2 3 Het is buiten de orde, maar misschien is het toch voor deze keer toegestaan, omdat het zo dik in de familie zit. (Gelach). Kunnen we, zonder dat we ons gezicht verliezen, adhesie betuigen met het adres van Utinge radeel, zodat we toch als Raad van Leeuwarden iets doen? De heer Kiijnstra: De Raad heeft kennis kunnen nemen van het adres, dat een Friese gemeente aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten wil zenden. Ik weet niet, hoe in dezen de gang van zaken is. Spreekt het College misschien in een vergadering uit, hoe de Leeuwarder Raad over deze zaak denkt Wanneer dit zo zou zijn, dan vind ik het wel belangrijk, dat de Raad het standpunt van B. en W. kent, of eigenlijk moeten we het andersom stellen: dat B. en W. weten, wat het standpunt van de Raad is. De brief van B. en W. van Utingeradeel is aan de Raad gericht en daar om acht onze fractie het wel van belang, dat de ge meente Leeuwarden zich uitspreekt voor de afschaf fing van de gemeenteclassificatie. Ik wil me graag ont houden van commentaar op de wijze van optreden van de gemeenten Opsterland en Utingeradeel; daaromtrent zullen de gedachten wel verschillend zijn, terwijl deze kwestie ook buiten de orde is. De heer K. J. de Jong: Dit punt is ook in onze fractie besproken. Wij hebben de indruk, dat het voor Leeuwarden nu niet zodanig spreekt, dat we hier veel woorden over behoeven te zeggen. Leeuwarden is niet een van de gemeenten, zoals Utingeradeel en Opster land, die in de hoek zitten waar men te kort komt. Maar toch is het vraagstuk van de gemeenteclassifi catie op zichzelf ook in onze kring wel zodanig urgent, dat men voelt, dat hier wat aan gedaan moet worden. Ik geloof, dat de politieke partijen in dit opzicht wel allemaal dezelfde gedachten hebben. Wij zouden, geloof ik, wel mee kunnen gaan met een uitspraak van de Raad in deze zin, dat de Raad aan de Rijksoverheid bericht zendt, dat hij zich achter Utingeradeel en Op sterland schaart, wat betreft de bezwaren tegen de gemeenteclassificatie. Ik zou hier eerder voor zijn, dan voor de suggestie van de heer Kamstra, die wil in haken bij een motie die in 1960 al uitgesproken is. Dat lijkt me, nu we al in 1964 zitten, toch wel een wat moeilijke zaak. Ik zou de suggestie van de heer Sante- ma willen volgen en adhesie betuigen. Het is een alge meen politiek vraagstuk; we voelen eigenlijk allemaal wel, dat hier wat veranderen moet. En dan lijkt het mij zonder meer voor kennisgeving aannemen van het schrijven van Utingeradeel toch wel een tikje te mager. Aan ons gevoelen kan wel iets meer gestalte gegeven worden. De heer Velienga (weth.)Ik geloof, dat er in deze Raad over de gemeenteclassificatie zelf weinig of geen verschil van mening bestaat, maar dat deze zaak zich misschien kan toespitsen op de procedure. Wat doen wij met de brief van de gemeente Utingeradeel Wij hebben als College deze indruk gehad dat staat ook in het begeleidend schrijven dat de gemeente Utin geradeel meedeelt aan de Raden van de gemeenten van Friesland: Wij hebben een uitspraak van de Raad van Utingeradeel gestuurd aan de besturen van de afde lingen Friesland, Drente en Groningen van de Vereni ging van Nederlandse Gemeenten, met het verzoek te willen bevorderen, dat de directie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten „op Haags niveau" pro beert de stem van de gemeenten, m.n. hier uit het Noorden, te laten horen. Door deze algemene gedach- tengang hebben wij ons laten leiden. Wij hebben dus alleen maar kennis genomen van datgene wat ons hier wordt medegedeeld en wij hebben de indruk, gezien het feit, dat wij zelf ook lid zijn van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, dat wij als zodanig ook geacht worden te staan achter de stappen die binnen het raam van deze organisatie worden genomen. Ik geloof ook niet, dat B. en W. van Utingeradeel eigenlijk meer bedoelen en meer vragen en ik dacht, dat het dus het beste zou zijn in deze gedachtengang verder te gaan. Zou de Raad iets anders willen en soms kun je dat uit be paalde bewegingen en gedragingen destilleren (Ge lach), dan is dat natuurlijk helemaal aan de Raad zelf en het is ook het goed recht van de Raad, maar ik geloof, dat wij, organisatorisch handelend n.a.v. wat hier gevraagd wordt, zouden kunnen volstaan met te zeggen: Wij zijn ingepast in het geheel van de ver