1 RAADSVERGADERING 2 Punten 5 t.e.m. 16 (bijlagen nos. 10, 14, 8, 7, 16, 9 5, 13, 12, 6, 11 en 3). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 15). De Voorzitter: Dit punt wordt aangehouden in ver band met een nieuwe prijsaanbieding. Punten 18 en 19 (bijlagen nos. 18 en 1). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 17). De heer Klijnstra Bij de afgewezen nieuwe subsidies behoort ook die van het Leger des Heils. Gezien het vrij grote aantal gemeenten in de provincie Friesland die hun steun geven aan het ongetwijfeld nuttige werk van het Leger des Heils, ook t.o.v. de reclassering, zou ik er gaarne voor willen pleiten om toch een subsidie hieraan toe te kennen. Ik meen, dat er 44 gemeenten zijn in Friesland, waarvan een sub sidie wordt verwacht in 1964. De bedragen lopen nogal uiteen; ik acht een subsidie van de gemeente Leeuwar den van f 250,niet abnormaal hoog. De heer Vellenga (weth.)Wij hebben in de raads- brief geschreven, dat wij menen, dat reclasseringswerk geen taak voor de gemeente is, maar tot de rijkstaak moet worden gerekend. Door ons is dus bepaald niet in het geding gebracht de waardering, die men kan hebben voor bepaalde taken, zoals die door bepaalde instanties worden vervuld. Dat geldt ook t.a.v. dit re classeringswerk, uitgaande van het Leger des Heils. Wij menen, dat men t.a.v. bepaalde taken zich wel moet afvragen: Is dit primair een rijks-, een provincie- of een gemeentetaak Welnu, in het totaal van de taaksoorten die men op dit gebied kan onderscheiden, is naar de inzichten van het College reclassering ty pisch een rijkstaak en ik geloof, dat men het het Rijk alleen maar financieel gemakkelijk zou maken, wan neer de gemeenten op grote schaal tot subsidiëring juist van dit werk zouden overgaan. Wij hebben ana loge voorbeelden op andere terreinen, waar datzelfde ook wel heeft gespeeld, maar ten aanzien waarvan langzaam maar zeker de gemeenten tot deze opvatting kwamen: Dit is zeer duidelijk een rijkstaak. Zij trok ken zich terug en dat heeft ook tot gevolg gehad, dat de rijksbijdragen in die sectoren omhoog gingen. De heer Klijnstra noemt nu een aantal gemeenten, die met minimaal kleine bedragen dit werk steunen. Ik geloof, dat men met het oog op die heel kleine bedragjes meer van waardering dan van subsidiëring kan spreken, maar, zoals ik al heb gezegd, ik geloof niet, dat het in dit geval juist ik zou haast zeggen: principieel juist zou zijn, dat gemeenten een taak subsidiëren, waarvoor het Rijk een subsidie moet verstrekken. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 20a en 21 (bijlagen nos. 23 en 22). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering. Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 29 januari 1964 van woensdag 29 januari 1964. Aanwezig: 35 leden. Afwezig: de heren Ten Brug en Mr. Van der Schaaf (weth.). Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, Burgemeester. Te behandelen punten: 1. Vaststelling van de notulen van de raadsverga dering van 23 oktober 1963. 2. Mededelingen. 3. Benoeming van: a. een hoofd van de Ferdinand Bolschool (g.l.o.) (bijlage 35); b. een onderwijzer aan de Plataanschool I (g.l.o.) (bijlage no. 31) c. een onderwijzeres in de handwerken aan de scholen voor voortgezet gewoon lager onderwijs (bijlage no. 32). 4. Aankoop van het perceel Kleine Hoogstraat 1 van J. Lyklema en echtgenote, alhier (bijlage no. 30). 5. Aankoop van het perceel Blekerstraat 99 en van een perceel grond aan de Fabriekssteeg van R. Kooi- stra en echtgenote te Hardegarijp (bijlage no. 26). 6. Aankoop van een perceel hooi- en rietland, ge legen nabij de Grote Wielen, van G. Riedstra en echt genote te Rijper kerk (bijlage no. 33). 7. Aankoop van grond in het uitbreidingsplan „In dustriegebied Schenkenschans" van de provincie Fries land en wijziging van het raadsbesluit tot onteigening van in dat uitbreidingsplan gelegen gronden (bijlage no. 24). 8. Verkoop van een perceel grond, gelegen aan de westzijde van de doorgetrokken Jelsumerstraat, en een gedeelte van de Oude Meer, grenzende aan eerderge noemd perceel, aan de Protestants Christelijke Begrafe nisvereniging, alhier (bijlage no. 29). 9. Ontbinding van de pachtovereenkomsten met onderscheidenlijk Hedzer Rozema en Hillebrand Roze- ma, beiden alhier, ten aanzien van twee percelen gar- deniersland, gelegen ten westen van de Lekkumerweg (bijlage no. 28). 10. Wijziging van de bijlagen A en B van de Bezol digingsverordening 1948 en van de bijlagen A en D. van de Bezoldigingsverordening 1960 (herziening van de salariëring van het brandweerpersoneel) (bijlage no. 27). 11. Vaststelling van een Verordening op de sub sidiëring van de kosten van het godsdienstonderwijs op de openbare scholen voor lager onderwijs in de gemeente Leeuwarden (bijlage no. 25). 