16
17
Dat houdt ook in, dat de motie-Heidinga door ons te
zwaar wordt geacht, vooral als we bedenken, dat de
Raad tot aan december geen uitspraak deed; toen is de
twijfel gekomen. Ik meen, dat het College nu voldoende
weet, hoe de Raad er over denkt, en wat de wens is
van de Raad. Wij staan dus niet achter de motie van
de a.r., maar achter die van de fractievoorzitters.
De heer Engels: Nu de heer Kamstra gesproken
heeft over het gevoelen van de Raad, moet ik nog
even dit zeggen als mijn persoonlijke mening: Ik had
tegen het plan, zoals het ons werd voorgelegd in een
vertrouwelijke nota, twee fundamentele bezwaren. Het
ene was het niet tijdig gebruiken in een te realiseren
plan van het restant contingent 1963 en het contingent
1964 en wat dat betreft, spreekt de motie die mede
door onze fractievoorzitter is ondertekend, duidelijke
taal maar mijn tweede bezwaar was: het totaal
opsouperen van de z.g. vrije sector voor de komende 4
jaren in één bepaald plan en dan nog voornamelijk of
eigenlijk uitsluitend in een middelhoge bouw en in
hoge bouw. Als U zich herinnert, dat meerderen uit
de Raad en ook ondergetekende er vaker voor gepleit
hebben, dat juist in de vrije sector moet kunnen worden
gebouwd, ook in de plattelandsdelen van onze gemeen
te, ter voorkoming van de trek naar Hardegarijp e.d.,
dan zult U zich kunnen voorstellen, dat voor mij dit
vastleggen van de vrije sector voor de tijd van vier
jaar in dit plan een fundamenteel bezwaar was. Nu
heb ik begrepen uit Uw gesprek met de Directeur-Ge
neraal, dat deze weliswaar gezegd heeft en dit is
dus een kwestie van interpretatie, maar ik ben zo vrij
het nu eens zo te interpreteren en ik hoor wel graag
van U, mijnheer de Voorzitter, of van U, mijnheer de
Wethouder, of dit juist is dat het verstandig is het
grote plan niet los te laten, maar dat hij óók in over
weging geeft de nodige wijzigingen aan te brengen,
met name een verschuiving van de contingenten. Ik
moet U zeggen, dat ik dat dan, gegeven Uw nota, zo
danig moet uitleggen, dat Uw plan totaal moet wor
den omgeworpen, want in Uw plan baseert U zich
helemaal dat zegt U ook uitdrukkelijk op pagina 5
op dat extra grote contingent voor de ongesubsidi
eerde woningbouw. Als U dus moet gaan hergroeperen,
vind i k dat een zeer belangrijke wijziging in Uw
plan. U zult kunnen begrijpen, dat ik daar alleen maar
voordeel in zie. Ik ben het daar volkomen mee eens.
Ik wil dan alleen nog even zeggen, dat U mij iets te
gemakkelijk concludeert, dat de Directeur-Generaal
akkoord gaat met dit plan. Ik geloof, dat deze heeft
gezegd (zo interpreteer ik het dan maar weer), dat
hij het grote plan niet los zal laten en dat lijkt me ook
helemaal conform het gehele beleid van de Minister'.
Maar ik geloof ook, dat hij gezegd heeft, dat er een
belangrijke wijziging moet komen. Dat tweede element
mis ik in de motie van de heer Bootsma en anderen
en ik wil dus wel even uitdrukkelijk dit zeggen: Als ik
de bevestiging krijg van de Wethouder, dat er inder
daad een verschuiving komt in de contingentering, zo
danig, dat voor de vrije sector niet alles wordt opge
soupeerd in dit ene plan, ben ik tevreden. Is het an
ders, dan wil ik U wel zeggen, dat ik volledig achter
de motie sta, maar dat dit niet betekent, dat ik t.z.t.
een plan zal steunen, waarin het gehele contingent zal
worden opgesoupeerd in één plan.