eniging, en daar probeert men die zaak verder te krijgen. Laten wij geacht worden de procedure op deze manier te volgen. De heer C. de Vries: Ik heb bezig zijnde met wat anders getracht de Wethouder te volgen en ik heb be grepen dat had ik eigenlijk onmiddellijk wel toen ik dit punt op het lijstje van mededelingen zag staan, dat er voor het College geen andere mogelijkheid was, gelet ook op de inhoud van de brief van Utingeradeel, dan tot dit voorstel te komen. Nu bleek, dat men er van verschillende kanten eigenlijk toch wel behoefte aan heeft, ook de Raad van Leeuwarden, zich t.a.v. dit vraagstuk wat nader uit te spreken, heeft U, het zal niet aan U voorbij zijn gegaan, gezien, dat een aan tal mensen die hier gesproken hebben over deze zaak, een motie of een voorstel hoe moet ik het noemen hebben ondertekend. Ik wil deze graag even aan U voorlezen. ,,De Raad van de gemeente Leeuwarden, kennis genomen hebbende van de brief van B. en W. van de gemeente Utingeradeel, betuigt zijn instemming met het streven te komen tot afschaffing van gemeente classificatie en besluit deze uitspraak ter kennis te brengen van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de afdelingen Friesland, Drente en Groningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten." De Voorzitter: Ik heb de motie ontvangen, die zo juist door de heer De Vries is voorgelezen en die is ondertekend door een aantal raadsleden; ik kan niet goed lezen, wie dat allemaal zijn. Als ik mag aan nemen, dat het, zoals de heer De Vries zegt, degenen zijn, die zich hier zopas geuit hebben, dan is het ook dc Raad bekend, wie de ondertekenaars zijn. Het is wel niet nodig, hoop ik, de motie nog eens voor te lezen; U hebt het gehoord. Ze kan dus deel van de beraadslagingen uitmaken. De heer Van der Veen: Ik heb in eerste instantie het zwijgen er toe gedaan. Het spijt me, dat ik dat nu niet kan doen; overigens zijn we nu niet meer bezig over het punt van de Mededelingen, neem ik aan, maar over de motie, die door de heer De Vries gepresenteerd is. Ik heb er om verschillende redenen bezwaar tegen. De eerste reden, die ook het College blijkbaar wel voelt, is, dat de gemeente Leeuwarden in deze zaak geen partij is. Die heeft hier niets mee te maken. De tweede reden is, dat de motie, zou die aangenomen worden, evenmin effect kan hebben als de motie van de gemeente Utingeradeel zelf. Het is dus een loos gebaar, dat wij zouden maken. En omdat dit op het ogenblik in de publieke opinie en bij de pers goed ligt, is het bijzonder gemakkelijk om dat gebaar te maken en ook bijzonder goedkoop, omdat het geen enkele consequentie heeft. Dit vraagstuk is niet eenvou dig en geen van de heren heeft er ook maar enig woord aan gewijd. Men heeft geen enkele poging gedaan om te zeggen, waarom deze clas sificatie verkeerd is, waarom die afgeschaft zou moeten worden en waarvoor die plaats zou moeten maken; men heeft de gemakkelijkste weg van op-het-gevoel-af- redeneren gevolgd. Men heeft gezegd: Schaf maar af. Dat ligt altijd wel goed en consequenties heeft het voor ons toch niet. Ik geloof, dat het wel verschil maakt, of een classificatie afgeschaft wordt of niet en nu heb ik het over de classificatie, die betrekking heeft op het overheidspersoneel. De classificatie is mij een even grote doorn in het oog als wie dan ook. Blijkbaar is het moeilijk om het zo duidelijk te zeggen, dat iedereen het begrijpt, maar ik zal toch nog een keer met na druk zeggen, dat ik die classificatie beslist geen goed hart toedraag, maar om een andere reden blijkbaar dan de anderen. Wanneer ik iemand hierover hoor spreken, dan is de enige redenering: Het leven is in plaats A óf minstens even duur als óf duurder dan in plaats B en ergo moet de beloning daar hetzelfde zijn. Dat is dus een heel antieke manier van redeneren, n.l. dat iedereen betaald moet worden niet naar zijn pres tatie, maar naar zijn behoefte. Als de behoefte in Utin geradeel even groot is, omdat de kosten van het levens onderhoud daar even hoog zijn als bijv. in Leeuwarden, dan behoort de beloning voor hetzelfde werk hetzelfde te zijn. Wij weten allemaal, dat het in de praktijk anders is. Het maakt wel degelijk verschil, waar iets gepresteerd wordt of waar iets gebeurt, afgezien van de transportkosten. Op de ene plaats is behoefte aan dit, op een andere plaats aan wat