3
Punt 5 (bijlage no. 40).
De heer Heidinga: Het is mij gebleken, dat dit per
ceel reeds is afgebroken. Nu vind ik het eigenlijk wel
een wat vreemde zaak, dat B. en W. dan nu nog bij
de Raad komen met een voorstel tot aankoop. Volgens
de raadsbrief is het verhuurd voor f 10,per week en het
voorstel luidt o.a.„het onder te brengen in het Woning
bedrijf". De vraag komt bij me op: Is de administratie
van de Gemeente nu zo ver verwijderd van de realiteit,
dat hier zo'n kortsluiting ontstaat? De gedachte zou
bij ons kunnen opkomen maar dat mag eigenlijk
niet dat degenen, die een dergelijk pand bezien en
de Gemeente adviseren het aan te kopen dus onze
eigen mensen niet gezien hebben, dat het bouwvallig
was en rijp voor afbraak. Hier zit voor de Raad iets
onbevredigends in. Ik wil er dan ook graag wat meer
van weten.
De heer Van der Schaaf (weth.)Het is inderdaad
een beetje vreemd, dat de toestand niet meer klopt
met de weergave in de stukken. Het stuk, dat U hebt
ontvangen, is gedateerd 7 februari en het is natuurlijk
nog weer enkele dagen daarvoor geconcipieerd. De ge
schiedenis van de aankoop van dit pandje is deze ge
weest: Aanvankelijk is een bedrag gevraagd van, naar
ik meen, f 5.000,Dat is met onderhandelingen terug
gebracht tot f 3.000,Dat was naar de mening van
de directeur van het Grondbedrijf destijds de waarde
van een pandje met twee bouwlagen en men heeft toen
gezegd: We kunnen niet de gewone prijs van f 6,25
hierop toepassen. Maar en dat verklaart eigenlijk
de situatie wel terwijl de onderhandelingen gaande
waren en praktisch overeenstemming was bereikt met
de eigenaren over de koop, is dit pand opeens veel
slechter geworden. De muren gingen bol staan en dat
was zodanig, dat op een zeker moment een ander aspect
van het gemeentelijk beleid, n.l. de veiligheid van de
omwonenden en passerenden, het Gemeentebestuur
dwong om het pand af te breken. Het was dus zo,
dat het bij wijze van spreken acuut heel veel slechter
was geworden en toen is het om veiligheidsredenen
afgebroken. Het zou natuurlijk niet juist zijn geweest
om toen nog tegen de eigenaren, met wie de prijs al
was overeengekomen (f3.000,onder voorbehoud
van goedkeuring door de Raad te zeggen: Nog voor
de officiële overdracht is dit pand achteruitgegaan en
nu bieden wij jullie nog maar f 1.000,Wanneer het
College met een dergelijk voorstel zou zijn gekomen,
dan zou ik, denk ik, de wind van voren hebben
gekregen. In deze omstandigheden konden wij dus niet
anders handelen dan we hebben gedaan. De heer Hei
dinga met zijn gewone attentheid voor de details van
een raadsvoorstel zonder overigens de hoofdlijnen
uit het oog te verliezen is deze gang van zaken
opgevallen, maar ik mag erop wijzen, dat dit een uit
zonderlijk geval is.
Ik meende deze toelichting even te moeten geven.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no. 45).
De heer Van Balen Walter: Bij het doorlezen van
de raadsbrief blijkt, dat het College zelf wijst op
het feit, dat aan de aankoop van dit pand financiële
consequenties zitten in de vorm van eventuele restaura
tiekosten. Nu had ik toch wel graag gezien en mis
schien kan de Wethouder mij op dit punt nog tevreden
stellen -dat deze restauratiekosten zo goed mogelijk
waren geschat, opdat wij alle consequenties van dit
voorstel kunnen overzien. We weten nu alleen, dat we
met f 17.000,niet klaar zijn, maar hoeveel het uit
eindelijk wordt, weten we niet. Misschien wordt het
bedrag wel zo hoog, dat we ons moeten afvragen of
het pand dit nog wel waard is. In elk geval hadden
we, om dit te kunnen beoordelen, naar mijn mening
enig inzicht moeten hebben in de financiële offers, die
het herstel van dit pand meebrengt.
