32 33 veen heeft mij gevraagd, maar de aanbieding moest worden gedaan aan „Patrimonium"; dat staat ook op de inschrijvingsbiljetten. Laat het naar Uw mening fout zijn, maar in ieder geval, dat is wat ik er van weet. Toen mij dus werd gevraagd: Wilt U die aanbieding niet doen aan „Patrimonium", maar aan de twee an dere woningstichtingen, heb ik direct gezegd, dat ik helemaal geen bezwaar had voor de beide andere woningstichtingen te werken, in het minst niet. Wanneer dat zo zal uitkomen, zal ik dat met plezier doen en dan hoop ik, dat we dat ook met grote vreug de met elkaar doen. Ik zou niet weten waarom niet. Maar ik kan het op dit moment niet opbrengen, tot „Patrimonium", die er verschrikkelijk veel werk voor gedaan heeft, om het resultaat te bereiken, dat is be reikt, te zeggen: En nu ben ik jullie niet meer nodig, maar ik ga met die beide anderen. Ik heb ge voeld, dat dat in de Raad wel eens heel moeilijk zou kunnen liggen en daarom heb ik gezegd: Kunnen ze het dan niet met z'n drieën doen Ik vind het prima, dat de beide andere erbij komen, maar ik wil dus, dat „Patrimonium" er toch in blijft participeren. En ik heb gehoord, dat de beide andere woning stichtingen dat ook prima vinden. Dus ik vraag mij af: Waarom moet we hier nu toch zo'n herrie maken? Die woningen kunnen gebouwd worden. Wij hebben dat met heel veel moeite en pijn bereikt en nu worden er nota bene alle mogelijke politieke gronden gezocht en overal wordt wat achter gezocht, terwijl ik U met de hand op mijn hart verklaar, dat er niets achter zit. Wij hebben ons uiterste best gedaan om dit resultaat te bereiken, het resultaat is bereikt en het gaat naar B. en W. En dan wordt er gezegd: Ja, maar dit is niet aanvaardbaar, omdat het anti-revolutionairen zijn. (Stemmen: Nee, nee.) Ik ben volkomen bereid deze woningen te bouwen; ik heb daar een schriftelijke offerte voor gemaakt, die mijn bedrijf volkomen hand haaft; U moet doen wat U niet kunt laten. U kunt van de Fa. Heidinga en Zn. deze woningen krijgen voor het bedrag, dat ze heeft aangeboden. Die prijsaan- bieding ligt er, ook bij de Gemeente. (De heer Bootsma: Zijn wij die „U" of is dat „Patrimonium"?) Hier in het stadhuis ligt die prijsaanbieding. (De heer Vellenga (weth.)Laat de Raad dit dan uitmaken.) (De heer Tiekstra (weth.): Dat vind ik ook; dit is een zaak van de Raad. (De heer Vellenga (weth.)Als U X of Y kiest, Heidinga bouwt. Moet ik het zo begrijpen?) (De heer Van der Veen: Slikt U die verklaring dan in?) Nee, die slik ik niet in. Dat kan ik toch niet doen! Daarin hen ik toch wèl duidelijk. (De Voorzitter: Daar geeft U geen antwoord op.) Daar geef ik wèl een ant woord op; daar ben ik mee begonnen. Ik heb gezegd, dat mijn bedrijf prijsaanbieding aan „Patrimonium" heeft gedaan; ik heb gevoeld dat ergens moeilijkheden zouden liggen, en ik heb gezegd: Ik wil voor 2/3 de hand toesteken; laat „Patrimonium" er dan maar een klein deeltje van hebben, maar ik kan het echt voor mijn moreel niet verantwoorden, dat ik nu uitgerekend tegen die mensen, die zich hier zo voor hebben uit gesloofd, zal zeggen: „Patrimonium", de groeten, en ik maak die woningen voor „Beter Wonen". Maar ik heb niets op „Beter Wonen" tegen, ik zal er met ple zier voor werken. (De heer Tiekstra (weth.): U aan vaardt dus de raadsbeslissing, hoe die ook uitvalt?) Ik laat de Raad volkomen vrij, want de Raad i s vrij. De hear Boomgaardt: Ik woe wol efkes ütstel foar biried hawwe. De Voorzitter: Nee, de heer Heidinga is aan het woord. Of is hij uitgesproken? De heer Heidinga: Ja. De Voorzitter: Het is negen uur geweest. Dan schors ik de vergadering. De Voorzitter: Ik heropen de de vergadering. De heer Heidinga: Wij hebben even beraad ge houden in onze fractie en het is mij vanavond toch wel enigszins duidelijker geworden, en speciaal ook in dit beraad nog, dat de stelling die ik geponeerd heb, dat „Patrimonium" zal moeten participeren, ontzaglijk zwaar door