10
11
drag op te brengen of zijn wij ook bereid om dan het
leeuwenaandeel van dit gehele geval aan financiële
lasten als Gemeente voor onze rekening te nemen
Ik zou zeggen: Wanneer wij met niet al te veel lasten
voorshands die tien of vijftien jaar, en wat mij betreft
zou ik het nog wel wat langer durven doen juist om
dat ik aanvoel dat wij de eerste tien a vijftien jaar
nog niet van deze bodediensten af zijn. Dit is een ont
wikkeling die heel geleidelijk afneemt en al naar ge
lang het afneemt, komt er meer parkeerruimte vrij op
het oude veemarktterrein en kunnen we ons zo ge
makkelijk aanpassen. Het terrein ligt daar, jn de
parkeerruimte wordt elders op een andere manier voor
zien. Wanneer men dit gehele vraagstuk van alle kan
ten bekijkt en ziet hoe dit ook in overleg met alle
groeperingen uit de bevolking die hier in sterke mate
mee te maken hebben heeft plaatsgevonden en dat
hierbij unaniem telkens weer gezegd werd: „Daar en
niet ergens anders", dan zegt dat voldoende. Alleen
het adres van de Kamer van Koophandel wijkt af van
het eenmaal door de betreffende commissie genomen
besluit waarmee ook de Kamer van Koophandel aan
vankelijk instemde; dat afwijkende standpunt van de
Kamer houdt in om het bodeterrein dan voor de eerste
tien of vijftien jaar te verplaatsen naar de oude vee
markt. Dus het is bepaald niet zo, zoals de heer Spiek-
hout het stelt, van dat men er eigenlijk uit kan lezen,
om het direkt maar ergens anders heen te verplaatsen;
dat mag men er niet uit lezen en kan bepaald niet
zo gesteld worden. Als U dat zo zou interpreteren,
dan zou U naar mijn mening de bedoeling van de
Kamer van Koophandel groot onrecht doen, want die
konsekwentie durft men daar vast en zeker niet uit
te trekken.
Ik geloof dat de kwestie van de perronhoogte een
element is die men voorshands facultatief kan stellen.
Ik zou me kunnen voorstellen wanneer men dit station
goed naar de eisen des tijds wil inrichten, dat men niet
buiten die perronhoogte kan. Zou men er niet voor ge
voelen, dit door de Gemeente te laten doen, tenzij het
bedrijfsleven of de vervoerders zelf bereid zouden zijn
om de lasten uit die investering te dragen, dan zou
dat te bekijken zijn; wanneer de belanghebbenden be
reid zouden zijn om de daaruit voortvloeiende lasten,
over tien a vijftien jaar uitgesmeerd, voor hun reke
ning te nemen, dan zou ik er alles voor gevoelen in
deze richting iets te ondernemen. Het last dat men
iedere dag weer heeft waneer men het niet zou doen,
acht ik wel zo groot, dat ik deze extra investering
daarbij ten zeerste in overweging zou willen geven. Ik
zou het facultatief willen stellen, door te vragen of
het Gemeentebestuur in overleg wil treden met het
bedrijfsleven om dit plan verder te realiseren. Ik ge
loof dat men dan ongetwijfeld wel tot een passende
oplossing zal komen.
Dit zijn zo enkele argumenten, die inderdaad een
tegenhanger vormen van het betoog van de heer Spiek.
hout en nu zullen we straks tot een beslissing moeten
komen. Wanneer die eventueel zou uitvallen in de rich
ting van de heer Spiekhout, dan zou ik in ieder geval
wel aan B. en W. willen vragen, dit alles nog eens
terdege goed voor te bereiden. Ik heb de indruk dat
wij met het voorstel zoals B. en W. dit eigenlijk in
deze nota vastgelegd hebben, geen grote risico's lopen.
Wanneer het inderdaad met een paar ton aan investe
ringskosten te bekijken is en wanneer de verkeers
situatie hier bepaald niet te sterk overtrokken behoeft
te worden, dan zou ik er geen behoefte aan hebben
daar nog eens een uitgebreide nota over te ontvangen.