De heer Klijnstra: Als mede-ondertekenaar van de
motie van de P.v.d.A. wil ik met de heer Jellema toch
wel even stellen, dat dit schoon genoemde plan o.i. niet
zo erg schoon is. De Wethouder heeft zojuist wel ge
zegd, dat aan de beleggers moet worden overgelaten,
welk woningtype gebouwd zal worden en welke huren
opgebracht moeten worden, maar ik vraag me af, of
dat wel juist is. Ik dacht, dat men van de zijde van
het dagelijks bestuur van de Gemeente toch eerst wel
eens even naging dat kan men toch heel gemakke
lijk doen welke woningzoekenden er zijn en dat op
de beleggers een zekere pressie werd uitgeoefend
dat kan de Gemeente ook doen om die woningen
te bouwen, die ook voor minderdraagkrachtige cate
gorieën betaalbaar zijn. Ik ben ervan overtuigd, dat
de meerderheid van de woningzoekenden deze huren
niet kan opbrengen en daar zal dan ook voldoende
rekening mee moeten worden gehouden. Overigens ge
loof ik, dat het College door de motie van de P.v.d.A.
en door al hetgeen hier vanavond is gezegd, wel over
tuigd is, dat de Raad de gang van zaken tot nog toe
niet bepaald erg aannemelijk vindt. Ik wil hier niet
meer over spreken. Ik kan mij uiteraard niet verenigen
met de motie van de a.r. fractie, want ik meen, dat
deze toch beslist minder elegant is t.o.v. het College,
maar ook om andere redenen zou ik daar bezwaar tegen
hebben.
De hear Santema: Ik mei in lytse korreksje oan-
bringe. Hjir is sein, dat alle fraksjefoarsitters bihal-
ven dan fan'e a.r. de moasje fan de P.f.d.A. tekene
hawwe. Nou stiet myn namme der net ünder, mar dy
fan de hear Jellema. Dér foroaret lykwols neat om.
Us fraksje stiet efter dizze moasje.
Ik woe noch al in pear fragen stelle, dy't yn'e rin
fan it petear by my opkommen binne. En dan wol yn it
alderearste plak: Is it it Kolleezje bikend, hoefolle wen
ningen réalisearre wurde sille yn it hjir bidoelde diel
fan it Lekkumerein? It liket üs fan bilang ta, dy sifers
to hearren, just yn forban ek mei it greate tal wennin
gen, dat B. en W. har foarsteld hawwe, hwannear't hja
yn sé gean sille mei de bilizzer Immofund. En yn it
twadde plak soe ik noch freegje wolle: Hokker ynstel-
ling is Immofund Is dat in dochterynstelling fan
Zwolsman? (De heer Vellenga (weth.): Wie is dat?)
(Gelach). Ik leau, dat it wol fan bilang is, dat de Rie
dit wit.
De heer Van der Schaaf (weth.): Ik wil het graag
kort maken. Van het tweede plan, dat in ontwikkeling
is, zou ik vandaag liever niets meer willen zeggen in
het belang van de zaak zelf.
De hear Santema freget as ik him goed bigrepen
haw, oer hoefolle wenten dat giet. Oer in oantal hün-
derten.