de Raad is opgenomen, in ieder geval m.i. veel zwaarder dan nodig was, maar daar blijf ik ver der buiten. Dit heeft echter toch wel een dergelijk naar gevolg, dat het mijn bedoeling natuurlijk in het geheel niet zijn kan. Ik ben dus persoonlijk, geloof ik, niet verantwoord, als ik daarmee het odium op mij zou laden, dat de woningbouw in Leeuwarden, al was het ook maar 14 dagen, zou worden opgeschort. En om dat gevolg dus te elimineren, verklaar ik bij dezen, dat ik mijn speciale wens „Patrimonium" ook als opdracht gever te willen handhaven, intrek. Ik wil U eerlijkheids halve erbij zeggen, dat ik meen, dat „Patrimonium", gezien alles wat ze hieraan gedaan heeft, er volko men recht op heeft, maar dat is nog weer een andere zaak. Zoals het nu evenwel staat, meen ik, dat ik het me toch niet kan veroorloven, dat ik hierdoor, al is het ook slechts in schijn, de woningbouw in Leeuwarden zou ophouden en ik verklaar dus, dat ik ook voor „Beter Wonen" en voor „St. Joseph" deze woningen, als mij dat gevraagd wordt, wel zal willen bouwen. De heer Van der Veen: Zijn de andere firmanten van de heer Heidinga het daarmee eens? (De heer Heidinga: Ja.) Juist. De hear Boomgaardt: Wy binne it hjir as Rie der wol oer iens, dat dizze huzen boud wurde moatte; dat wie ek de bidoeling fan de a.r. fraksje. Hjir hat in moasje lein, dy't as strekking hie itjinge wy as rjocht. feardich seagen. Der wurdt troch in hiel great diel düdlik de mearderheit fan de Rie oars oer tocht as troch dyjingen, dy't har foar dizze moasje ütsprutsen hawwe. It is dus inkeld praktysk om de moasje yn to lüken, mar ik wol dat ek dwaen om minoftomear in bydrage to leverjen ta herstel fan de goede forhal- dingen, dy't wy yn Ljouwert sa tige nedich hawwe. om ienriedich op to arbeidzjen foar it bouwen fan huzen foar üs ynwenners. Ik lük dus de moasje yn. De heer Bootsma: Ik ben gisteren begonnen met dit onderwerp aan te snijden en ik neem haast aan, dat ik nu de laatste spreker zal zijn, tenzij ook het College behoefte heeft aan een derde ronde. Dat hoort er dan ook eigenlijk bij. Ik ben toen begonnen met te zeggen, dat ik noch tegen architect Witteveen, nóch tegen aannemer Heidinga ben, nóch tegen „Patrimonium" als woningstichting enig bezwaar zou hebben. Maar ik heb wel gemeend, stelling te moeten nemen tegen het onder dwang nemen van een besluit. En daaruit is tenslotte heel veel van de narigheid, die wij in deze twee dagen hebben beleefd, voortgekomen. Ik ben dan ook alleen maar blij, dat men aan de andere kant, zij het dan op de valreep, toch die wending heeft genomen, die zeer zeker nodig en nuttig zal zijn tot het herstel van de goede verhoudingen. Ik geloof dan ook, dat men deze verzekering van ons moet accepteren, dat er geen sprake is van enige rancune en dat ook bij ons alleen maar voorop staat in de kortst mogelijke tijd te komen tot het ver minderen en liefst tot het opheffen van de woningnood in deze gemeente. De Voorzitter: Ik heb van de heer Tiekstra gehoord, dat de heer Van der Schaaf en hij van het woord af zien. Ik stel dus voor de beraadslagingen te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 17 en 18 (bijlagen nos. 137 en 117). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 19 (bijlage no. 133). De heer J. de Jong: Ik ben geen tegenstander van het bijzonder onderwijs, hoewel ik het „openbaar onderwijs onverdeeld" propageer. Het wil mij echter voorkomen, dat de school, voor welker oprichting onze medewer king wordt gevraagd, toch wel weer een bijzonder soort onderwijs geeft. Wij hebben van de week in de Leeu warder Courant in de rubriek „Ingezonden" kunnen constateren, hoeveel gereformeerde richtingen er zijn. En als die nu ieder een eigen schooltje willen hebben en men kan, met permissie, van de gereformeerden zeggen, dat ze bijzonder strijdbaar zijn; bij de anderen heb je dat schijnbaar zo niet dan zijn wij nog lang niet, waar we moeten zijn. De raadsbrief