Zouden wij ons daarentegen toch in een situatie be
geven, waarvan we de consequenties niet voldoende
kunnen overzien en we weten dat we daarmee recht
streeks indruisen tegen de belangen van èn midden
stand èn publiek èn verladers èn vervoerders die dit
unaniem zo gesteld hebben, dan zou ik van B. en W.
toch nog wel graag over dit punt een nadere be
schouwing willen hebben, ook gezien de vragen die de
heer Spiekhout hier zelf gesteld heeft. Ik hoop dat het
zover niet komt, want ik heb er geen behoefte aan.
Maar zou het die kant uitgaan en zou de heer Spiek
hout dit laten uitmonden in een voorstel, dan vraag
ik bij deze om het in deze geest te formuleren. Wat
betreft het grote gebouw, in onze fraktie heeft men
daar wel terdege bezwaar tegen, dat men op dit mo
ment te overhaast met een voorstel in deze richting
zou komen. Wij zouden wel eens willen vragen, wat de
gemeentelijke adviseurs, die terzake deskundig zijn op
dit gebied, ervan zeggen. Is dit een voorstel van B.
en W. Hoe denken de betreffende gemeentelijke dien
sten hierover? Is dit plan wel voldoende overwogen
en doordacht Ik kan me haast niet voorstellen dat
zo'n groot gebouw (flat) daar precies past in de
situatie zoals die daar ligt. Is dit inderdaad zo dat dit
aan alle kanten weloverwogen is? Zien B. en W. hier
ook het gevaar in dat dit, wanneer men dit zou willen
doorzetten, een behoorlijk speculatie-object gaat wor
den? Ik zou dit gevaar echt nog niet zo klein achten
wanneer men op die plaats een hoog kantoor-flatge
bouw zou plaatsen en men daar liefhebbers voor zou
oproepen. Die zouden er gauw genoeg zijn. Maar er zijn
consequenties met betrekking tot de relatie tussen in
vesteringskosten en huurbedragen, die dan niet meer
te overzien zijn en dan is het de vraag of we dat onze
Leeuwarder bevolking mogen aandoen. Dat zijn maar
enkele vragen. En dan volgt mijn laatste vraag: Wan
neer men nu zo met de parkeerruimte op het oude vee
marktterrein omhoog zit, moet men naar mijn mening
daar niet zo'n groot kantoorgebouw neerzetten, want dat
vraagt ook parkeerruimte. Dan maakt men de parkeer-
chaos inderdaad groot. Als men dat bodestation niet
wil maar wel een groot kantoorgebouw, waar honder
den auto's bij moeten komen, dan zegt voor mij dat
argument van die parkeerruimte ook niet zoveel meer.
Laten we dan liever stellen dat we de parkeerruimte
niet kunnen missen, en daarom deze gaan verdelen
tussen de vervoerders enerzijds en het publiek ander
zijds. Zaterdagmiddags en 's avonds is het hele terrein
voor algemeen gebruik beschikbaar, maar dan moet er
geen gebouw komen. Laten we dan eerst maar eens
afwachten wat het saneringsplan ons biedt. Wanneer
dat b.v. zou aangeven dat de grachten, t.w. Zuider
gracht en Willemskade, tot aan de Verlas tsbrug dienen
te worden gedempt, dan hebben we parkeerruimte. Dat
zou een mogelijkheid zijn. Het is maar een mogelijk
heid, maar laten we dat plan dan maar zo kauw mo
gelijk hier op tafel krijgen, dan weten we tenminste
wat parkeerruimte betreft, in welke richting we kun
nen denken. U voelt wel, wij willen alvorens een uit
spraak te doen over dat grote gebouw, eerst een struc
tuurplan hier hebben en dan eerst weten wat de be
treffende adviseurte ervan zeggen, voordat wij ook
bereid zijn hier een principe-uitspraak over te geven.
Zou U dat wel van ons willen vragen, dan moeten we
zeggen: Neen, nu niet en misschien wel helemaal niet.