De heer Heidinga zegt: Alles is op één kaart gezet
en; dat is onze grote grief. Maar als we rustig de zaak
doordenken, dan is het verschil tussen het standpunt,
dat hij verdedigd heeft, en dat van het College toch
minder groot dan uit zijn woorden blijkt. Wat toch is
het geval Wij hebben naast het project in de loop
van 1963 nog een ander plan ontwikkeld, dat 100 wo
ningen oplevert. Dat is natuurlijk niet alles, maar wij
hebben dus oog gehad voor de wenselijkheid om hier
naast nog iets te ondernemen. Het hadden meer wo
ningen kunnen zijn, maar 100 zijn er in ieder geval
uit gekomen. Op het ogenblik staat niet alles en dat
wil ik dan uitdrukkelijk zeggen ter bevrediging van
de a.r. fractie op één kaart en wij hebben ook
contingent beschikbaar om niet alles op één kaart te
zetten. Ik wil daar verder niet op ingaan. Na alles wat
ik gezegd heb, is dat wel duidelijk. Willens en wetens
heeft het College dat is een grief van de heer Hei
dinga van de mogelijkheid die hier in december was,
geen gebruik gemaakt. Dat gaat te ver. Er is mijner
zijds een poging ondernomen; dat heeft bezwaren on
dervonden, omdat de andere woningbouwverenigingen
en de architect enz. daar niet direct op konden ingaan,
gezien hun positie in het bouwteam etc. Daarna is dus
op de grond die buiten het grote plan ligt, een andere
mogelijkheid gezocht. Dat is iets, wat goed moet door
dringen; daarvoor is zelfs een stedebouwkundige wij
ziging van het plan opgezet en uitgezocht; dat is dus
echt serieus; daar wordt aan gewerkt. Het College ont
kent uiteraard niet zo moet de heer Heidinga het
niet opvatten zijn mede-verantwoordelijkheid. Wij
weten zeer goed, dat wij voor de stand van zaken, zo
als die op het ogenblik is, als College en als leden van
de Raad, behalve de Burgemeester, onze mede-verant
woordelijkheid en ook een belangrijk stuk verantwoor
delijkheid dragen. Dat is niet in het geding, maar wij
hebben gezegd: Het is een moeilijke materie; wij willen
dit spelen in overleg met de Raad. Dat heeft de Raad
ook gewaardeerd, menen wij, en dus mogen wij, zon
der te zeggen, dat alles buiten ons ligt, toch zeggen,
dat de verantwoordelijkheid mede gedeeld en gedragen
wordt door de Raad. Zo moet U dat verstaan en ik
geloof ook, dat U dit zelf wel voelt. Ik kan in dat
verband nog citeren een onlangs in het Friesch
Dagblad verschenen artikel, waarin dat ook is
betoogd. Misschien maakt dat op de a.r. fractie enige
indruk. Na het gesprek dat wil ik nog zeggen met
Ir. Buskes hebben wij bepaald de indruk, dat hier nog
iets uitkomt. De heer Heidinga heeft zelfs gezegd
en ik ben blij dat van hem gehoord te hebben Blijf
gerust streven naar verwerkelijking van dit plan in
een gewijzigde vorm die meer acceptabel is. Dat is een
positieve uitdrukking, die ik gaarne even boven het
geroezemoes van de strijd wil uithalen en die ik mij
nerzijds zeer kan waarderen. Daarnaast wordt iets an
ders ondernomen, zodat, als wc de zaak tenslotte rustig
bekijken, de geschillen minder groot zijn dan uit de
discussies zou kunnen blijken.
De heer Engels heeft dan nog een vraag gesteld
over datgene wat ik heb genoemd de schaduwzijde
van dit plan. Als hier voor een aantal jaren de be
schikbare contingenten ongesubsidieerd worden vast
gelegd, dan heeft dan in zich, dat daar anderen door
worden uitgesloten. Nu mogen wij aannemen, dat het,
wanneer dit plan eenmaal is vastgelegd, ook in zijn
contingenten, en de Minister daar zijn goedkeuring aan
heeft gehecht, misschien ook niet uitgesloten is, dat
de contingenten daar ook weer enigszins aan worden
aangepast. Ik kan daar vandaag echter niet concreter
over zijn, omdat wij op het ogenblik nog met onze
deskundigen bezig zijn uit te zoeken, hoe die contingent
verdelingen, eventueel ook met een stuk premiewo
ningen er uiteindelijk uit zal komen te zien. (De heer
Engels: Mag ik antwoord op mijn concrete vraag en
dat was dus, of het verlangen van de Directeur-Gene
raal inderdaad uitging naar een hercontingentering.)
Inderdaad. (De heer Engels: Ook t.a.v. de verhouding
tussen woningwet, vrije sector en premiebouw?) Ik
heb het niet voldoende duidelijk laten uitkomen mis
schien, maar dat was inderdaad zijn verlangen. Hij
heeft ook gezegd, dat het plan in deze vorm gezien
dit grote contingent, benodigd voor de realisering van
het plan, t.o.v. het beschikbare contingent niet uit
voerbaar was; dus daar moet aan gekneed worden,
misschien moet er nog iets meer woningwet in dan
anders en een stuk premie er tussendoor. Daardoor
wordt het benodigde contingent ongesubsidieerd wat
geringer, wat meer mogelijkheden opent. Ik durf daar
echter geen concrete dingen over te zeggen. Het moet
dus nog gekneed en vervormd worden, maar i.z. het plan
als zodanig, zegt de heer Buskens: Laten we dat hou
den en niet op een ander plan overstappen. Of daar
uiteindelijk nog uit voortvloeit, dat er ook nog iets van
belang voor anderen overblijft, daar durf ik me niet
over uitlaten. Wanneer dat voor U t.z.t. reden zou zijn
om tegen het plan te stemmen, dan zou dat bijzonder
jammer zijn, maar in die richting gaat het wel. Of het
ver genoeg gaat, zien we dan wel, als het zover is.
