16
-i
17
richting worden gestuurd, wat ons beleid betreft, dan
geloof ik, dat wij een zeer kwade kant uitgaan.
Het standpunt van de meerderheid van het College
wordt bepaald door twee belangrijke factoren: ten eer
ste maximale zekerheid te verkrijgen, dat deze wonin
gen worden uitgevoerd, maar ten tweede en dat is
minstens even belangrijk te zorgen, dat bij de uit
voering van het womngbouwprogramma de verhoudin
gen zuiver blijven en dat deze Raad niet het terrein
wordt van het uitvechten van een belangenstrijd.
De heer Bootsma: In eerste instantie heb ik vrij
kort gesproken, juist met de bedoeling zo mogelijk iets
meer te horen van de achtergronden, want het lag er
natuurlijk wel dik bovenop, dat die er, hoewel ze met
zoveel woorden niet in de raadsstukken stonden, toch
wel waren. Ik ben echter niet bevredigd door het
antwoord van de beide Wethouders, de een vormende de
kleinst mogelijke minderheid en de ander vertegen
woordigende de grootst mogelijke meerderheid van het
College. (We gaan aanstonds weer naar de schooljaren
terug met het kleinste gemene veelvoud en de grootste
gemene deler!) Toch zijn er verschillende dingen duide
lijker geworden, hoewel nog niet alles. Want, als ik de
heren Wethouders goed beluisterd heb, heeft de Wet
houder van Openbare Werken opdracht gekregen,
waarbij men steunde op de motie van de Raad, te
trachten tot een oplossing te komen. Dat hij daarvoor
gegaan is naar architect Witteveen, is ook op zichzelf
geen nieuws, want het is algemeen bekend, dat deze
situatie zich vaker voorgedaan heeft. En er moet hier
erkend worden, dat door en onder leiding van deze
architect ook een groot aantal woningen tot stand is
gekomen, die zeker gezien mogen worden, die de curve-
prijs hebben kunnen halen, op welke wijze weten wij
ook niet dat is nu eenkeer het ongelukkige van de
curveprijs maar een feit is, dat er gebouwd is en
niet alleen door „Patrimonium". Een van de beide
wethouders heeft nog even gememoreerd - ik meen
de heer Van der Schaaf dat de woningbouw aan de
Julianalaan daar ook toe behoorde en die woningen
zijn gebouwd in opdracht van de Gemeente, dus niet
van de woningstichting „Patrimonium" of een van de
andere woningbouwverenigingen.
Dat ons een voorstel bereikt om medewerking te
verlenen tot bouwen, zonder dat een aannemer bekend
is, is in feite op zichzelf ook geen nieuws. Als de zaak
normaal loopt, dan heeft de Raad daar geen boodschap
aan. (Dit wordt ook haast een gevleugeld woord de
laatste tijd.) Het is echter toch wel een ongewoon ver
schijnsel, dat, als een architect een opdracht ontvangt
van de Gemeente, deze architect zelf zijn definitieve op
drachtgever gaat kiezen, m.n. de woningstichting
„Patrimonium". Dat deze architect zelf een aannemer
uitzoekt, is niet ongewoon. Ik zou haast zeggen: dat
is zeer begrijpelijk in de situatie, waarin we t.a.v. het
bouwen momenteel verkeren. Ik vraag me dus af: Op
welke gronden heeft de architect gemeend contact te
moeten opnemen met deze woningstichting of, mis
schien juister gezegd, met de voorzitter van deze wo
ningstichting naast het contact met de aannemer Hei-
dinga? Ik mag toch aannemen, dat dit geheel van el
kaar los gezien kon worden en het is me tot nog toe
door geen van beide wethouders duidelijk gemaakt,
waarom er, als ik het goed begrepen heb, in het sta
dium, waarin tegenover de grootst mogelijke meerder
heid van het College nog geheimhouding bestond t.a.v.
de aannemer, ook reeds contact was met de woning
stichting „Patrimonium". Hier zijn de woorden geval
len: „de combinatie Heidinga-,,Patrimonium". Ik kan
niet inzien, waarom deze combinatie nodig was om
tot een prijsopgaaf te geraken. Dit had daar volkomen
buiten moeten blijven. Ik ben dan ook werkelijk be
nieuwd naar de motivering, waarom dit gebeurd is en
of dit gebeurd is mede met voorkennis van het College.
