5 maar gelukkig was het later, in juli, bij een hogere watertemperatuur, beter. En nu verwondert het me wel, dat er niet eerder dan in maart van dit jaar wij hebben althans geen andere informatie gekregen opnieuw een proef is genomen. Ik weet niet, of er nog meer cijfermateriaal is. En nu ook weer was het re sultaat 4 positief en 3 positief in de verschillende baden. Dat is dus hetzelfde peil, dat we in 1960 al bij een onderzoek bereikt hadden, waarbij nog gezegd kan worden, dat het nu onder ongunstige omstandigheden is gedaan. De temperatuur van het water was n.l. 1°, bij welke temperatuur het zelfreinigend vermogen klein is en er dus meer kans is, positieven te vinden dan bij een hogere temperatuur. Dat is ook duidelijk in 1963 gebleken, toen bij 14° het beeld veel slechter was dan bij 19° ondanks de zuidwesten-wind. Er is dus een brief van de Inspecteur van vorig jaar om in ernstige over weging te geven het bad in 1964 niet weer te openen en wel op grond van de cijfers van 1963, toen ook alles nog eens negatief uitviel. Nu begrijp ik niet, deze cijfers gelezen hebbende, waarom thans op grond van de gevaren het moment gekomen zou zijn om dit bad te sluiten. Het advies van de Inspecteur van de Volks gezondheid is bepaald ook niet zo, dat het gesloten móét worden. Als hij werkelijk gevaren zag, zou hij toch bepaald wel een stelliger geredigeerd advies ge geven hebben dan dit, wat hij nu gegeven heeft. Daar bij dacht hij ook nog, net als wij toen, dat het zwembad Kleine Wielen ook wel tegen die tijd klaar zou zijn, zodat er toen dus ook helemaal geen reden geweest zou zijn om de Groote Wielen nog open te houden. Ik heb eigenlijk het gevoel gekregen, dat dit niet het werkelijke argument geweest is voor het bestuur om op dit moment tot sluiting over te gaan. Dat klinkt wat vervelend, maar als ik deze cijfers zo zie, dan kom ik niet tot een andere conclusie, tenzij er nog ander materiaal is, dat nog niet aan ons is overgelegd. In dat geval zou ik dus mijn conclusie moeten wijzigen. De werkelijke oorzaak lijkt mij, dat er te veel gerekend is op het klaarkomen van de Kleine Wielen (en daar hebben we pech mee gehad), dat het bestuur dan ook niet tijdig maatregelen heeft genomen, dat de zaak daardoor ook te veel uitgeleefd is en dat men niet be reid is op dit moment voor dit seizoen nog geld te besteden om, zij het dan geïmproviseerd, dit bad alsnog open te stellen. Ik zie niet in, dat het, wat de gevaren betreft, anders is dan een paar jaar terug. Ik heb ook het gevoel, dat het advies van de Inspecteur van de Volksgezondheid wel eens minder fel kon zijn dan in de raadsbrief gesuggereerd wordt. Voor de volksgezondheid maakt het n.l. naar mijn mening niet veel uit, of dit zwembad gesloten wordt of niet, want gezwommen in de Groote Wielen wordt er tóch. En nu kan ik me best voorstellen, dat de Inspecteur van de Volksgezondheid zegt: Ik heb liever, dat het dan maar in het zwembad gebeurt (waar toch altijd weer meer controle mogelijk is, waar in elk geval de rattenbe strijding e.d. beter georganiseerd zijn) dan willekeurig overal in het bad. Daarom zou ik me best kunnen voorstellen, dat, nu de Inspecteur weet, dat de Kleine Wielen niet klaar komt, zijn advies wel eens anders zou kunnen zijn dan dat wat voor ons ligt. Maar dat is een veronderstelling, die ik natuurlijk niet zonder meer waar kan maken; ik had echter toch wel graag op dit moment een advies van de Inspecteur