De heer Klijnstra: Onze fractie is ook tegen het
voorstel van B. en W. Het terrein van de oude vee
markt als bodeterrein beschikbaar te stellen lijkt ons
een halve maatregel. Nadat wij alles nog eens hebben
overwogen en wij ook geen begrotingscijfers hebben,
vermoeden we toch dat de kosten nogal vrij hoog zullen
zijn. Dit terwijl het eigenlijk een nood- of overgangs
maatregel is. Als het advies van de Kamer van Koop
handel gevolgd zou worden, dan betekent dit dat deze
maatregel ongeveer tien jaar zal duren, terwijl dan
een terrein aan de periferie gecreëerd zou moeten
worden. Alleen al de afschrijvingskosten lijken mij zeer
hoog te worden. Bovendien is dan het gecreëerde par.
keergedeelte naar onze mening veel te klein. Wij zijn
ook van mening dat hier dan minstens 700 a 800 auto's,
luxe auto's, moeten kunnen parkeren, gezien de ge
weldige toename van het gemotoriseerde verkeer. Wij
hebben vanavond nog kunnen beluisteren, via de radio,
dat de laatste tien jaar het gemotoriseerde verkeer in
ons land vervijfvoudigd is. Dit is heel wat anders dan
wat wij hebben kunnen zien bij de stukken, waarbij op
een tekening aangegeven was, meen ik, een parkeer
ruimte voor ongeveer 130 luxe wagens. Omtrent het
bouwen van een kantorenflat op dit terrein moeten
wij stellen, hiervoor niet geïnteresseerd te zijn, name
lijk de e.k. jaren niet. Wij zijn van mening, dat de wo
ningbouw en alleen de woningbouw moet prevaleren,
voorzover andere bebouwing niet beslist urgent is. En
dat zien wij in deze niet in. Omtrent de gecreëerde
sporthal, menen wij dat deze zaak op het moment niet
aan de orde is. Bij het aanbrengen van goederen naar
het bodeterrein, heb ik hierbij gedacht aan b.v. de
Condensfabriek en Koopmans Meelfabrieken e.d., en in
verband hiermee aan een bodeterrein in het Aldlan.
Ik meen dat er in de buurt van het toekomstige Oos-
tergoplein aan de Rondweg nog wel een terrcintje be
schikbaar zal zijn. Wanneer men bedenkt dat met deze
fabrieken veel zaken worden gedaan, vormt dit ter
rein een vrij korte weg waarbij men de binnenstad
helemaal kan vermijden. Moet het nieuwe bodeterrein,
vraag ik me af, werkelijk zo groot zijn? Wij hebben
uit dit raadsvoorstel kunnen lezen dat in 9 jaar het
aantal bodediensten ongeveer met 25 pet. is gedaald
en, zoals ook in de raadsbrief staat, zal deze daling
zich voortzetten. Wij stellen dan ook voor handhaving
van het huidige terrein, zoals het nu ligt, opruiming
van de bestaande obstakels daar, opnieuw bestrating
en gereedmaken voor een groot parkeerterrein.