Ik meen zelfs begrepen te hebben misschien kan
dat nog eens duidelijker gezegd worden dat het
College hier ten enenmale niets van af wist. Dit is
toch wel een gang van zaken, die zeer onbevredigend
is en die dus ook niet bevorderlijk zal zijn voor het mee
gaan met de motie-Boomgaardt. Ik geloof ook niet,
dat het van die zijde zelf verstandig is om dit zo te
stellen. Immers, zoals Wethouder Tiekstra ook heeft
gezegd, zal dit, zonder dat dit zo behoefde te zijn, toch
naar buiten de indruk vestigen, dat hier een combina
tie tot stand gekomen is, die geen reële grond had,
die alleen maar aanleiding kan zijn tot veronderstellin
gen, die niemand waar kan maken, maar waardoor de
sfeer toch zeker wordt bedorven. Dat „Patrimonium"
hier in de eerste plaats aanspraak op zou moeten en
kunnen maken, kan ik dan ook helaas niet zien, want
het is juist „Patrimonium" geweest Wethouder
Tiekstra heeft dat ook gezegd die niet alleen zelf
uit het bouwteam is gestapt, maar ook geprobeerd
heeft de anderen te bewegen hetzelfde te doen. Dit
plan is duurder dan datgene wat wij tot nog toe ge
bouwd hebben. Het is niet een onbekend woord, dat wij
niet bouwen voor vandaag, maar dat wij mede bouwen
voor de toekomst en dat de woningen, die wij nu bou
wen, een beter woongerief moeten bieden dan de tot
nog toe gebouwde. Dat „Patrimonium" nu aanspraak
zou willen maken op de woningen, die tot een andere
klasse behoren en straks ook beter verhuurbaar zullen
zijn dan die uit het plan, ten aanzien waarvan zij zich
heeft teruggetrokken, en die ik nu niet direct minder
goede woningen zou willen noemen, terwijl dan de
andere woningbouwverenigingen, die het eens opgezet
te bouwteam trouw zijn gebleven, alleen de minder
goed haalbare woningen wat er dan ook maar van
dat plan terecht komt zouden kunnen krijgen, dat
is voor mij toch iets onverteerbaars. Ik ben het met
Wethouder Tiekstra eens, dat het zeer onbegrijpelijk
is, dat een aannemer zelf zou bepalen, wie zijn op
drachtgever is voor de bouw van deze woningen en dat
de prijs voor de één wel zou gelden en voor de ander
met. Hier maakt de fa. Heidinga het beslist niet beter
mee. Dat men een eens gegeven prijs handhaaft en
zegt: ik kan niet verder komen dan nu en ik kan van
mijn kant dat prijsverschil niet overbruggen, daar kan
ik inkomen en dat is begrijpelijk. Maar dat men het
ene moment zegt: Ik ben wel bereid om dit te doen
voor die bepaalde combinatie, maar even later: Ik wil
dat niet, althans ik wil daar als voorwaarde aan ver
binden, dat „Patrimonium" meedoet, dan vraag ik
Wat is dan toch eigenlijk de noodzaak geweest, dat
deze combinatie moest ontstaan en is ontstaan zonder
nadrukkelijke voorkennis van het College Ik zou
daarover en dat gaat misschien moeilijk in deze ver
gadering toch wel een nadere uiteenzetting willen
hebben. Waarom wordt nu plotseling die prijs niet meer
gestand gedaan en stapt men ervoor weg?
Daar even verder op doorgaande, vraag ik me ook
af: Is architect Witteveen bereid dit plan te laten uit
voeren in opdracht van een tweetal andere bouwver
enigingen? Want wanneer dat wèl het geval is, dan
wordt het me nog weer minder duidelijk, waarom hij
op een bepaald moment dat contact opgenomen heeft
speciaal met „Patrimonium". Als hij dus op hetzelfde
standpunt zou staan als de heer Heidinga, dan zouden
we moeten concluderen, dat de gehele zaak praktisch
op de rug ligt en dat men dan zelfs niet eens meer
over een bouwplan zou beschikken. Ik geloof niet, dat
dit zo is, maar men kan zich dat even afvragen.