volgende, kom ik tot de conclusie, dat, als wij die medewerking verlenen en het voorstel zou dus aangenomen worden, er dan van de andere gereformeerde scholen ik noem die nu maar even zo een aantal kinderen ver trekken. Daar komt bij, dat voor 45 kinderen deze ge reformeerde school wordt aangevraagd. Naar ik meen, is het wettelijk maximum 110. Al met al zou ik van de Wethouder wel eens willen weten, of dit kans van slagen heeft. In ieder geval ben ik tegen verlenen van medewerking. En ik zou ook, als ik geen bevredigend antwoord van de Wethouder krijg, graag stemming over dit voorstel hebben. De heer Kingma: Ik kan me voorstellen, dat ver schillende mensen het nodig achten hun kinderen naar een school met de Bijbel te sturen of een katholieke school, maar ik meen toch, dat de keuze t.a.v. het aan tal scholen op christelijke grondslag en bijzondere scholen in het algemeen groot genoeg is en dat we er zeker niet nog een richtinkje bij moeten hebben, want dan gaan we, net als de heer De Jong ook al opmerkte, eigenlijk toe naar een schooltje voor iedere Nederlan der en dat lijkt me toch beslist onjuist. Ik geloof, dat we met een Nationaal-Christelijke school meer op de goede weg zijn dan met allerlei aparte richtingen. Ik zie helemaal de noodzaak niet in ikzelf voel meer voor het openbare onderwijs, maar dat doet hier niet ter zake van het stichten van deze school. Ik weet niet, of het mogelijk is een dergelijk verzoek af te wij zen. maar ik moet hier toch beslist tegen zijn. De hear Boomgaardt: Ik mei wol sizze, dat dizze oanfraech om meiwurking ek yn de a.r. fraksje net mei great enthousiasme üntfongen is. Ek wy binne fan miening, dat, as der skoallen wêze moatte, dy't üt in üngelikens prinsipe wei laet wurde, de splitsing net greater wêze moat as perfoast nedich is. Wy miene, dat kristlik-nasionael ünderwiis posityf genóch wêze kin en yn de praktyk ek biwiisd hat genóch posityf to wêzen sadat gjin oare skoallen dêrneist nedich binne. It biswier, dat ik dus haw tsjin dizze oanfraech jildt yn wêzen ek wol foar de Herfoarme skoallefor- iening, dy't wy yn Ljouwert hawwe. Mar wy kinne net by dat biswier stean bliuwe; op dizze kwestje hawwe wy üngelikense fisys. Ek de frij makke gereformearden miene, dat sy foar de skoalle oansluting hawwe moatte by har fisy. Dizze saek is regele by de wet. Men soe wol sizze kinne, dat wy hjir op formele groun, sünder de wet gewelt oan to dwaen, wol ünderüt kinne dat toant it Kolleezje ek oan mar as men in royale en loyale ütwurking jowt oan de bidoeling fan de wet, dan leau ik, dat wy üs konformearje moatte oan it ütstel dat it Kolleezje docht; dêr stelle wy üs ek sünder ienich foarbihald efter. De heer Tiekstra (weth.): Ik meen, dat duidelijk is wat ook de heer Boomgaardt gezegd heeft, n.l. dat de Raad de L.O.-wet heeft uit te voeren en dat het dus slechts gaat om toetsing van deze aanvraag aan be palingen van die wet. Dat betekent omtrent die kwestie heerste toentertijd grote mate van éénstemmig heid bij de politieke partijen dat men, persoonlijk voorstander zijnde van openbaar of bijzonder onder wijs van welk soort ook, geroepen is deze wetsbepaling uit te voeren. Het gaat hier uitsluitend om de vraag, in welke mate deze aanvraag voldoet aan de bepalingen der wet. Deze aanvraag voldoet niet aan het vereiste van het minimum aantal van 100 leerlingen. Daar komt men 46 aan te kort, want het aantal leerlingen, dat wel mag worden meegeteld, staat vermeld in de vierde alinea van de raadsbrief op blz. 2, n.l. 54. De wetgever heeft de wijsheid gehad om te begrijpen, dat niet onder alle omstandigheden de blote cijfers de doorslag kun nen geven, dat er nl. ook omstandigheden zouden kun nen bestaan, die medewerking rechtvaardigen, als deze omstandigheden op zichzelf als gewichtig genoeg kun nen worden beoordeeld. Welnu, ik zou aan de ouders van kinderen, die de gewone lagere school moeten be zoeken, wel de vraag willen voorleggen, of zij omder- wille van de principiële keus van een bepaalde school- richting bereid zouden zijn een zo groot aantal kinderen, als hier genoemd wordt, dagelijks de reis te laten ma ken naar Drachten, een vervoersafstand van 30 km on geveer. Als Wethouder van Onderwijs ben ik van me ning en zo is ook de redenering van het raadsvoorstel waaraan ik heb meegewerkt dat men, de geest van de L.O.