gehad en niet een van vorig jaar augustus, dat dus van een heel andere situatie uitgaat. Als werkelijk het argument zou zijn, dat men niet bereid is dit geld alsnog te be steden op dit moment al weet ik wel, dat het wat jammer is, dat het zo gelopen is dan zijn wij het als fractie daar toch bepaald niet mee eens. Het is een zodanig belangrijke zaak, dat er ook in dit jaar ge legenheid is om de zwemsport te beoefenen, dat wij dan toch graag daar dat geld voor voteren. Natuur lijk kunnen er geen grote herstellingswerkzaamheden gedaan worden, maar ook op geïmproviseerde wijze zou deze zaak nog bruikbaar zijn dit jaar. Een zwem bad dat niet ideaal is, is toch in ieder geval beter dan helemaal geen. Enkele duizenden guldens is het ons bepaald wel waard om dit te bereiken voor de bevol king van Leeuwarden. Tenzij de beantwoording duide lijker en ander cijfermateriaal geeft, gaan wij dus voor lopig niet akkoord met afbraak van de panden, zoals hier voorgesteld wordt en wij willen het College ver zoeken alles in het werk te stellen om dit jaar dit zwembad toch in exploitatie te kunnen nemen. Wij beseffen, dat dit op het ogenblik moeilijk is, omdat het bestuur of het College ik weet niet, wie daar de meeste verantwoordelijkheid voor heeft het wel op een erg laat tijdstip aan de orde gesteld heeft. Het is al bijna 1 mei het zwemseizoen staat voor de deur en nu alsnog wat te improviseren is dus moei lijker dan wanneer het eerder ter hand genomen had kunnen worden, maar ik geloof, dat dat ons niet be hoeft af te houden van het verzoek aan U, toch te pro beren dit zwembad dit jaar te openen. Bij dat verzoek zou ik het voorlopig kunnen laten. Ik wil graag het antwoord van U daarop afwachten en eventueel wil ik dan in tweede instantie, als dat niet vervelend zou zijn, toch graag de Raad laten uit spreken, dat wij het niet eens zijn met het voorstel van B. en W. en dat wij ook geen verantwoordelijkheid aan vaarden voor het feit, dat er, wat de zwemsport betreft, geen recreatiegelegenheid in Leeuwarden is in dit sei zoen. De heer Taylor Parkins: Dit punt is ook in onze fractie besproken en evenals de voorgaande sprekers zijn ook wij niet zozeer over de overneming als wel over de sluiting van de Groote Wielen gevallen. Na bestudering van de stukken, voor zover dat mogelijk was, zouden wij ons niet tegen Uw voorstel gekeerd hebben, ware het niet, dat wij van de specialist op dit terrein, die zojuist gesproken heeft, gehoord hadden, dat de verstrekte cijfers toch nog met een korreltje zout genomen moeten worden en dat er een mogelijk heid zou zijn, die ons is aangeraden, om dit bad met een kleine uitgave alsnog voor een jaar bruikbaar te maken. Zoekende naar een andere oplossing om in de a.s. zomer nog enige zwemsport in Leeuwarden te kunnen toelaten, vragen wij: Is in de onmiddellijke nabijheid van Leeuwarden geen water, zij het dan al licht kleiner dan de Groote Wielen, te vinden, dat pro visorisch, voor een jaar, in orde te maken is als zwem bad? (De heer Van der Veen: De Froskepölle.). (Stem: De Willemskade.) Op de eerste plaats bedoe len wij hier een geschikter zwemwater dan de Groote Wielen, gelet op de cijfers die wij hierover kennen. Wij hebben ons over die mogelijkheid dus even beraden en toen viel ons oog op het achterste gedeelte van de pas onlangs aangelegde industriehaven bij het Zwettege- bied. Het is niet anders dan een idee, maar ik zou het U graag tot nader onderzoek