Vooral omdat dus op een bepaald moment toch in die
richting is gestuurd.
Ik geloof, dat ik hiermee wel de nadere vragen die
bij mij opgekomen zijn na de beantwoording door de
beide wethouders, naar voren heb gebracht.
Het komt in het kort dus hierop neer: Wat was nu
de noodzaak voor het samenspel van architect Witte
veen, aannemer Heidinga en „Patrimonium" Dat van
de eerste twee is voor mij heel begrijpelijk en aan
vaardbaar en als het louter gaat over de beoordeling
die in de regel niet aan ons is van het aanne
mingsbedrijf als zodanig, dan zou ik persoonlijk zeggen,
dat dit bouwbedrijf zeker niet minder is dan de andere,
waarmee we in deze gemeente toch ook nog wel eens
gewerkt hebben. Dat behoeft dan geen bezwaar te zijn.
De combinatie die enige malen genoemd is met
de bepaalde woningstichting is echter voor mij totaal
onbegrijpelijk. Ik kan ook zeker niet hiermee in zee
gaan. Was het mogelijk een aantal woningen te bou
wen, dat redelijkerwijze in drieën deelbaar is (maar
zelfs de indiener van de motie, de heer Boomgaardt,
heeft gezegd, dat dit eigenlijk niet kan), dan geloof ik
toch, dat het ongemotiveerd is om louter op grond
van de voorgeschiedenis, die buiten ons om is gegaan,
die, naar ik veronderstel, buiten de meerderheid van
het College om is gegaan, te zeggen: Nu moeten toch
alle drie woningbouwverenigingen meespelen. Ik ge
loof, dat het dan werkelijk een verkeerde kant uit gaat.
Ik zou dus persoonlijk ook achter het standpunt van
het College willen staan, maar ik wil hier toch wel bij
zeggen, dat de bouw van deze woningen zeker door zal
moeten gaan.
De hear Boomgaardt: Ik leau, dat wy bigjinne
moatte mei üs psychologysk to forpleatsen yn de situ-
aesje fan seis wiken lyn, doe't hjir hege druk ütoefene
is op it Kolleezje om to soargjen foar in réalisearber
plan op sa koart mooglike termyn. Wy kinne nou
maklik oer alderhanne détails prate, nou't it plan hjir
op tafel leit, mar wy moatte tobek gean nei dy tiid
en ik leau, dat dat ien fan de wichtichste faktoaren is,
dy't wy bisjen moatte om to witten, hwat it Kolleezje,
respektivelik de Wethalder, respektivelik de architekt
dreaun hat om to sizzen: „oanpakke!" En ik leau,
dat it de driuw is om to sizzen: hjir moat in réalisear
ber plan komme. Ik haw yn earste ynstansje sein: Ik
wit net, hwer't it misforstan üntstien is tusken Kol
leezje en Wethalder Van der Schaaf of tusken Wet
halder Van der Schaaf en de architekt, in feit is en
ik wol hjir de goede trou dochs abslüt foründerstelle;
ik mien, dat de Rie dat ek dwaen moat dat de archi
tekt sein hat, dat dit roun moast en dat hy soargje
soe, dat it roun kaem. Dan siz ik, dat men
dan net efternei mei alderhanne kanttekeningen kom
me moat. Ik leau, dat wy sizze moatte: Hjir leit in
plan dat wy helje kinne. En nou kin men natuerlik
sizze: Hokker wenningstifting moat it ütfiere en sa-
hwathinne, mar men moat witte, dat de architekt
miend hat dat nim ik alteast oan dat hy de
frijheit hie, om to hanneljen sa as hy woe, omdat
en dat is ek de meidieling fan Wethalder Van der
Schaaf hy, de Wethalder, sein hat, dat de architekt
frij mandaet krige. En nou kin men efter in hiel soad
goede dingen forkearde bidoelingen sjen, mar ik leau
net, dat dingen dy't goed binne oantoand hoege to
wurden en ek net, dat de gedachte, dat dy forkeard
wêze soene, bistriden wurde moat. Ik leau net, dat dat
nedich is. En nou siz ik derby: Wy witte, yn hokker
needsituaesje wy hjir yn Ljouwert forkeare, moatte