De heer Heidinga: Dezelfde gedachten, die de heer
Van Balen Walter naar voren heeft gebracht, zijn ook
bij ons opgekomen. Het is een heel oud pand en het is
eigenlijk het enige geveltje aan Bij de Put, dat nog uit
de oude tijd bewaard is gebleven; geen van de andere
gevels heeft meer enige waarde. Ik geloof, dat het wel
een aardig geveltje is, maar dat er toch ook weer niet
een overdreven waarde aan kan worden gehecht. De
gevel is totaal bouwvallig of dat is misschien wat
te sterk uitgedrukt grenst aan het bouwvallige. Ik
zou haast zeggen: Wij kopen hier eigenlijk een kat in
de zak. Wij kunnen de kat wel zien, maar wij kunnen
niet zien wat er in de zak achter blijft en dat is dan
de restauratie, waarover de heer Van Balen Walter
ook al gesproken heeft. Want het is een pand, dat
radicaal moet worden opgeknapt; ik schat die restau
ratie wel op f25 a 30.000,En dan ben ik het vol
komen met de heer Van Balen Walter eens, dat het
misschien wel goed geweest zou zijn om dat ook aan
de Raad mede te delen, want het komt toch ook meer
malen voor, dat panden, die op de Monumentenlijst
staan en die nodig aan onderhoud toe zijn, aan de ge
meenschap worden overgedragen voor f 1,Ik herin
ner mij in dit verband bepaalde molens en zelfs is des
tijds een kasteel tussen Apeldoorn en Zwolle voor f 1,
aan de gemeenschap overgedragen, omdat het een mo
nument was en dringend restauratie behoefde. Wij mo
gen niet uit het oog verliezen, dat de gemeenschap hier
eigenlijk de last van het voorkomen op de Monumenten
lijst en van de restauratie mèt het pand van de eige
naar koopt. Dus wij kopen zo'n pand en verlossen de
eigenaar eigenlijk van een behoorlijk zware verant
woordelijkheid. En daarvoor betalen we hem bovendien
nog f 17.000,Wanneer men het pandje bekijkt, dan
komt toch de vraag naar voren: Is dit eigenlijk
niet een beetje te veel van het goede? U moet echt
van mij aannemen, dat ik wel gevoelig ben voor het
bewaren van monumenten ook in onze stad. Er is in
de loop der tijden misschien al te veel weggeraakt, wat
behouden had moeten blijven, maar ik geloof toch, dat
dit te ver gaat. Met f 10.000,— zou dit pand, naar mijn
mening, wel behoorlijk betaald zijn. Als er nog iets
anders is, dat de prijs heeft beïnvloed, dan hoop ik,
dat de Wethouder ons dat zal mededelen. Ik heb n.l.
gehoord, dat onder dat pand een onderaardse gang uit
komt, die naar de kant van de Grote Kerk loopt en
dan verder naar het klooster en dat een andere gang
naar de Zalen Schaaf loopt en daar uitkomt in een
regenput. Mogelijk, dat daar oude schatten in zitten,
goud bijv.; dat verborg men vroeger wel eens. De
wetenschap, dat men mèt deze kat in de zak nog iets
anders aankoopt, zou mogelijk de mening van de Raad
kunnen beïnvloeden.
De hear Santema: It wie net myn doel om oer dit
ünderwerp it wurd to fieren, mar hwat de hearen Van
Balen Walter en Heidinga hjir losmakke hawwe, twingt
my eigentlik dochs wol in inkelde opmerking to meit-
sjen. Lit ik bigjinne mei to sizzen, dat ik de ynhald
fan it riedsbrief op hege priis stel. Dit liket folie bet
ter as hwat wy lésten hiene, doe't der ek in oankeap
fan in hüs yn de Greate Heechstrjitte op nominaesje
stie, hwer't wy hielendal net fan wisten, dat it op de
Monumintenlist stie. Hjir wurdt lis hielendal in ütliz
jown, hoe't de tastan is en hoe bilangryk dit gevel-
tsje is.