willen voorleggen. Door het ingooien van zand zou daar een ondiep bad te maken zijn en verderop een vrij bad. Zou dit, als de Groote Wielen dit jaar niet geschikt gemaakt kan wor den voor gebruik, een mogelijkheid zijn om met een minimum aan kosten toch nog zwemgelegenheid in Leeuwarden te geven? De heer Kingma: Ik kan mij in grote lijnen wel bij de vorige sprekers aansluiten. De overname met daar onmiddellijk op volgend afbraak, gaat mij eigen, lijk ook te ver. Ik dacht, dat, zelfs ook als het zwem bad niet nog een jaar zou zijn te gebruiken wat me erg zou spijten toch de gebouwen wel voor een restauratie als U het zo wilt noemen vatbaar zouden zijn. Hier toch heeft men een aardig zitje met uitzicht over dit plassengebied. De Leeuwarder Hy. dronauten, de kanovaarders van „De Meeuwen", ge- bruiken, als ik het goed heb, de Groote Wielen ook, evenals de zeilers en roeiers. Ook voor hen zou ik toch de Groote Wielen nog wel geopend willen houden, ter wijl het me heel geschikt lijkt de camping in de naaste omgeving uit te breiden. Ik voel in elk geval al hele maal niet voor afbraak van de gebouwen. Ook wij zou den heel graag zien, dat, als het mogelijk is, het zwem bad althans nog zolang intact bleef tot de Kleine Wie len gereed zijn. De heer Tiekstra (weth.): Het is een verheugend verschijnsel, dat in deze Raad de overtuiging, dat de sport de aandacht van de overheid verdient, steeds sterker wordt. Alleen moet men zich m.i. wel realise ren, dat niet slechts nodig is, dat de bereidheid be staat om de voorzieningen die nodig zijn voor een goe de sportbeoefening, tot stand te brengen, maar dat daar ook geld voor moet zijn en ook de mensen, die ze moeten maken. Nog afgezien van de paperassen-romp- slomp, vraagt dit alles uiteraard tijd. Ik dacht daar aan, omdat mèt mij een aantal raadsleden zich nog zullen herinneren, op welke wijze de eerste relatie tus sen de Gemeente en de Stichting Zwembad „Groote Wie len" is ontstaan. De heer Weide heeft de kwalificatie „noodlijdend" t.a.v. het zwembad gehanteerd. Ik krijg de indruk, dat de nederlaag tien jaar geleden een diepe indruk op hem gemaakt heeft, maar wij weten nog wel, dat deze zaak toen in allerlei opzichten noodlij dend was. Op dat ogenblik stond toch eigenlijk wel vast, dat het zwembad op de plaats waar het was ver rezen, op den duur niet zou worden gehandhaafd. Want in tegenstelling tot de opvattingen van voor de oorlog, n.l. de toelaatbaarheid van zwembaden in het open buitenwater, is men na de oorlog van oordeel, uit hy giënische overwegingen, overwegingen van volksge zondheid dus, dat het zwemmen in buitenwater niet toelaatbaar moet worden geacht. Ik dacht zo, dat dat ook niet zo verbazend verwonderlijk is, want de mis schien wat voorzichtig-optimistische opvattingen die in deze Raad klinken t.a.v. het buitenwater rondom Leeu warden met betrekking tot de Groote Wielen, zijn toch wel tegengesteld aan de opvattingen omtrent de ver vuiling van het water in en rondom Leeuwarden. Ik zou er aan willen toevoegen, dat men er zich ook niet over behoeft te verwonderen, dat sinds de roemruchte polowedstrijd van de heer Weide uiteraard, technisch gezien, de accommodatie van het zwembad nog verder verouderd is en vermoedelijk ook verslechterd. Maar ik meen ook te mogen vaststellen, dat de toestand van het water in diezelfde periode zeer beslist aanmerke lijk verslechterd is. Toenmaals zijn er geen waterana lyses gemaakt: die