wy dan nou noch prate oer réalisearring fan it bou-
volume 1963 yn Ljouwert En ik fyn it dochs wierliken
foar üs as Gemeenterie buten roai, dat wy hjir sa
stean moatte to debatearjen oer in detailpunt. (De hear
Tiekstra (weth.): In detailpunt?) Ik bigryp, dat elk
syn motyf hat om oer dizze saek hwat to sizzen. Ik
bin lykwols fan twa punten ütgongen: It foarste wie,
dat it hjir in saek wie fan opsjitte en oanpakke, dat
iderien yn dizze Rie en ek it Kolleezje derfan oer-
tsjüge wie, en it twadde wie en dêrom binaderje ik
yn ider gefal de saek oars as de hearen oan de oare
kant dat de Gemeente yn'e regel, as it giet oer
in bouprojekt fan in wenningbouforiening, in passive
halding oannimme sil. Dat is de normale gong fan
saken by bou troch in wenningbouforiening. En dan
siz ik noch ris, dat hjir de earste pretindint „Patrimo
nium" wie en it is noch myn oertsjüging, dat it rid-
lik wie, dat „Patrimonium" de tawizing krije soe. Ik
haw dy moasje allinnich yntsjinne om to sizzen: Nou
moatte wy sjen, dat wy meiinoar dizze saek réalisearje.
En as wy sizze: Lit dan alle trije wenningbouforienin-
gen partisipearje, dan is fan üs kant, tinkt my, düdlik
toand, dat wy it royael spylje wolle en dat wy de
tsjinstellingen sa min mooglik skerp stelle wolle.
Om nou op in pear punten üt dizze diskusje werom
to kommen. Ik mien, dat it net nedich is op elk detail
punt yn to gean, hwant men kin in goede saek altyd
wol yn in forkeard deiljocht stelle. Ik leau dus,
dat dizze saek wol goed is. Dan wol ik sizze, dat
de bou fan dizze huzen dêr't it nou om giet, los stiet
fan hwat yn it bouteam oan'e gong is en dat
men forkeard docht mei to sizzen: Wy wolle dy
twa wenningstiftingen dy't it bouteam trou bleaun
binne, hwat honorearje. Fierders dit: Hjir wurdt sein:
Omwille fan de diskusje fan seis wiken lyn heart it
net, sille de politike forhaldingen suver bliuwe, dat
de hear De Jong as foarsitter fan „Patrimonium" en
de hear Heidinga as oannimmer in aktive rol spylje
yn dizze saek. Hwerom heart dat net? Is dat, omdat
men skerp, miskien ünridlik is yn in debat Moat
men dan by wize fan sprekken üt in soart fan ran
cune sizze: Nou sille wy it Jimme wol ris leare? It
debat kin skerp west hawwe, it mei om my ek ünrid
lik west hawwe, ik fyn it forkeard dêr in motyf oan
to üntlienen om dizze beide hearen op de ien of oare
manear, hwat oars altyd kinnen hat, net partisipearje
to litten oan de réalisearring fan in bouplan, dat hjir
dan nou oan de oarder is. De firma Heidinga is mear
as ienris forsocht fan de kant fan it Kolleezje om
offertes to dwaen op wenningen en pryskalkulaesjes
to meitsjen foar it bouwen foar rekkening fan wen
ningstiftingen en dan bigryp ik net, hwerom it nou
mei inselde baes net mear mei. Dat fyn ik ünsuver.
(De hear Tiekstra (weth.): Dat wie foardat de hear
Heidinga riedslid wie.) Dat is ek bard, wylst hy rieds-
lid wie, hwant ik haw it seis meimakke en de hear
Heidinga siet der earder yn as ik. Ik wit pertinint, dat
hy üt it Gemeentehüs wei frege is om offertes to
meitsjen. (De heer Jellema: Hij zat ook in het bouw
team.) Hy is by dat bouteam ek neamd. Dus dêr is it
biwiis op'e nij. Dat de saek nei in fel debat ynienen
oarsom leit, dat fyn ik nou in bidjer fan politike se-
den. Dan moat men de royaliteit ha om to sizzen: Wy
hawwe demonstrearre, dat wy net rankuneus wiene,
ik leau, dat de hear Tiekstra der him oer ütlitten
hat troch foar de twadde moasje to stimmen.
