14
15
lemmeringen in de weg leggen. Nu zijn de argumenten
over en weer eigenlijk, wei bekend. De een zegt: wan
neer dat boaeterrein bier op üe oude veemarkt komt
aan krijgen we verkeer in ue binnenstad. Dn de ander
zegt: wanneer we dat naar buiten brengen dan ont
lasten we de binnenstad. Dat is allemaal heel betrek
kelijk waar. Want de zaak die in de binnenstad ge
vestigd is, moet zich toch altijd door de binnenstad be
wegen naar een terrein dat buiten is gelegen. Hij kan
dat doen langs de gemakkelijkste weg maar hij moet
toch altijd vanuit de plaats van vestiging door ae bin
nenstad daar naar toe gaan, zodat de ontlasting van
ae binnenstad, wanneer men het terrein naar de rond
weg brengt, toch echt maar een betrekkelijke ontlas
ting is. De heer Spiekhout heett ook nog iets gevraagd
over de kosten en eigenlijk is het jammer dat dit in
ae nota met is gesteid, maar ik wil dat toch wel even
aanvullen. Het is zo, dat wij kans zien om op het ter
rein van de oude veemarkt onder de overkapping met
een investering van ruim 250.000 gulden een voorzie
ning te geven die voor een aantal jaren voldoende is.
Wanneer wij een uitrusting' zouden geven aan een over
dekt gedeelte van het boaeterrein, met een perronver
hoging, die zeer gewenst wordt door de vervoerders,
dan zouden we komen op een bedrag van 300.000 gul
den; wanneer we de perronverhogmg achterwege laten,
dan zouden we komen op een bedrag van 220 a 225.000
gulden en dat resulteert, bij een afschrijving over tien
jaar, met een aanname van een zekere restwaarde, in
de orde van grootte van 25 a 30.000 gulden per jaar,
hetgeen draagbaar wordt geacht door de organisatie
van de bodediensten. Wanneer we echter naar een an
der terrein zouden gaan, naar het Zwetteterrein, dan
komen we op heel andere cijfers. Ik neem daarbij aan
een terrein ter grootte van ongeveer 22.000 vierkante
meter. Dat is het terrein dat op de kaart van de oude
veemarkt, die U hebt gezien, is uigezet met de rode
lijn, 22.000 m-. Op het nieuwe industrieterrein moeten
we daarvoor rekenen een grondprijs van laten we zeg
gen 20 gulden per m-, zodat we daar hebben aan grond-
kosten alleen een bedrag van ton. Wanneer we
daar een gebouw op denken, ongeveer ter grootte van
wat hier op de oude veemarkt ook is gedacht, dat is
een oppervlakte van 2000 meter, moet men rekenen op
een investering van laat ik zeggen rond 7 ton. En wan
neer we dan nog een verharding aannemen van 20.000
m2, dan komen we daarvoor op een bedrag van een
halve ton, en dat opgeteld levert 1,65 miljoen, laten
we zeggen, met tegenvallers meegerekend zo'n 1,75
miljoen. In die orde van grootte zouden we dan moe
ten gaan denken en ik wil er wel bij zeggen, dat dit
voor de organisatie van de vervoerders niet draagbare
cijfers oplevert. (De Voorzitter: De toegang er naar
toe komt er nog bij.) Op het industrieterrein is dan
een straat nietwaar, dat heb ik dus niet gerekend, maar
dat mag U er dan nog bij doen. Dit zou betekenen dat
wanneer men hiertoe overgaat, dat dan de gemeente
zich een belangrijke investering en belangrijk expoita-
tieverlies jaarlijks zou moeten getroosten. Want het is
niet aan te nemen dat de vereniging van bodediensten
dit op deze basis zonder subsidie zelfdekkend zou
kunnen exploiteren. Ik heb daarbij in ogenschouw
genomen dat bij het terrein aan de oude veemarkt een
afschrijving is aangehouden van 10 jaar en dat bij dit
geval een langere afschrijving kan worden aangenomen
uiteraard, maar de jaarlijkse exploitatielasten kunnen
we niet eenvoudig vergelijken en de investering is
uiteraard veel en veel groter. Nu zegt de heer Spiek-
hout, stel, dat als men daar op dat industrieterrein een
verharding zou aanbrengen van 20.000 m2, dan zou
dat als de benodigde oppervlakte zou inkrimpen, toch