Wy moatte net al to bang wêze foar in eventuele
restauraesje, dy't hjir efterwei komt. Dy sil de Ge
meente sünder mis jild kostje, mar wy hawwe dochs
ek noch wol forskillende mooglikheden om dêrfoar help
to krijen en dy moatte wy net ütslute. Tomear, nou't
it hjir giet om in bilangrike gevel yn ien fan de aldste
dielen fen de stêd, dy't wy nedich yn it each halde
moatte. Fan'e wike hie ik noch in petear mei in dame,
dy't in broer hat, dy't sa altomets noch ris wer yn
Ljouwert komt en dan by it rinnen troch de strjitten,
binammen de binnenstrjitten, sjocht, hoefolle der sünt
syn jeugd fan it aide Ljouwert weiwurden is. Mar dat
is natuerlik yn in libbende stêd ek net oars to for-
wachtsjen. Lykwols, der binne wol in hiele bulte din
gen opromme sa yn'e rin fan de tiden, dêr't de oerheit
miskien wol hwat oan dwaen kinnen hie, sadat se bi-
stean bleaun wiene. Yn elk gefal, dizze oankeap moat
net oergean neffens myn miening. Wy moatte net tsjin
de kosten fan restauraesje oansjen.
Ik bin wol nijsgjirrich, hwerom foar dit hüs op it
eagenblik noch f 17.000,bean wurdt en ik forwachtsje
aensen dan ek wol fan de Wethalder, dat hy dêr ütliz
oer jaen sil.
Fierders, stel Jin ris foar: Hwat soene de ünder-
ierdske gongen, mei de, troch de hear Heidinga op it
toaniel brochte skatten der eventueel yn, foar de Ge
meente dochs in moaije „trekpleister" wêze, dêr't wy
miskien ek noch wol skatten oan winne soene!
De heer Van der Schaaf (weth.): De vraag van de
heer Van Balen Walter was: Was het niet mogelijk en
wenselijk geweest, dat in de brief aan de Raad was
medegedeeld, wat de te verwachten financiële offers
waren bij restauratie? Dat was op deze termijn eigen
lijk niet wel mogelijk. Wanneer men zo'n restauratie
plan laat maken en de kosten daarvan met een zekere
mate van waarschijnlijkheid wil benaderen, dan vergt
dat een nogal uitgewerkt plan. Het is gebruikelijk,
dat èn het Rijk èn de Provincie èn de Gemeente hierin
subsidiëren. De subsidiepercentages zijn weliswaar be
langrijk, heel belangrijk zelfs, maar daarin is de laatste
tijd een klein beetje beweging gekomen, waardoor het
niet meer helemaal vaststaat, hoeveel het precies is.
Maar als de heer Heidinga de restauratie schat op een
f 25.000,en hij zal daar als aannemer wel kijk
op hebben dan mag wel worden aangenomen, dat
daarvan toch een belangrijk bedrag, waarschijn
lijk wel meer dan de helft, terugkomt in de vorm van
subsidie. Want ik ben er vast van overtuigd, dat de
monumentale waarde van dit pandje aan dat leuke in
tieme oude stadspleintje werkelijk wel een offer waard
is bij Monumentenzorg. Dan wordt het bedrag dus:
aankoopkosten, verhoogd met het ongedekte gedeelte
van de restauratiekosten.
