9
weer door de extra verhoging, die wij hier vanavond
voorgeschoteld krijgen, dekking vinden. En zou dat
niet voldoende zijn, dan zouden wij het ook niet erg
vinden, dat dit ten laste van de algemene dienst werd
gebracht en dat wij van jaar tot jaar hier een
f 25.000,f 30.000,of f 50.000,aan zouden moe
ten besteden om het de betreffende inwoners gemak
kelijker te maken. Ik geloof, dat we dit ook uit so
ciale overwegingen moeten doen, gezien het grote be
lang van een zo snel mogelijke opruiming van de ton
nen. Ik zou het College dan ook willen verzoeken de
gedachte van een betere financiële tegemoetkoming
aan hen, die in verband met de afschaffing van het
tonnenstelsel moeten overgaan op een watercloset, nog
eens in overweging te nemen en t.z.t., wanneer het
deze suggestie aanvaardt, hier met voorstellen te ko
men. Ik zou ook graag willen, dat deze gedachte bij
de andere fracties steun ontvangt. Het belang van de
Leeuwarder bevolking is hier ten zeerste mee gediend
en de financiële belasting voor de Gemeente is toch
bepaald niet zo groot, dat we dit niet zouden kunnen
doen. Dit is thans urgent, omdat we nu op vrij grote
schaal met deze opruiming gaan beginnen en ik ge
loof, dat we vanaf het begin deze tegemoetkoming
klaar moeten hebben. Het doet zich nog wel eens voor,
dat men tot installatie van een watercloset overgaat,
maar dat men de tegemoetkoming pas enkele jaren
later ontvangt, omdat er per jaar niet meer dan zoveel
daarvoor beschikbaar is. Dat is toch eigenlijk niet een
bevredigende oplossing.
De heer Kamstra: De heer De Jong heeft aandacht
geschonken aan het financiële probleem, dat er onge
twijfeld aan vast zit, en hij heeft daarbij een gedachte
ontwikkeld, die mij persoonlijk en ook mijn fractie
bijzonder wel aanspreekt. Wij kunnen daar dus mee
akkoord gaan.
Dit voorstel is wel van zeer ingrijpende aard, maar
het moet er toch eenmaal van komen; we moeten van
het tonnenstelsel af. We kunnen ons echter indenken,
dat het voor bepaalde mensen heel moeilijk zal zijn
de kosten van de aanleg van een closetinstallatie te
betalen. Wij willen graag, dat het College daar begrip
voor zal hebben en zal laten onderzoeken, of onmacht
of onwil aanwezig is. Is het onmacht, dan is er mis
schien een regeling te vinden om tot een oplossing te
komen, zodat het die mensen gemakkelijker gemaakt
wordt om tot dit doel te komen.
De heer Van Balen Walter: In de raadsbrief lees
ik, dat de totale afschaffing van het tonnenstelsel pas
mogelijk is na de totstandkoming van de centrale rio
lering. Maar dan zou ik toch wel van het College wil
len weten, wat dan de consequentie van de geleide-
1 ij k e afschaffing van de tonnen is, want ik geloof
niet, dat er in de tussentijd iets aan de centrale riole
ring kan worden verbeterd.
De heer Van der Schaaf (weth.): De vragen, die
betrekking hebben op de Bouwverordening, liggen wel
duidelijk op mijn terrein, zodat ik daarmee maar zal
beginnen.
De heer Jellema komt met de opmerking, dat de 9 mm
gegoten ijzeren buizen praktisch niet meer te krijgen
zijn. Die worden niet meer gefabriceerd; dat is ook mij
bekend geworden. Dat is een feitelijkheid, die wij on
der ogen zullen moeten zien. En ik stel me dan ook
voor, dat B. en W. dit punt tot zich nemen en onder
zoeken, in hoeverre dit juist is. Ik neem aan, dat dit
grotendeels juist is, omdat ik daar zelf ook al iets van
gehoord had. (Gelach). Als twee iets horen, dan maakt
het groter indruk dan wanneer één het gehoord heeft.
Wij zullen dus onder ogen zien, in hoeverre de Bouw
verordening op dit punt aanvulling behoeft, want als
deze buis er inderdaad niet meer is, dan moeten we
daar een vervangend voorschrift voor verzinnen. Ik
zal van mijn kant in het College de vraag aan de orde
stellen, of het wenselijk is op dit punt een herziening
van de Bouwverordening uit te lokken. En wanneer
er dan ambtelijke adviezen zijn ingewonnen en ook de
Commissie voor de Strafverordeningen gehoord is,
dan zou dat, als dat dus nodig blijkt, tot een voorstel
kunnen leiden. Nu brengt de heer Jellema als vervan
gend materiaal voor die 9 mm buizen de plasticleiding
ter sprake, die een derde van de prijs van de ijzeren
leidingen zou bedragen en voor de standleidingen een
vierde. En hij maakt zich sterk, dat daar ook wel
rijkskeur op te krijgen is. Dat zou ik eigenlijk ook
willen onderzoeken. Uiteraard hebben de nieuwe mate
rialen dit bezwaar, dat ze niet gedurende tientallen
jaren zijn beproefd, zoals de ijzeren leiding, maar het
is toch van belang een onderzoek in te stellen. Het
prijsverschil is inderdaad ook zo evident, dat dit een
onderzoek verdient. Ik kan dus niet zeggen, dat het
College met een voorstel bij de Raad zal komen, maar
ik zal deze zaak in het College aan de orde stellen.