De heer Taylor Parkins: Zonder twijfel heeft de
ontvangen nota ook onze aandacht gehad en is een
ev. verplaatsing van het bodeterrein, door ons van
verschillende kanten bezien. Dat het tegenwoordige
terrein op het Oldehoofsterkerkhof een niet juiste
plaats is in verband met de verkeersmoeilijkheden in
de binnenstad, is een feit wat niet velen onzer zullen
willen ontkennen. Of het klaarmaken van de oude vee
markt als bodeterrein beter is, dat kunnen we ook niet
onderschrijven. Want wij moeten, meen ik, voor de
toekomst en voor het moment reeds vermijden om in
de binnenstad ieder extra verkeer aan te trekken. We
zouden zelfs moeten ijveren het vrachtvervoer hieruit
te verwijderen, voorzover dit althans mogelijk is. Is
dus een verandering van bodestandplaats gewenst, dan
zal dit een verandering ten goede moeten zijn, nu reeds
gericht op een Leeuwarden van het jaar 2000 of in
die geest. De investeringen die voor een bodeterrein
van een dergelijke betekenis gemaakt moeten worden
zijn niet gering en als we de vragen van de verladers
horen dan weten we dat de verlangens niet klein zijn en
ze hebben recht op een goede voorziening, maar het
brengt zijn consequenties mee dat een nieuw in te rich
ten plaats ook werkelijk een aantal jaren tot genoegen
gebruikt moet kunnen worden. We zien dit niet bij het
nu aangewezen terrein. Uw conclusies zijn o.a. gebaseerd
op een in 1958 door de Kamer van Koophandel afge
geven rapport, een rapport gebaseerd op waarnemin
gen in de jaren 1955 tot 1958. Of ik hier, midden 1964,
na acht jaren van grote vooruitgang van het moto
risch verkeer, nog waarde moet toekennen aan het
rapport, mag ik betwijfelen. We weten allen dat de
toeneming van het verkeer ieder jaar groter was dan
deskundigen ons eerder voorspelden. De toeneming van
het aantal motorrijtuigen gaat van jaar tot jaar snel
ler waardoor een voortdurende overbelasting van we
gen, straten en parkeerpleinen of -gelegenheden ont
staat. Parkeerpleinen hebben we niet zoveel. Ook het
College van B. en W. en de Kamer van Koophandel
waren in 1962 niet zo zeker in deze zaak. Er verscheen
een tweede rapport met een aanbeveling voor de eerste
tien of vijftien jaar, waarbij zeer stellig de nadruk werd
gelegd op een tijdelijk karakter. Maar tegelijkertijd
geeft de Kamer van Koophandel in overweging bij de
verdere uitbreiding van stadsuitbreidingsplannen met
het plaatsen van een nieuw bodeterrein rekening te
houden. Waarom, vraag ik mij af, werd hier noch bij
de plannen in het Ielan, noch bij de plannen in het
Aldlan aandacht aan besteed. In Uw nota verstrekt U
o.a. gegevens over het teruglopen van het aantal bode
diensten. Het is reeds belangrijk teruggelopen, maar
zal dit doorgaan? Een groot vraagteken, want een
groot aantal plaatsen in de provincie zal toch belang
blijven houden bij een regelmatige verbinding met de
hoofdstad en de animo en de noodzaak in deze plaatsen
zal groot genoeg blijken te zijn om een dienst werk te
geven en vele plaatsen zullen ongeschikt liggen voor
een verdere combinatie met de ev. overgebleven dien
sten. Deze vermindering van het aantal bodediensten
zal dus ergens een stop moeten hebben. Ik vind voor
de grote provincie Friesland met Leeuwarden als mid
delpunt, een aantal van een 100 tot 120 diensten, toch
werkelijk geen overdreven aantal, wat dan nog voor
vermindering in aanmerking zal moeten komen, vol
gens meningen van enkele. Bij wijziging van functie,
zoals in Uw nota geschetst, zou ook het tegenwoordige
terrein tijdelijk aan de eisen geschikt gemaakt kunnen
worden. Dat echter de voorkeur van vele gebruikers
naar een plaats in het centrum uitgaat, is zeer begrij
pelijk. Iedere Leeuwarder autobezitter b.v. zou graag
een parkeerplaats vlak voor zijn deur willen hebben.
Elk bedrijf zou U daarbij kunnen vragen om ook twee
plaatsen voor zijn chefs te willen geven en dan graag
voor één, twee of drie vrachtwagens ook naast de
deur, want dat is wel gemakkelijk. Er is natuurlijk
geen gemeentebestuur dat ooit aan deze verlangens
kan voldoen. En toch vragen deze verladers dit op net
moment van U. Zij vragen de plaats voor handel en
vervoer die omstreeks 1900 is aangewezen. Wat wij
vandaag dus willen doen dat is een stap terugzetten in
de tijd. In Uw nota wijst U verder op ev. vrijkomende
tijd voor algemene parkeerruimte zoekenden. De par
keerruimte op het oude veemarktterrein zou, indien
aangelegd, zonder het gebruik door de bodediensten,
buitengewoon goed liggen voor treinreizigers welke,
komende uit de provincie, de wagen te Leeuwarden
achterlaten en verder gaan per spoor. Met het mede
gebruik door de bodewagens verliest het terrein voor
hen zijn bruikbaarheid, want in de middaguren zou
dit veld taboe zijn voor deze treinreizigers. Verder
vraagt U onze visie, op een hoogbouw aan de Sophia-
laan of mag ik zeggen in de nabijheid van de Sophia-
laan. Zoals zojuist is opgemerkt door één van de heren,
zou deze hoogbouw ook zijn parkeerruimte vragen.
