoolmelkvoorziening van de open-
ban: l).l.o.-scholen. Mocht het rijkssubsidie vervallen en
het College zo nodig met een voorstel voor een aan
vullend krediet hiervoor komen wat ook in de
bedoeling van het College ligt dan zal ik hier van
harte mijn stem aan geven en ik hoop mèt mij vele
mederaadsleden.
De hear Van der Schaaf (weth.): My wurdt noch yn
in brocht in fraech oer de iiswegen. Yn de doarpen
osoargje bipaelde klubkes de iiswegen. Op it gebiet
de stêd hat der eartiids ek hwat west en dat is
in bytsje wei wurden, mar dy taek wurdt optheden
troch de tsjinst fan Iepenbiere Wurken of in bipaelde
man dêrfan hwat forsoarge. En hiel koart lyn hawwe
bisprekkingen west om dat ek wer foar de kom-
nende tiid to regel jen. Men prakkesearret dêr ek oer
it oanskaffen fan modern materiael, omdat it ek op
dit gebiet net sa maklik is personiel to krijen. Ik mei
dus yn it algemien sizze, dat dizze saek ek foar de
kommende winter de oandacht hat en dat der yn-
Hruksjes jown binne om dêr, foar safier it op üs wei
luit, foar to soargjen.
De heer Heetla: Volgno. 658: Industrialisatie. Daar
over heb ik niets kunnen vinden. Ik wil nu de verga
dering niet ophouden door er een urenlang betoog over
te houden ik heb er al eens eerder over gesproken
maar ik wilde slechts vragen: Is er voor de indus
trialisatie nog belangstelling bij B. en W. Wat wordt
er dan over gepubliceerd? Kan de Raad ook eens in
zage krijgen van wat de Industrialisatieraad van de
Friese Kernen voor Leeuwarden doet? Wij geven
volgens de toelichting op de begroting f 25.000,
voor publiciteit uit, althans voor het lidmaatschap van
genoemde raad.
De Voorzitter: Ik wil van mijn kant wel een ant
woord geven op de vraag van de heer Heetla: Is er
nog belangstelling bij B. en W. voor de industrialisatie?
Ik geloof te mogen antwoorden, dat B. en W. niet an
ders dan belangstellend t.a.v. dit onderwerp zijn. Die
belangstelling kan niet groter zijn dan ze is.
Wat de Industrialisatieraad betreft, ik geloof, dat
ook hierbij geen enkel geheim bestaat. Dit is dus de
bijdrage, die krachtens een bepaalde regeling door de
gemeente Leeuwarden aan dit gezelschap moet wor
den betaald. Die regeling kan wel bij de notulen van
deze raadsvergadering ter inzage worden gelegd voor
de raadsleden. Dan kunt U vermoedelijk wel datgene te
weten komen, wat U graag weten wilt.
De heer K. J. de Jong: Bij volgno. 131 wilde ik even
opmerken, dat ons standpunt met betrekking tot de
kermis nog precies is als de vorige keer.
De Voorzitter: Dat wordt genoteerd, mijnheer De
Jong.
De heer Klijnstra: Wij kunnen niet anders dan ook
tegen de post „Ontvangsten Bescherming Bevolking"
stemmen.
De Voorzitter: Ook dat is al genoteerd, mijnheer
Klijnstra.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W., met aantekening, dat de fractie van de
P.S.P. wil geacht worden tegen volgnos. 57, 118 en
120 en de A.R. fractie wil geacht worden tegen volgno.
131 te hebben gestemd.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.