nog wel ergens goed voor zijn. Dat is nu juist iets wat
ik betwijfel. Het is n.l. nooit zo voordelig als op het
terrein van de oude veemarkt waar we een terrein
gaan bestraten; dat krijgt de bestemming van stand,
plaats-bodeterrein, maar tevens is het parkeerterrein
en naarmate het aantal bodediensten van 120 inkrimpt
tot 100 of 80, dan wordt het parkeergedeelte, dat per
manent 7 dagen in de week beschikbaar is, wat groter
zonder dat er verder één tegel behoeft te worden ver
legd. Dat is dan helemaal benut voor parkeerruimte en
meteen op het moment dat het beschikbaar komt daar
voor geschikt, terwijl een parkeerterrein op de Zwette-
straat daar toch helemaal niet geschikt voor is en in
ieder geval in de verste verte dat rendement niet kan
opleveren. De heer Spiekhout heeft verder ter sprake
gebracht de kostenverhoging voor de middenstand en
dat dubieus geacht. Hij heeft ook gezegd dat ophaal
diensten misschien een deel van deze taak over zouden
kunnen nemen; dat zijn allemaal dingen die m het
perspectief aanwezig zijn en die het College ook wel
verdisconteerd heeft, maar waarvoor wij deze oplossing
hebben dat, naarmate het verkeer van de zaken naar
het bodeterrein zich gaat verplaatsen, we daarmee
gaan incasseren het voordeel van minder vervoer in de
stad en ook, naarmate de lijnen naar buiten zich gaan
concentreren, dat we daarmee ook incasseren het voor
deel van permanent meer parkeerterrein. De medede
ling van de Kamer van Koophandel, noe moeten we
die interpreteren Y Dat is vrij duidelijk, in het najaar
van 1962 heeft de Kamer van Koophandel gezegd: tij
delijk op het terrein van de oude veemarkt. Nu gaat
de neer Spiekhout bijna zeggen, ja eigenlijk moest de
Kamer van Koophandel, die tegen de bebouwing aan
de zijde van de Sophiaiaan is, zeggen: geen bodeter
rein. Nu gaat U het beter weten dan de Kamer van
Koophandel en dat mag best, maar U mag niet beter
weten wat de bedoeling van de Kamer van Koophandel
is, want anno 1962, en dat is nu nog zo, zegt de Kamer
van Koophandel, dat element dat ik zonet heb aange
duid als de voorziening vanuit Leeuwarder zaken naar
de provincie, de lijnen van verbinding waar onze mid
denstanders hun functie t.o.v. de omgeving' vervullen,
die is zodanig belangrijk dat de vestiging van dit ter
rein op de oude veemarkt aan te bevelen is. Dat is
het wat de Kamer van Koophandel bedoelt en dan zegt
hij: daarnaast is het parkeren een vraagstuk, het schep
pen van parkeerruimte is evenzeer van belang en daar
om moet U daar met een gebouw neerzetten. Zo is,
dacht ik, in totale zm de gedachtengang van de Kamer
van Koophandel. En waar moesten we dan heen? De
terreinen die wij de revue hebben laten passeren en
afgekeurd, die worden ook door de heer Spiekhout af
gekeurd; alleen zegt hij: kan het terrein op de nieuwe
veemarkt nu niet worden ingepast? Het probleem is
inderdaad zodanig dat zulks vier dagen vlot zou gaan;
alleen op de vrijdag dan zou het spaak lopen. En nu
hebben we er echt over zitten denken en de heer Pols
zal dat ook nog wel nader moeten toelichten, dat gaat
echt met. De veewagens komen vrijdags al om 6 uur,
zelfs donderdagsavonds al gaan ze op de vooraanbind.
ruimte hun lading lossen en verder blijven die heel
vroeg in de morgen komen. Ze vertrekken toch
niet voor tien uur, om twee uur gaan ze vertrekken en
daar gaat het nu juist knellen terwijl dan natuurlijk
ook het terrein niet schoon is. Dat is nog een punt dat
er bij komt en door ons is bekeken. Wanneer dat zou
kunnen zou men zeggen, dat is de oplossing alleen,
maar die oplossing zit er vandaag de dag bepaald niet
in. De heer De Jong heeft een betoog gehouden waar
ik aan voorbij ga met dankzegging voor de steun die
hij daarin geboden heeft aan het standpunt van het
College.