De heer Klijnstra betwijfelt, of de mensen in het
Valeriuskwartier bij invoering van de voorgestelde
maatregel wel uit de brand zullen komen en dan wijst
hij op de toestand van het rioolstelsel; er komen op
stoppingen voor en speciaal ook de uitmondingen heeft
hij ter sprake gebracht. Inderdaad het is duidelijk
en dat is dan meteen het antwoord op de vraag die de
heer Van Balen Walter heeft gesteld dat het ge
volg van de toepassing van deze maatregel een zwaar
dere belasting zal zijn van het rioolstelsel. Dat is be
sproken met de dienst Openbare Werken en daar heeft
men ook op de bezwaren van de hogere belasting ge
wezen. Van de zijde van het College is toen gezegd:
Wij moeten deze zaak nu liquideren; en het is ook het
uitgesproken verlangen van de Raad. Wij hebben ik
neem nu maar even een rond cijfer tot nog toe op
vrijwillige basis een 200 gevallen van vervanging van
tonnen door closetinrichtingen gehad. Dat is dus al
een zekere meerdere belasting op het bestaande riool
stelsel. Die meerdere belasting wordt nu, naar wij
aannemen, nog weer vergroot door de werking van
deze maatregel. Ik zeg: „naar we aannemen", want
het effect van de maatregel kan natuurlijk ook zijn,
dat er mensen in sommige nog niet aangewezen gebie
den zijn, die zeggen: Wij wachten nog even. En dan
zou het wel eens kunnen zijn, dat het totale aantal niet
hoger wordt. Dat zal de praktijk moeten uitwijzen.
Wij verwachten echter wel verhoging van het aantal
vervangingen. Dit kan in bepaalde gevallen er toe lei
den, dat het rioolstelsel overbelast wordt. In het Va
leriuskwartier is dat niet direct te verwachten, omdat
het daar gaat om, naar ik meen, 89 closets, die er
bij zullen komen. In het veen ziet men niet op een
turfje en in zo'n riolenstelsel kan men natuurlijk ook
niet op één closetje kijken. Zo nauw luistert het nu
ook weer niet. Er zijn echter wel gebieden, waar een
aanmerkelijke toename van het aantal closetinrichtin
gen, dat al of niet via een beerput op het riool zal lo
zen, wel een verhoging van de belasting tot een
grens, die misschien niet meer toelaatbaar is, kan
veroorzaken. En wat doen we dan Dat is ook
al met de dienst Openbare Werken besproken.
Dan gaan we in die gebieden de capaciteit van het
riool aanpassen aan de nieuwe behoefte. Dat is een
maatregel, die hier uit voort kan vloeien. De Raad
kan dus te eniger tijd wel eens geplaatst worden voor
een voorstel om in een zeker gebied de afvoercapaci-
teit van het riool te vergroten en dat is dan natui"-
lijk tegelijk weer een vooruitlopen op de uiteindelijke
toestand van een compleet stelsel met rioolwaterzuive
ring. Dat is de oplossing die wij voor ogen moeten
houden, als er uiteindelijk ergens knelpunten komen.
Nu heeft de heer Klijnstra van iemand gehoord, dat
het, nadat de eerste spade in de grond is gestoken, nog
wel eens 10 jaar zou kunnen duren, voor de rioolwater
zuivering gaat functioneren. (De heer Klijnstra: Ef
fectief.) Ja, effectief. Ik wil U wel zeggen, dat ik dat
niet met Uw zegsman eens ben, en dat ik die periode
bepaald veel korter zou willen stellen. Wanneer de
eerste spade in de grond gaat, dan moet men gedu
rende de bouwtijd van de zuiveringsinstallatie de toe-
leidende riolen zó maken, dat de materie daarheen ge
voerd kan worden en dan geeft dat nog wel niet een
oplossing voor de volle 100 pet., maar toch al vrij
gauw een verlichting. Ik ben dus op dit punt bepaald
optimistischer dan de zegsman van de heer Klijnstra.
En wij zullen in ieder geval met alle macht er naar
streven, dat zich, wanneer de eerste spade in de grond
is gezet, ook het effect van de gedachte zuiverings
installatie zo spoedig mogelijk in de praktijk mani
festeert.