anders. Prijsver schillen zijn er nu eenmaal, die zijn er in de gemeenten onderling, die zijn er nationaal, die zijn er in Europees verband en ook buiten onze Europese grenzen. Men betaalt nu eenmaal niet, omdat er behoefte is aan een bepaald loon; men betaalt loon, omdat de prestatie dit waard is. En nu wordt er alleen gesproken over de classificatie, die verschillen maakt tussen gemeenten, voor zover betreft de beloning van gemeentelijk perso neel. Wij vergeten dan gemakshalve maar, dat dat slechts een klein onderdeel is van alle classificaties die er zijn. Ik zou dus onmiddellijk deze classificaties wil len afschaffen, wanneer daarvoor in de plaats zou komen de vrijheid van de gemeenten om zelf te bepalen, wat ze zouden willen betalen. Om zelf dus hun eigen honorering, hun eigen salarissen te gaan vaststellen. Maar dat is het geval niet; zij zijn gedwongen. Mijn bezwaar gaat tegen de dwang om de verschillende classificaties toe te passen, om een verschillende hono rering te geven. Die dwang moet weg. De Gemeente zal dit zelf moeten uitmaken. Maar dan zal de Ge meente ook zelf moeten uitmaken, of er om een andere reden ergens verschil moet zijn. En als dan de gemeente Utingeradeel een bepaalde ambtenaar hoger wil hono reren dan Leeuwarden, dan is dat de zaak van de ge meente Utingeradeel. Mijn bezwaar tegen de classifi catie geldt de dwang, die er in zit. Maar ik word wat gereserveerder op dit punt, wanneer ik bedenk, dat verreweg het meeste loon verdiend wordt in particu liere bedrijven en dat de particuliere bedrijven nog steeds in alle collectieve arbeidsovereenkomsten classi ficatie kennen. Als dat nu zo verschrikkelijk onbillijk zou zijn en zo volkomen in strijd met alle redelijkheid, zoals ik vandaag ook weer gehoord heb, waarom heb ben de werkgevers en de werknemers die dan in de eigen collectieve arbeidsovereenkomsten niet afge schaft? Ik begrijp dat niet. Ik denk, dat het is, omdat de arbeiders in de grote steden in het westen menen, dat hun arbeid daar meer waard is dan in de rest van het land. En nu kan vooral op het ogenblik, nu overal schaarste is op dit punt, dit vraagstuk misschien een wat andere kleur krijgen en de mogelijkheid opleveren, dat het wat gelijk gestreken wordt. Wanneer de ten dens anders is en de krapte op de arbeidsmarkt wat afneemt, zal zich ook meer waardering van de ver schillende waarden van arbeidskrachten voordoen. Wij kunnen dus als feit constateren, dat op dit punt het bedrijfsleven niet aan afschaffing toe is, er zijn wel 10, misschien wel 20 soorten classificaties. Ik zou zeg gen, dat er ook classificaties zijn t.o.v. de honorering van de eerste burger van de Gemeente, al naar gelang het aantal inwoners. Ik weet niet, of dat iets te maken heeft met de behoeften; wij doen hetzelfde met onze wethouders, die ook in verschillende gemeenten anders gehonoreerd worden. Ik weet niet, of U dat er ook onder begrijpt. Zou het redelijk zijn de Wethouder van Utingeradeel hetzelfde te geven als de Wethouder van Leeuwarden voor hetzelfde werk Is het hetzelfde werk? Het is ander werk op een andere plaats. Zelfs de melkboer in Amsterdam krijgt meer voor zijn melk dan de melkboer in Leeuwarden, omdat hij in het con- sumptiemelkgebied zit. Maar daar gaat het op het ogen blik niet om. Het gaat er hier om, dat men op het ogenblik verlangt, dat de overheid voorop zal gaan lopen en ik vind juist dat zij dit op dit punt niet mag doen. De overheid werkt om te beginnen met middelen die ze van anderen moet halen, en bovendien met mid delen, die in principe geen grens kennen. De overheid kan, als zij geld wil hebben, precies zoveel geld halen of maken als zij zelf wil. En op het ogenblik wil men in alle mogelijke soorten van overheidsfuncties de rechterlijke macht is er één van; ook de rechterlijke macht kent classificatie; het arrondissement Leeuwar den wordt anders gehonoreerd dan het Amsterdams arrondissement en voor alle kantons gelden ook ver schillen gehonoreerd worden naar het salaris, dat men in een, in hun ogen dan vergelijkbare functie in het particulier bedrijf kan verdienen. En wanneer we daaraan gehoor zouden geven, dan zou dat dus be tekenen, dat in een gemeenteklasse, die laag ligt voor de gemeentelijke ambtenaren, en die dus ook laag ligt dat neem ik voor het gemak maar aan in de col lectieve arbeidsovereenkomsten, indien