En nu kom ik tot enkele mededelingen, die het beeld
nog kunnen completeren. Dit pand brengt aan bruto-
huur het is, meen ik, in drie gedeelten verhuurd; het
onderste gedeelte en twee woningen nog ruim
f 1400,op en wanneer men de lasten eraf trekt, dan
komt men op ruim f 900,netto-huuropbrengst. En
als nu de gebruikelijke methode van berekening,
zoals altijd bij dergelijke voorstellen gebeurt, wordt
toegepast, dan komen onze cijferaars op een waarde
van enkele honderden guldens beneden deze f 17.000,
afgerond dus op f 17.000,Men moet dus goed be
grijpen, dat de eigenaar niet zonder meer toegankelijk
is voor de argumentatie van de heer Heidinga. Hij
heeft als extreem geval genoemd, dat een monument
wel eens voor f 1,aan de gemeenschap is overgedra
gen. Ik had eigenlijk van de heer Heidinga verwacht,
dat hij zou zeggen Gemeente, Provincie of Rijk, omdat
het begrip „gemeenschap" in de kringen, waarin hij zich
in politieke zin beweegt, een beetje vaag wordt gevoeld.
Maar wanneer men bij deze eigenaar aankomt met de
argumentatie, dat men een grote last van hem afneemt,
dan kan hij met recht daartegenover die f 1400,huur
opbrengst per jaar stellen. Er schuilt dus wel een ele
ment van waarheid in het betoog van de heer Heidinga,
maar ik kan hem er niet in volgen, dat zijn redenering
tot een zo ver gaande vermindering moet leiden als
hem blijkbaar voor ogen staat. Daar komt bij, dat sinds
enige tijd ook de gemeente Leeuwarden op haar begro
ting jaarlijks een post heeft om dit overheidsbelang te
verzorgen en wij zijn dus in staat om uit de pot, die
daarvoor is, hieraan ook iets te doen. Het leek daarom
niet juist om nog tot een lager bedrag te komen; bo
vendien zou dan de verkoop waarschijnlijk niet zijn
doorgegaan, want deze eigenaar voelt een zeker even
wicht tussen wat hij jaarlijks beurt en dan rekent
hij een grotere netto-opbrengst, dan wij met onze
methode berekenen en de jaarlijkse bruto-opbrengst
en hij wil natuurlijk niet veel lager gaan dan f 17.000,
Dit alles bij elkaar en voorts in aanmerking genomen
het feit, dat de grond in deze hoek van de stad toch
ook een nogal duidelijke waarde heeft, èn de stijgende
tendens, die in het algemeen ook bij onroerende goe
deren op het ogenblik is te merken (die we trouwens
niet moeten aanmoedigen, maar die we toch wel moe
ten erkennen), geloof ik, dat een bedrag van f17.000,
niet ver uit de roos is. Men kan natuurlijk zeggen: Ik
kan niet hoger komen in mijn intuïtieve schatting dan
f 15.000,Daar kan ik weinig tegenover stellen, al
leen, dat bij de gebruikelijke methode van berekening,
afgeleid uit de bruto-huuropbrengst, deze waarde toch
wel ongeveer de juiste is. En dan zeg ik tegen de heer
Heidinga: Het lijkt mij niet juist om de last van de
restauratie in dit geval zodanig te laten meespreken,
dat men tot een beduidend lager bedrag komt, want
en dat is het bestuurlijke gezichtspunt hiervan
dan zal de eigenaar niet willen verkopen, gezien de
betrekkelijk hoge huur, die hij nog krijgt. En dan zal
het pand verder in verval raken en komt de restaura
tie niet tot stand. Alles bij elkaar genomen, geloof ik,
dat dit voorstel zeer wel te verdedigen is.
De hear Santema hat it hawn oer de ünderierdske
gongen, dy't ek de hear Heidinga oanhelle hat, en dy't
frege: Sitte der miskien ek skatten yn? Ja, dat soenen
Jo nou wol ris witte wolle, mar ik siz it net, hwant
dan wienen it net mear forburgene skatten.
De heer Van Balen Walter: Ik ben nog niet onder
de indruk van de redenering van de Wethouder, waar
om hij dit voorstel niet uitvoeriger heeft toegelicht,
wat betreft de restauratiekosten. Ik meen, dat aankoop
van een dergelijk pand nooit een kwestie van haast is.