(De hear Tiekstra (weth.)Ja, dat wie al sa wünder-
lik.) Dat hawwe wy biwust dien. Wy halde üs fier fan
idere revanche en fan idere demonstraesje as soene
wy negatyf wurkje wolle en sa hawwe wy by einsluten
foar de moasje stimd, dy't üs ynstimming hie. En ik
leau, dat men dêr dus net in forkearde ütliz oan jaen
mei; wy hawwe dêrmei ütdrukke wollen: Wy wolle
meidwaen, as der saken oan'e oarder binne, dêr't wy it
mei iens binne. Ik fyn it dus rankuneus, dat men üt
de rounte fan it Kolleezje en fan de fraksje fan de
Partij fan de Arbeid oan it feit, dat hjir seis wiken
lyn in skerp debat west hat, it motyf üntlient om
noch „Patrimonium" noch de hear Heidinga partisi
pearje to litten yn dizze bou. (De hear Bootsma:
Hwerom moasten sy der ynhelle wurde?) Hwat ik
nou siz is de tendins fan hwat de hear Tiekstra sein
hat. En dat fyn ik nou polityk sedenbidjer.
Nou wol ik op in pear punten noch yngean. Punt 1
ik haw it al oansnien is, dat dizze huzen los
steane fan it greate plan yn't Ielan. Dit is in apart
projekt. Men hoecht dus net to sizzen: Twa trouwe
wenningstiftingen sille der yn partisipearje. Yn dit
forban kom ik op hwat de hear Tiekstra sitearre hat
oer de gong fan saken yn it bouteam. It soe de skyn
hawwe kinne, dat „Patrimonium" dy twa wenning
stiftingen üt dat bouteam prate woe, mar dat hat in
gesprek west dat wurdt my op in spykbryfke mei-
dield dat in hiel oare strekking hie. Net oer in üt-
treding, mar oer it forskouwen fan in bouterrein, om
dêrmei de fierdere bou mooglik to meitsjen, hat „Pa
trimonium" dizze wenningstiftingen binadere, dus wier
net om dy wenningstiftingen üt it bouteam to triuwen
of to heljen. Ik wol dus noch efkes düdlik stelle, dat
it noch oeral en altyd kinnen hat, dat in oannimmer.
lid-fan-de-Rie bouwe koe foar in wenningbouforiening.
(De hear Tiekstra (weth.): Dat skeakelje wy net üt.)
Dan haw: ik hjir notearre, dat dy hiele kwestje sjoen
wurde moat, ek psychologysk, under it ljocht fan de
tiidneed, dêr't it Kolleezje, de Wethalder of de archi
tekt yn wiene, dus dat de architekt bigrepen hat, dat
hy frij mandaet hie. En dat hat him derta laet dit
oan it adres fan de hear Bootsma om to sizzen:
Litte wy de saek mar roun meitsje. As it dan sa moat,
dat wy de dingen hjir op dizze manear bihannelje, dan
is it üs eigen skuld, dat wy der sa biroerd foar sitte.
Ik kin my yntinke, dat de hear Heidinga seit: Ik
haw „Patrimonium" in offerte dien, nou kin ik net foar
in oar, dy't nei myn ynsicht to'n ünrjochte der tusken
skoud wurdt, deselde offerte dwaen, en seit: „Ik
haw myn moreel ek". Ik neam it in kwestje fan morali
teit, dat in oannimmer, as syn freon en opdrachtjower
nei syn opfetting op in ünsaeklike en ünridlike manear
oan kant set wurdt, him dan solidair forklearret mei
dy opdrachtjower, nettsjinsteande him dat miskien ek
noch wol jild kostje kin. „Patrimonium" hat yndied
it oantal huzen boud, dat troch Wethalder Tiekstra