De heer Klijnstra vindt het een halve maatregel,
maar ik meen toch hem ook onder het oog te moeten
brengen, dat het belang dat de Leeuwarder midden
stand heeft als voorziening t.o.v. de omgeving, in zijn
gedachtengang niet voldoende de waarde krijgt waar
op het recht heeft. Dit is, ik heb het al gezegd en ik
behoef het niet te herhalen, het grote ding dat de door
slag moet geven en die functie moeten we niet, door
verplaatsing b.v. naar een terrein aan de Zwette, een
belemmering in de weg gaan leggen. Hetzelfde zou ik
tegen de heer Taylor Parkins kunnen zeggen die heeft
gevraagd of het rapport van 19551958 nog wel waar
de is toe te kennen. In ieder geval deze waarde, zou
ik aan de heer Taylor Parkins willen zeggen, dat ter
wijl het aantal bodediensten toentertijd op 170 stond
het nu op 120 staat en de heer Taylor Parkins heeft
zelf gezegd dat dit aantal misschien ook wel nodig
blijft en zich wel zal kunnen handhaven. Wanneer dat
het geval is, ik zelf ben daar niet zeker van, maar in
de gedachtengang dat het hier wel op de 100 zal blijven
zitten, dan is tevens daarmee aangeduid het belang
van deze tak van economische bedrijvigheid en daarom
zou dat eerder moeten leiden tot het gemakkelijker
maken en een tegemoetkomende houding jegens deze
tak van bedrijvigheid dan deze iets moeilijker te maken.
De hear Santema hat ek steun jown oan it ütstel
fan B. en W. en hat der torjocht op wiisd, dat in diel
fan de dei it terrein, ek as it as boadeterrein yn tsjinst
steld wurdt, ek noch tsjinst dwaen kin as parkearter-
rein foar oaren. En hy hat sein: in limyt fan tsien jier.
Dat soe men stelle kinne. Miskien is der noch wol fier
der oer to praten. De hear Santema is ek wol fan alie
ning, dat it foarstel fan B. en W. fortsjinnet oannom-
men to wurden. Hwer moat it folgjende terrein kom-
me? Moat it komme oan'e rounwei? Dat is ek noch
hwer de fraech; men kin ek like goed sizze, dat it oan
ien fan de ütfalswegen moat, dat is in punt, dat miskien
noch wol fan in greatere fisy bliken docht.
De heer Van der Veen heeft gezegd dat er niet zo
veel kwaad kan gebeuren als de Raad het voorstel van
B. en W. zou volgen en wat dat betreft heeft hij ge
sproken zoals ik ook heb gesproken. Wij gaan daar iets
doen en wanneer de situatie zich wijzigt, is er- op de
dag daarna de winst en de nieuwe mogelijkheid aan
wezig zodat hier inderdaad bepaald niet veel kwaad
kan gebeuren. Wij moeten dit terrein bestraten en dat
moeten we toch doen, we gaan wat kosten maken
onder die overkapping, dat is het enige. Voor een ge
ringe prijs krijgen wij een unieke gelegenheid waar een
dak op staat enz.; dat kunnen we hier aan de bode
diensten leveren. Ik meen dat het voorstel, zoals B. en
W. dat hebben gedaan een juiste afweging van de ver
schillende belangen is. Wij hebben oog gehad voor de
behoefte aan parkeerruimte. Op het weekend wordt
daaraan voldasn van twaalf tot negen en op vrijdag
van vier uur, half vijf af; we bedienen de middenstand
met hun wens op een korte afstand van hun zaak een
bodeterrein te vinden, we voldoen aan de wens van de
bode-organisatie om (nog) niet uit de stad weggedrukt
te worden en de Kamer van Koophandel en verdere
adviseurs. Wij dachten dat dit nu toch zou zijn
(De heer Bootsrna: Een schaap met 5 poten.) Ja,
het schaap met 5 poten, dat inderdaad gevonden was;
waar moest je het anders zoeken dan op de schape-
markt. (Gelach) Het is met overtuiging dat het College
dit voorstel toch handhaaft, hier zijn heel goede argu
menten voor en de argumenten die er tegen zijn aan
gevoerd, die miskennen naar onze mening een uiter
mate groot economisch belang dat hier aan de orde is,
het kostenvraagstuk. Dat doet de schaal, dacht ik,
doorslaan naar de oplossing die B. en W. voorstaan.