de overheid daar de classificatie zou afschaffen, zij ook het systeem van de collectieve arbeidsovereenkomsten zou aantasten, zodat, in plaats van datgene te doen wat m.i. op de weg van de overheid ligt, n.l. aan te passen aan de beloning in het vrije bedrijfsleven, zij voorop gaat lo pen en met het bedrijfsleven gaat concurreren. Dat is geen eerlijke concurrentie omdat de overheid onbe perkte middelen heeft. Wanneer ik dus bezwaren heb tegen de classificatie, dan is dat niet, omdat ik meen, dat het er iets toe doet, dat de behoeften in de ene ge meente anders gemeten zouden moeten worden dan in de andere. Ik ontken ook beslist, dat daar een behoor lijke maatstaf voor gevonden zou kunnen worden; dat is een volkomen willekeurige maatstaf. Het hangt er helemaal van af, wat men in het levensmiddelenpakket opneemt. Maar ik vind dus ook, dat dat helemaal niet ter zake doet. Het enige wat ter zake doet, is, of de Gemeente vrij moet zijn om haar eigen salarisbeleid te bepalen, ja of neen. En ik meen dus, dat dat wél het geval moet zijn. Maar ik moet er onmiddellijk bij zeg gen, dat ook dat alleen maar geldt, wanneer men niet de rijksoverheid opdraagt het gehele economische leven nauwkeurig te reguleren. Men kan niet alles tegelijk hebben. Als men hier vrijheid wenst en die behoort er naar mijn mening te zijn -dan moet men de con sequentie nemen, dat men afstand doet van een heel stuk dirigisme. De heer K. J. de Jong: Een enkele opmerking in verband met hetgeen de heer Van der Veen hier ge steld heeft. Ik meen, dat hij wel één ding over het hoofd ziet en dat is het element van discriminatie, dat tot nog toe ook door de overheid toegepast wordt. Hij kan wel stellen, dat hij er bezwaar tegen heeft, dat de clas sificatie van bovenaf geregeld wordt, maar wanneer dit van bovenaf regelen ook in zich houdt, dat die dis criminatie tussen de gemeenten onderling altijd nog maar getolereerd wordt, dan geloof ik, dat het op zich zelf juist kan zijn, wanneer ook de gemeentebesturen als werkgeefster zowel als overheid zich hier tegen gaan verzetten. Hij zegt: Wij moeten vrij zijn om het salarisbeleid te bepalen en daar wil ik heen, maar ik geloof, dat dat nu net weer een iets te grote vrijheid voor de Gemeente zou kunnen meebrengen. De weten schap, dat om bepaalde functies bepaalde regelingen gelden, is voor de werknemer toch nog altijd een groot goed. Ik geloof, dat er in de collectieve overeenkomst toch ook heel wat goeds zit. Dat het tot nog toe zo moeilijk ligt dat ben ik met hem eens zal mis schien voor een belangrijk deel juist aan de werkne mersorganisaties liggen. In elk geval heeft het daar in het verleden wel sterk meegespeeld. Ik geloof, dat bij een stemming wel zou blijken, dat m.n. de plattelands bevolking hier toch altijd wel sterk tegen gekant is. Hoe het ook zij, wij worden herhaaldelijk met dit punt geconfronteerd en dan is het volgens mij goed, dat wij bij een punt, waarbij sprake is van discriminatie, als overheid niet wachten, tot we als laatste aan de beurt komen, maar dat we dan zelf ook een uitspraak doen en dat we daarin ook een voorbeeld kunnen geven. In dat opzicht geloof ik, dat de uitspraak, die de heer De Vries nu met enkele anderen gevraagd heeft, onze steun wel verdient, zij het dan dat ben ik wel met de heer Van der Veen eens dat zij, die in loon dienst bij onze Gemeente zijn, praktisch allemaal in de eerste klasse zitten. Een uitspraak zal echt niet zoveel uitmaken, het is meer een uitspraak in alge mene zin, maar die kan m.i. toch wel enige betekenis hebben; dan kan het m.i. echt geen kwaad, dat wij ons hiervoor uitspreken. M.i. mag niet te veel nadruk ge legd worden op het element van de behoefte, zoals de heer Van der Veen doet. Ik zou het juist in de tegen overgestelde richting willen zoeken. Hier worden vaak alleszins bekwame mensen tekort gedaan, omdat ze nu toevallig in Akkrum en niet in Amsterdam wonen en dat vind ik eigenlijk iets, wat, wanneer we het pres tatie-element laten gelden, discriminerend kan zijn. Iemand kan nog zo bekwaam zijn, veel bekwamer dan iemand die in Amsterdam werkt, hetzelfde werk doen, maar zal toch minder betaald krijgen, omdat hij in Utingeradeel woont. (De heer Van der Veen: En als hij nu in de Sahara ging zitten Dat doet niet ter

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 2