Dit soort panden is niet zo bijzonder vlot te verkopen
en ik geloof, dat de Gemeente dus wel alle tijd heeft
om een koop als deze voor te bereiden. En dan blijf ik
er bij, dat het voor de Raad prettiger is de volle con
sequentie van het voorstel te kunnen overzien en dus
niet met eigenlijk gebrekkige inlichtingen te moeten
beslissen over een dergelijk punt.
De heer Heidinga: De Wethouder zegt, dat de prijs
volgens het rendement van het pand reëel is en dat
kan ook zeer wel zijn. Ik zal dat niet ontkennen. Boven
dien zegt hij: De eigenaar zal voor een lagere prijs niet
willen verkopen. Dat kan zijn, maar dan zou ik tegen
de Wethouder willen zeggen: Nog niet, maar die man
is ook niet blind. Die kan net zo goed als wij allemaal
zien, dat hij binnen enkele jaren de gevel voor dat pand
weg moet breken en het moet restaureren. En dan
moet hij daaraan de huur van zeker 10 a 15 jaren be
steden. Hij heeft het rendement van dit pand, zoals
het er nu staat, en hij verkeert dus eigenlijk in een
bevoorrechte positie, want het onderhoud wordt uitge
steld en door de Gemeente overgenomen. Ik geloof
toch, dat het redelijk is, dat dat verdisconteerd wordt
in deze aankoopprijs. Wanneer we dan eventueeel de
aankoopprijs zouden stellen op f 10.000,- en de Ge
meente zou dan nog eens voor een restauratie komen
te staan van f 15.000,dan zou het haar uiteindelijk
f25.000,kosten en dan reken ik de subsidies er af.
Ik vind, dat dit pandje daar echt wel mee betaald is.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik had misschien
in eerste instantie de heer Van Balen Walter iets uit
voeriger kunnen beantwoorden, want aan zulke restau
ratievoorbereidingen komt nogal het een en ander
te pas.
Het is de Raad bekend, dat wij daarvoor sinds enige
jaren gebruik maken van de diensten van architect
Baart Jr. Zou deze een volledig restauratieplan zij
het dan in schets met begroting moeten maken en
zouden de mogelijkheden van subsidie bij Monumenten
zorg, Provincie enz. moeten worden afgetast onder het
voorbehoud, dat de koop zal doorgaan? Het is toch
wel een beetje te optimistisch gedacht, dat dat helemaal
rond te krijgen is, zonder dat de aankoop heeft plaats
gehad. Het Rijk zal dan wel zeggen: Gaan jullie het
nu echt subsidiëren? Wanneer jullie het niet doen, dan
vloeien onze beschikbare middelen voor restauratie uit
de pot van Monumentenzorg naar een ander adres, om
dat wij op het schema belangrijk achter zijn.
Ik geloof niet, dat het helemaal reëel is om te zeg
gen: De Raad moet exact of bij benadering weten, wat
dit gaat kosten. Restauraties vallen bovendien dat
is de praktijk altijd nog tegen; dat is U ook bekend.
Het verlangen van de heer Van Balen Walter is be
grijpelijk, maar er kan niet aan worden voldaan. Ik
wil wel de opmerking tot me nemen in deze zin, dat
we, wanneer zich een dergelijk geval weer voordoet,
toch eens zullen proberen de restauratiekosten zo dicht
mogelijk te benaderen. (De heer Van Balen Walter:
Het is toch belangrijk, dat we er iets van weten.) In
dit geval is dat dus niet in die zin gebeurd, omdat het
volgens ons nogal wat tijd kost.
En dan kom ik bij de heer Heidinga. Dit pand zal
niet weglopen, dat is duidelijk. Maar wèl zijn we, ge
loof ik, bq de aankoop van onroerende zaken bepaald
onjuist, als we zeggen: Op het ogenblik nog niet, want