Wanneer t.z.t. blijkt dat het met het parkeervraagstuk
tóch nijpender is en dat die parkeerbehoefte niet kan
worden opgevangen, op de wijze zoals wij ons voor
stellen dan bestaat op dat ogenblik nog de gelegen
heid het bodeterrein te doen verdwijnen uit de stad.
Dat is zou ik zeggen de oplossing; in alle opzichten
verdient dit voorstel om gehandhaafd te worden.
De heer Pols (weth.)Ik wil nog even op enkele
dingen ingaan, hoewel het geen gewoonte is dat twee
Wethouders zich met een vraagstuk bemoeien, maar
aangezien het hier een tak van dienst betreft waar ik
ook mee te maken heb, heb ik toch wel behoefte om
op enkele dingen even in te gaan. Ik zal het zo kort
mogelijk doen al wil ik er direkt wel bij zeggen dat ik
ook weinig nieuwe argumenten meer kan aanvoeren
dan die eigenlijk al in de Raadsbrief staan. Ik vraag
me overigens wel af, en ik doe dat met alle respect
mijnerzijds voor de tegenstanders, of men wel volledig
rekening houdt met de belangrijkheid van deze onder
nemers van geregelde diensten voor onze stad. Wij
spreken vaak zo erg gemakkelijk over het feit dat
Leeuwarden een centrum is van een groot verzorgings
gebied met een levendig verkeer tussen stad en platte
land. Maar laten we dan ook, en ik zou dat met klem
willen stellen, heel erg voorzichtig zijn met de ver
bindingen waar het vanavond om gaat, want ik blijf
dit een heel erg belangrijke zaak vinden. Ik acht het
dan ook niet gelukkig dat men deze tak van dienst
verlening een plaats wil gunnen, dat is vanavond ook
meerdere keren gesteld, bij het Zwettegebied. Dit ligt
zo ver buiten het centrum, en ook de toegangswegen
zijn nog van dien aard, dat men praktisch niet kan
spreken dat wij hier een levendig verkeer kunnen heb
ben, wat toch met een bodecentrum het geval is. En
dan zijn hier belangrijke brieven binnengekomen. Men
kan stellen dat de belanghebbenden, dat zijn hier de
bodediensten zelf, voor hun belangen opkomen, dat is
logisch. Ook de E.V.O., dat zijn uiteindelijk de verla
ders en de detailhandelsraad, wat ook verladers zijn,
die voor de belangen van de bodediensten opkomen.
Ik geloof, dat wij dat toch niet moeten onderschatten.
En dan zou ik dus in de eerste plaats willen stellen:
Zie ook naar de belangrijkheid van deze tak van dienst.
In de tweede plaats, dat het hier eigenlijk maar gaat
om een tijdelijke maatregel; er is tien jaar genoemd en
er is vijf jaar genoemd, het is misschien mogelijk dat
het met drie jaar verplaatst moet worden. En dan zal
dat geld kosten en dan vind ik ook niet erg, dat dit
een beperkt aantal jaren de Gemeente geld zal kosten.