-wet volgende, de afstand en het dagelijks heen en weer trekken van een groep kinderen over die af stand bepaald gewichtige omstandigheden kan achten. Dat althans is het standpunt van de grootst mogelijke meerderheid van het College. Uiteraard geldt hier een subjectieve maatstaf, i.e. het wegen van de zwaarte van deze omstandigheden. Overigens behoeft het op zichzelf te lage aantal mee te tellen kinderen nog niet in te houden, dat een dwergschooltje ontstaat. Er is nog een aantal andere kinderen maar die mogen niet worden meegeteld dat deze school in Leeuwarden zal gaan bezoeken, n.l. kinderen van buiten Leeuwar den, wier ouders dezelfde schoolkeus zullen willen ma ken. We mogen dus gevoeglijk aannemen, dat hier een levensvatbare school kan ontstaan. M.i. wordt daar mee ook voldaan aan een criterium, dat uit onderwijs- oogpunt gesteld mag worden Ik meen, dat ik hiermee moet volstaan en, afgezien van mijn persoonlijke overtuiging terzake, die bekend genoeg is, beveel ik de Raad van harte aan medewer king te verlenen aan dit voorstel. De heer J. de Jong: Ik ben toch niet door de Wet houder overtuigd van de noodzakelijkheid van deze school. Ik ben het in zoverre eens met de heren Boom gaardt en Kingma het is mijn persoonlijke mening, maar die uit je hier ook per slot van rekening dat het bijzonder onderwijs en vooral dat op gereformeerde grondslag, zoals ook uit het overgelegde staatje blijkt, wel voldoende is. Daar behoeven we niet meer een ander soort bij te hebben. Want nu komen de mensen van art. 31 en aanstonds kan er wel weer een andere groe pering komen. Lijden de bestaande scholen daar dan niet onder? Nu behoef ik mij niet druk te maken over de bijzondere scholen, en dat ben ik ook niet van plan, maar het geld van de overheid gaat in deze zaak zitten. Ik zou dan ook wel willen, dat de Raad over dit voor stel stemt. De heer Kingma: Ik meen, evenals de heer De Jong, dat we dit voorstel niet kunnen steunen, omdat er vol gens mij ik heb het in eerste instantie ook al ge zegd hier voldoende scholen zijn op elk levensbe schouwelijk terrein. Ik vind het ten zeerste van belang, dat men de bijzondere scholen-gemeenschap niet voor elk klein groepje gaat uitbreiden. Met moet niet een privéschooltje willen hebben. Maar dat mag ook nog; men mag privé-onderwijs geven. Ik geloof echter be slist niet, dat wij met het verlenen van medewerking aan deze schoolstichting een goed werk doen in het belang van de opvoeding van en het onderwijs aan de Leeuwarder jeugd. Het kan inderdaad ook ten nadele zijn van bestaande scholen, afgezien van de vraag, of het nu bijzondere scholen zijn of openbare. Dat maakt voor mij geen verschil op dit moment. En als bepaalde ouders het er voor over hebben hun kinderen naar Drachten te sturen, vooruit dan maar, maar ik zie niet in, dat de Raad eraan moet meewerken om dit door gang te doen vinden. De heren J. de Jong en Kingma verlangen stemming. Het voorstel van B. en W. wordt aangenomen met 20 tegen 9 stemmen (die van de heren Klijnstra, C. de Vries, Venema, Kingma, J. de Jong, Mevr. Hiemstra. Molenaar, Mr. Keuning, Mevr. Ringenaldus-van der Wal en de heer Spiekhout.) Punten 20 t.e.m. 22 (bijlagen nos. 118, 116 en 117). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 124). De heer G. de Vries: Persoonlijk heb ik er enige moeite mee, het preadvies, zoals U dat geformuleerd hebt in de raadsbrief, te volgen. U stelt hierin, dat het College het voor scholen die in het bezit zijn van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 5