analyses dateren van de laatste jaren. Ik wil niet eens ter verontschuldiging, maar ter verklaring van het beleid van het bestuur van de Stichting Zwembad „Groote Wielen" toch ook wel zeg gen en dan kom ik dus ongeveer bij het betoog van de heer Ytsma dat na de aanbesteding van het zwembad Kleine Wielen, er op redelijke gronden mocht worden aangenomen, dat toch in ieder geval in 1964 in de Kleine Wielen zou kunnen worden gezwommen. De raadsbrief moet nu evenwel helaas en daar heb ben we dus min of meer een anti-climax vermelden, dat dit doel door het grote aantal onwerkbare dagen als gevolg van regen en winterweer niet bereikt is. Wanneer de heer Ytsma dus even de aanbiedingsbrie ven van de begrotingen van 1963 en 1964 terzake citeert, dan wordt hem ook duidelijk, dat ook het College, door ervaring geleerd, voorzichtiger is geworden met het in het vooruitzicht stellen van het gereedkomen. Deze twee ontwikkelingen die dus tegengesteld waren, hebben de trieste situatie veroorzaakt, waarvoor we staan. Waar mocht het bestuur van de Stichting Zwem bad „Groote Wielen" zich verleden najaar vertrouwd mee maken, dat is dus bij de sluiting van het bad seizoen? Bij voortgaande exploitatie en openstelling zou dit bestuur zeer beslist van de noodzakelijkheid overtuigd zijn geweest om de organisatie zo goed mo gelijk in stand te houden, om op tijd te zorgen voor personeel etc. Is het op zichzelf voor ons dan zo ver wonderlijk, dat dit bestuur bij het chagrijn van het vuile water na twee opeenvolgende badseizoenen, in de hoop, dat het zwembad Kleine Wielen toch nog wel gereed zou kunnen komen, in het najaar van 1963 het besluit heeft genomen om in vredesnaam niet weer opnieuw te beginnen? Zo moet de instelling van het bestuur zijn geweest en dus ook het voorlopige uit gangspunt voor het beleid van de toekomst. De heer Spiekhout beroept zich op het onder zoek van het water in maart. Wie enigermate in de zwemwereld thuis is, weet evenwel, dat een actief be stuur van een zwembad veel eerder dan in maart zijn maatregelen moet treffen om tot voorzieningen in de organisatie te komen. Dat vereist personeelsbezetting etc. en het onderhoud moet ook worden uitgevoerd vóór het zwemseizoendat doet men niet meer in maart. Ik geloof dus, dat, hoewel wij dat op zichzelf triest kunnen vinden, het bestuur van de Stichting Zwembad „Groote Wielen" in het gebrek aan aansluiting niet behoefde te voorzien, maar dat we het ook het bestuur niet kwalijk moeten nemen, dat het verleden najaar tot zijn voorlopige conclusie is gekomen. Nu stelt de heer Ytsma in zijn betoog over de trage gang van zaken t.a.v. het zwembad Kleine Wielen de vraag: Is het niet mogelijk het zwembad Kleine Wielen gedeel telijk open te stellen? Het lijkt mij voor een aannemer die een bouwwerk van deze omvang moet uitvoeren, toch wel een hinderlijke omstandigheid, om niet te zeggen een onoverkomelijk bezwaar, als daar tijdens de uitvoering zo dagelijks misschien een aantal hon derden, mogelijk zelfs een aantal duizenden op zijn bouwterrein komen. (De heer Ytsma: Dat zou een attractie kunnen zijn.) Daarbij kan men ook nog de vraag stellen, of het uit een oogpunt van het zuiver houden van het in het bad aanwezige water zelfs wel mogelijk zou zijn. Immers de waterhoeveelheid van dit gesloten bad moet per zes, acht of twaalf uur volledig gezuiverd zijn. Dat betekent, dat de zuiveringsinstal latie voor dit grote zwembad volledig geïnstalleerd