Want de ondergrondse parkeerruimte die door U voor
dit tien bouwlagen tellende complex zal worden voor
geschreven zal zonder twijfel te krap zijn, tenzij dat in
drie, vier lagen ondergronds zou moeten gebeuren en
dan te duur zijn. De ondergrondse parkeerruimte zal
zonder twijfel te krap zijn voor de vele wagens van
het personeel dat op deze kantoren werkt en daarbij
nog ruimte moeten bieden voor de bezoekers. Het nij
pende parkeerprobleem waarmede U de nota afsluit,
wordt wel betrokken bij de suggestie voor het te plaat
sen gebouw; het werd niet aangeroerd als we over het
bodeterrein worden ingelicht. Zou mogelijk de oplos
sing van dit vraagstuk ook gezocht kunnen worden
op misschien de volgende wijze Een representatief
gebouw met royale parkeerruimte in de omgeving van
het oude veemarktterrein, welke voldoet aan alle vra
gen welke in deze omgeving in de toekomst kunnen
optreden. Het gebouw voldoende naar het westen of
zuidwesten geplaatst om ruimte te houden voor het
verkeer op het Stationsplein o.a. en voor de bodedien
sten nog eens onze aandacht te richten op het reeds
eerder geplande idee, een deel van de veemarkt. Ik
voor mij meen dat de tijden van de veemarkt en de
bodediensten mogelijk in elkaar geschoven kunnen
worden. En anderzijds een mogelijkheid te zoeken in
het Aldlan, dat nog geheel in ontwikkeling is.
De hear Santema: Dit fraechstik hat in sterke for-
kearstechnyske kant en ik soe dus sizze: Alle debat
hjiroer biweecht him om it forkear. En wy sykje al
hiel lang nei parkearromten en noch fülder sünt wy
it probleem fan de sanearring fan'e binnenstêd hawwe.
Wy sille by it bipalen fan üs halding net sünder it per-
spektyf fan'e sanearring fan'e binnenstêd kinne. Hjir
binne bihalven de parkearkwestje ek noch oare dingen
oan'e oarder en dan neam ik bygelyks, hwat de hear
De Jong sa düdlik nei foaren brocht hat, n.l. dat wy in
konsintraesje krije fan persoanenforfier, fan fracht-
forfier en fan forladers. Neffens myn persoanlik stan-
punt, en ik leau ek wol dat it it stanpunt is fan myn
fraksjegenoaten, is de bisteande tastan yn üs stêd
sa, dat in soad stedden der jaloersk op binne. Der stiet
yn dit oanbiedingsbrief noch wol in hiele bulte, dat
om in forklearring freget. Ik neam de romte dy't elke
frachtauto nedich hat as stanplak. Dat is een lyts
tokoart, mar dat kin my aensen miskien troch de Wet-
halder wol ütlein wurde. Mar wy moatte by dizze
frachtauto's, dy't der mar in diel fan de dei steane,
foaral der om tinke, dat dit mar in tydlike kwestje is.
En dat in great diel fan de dei dit terrein yn syn ge-
hiel biskikber bliuwt foar it parkearjen fan partiku-
liere auto's. De hear Spiekhout hat, neffens my, wol
hwat to sterk de bilangen fan de partikuliere auto's
nei foaren komme litten. Hy hie ek mei rjocht en
reden it bilang fan de forfierders nei foaren bringe