Hoe het er over vijf of zes jaar zal uitzien, is een
moeilijke vraag, maar ik spreek de verwachting uit,
dat het over vijf jaar toch wel aanmerkelijk beter zal
zijn dan nu. Voor eventuele incidentele moeilijkheden,
die we met de riolen hebben, hopen we ook inciden
tele oplossingen te vinden.
De vraag, wat waterdichte leidingen waren, is eigen
lijk bij interruptie al beantwoord. De heer Klijnstra
bedoelt dus, dat deze riolen niet mogen lekken; lekken
of open zijn van riolen heeft vervelende gevolgen, om
dat in de openingen veelal boomwortels dringen, die de
zaak gaan verstoppen, wat narigheid betekent. Dan
komt men zich bij de Gemeente beklagen over het gedrag
van de boomwortels, terwijl de theorie is, dat een ab
soluut gesloten riool niet toegankelijk is voor een boom
wortel. Bedoeld is dus een volkomen dicht riool, als
gesproken wordt van waterdicht.
De kwestie van de plasticleidingen heb ik bij de
behandeling van de vragen van de heer Jellema al
besproken.
Nu vraagt de heer Klijnstra nog of de „beerput
houders" kosten krijgen. (Gelach). Eon beerputhouder
heeft een closet en is aangesloten op het riool. De kos
ten van de beerput heeft hij te zijnen laste, maar
extra kosten zie ik voor hem niet ontstaan.
De heer De Jong begaf zich op linancieel gebied.
Inderdaad heeft zich de laatste tijd do toestand voor
gedaan, dat het van rijkswege beschikbaar gestelde
subsidie niet toereikend was om alle aanvragen gedu
rende de loop van een kalenderjaar te honoreren. Ik
heb juist een dezer dagen van de betreffende ambte
naren de inlichting gekregen, dat zij van de Provin
ciale Directie de mededeling hadden ontvangen, dat er
weer wat ruimte kwam; een verblijdende mededeling.
Ik ben mét de heer De Jong van mening, dat het
overweging verdient om onder ogen te zien, of deze
zaak nu ook van gemeentewege nog gestimuleerd kan
worden door het toekennen van enige premie. Ik
dacht, dat ik de woorden van de heer De Jong zo moet
begrijpen, dat er dus een sluitende regeling wordt ont
worpen, waarin begrepen zijn èn een rijkssubsidie èn
een eventueel gemeentelijk subsidie en dan op basis
van gelijke behandeling van gelijke gevallen. Wanneer
dat de bedoeling is, dan heb ik dat dus juist begrepen,
en dan is dat een punt, dat het College zeker als ge
volg van deze oekaze onder ogen kan zien. Wanneer
blijkt, dat het rijkssubsidie voor alle gevallen voldoen
de is, dan zou die maatregel achterwege kunnen blijven,
maar wanneer blijkt, dat dat niet het geval is, dan
moet deze onder ogen gezien worden en dat zou kun
nen uitmonden in een voorstel.
De heer Kamstra heeft gezegd, dat het voor som
mige woningeigenaren wel eens moeilijk zou kunnen
zijn de bedragen, die geïnvesteerd moeten worden, in
één keer op te brengen; zij zouden dan onder de loep
genomen moeten worden en er zou uitgemaakt moe
ten worden, of er van onmacht dan wel van onwil
sprake is. En voor de gevallen, die men duidelijk tot
onmacht zou kunnen rekenen, zou de heer Kamstra
een regeling voor een tegemoetkoming willen treffen,
niet om het bedrag kwijt te schelden, maar om de
financiële moeilijkheden te overbruggen. Ik geloof mét
de heer Kamstra, dat dit beter is dan vrijstelling van
de verplichting te verlenen. Dan zouden we ons doel
m.i. niet bereiken, want het ligt in het voornemen
rayonsgewijs de tonnen op te ruimen, zodat de wagens
van de Reinigingsdienst daar dan ook niet meer be
hoeven te komen, wat de efficiëncy bij die dienst weer
iets gaat vergroten. Financiële onmacht moet dus niet
leiden tot vrijstelling van de verplichting, maar tot
hulpverlening van de zijde van de Gemeente. Ook dat
is een punt, dat, als Uw Raad dit voorstel aanneemt,
nader onder ogen zal moeten worden gezien.
De heer Van Balen Walter heeft gezegd: Hoe zal
het eigenlijk verlopen bij geleidelijke afschaffing van
de tonnen? Ik heb er al iets van gezegd; het kan hier
en daar spanningen geven, maar die spanningen zijn
wel te voorzien, omdat de dienst van Openbare Wer
ken voldoende kennis van de riolen heeft en van de
normale belasting. Wanneer dus vooruit gecalculeerd
kan worden, dat in een halfjaar b.v. 100 closets op een
bepaald gebied extra zullen worden aangesloten, en
de berekeningen wijzen uit, dat het riool het dan niet
meer kan verwerken, dan zullen die aansluitingen moe
ten worden voorafgegaan door een verruiming van de
rioolcapaciteit. Zo zien wij dat, en ik geloof ook, dat
dat een praktische wijze van uitvoering is.