Men moet, dat is vanavond ook gesteld en dat klinkt
misschien uit mijn mond wel heel typisch, ook het be
lang van parkeerterreinen niet overtrekken. En dat
wil ik ook tegen de heer Taylor Parkins zeggen, ik
hoop dat ik hem niet goed begrepen heb toen hij op
een gegeven moment zei: Dit terrein is toch ook mooi
voor treinreizigers, mijnheer Taylor Parkins, ik ben
in maart en enkele weken geleden een paar keer 's mor
gens eens gaan zien wat er op het parkeerterrein van
de oude veemarkt gebeurt op het ogenblik. Ik heb toen
verschillende nummers genoteerd van een behoorlijk
groot aantal Leeuwarders die, van huis komende, de
hele dag hun wagen daar neerzetten en dus de hele
dag parkerener waren er bij die er 's avonds om
9 a 10 uur nog stonden. En nu gun ik deze mensen dit
best, maar men moet het niet overtrekken dat dit zo
verschrikkelijk belangrijk is. Als men dit in de grote
steden ziet dan zegt men vandaag de dag: Daar zijn
de openbare vervoermiddelen voor. Maar op de offi
ciële parkeerterreinen is het praktisch in de toekomst
niet meer mogelijk dat men daar als een bewoner van
de stad 12 a 16 uren een wagen laat staan. Ik zeg nog
eens dat men deze dingen niet moet overtrekken, want
het gebeurt ook met onze vaste parkeerterreinen. Dat
zijn geen parkeerterreinen meer maar dat zijn gewoon
stallingplaatsen voor de bewoners van de stad. Nu vind
ik zelf dat ze daar wel het recht toe hebben, want de
parkeertijden zijn helemaal nog niet beperkt. Maar ik
bedoel, men moet het niet zo gaan overtrekken dat het
zo verschrikkelijk belangrijk is voor de man van buiten
dat die zo dicht mogelijk in de binnenstad moet ko
men. En dan zegt de heer Taylor Parkins, en dat be
grijp ik helemaal niet, eigenlijk moest het hele vracht
vervoer uit de stad weg. Ik zou aan de zakenmensen
in het algemeen willen vragen: Hoe denkt U dan over
bevoorrading, en hoe denkt U dan Uw goederen uit
eindelijk weer naar de klant te krijgen. De heer Spiek
hout vraagt nog in welke tijd deze coördinatie zich zal
voltrekken. Dit is een vraag waar heel moeilijk een
antwoord op is te geven. Bij het personenvervoer kwa
men we in een jaar of drie op zijn langst van 108 op
5 ondernemingen. Maar daar zat ook een vrij harde
wettelijke maatregel achter, die alleen mogelijk was
tijdens de bezetting. We hebben dit dus niet, hier zal
in vrijheid, en ik geloof dat we daar gelukkig mee
moeten zijn, zich nog wel een verdere concentratie vol
trekken. De heer Van der Schaaf heeft gezegd dat het
misschien eindigen zal met 100. Ik persoonlijk meen
van lager dan 100, misschien houdt het met 80 ook
wel op. Tenminste volgens inlichtingen die wij indertijd
gekregen hebben in Nijmegen en in Arnhem waar men
deze bodecentra al een aantal jaren kent. Nijmegen is
nog vrij nieuw en ik heb van mensen gehoord die daar
geregeld komen, dat als men vandaag de dag weer
zou bouwen, men dit anders zou doen. Een analyse om
op een gegeven moment precies te vertellen hoe het
ligt is heel erg moeilijk. De heer Spiekhout heeft ge
vraagd hoe men deze goederen daar brengt. Ik zou
willen zeggen: Gaat U eens op een vrijdag naar het
Oldehoofsterkerkhof, je ziet daar net zo goed mensen
komen met de goederen onder de arm als op de fiets
of de bakfiets of op een kar. U ziet daar alle moge
lijke vervoermiddelen. U zegt dat dit dan uiteindelijk
maar door een ophaaldienst moet gebeuren. Deze din
gen zijn natuurlijk in theorie wel mooi maar ze zijn
kostenverhogend. En dit is vandaag de dag toch ook
niet direkt aan te bevelen. U zegt verder: Hoe ligt het
met het aantal en de tijden dat ze komen, ook in ver
band met het eventueel nemen van een stuk van het
bestaande veemarktterrein. Ik wil U wel zeggen, dat
wij van mening zijn dat het bij het nieuwe veemarkt-