(De heer Engels: Ik hoop, dat Uw integriteit mij in
de gelegenheid stelt voor te stemmen.) Dat is ontroe
rend, mijnheer Engels.
De hear Santema hat noch frege, oft Immofund ek
hwat mei Zwolsman to meitsjen hat. Ik tink, dat hja
elkoar wol kenne, mar ik leau net, dat it in dochter- of
in susteründernimming is, hoewol, hwat net is, kin
komme fansels. (Laitsjen). Mar it liket der net op.
Ik zou het hierbij willen laten. Ik dank de Raad ten
slotte voor het geduld waarmee en de wijze waarop hij
in deze moeilijke materie heeft willen discussiëren. Ik
zou zeggen, dat B. en W. eigenlijk al bezig zijn met
uitvoering te geven aan de opdracht die in de motie
van de P.v.d.A. is vervat, zodat het deze fractie
en ook de voorzitters van andere fracties misschien
niet behoeft te verwonderen, wanneer straks een aan
tal wethouders voor deze motie zal stemmen.
De Voorzitter: Ik heb nu deze twee moties voor me
liggen, in de eerste plaats de motie, ingediend door de
heer Heidinga, overigens niet ondertekend, maar ik mag
aannemen, dat ze van de heer Heidinga en zijn fractie
genoten afkomstig is. Ik weet niet, of het nog nodig is
deze motie voor te lezen. U schudt allen van neen. Wordt
de motie door de heer Heidinga gehandhaafd
De heer Heidinga: Ja, mijnheer de Voorzitter.
De Voorzitter: Dan geloof ik, dat het eerst over de
motie-Heidinga, als zijnde de verstgaande, zal moeten
worden gestemd.
De motie-Heidinga wordt verworpen met 30 tegen 5
stemmen, die van de heren Boomgaardt, Balt, Heidinga,
K. J. de Jong en Miedema.
De Voorzitter: Ik zou van mijn kant toch graag even
willen opmerken, dat de heer Bootsma een verklaring
van de inhoud van de motie van zijn fractie heeft ge
geven, die misschien niet helemaal met de redactie over
eenstemt, in zoverre, dat de heer Bootsma heeft be
doeld, zoals hij heeft gezegd, dat naast het werk om
het grote plan" alsnog vastgesteld te krijgen, de Raad
behoefte heeft om zo snel mogelijk een plan te hebben
ter besteding van het restant van het bouwvolume. (De
heer Bootsma: Een totaal plan om tot totale beste
ding te geraken.) Goed. Dat even U houdt mij ten
goede ter vermijding van elk misverstand.
De Raad verlangt, desgevraagd, stemming over de
motie-Bootsma.
De Voorzitter: Dan zal ook over deze motie gestemd
worden. Ik weet niet, of het nodig is, want het College
dat hebt U wel gehoord is bereid deze motie tot
zich te nemen.
De hear Boomgaardt: Mei ik efkes it wurd foar stim-
motivearring Ik soe wol foar dizze moasje stimme
wolle, sünder dat ik foar elk wurd dat der yn stiet, de
forantwurdlikheit nim.
De Voorzitter: Is het niet beter, mijnheer Boom
gaardt, dat U concreet en heel precies zegt, wat U niet
voor Uw rekening neemt
De hear Boomgaardt: Dat is, dat der sa konkreet
yn ütsprutsen wurdt, dat it sa'n moai plan is. Dat hat
myn ynstimming net.
De Voorzitter: Nu, stemt U dan tegen de motie.
De motie-Bootsma c.s. wordt aangenomen met alg.
stemmen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.