12. Wijziging van de gemeentebegroting en van de begrotingen van het Slachthuis en de Veemarkt, de Gemeentelijke Sociale Dienst en de Leeuwarder Sport stichting voor het dienstjaar 1964 (bijlage no. 34). Punt 1. De notulen worden onveranderd vastgesteld. Punt 2. De mededelingen sub A, B en C worden voor kennis geving aangenomen. Sub D. De hear Santema: N.o.f. it léste punt fan de mei- dielingen: skriuwen fan B. en W. fan Utingeradiel, hwer't yn frege wurdt adhesy to bitsjügjen oan in adres fan Nederlanske gemeenten om öfskaffing fan de gemeenteklassifikaesje to bifoarderjen, soe ik it folgjende sizze wolle. It antwurd, dat B. en W. hjirop jown hawwe. is in ütstel om dit skriuwen foar kennis- jowing oan to nimmen. Persoanlik soe ik it by dit ad- vys allinnich net bliuwe litte wolle. De gemeenteklas sifikaesje hat yn de léste jierren miskien hast wol yn 25 jier hieltyd spile en der is in gefoel fan ün- rjocht by de bifolking bistean bleaun, foaral by dy- jingen, dy't hjirre materieel lést fan ünderfine. Yn alle politike partijen is oer dizze kwesje al hannele en hjir en dér is it bisykjen om dizze saek oan'e kant to krijen, seis yn de forkiezingsmanifesten as punt opnommen. En nou kin men sizze: de gemeente Ljouwert hat hjir gjin bilang by, hwat yndied wier is, mar dat is dochs in net foldwaend antwurd op dit ynkommen stik. Hwat üs oanbilanget, en my persoanlik yn 't bisünder, wy miene, dat de gemeente Ljouwert, hoewol hja gjin partij is, dochs dizze saek mei stypje kin, om ek dér- mei wer in triuw to jaen ta it opheffen fan dizze tige ünwinsklike tastan yn Nederlan. Ik soe der dus wol foar wêze, dat wy dy adhesy bitsjügen. De heer C. de Vries: Het punt, dat door de heer Santema is aangeroerd, heeft uiteraard ook onze aan dacht gehad en ik zou er ook een korte opmerking over willen maken. Uiteraard zal ik niet, evenmin als de heer Santema, uitvoerig ingaan op het vraagstuk van de gemeenteclassificatie zelf; daaraan heb ik op dit moment geen behoefte. Voor het grootste deel van het personeel van onze Gemeente speelt het uiteraard geen rol, maar voor vele andere werknemers in onze Gemeente is het van groot belang. Nu geef ik onmid dellijk toe, dat wij daarover niet hebben te beslissen en dat wij daaraan dus weinig kunnen doen. U stelt voor dit schrijven voor kennisgeving aan te nemen en dat is op zich zelf ook wel begrijpelijk, omdat de brief van het gemeentebestuur van Utingeradeel duidelijk schrijft over „ter kennisname toezenden". Toch geloof ik, dat het daarnaast op zichzelf wel juist is blijk te geven van een stap verder te willen gaan en ik zou dan ook, evenals de heer Santema, hier toch wel willen verkla ren, dat ook wij in het bijzonder achter het streven van afschaffing van gemeenteclassificatie staan en dat wij dus juist thans, nu er allerwegen rondom deze zaak allerlei gaande is, aan deze opvatting in de Raad op deze wijze uitdrukking willen geven. De heer Kanistra: Het voorstel van het College om dit schrijven van B. en W. van Utingeradeel voor ken nisgeving aan te nemen, is ook in onze fractie bespro ken. Wij hebben het zo aangevoeld, dat het erg moei lijk is niet met het voorstel van B. en W. mee te gaan. Wij menen n.l., dat de manier waarop èn in Utingera deel én in Opsterland deze zaak is behandeld, niet juist is. We weten ook, dat deze zaak door de Regering is geblokkeerd, maar ik kan toch met de heer Santema meegaan, als hij zegt: We moeten proberen om voor de oplossing van dit vraagstuk iets te doen, want dit heeft de belangstelling van iedereen: de Eerste en de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en het zal ook hier in de Gemeenteraad hetzelfde wel zijn. Ik weet, dat ik mij op glad ijs begeef, wanneer ik U hier in ver band met de behandeling van deze zaak in de Provin ciale Staten de vraag stel: Is er nu niet een mogelijk heid te vinden, dat we ons als Raad van Leeuwarden solidair verklaren met al diegenen, die ermee akkoord gaan, om er iets aan te doen, dat de gemeenteclassi ficatie wordt opgeheven? Het is m.i. ook wel van groot belang, dat de Regering van verschillende kanten een stootje krijgt, zodat men weet, dat dit leeft onder de mensen. De gemeenteclassificatie is ook niet billijk, maar ik hoef op de zaak zelf verder niet in te gaan; men heeft in de bijlage bij het schrijven van B. en W. van Utingeradeel kunnen lezen, waar het om gaat. In hun laatste winterzitting is door de Provinciale Sta ten zonder hoofdelijke stemming een motie aangeno men, die behoorlijk gedocumenteerd is en waarin de eisen en de belangen zijn geformuleerd, die we eigenlijk ook al weten. En nu wilde ik vragen: Is het mogelijk, dat we als Raad van Leeuwarden een voorstel aanne men om adhesie te betuigen met de motie van de Pro vinciale Staten, die aan de Regering is toegezonden?

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 1