moet zijn, zal kunnen werken. Het lijkt mij dus bepaald uitgesloten, dat dit mogelijk zou zijn. Afge zien nog van wat ik in eerste instantie daarvan heb ge zegd, maar bovendien en dan kom ik toch weer terug op wat ik zoeven aan het adres van de heer Spiekhout heb gezegd moeten ook de organisatorische voorzieningen daar dan zijn geregeld. Dat lijkt mij op deze termijn ook bepaald uitgesloten. Laten we vast stellen, dat de organisatorische voorzieningen dat wil ook zeggen de arbeidsbezetting van het zwem bad Kleine Wielen van een geheel andere importantie en omvang moeten zijn en het personeel van ander niveau dan bij het zwembad Groote Wielen het geval is. Dat laat zich alleen al verklaren uit het grote ver schil in het wateroppervlak van beide zwembaden en bovendien uit de technische uitrusting van het zwem bad Kleine Wielen en wat zich daar nog om heen be vindt. Dan heeft de heer Spiekhout een aantal opmerkin gen gemaakt, waar ik niet al te veel van zal kunnen zeggen. Omtrent de materie waarover hij sprak, is hij deskundiger dan ik. Alleen dat feit echter is op zich zelf voor mij nog niet voldoende reden om mij ook aan zijn betoog te conformeren. Immers de brief van de Farmaceutische Inspecteur van de Volksgezondheid zegt o.m., „dat de kwaliteit van het zwemwater weinig constant is". Ik geloof, dat „weinig constant" vertaald kan worden met: „er is voortdurende beweging in de vuilwatergrens rondom Leeuwarden". Als men in Dok kumer Nieuwe Zijlen de grote sluizen open zet en men zuigt een grote hoeveelheid water weg, dan moet U eens zien, waarheen het vuile water van de stad Leeu warden zich wel niet verplaatst. „Weinig constant", schrijft dus de Inspecteur en reeds om die reden kan het water geenszins aanspraak maken op de vereiste kwalificatie „betrouwbaar". De brief sluit met deze zinsnede: „meen ik U in zeer ernstige overweging te moeten geven de inrichting het volgend seizoen niet opnieuw voor het publiek open te stellen". Ik dacht, dat de Inspecteur van de Volksgezondheid in deze brief niet anders heeft gedaan dan de goede toon bewaren en tegelijkertijd categorisch zeggen, dat hij het in augustus 1963 volstrekt onverantwoord vindt het zwem bad opnieuw voor het publiek open te stellen. En bo vendien is mij ook uit mondelinge mededelingen van deze Inspecteur wel gebleken, dat hij nog steeds dat zelfde standpunt inneemt. Mocht de heer Spiekhout uaaraan niet genoeg hebben, dan is het dus een vrij eenvoudige zaak, om de Inspecteur, mocht zijn mening zoals die in deze brief is neergelegd, nog niet duidelijk genoeg zijn, alsnog opnieuw daaromtrent te vragen en dan zal hij zich waarschijnlijk wel wat categorischer willen uitdrukken. De heer Spiekhout zegt dan, dat al of niet sluiting op dit moment voor de volksgezondheid niets uitmaakt. Ik meen, dat er zekere bepalingen zijn, die het zwem men in de open lucht in de nabijheid van de openbare straatweg niet toestaan, tenzij op een afstand van zo veel honderden meters. Ik kan zo niet beoordelen, of het volgens deze bepalingen in de Wielen wel mogelijk is. Ik dacht echter wel, dat er een groot verschil was tussen het verantwoordelijkheid nemen bijv. door een bestuur van een stichting of door het Gemeentebestuur voor het laten zwemmen in dit vuile water en dat men binnen de grenzen van wat wettelijk toegestaan is, zwemmen kan waar men maar verkiest. Ik dacht m.n.,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 3