Ik heb de vragen, voorzover ze op mijn terrein lig
gen, beantwoord.
De heer Pols (weth.): Mag ik nog even een korte
aanvulling geven op wat de heer Van der Schaaf ge
zegd heeft? Eigenaren van huurwoningen mogen de
uitgave voor closet-aanleg als huurverhoging terug
vorderen en wel over 13 jaar. Ik geloof, dat het wel
goed is, dit er even bij te vermelden.
De heer Jellema: De Wethouder van Openbare
Werken is het wel met ons eens, dat de geasfalteerde
gietijzeren leiding van 9 mm niet meer te krijgen is,
maar het is mjj bekend, dat een dergelijke leiding van
7 mm nog wel gemaakt wordt. Ik wilde vanavond ech
ter wel graag een duidelijke uitspraak van de Raad
hebben over de plasticleiding en daarvoor wil ik dan
deze motie indienen:
„Verordening tot wijziging van de Bouwverordening
voor het stadsgebied. Artikel 59. Waar in dit artikel
(lid 10 en 11) is voorgeschreven het gebruik van ge
goten ijzeren grondleiding met een wanddikte van 6 of
9 mm, aan te vullen met: Een plasticleiding van de
zelfde doorlaat is ook toegestaan."
Zou de Raad zich niet met de redactie kunnen ver
enigen, laat hij zich dan in ieder geval uitspreken over
de geest van deze motie. Ze is ondertekend door de
heren Bootsma, Heidinga, Kingma en ondergetekende.
Ik heb geen tijd gehad om leden van de andere fracties
te vragen; anders waren hun handtekeningen er mis
schien ook onder gekomen.
De Voorzitter: Nu zou ik wel graag even over de
orde willen spreken. In de eerste plaats is dit voorstel
buiten de orde. Dit gaat over een wijziging van de
Bouwverordening in het algemeen, terwijl aan de orde
is alleen maar een zeer partiële wijziging van de Bouw
verordening. Dit gaat veel verder, dan wat nu aan de
orde is. Uit dien hoofde is het dus niet juist om op
deze wijze en rauwelings dit geval te behandelen.
In de tweede plaats kent de Raad zelf een bepaalde
wijze van totstandkoming van zijn verordeningen waar
bij straf bedreigd is, n.l. inschakeling van de Commissie
voor de Strafverordeningen. En ik geloof, dat het juist
is, dat de Raad zich aan zijn eigen Reglement van Orde
en ook tegelijkertijd aan de Wet houdt. Naar mijn me
ning kan het dus niet anders, dan dat de uitspraak,
die de heer Jellema vanavond van de Raad wenst, niet
mogelijk is. Ik geloof ook niet, dat het op zichzelf juist
is. Het gaat hier over een technische aangelegenheid;
t.a.v. dit punt, met zeer speciale technische aspecten,
zullen toch eerst adviezen ingewonnen moeten worden
van de technische adviseurs van de Gemeente.
Er zijn dus drie redenen, waarom ik mij van mijn
kant er toch bepaald tegen moet verzetten om nu een
dergelijke motie hier verder in behandeling en in stem
ming te brengen. Ik kan dit niet toelaten; dit is buiten
de orde.
De heer Kingma: In de eerste plaats verwondert
me wat U, mijnheer de Voorzitter, gezegd heeft, want
ik zie helemaal niet in, waarom eerst de adviezen van
deskundigen gevraagd moeten worden. Het merendeel
van ons zou, als ons de eis van deskundigheid gesteld
zou worden, bij de behandeling van de meeste onder
werpen wel naar huis kunnen gaan. Dan is de Raad
helemaal niet in staat ergens een besluit over te ne
men, want de raadsleden zijn op de meeste terreinen
leken. Heel toevallig weet ik van rioleringen e.d. iets
meer dan de meeste andere leden, maar er zijn ook
heel veel andere punten, waar ik natuurlijk helemaal
niets van weet. Over dergelijke punten brengt men als
raadslid toch maar zijn stem uit. Dat zou dan volgens
U, mijnheer de Voorzitter, geen enkele waarde hebben.
U zou de Raad op die manier echter terugbrengen tot
een College van deskundigen. Ik ben het op dit punt
bepaald niet met U eens.
Verder wilde ik graag even verschillende voordelen
van deze plasticleiding naar voren brengen. In de eer
ste plaats worden ze al op vele plaatsen in en buiten
Friesland en zelfs bij de rijksdiensten gebruikt. Het is