31 van de overzijde zoveel kennis zouden willen nemen van wat er in anti-revolutionaire kring aan literatuur op het gebied van de politiek aanwezig is als ik doe met betrekking tot de P.v.d.A. Ik heb zo het idee dat ik in dat opzicht heel veel leden van de P.v.d.A.-fractie nog wel een lesje kan geven met betrekking tot voor. lichting uit hun eigen pers. (Gelach). Het gaat hier over de taak van de Gemeente en die taak van de Ge meente staat in het rapport zo heel concreet en duide lijk omschreven; dat spreekt mij ook aan (Gelach) want daar wordt niet gerept over subsidiëring van betaald voetbal. Ik mag het even voorlezen en, wanneer U dit leest, komt U typisch tot de ontdekking: Ja, nu zie ik wat nu eigenlijk het wezen en de taak van de Overheid is. De Overheidstaak is heel iets anders, dan hoe de heer Tiekstra of hoe de heer Spiekhout of de heer Bootsma hier privé over denkt; de Overheid is Over heid en heeft als Overheid een beperkte taak. De taak van de Gemeente: a. Langs verantwoorde weg vaststellen hoe groot nu en in de toekomst de behoefte aan sportruimten voor de diverse sporten is, respectievelijk zal zijn. Vol komen reëel. b. Het zoveel als mogelijk is, doen aanleggen en on derhouden van de benodigde sportaccommodatie. Volkomen acceptabel. c. Het scheppen van spelmogelijkheden voor de jeugd en van accommodatie voor de ongeorganiseerde sportbeoefening. Ook akkoord. d. Het vaststellen van redelijke tarieven voor het ge bruik van spel- en sportaccommodatie. In orde. e. Het verstrekken van een gemeentelijk jeugdsport- subsidie. Voorzover de jeugd aan sport wil doen en het zelf niet kan betalen, een zeker subsidie-element erin. Niks op tegen. f. Het in het leven roepen van een gemeentelijk over legorgaan. Dat hebben we hier al. g. Het reserveren van ruimte in gemeentelijke uitbrei dingsplannen ten behoeve van de recreatievoor zieningen. Dat wordt ook altijd gedaan. Hoe typisch komt de Overheidsfunctie hier uit de bus. En wanneer ik het nu naga, konkludeer ik dat wij ook met betrekking tot deze takken als Gemeentebe stuur vaak nog schromelijk tekort schieten. Hoe staat het er voor met onze sportaccommodatie Is dit om over naar huis te schrijven Laat ons het oor maar eens te luisteren leggen bij de voetbalclubs en bij de sportverenigingen, dan horen wij vaak: We hebben deze verlangens en die verlangens die specifiek op het terrein liggen van de taak van de Gemeente. Terwijl we met deze taak nog zo de handen vol hebben, gaan we ons begeven in het experiment van subsidiëring van in vesteringen in mensen, met alle speculatie-elementen die er aan vast zitten. Wij vinden dit een griezelige zaak en wanneer men dit nu gaat vergelijken zoals ook geprobeerd is op basis van een Etifrapport, met het Frysk Orkest en zegt: Daar doen we zo ook en dit geval ligt precies zoals het Frysk Orkest, dan zeg ik, dat dit een grote miskennning is. Wanneer het F.O. ook zou proberen zo te werk te gaan en het zou zeg gen: Wij gaan nu maar op grote schaal musici kopen voor een half miljoen, of voor een ton, omdat we dan nog eens een keer muziek kunnen laten horen, dan zouden we naar mijn mening ook rustig moeten zeg gen: Op deze wijze kunnen wij als Gemeente deze subsidiëring niet verantwoorden en die geldleningen niet verstrekken; hier gaan wij buiten onze overheids taak. De taak van de Overheid is beperkt en ik heb omschreven hoe met name vanuit de kring van de Partij van de Arbeid die overheidstaak gezien wordt. Als ik het naar anti-revolutionaire visie zou moeten stellen, dan zou ik bepaald enkele dingen iets anders zeggen, maar ik kan me in de P.v.d.A.-visie voor een belangrijk deel vinden en ik zou zeggen: Op die basis komen wij verder, ook als gemeentelijke Overheid. Maar dan zullen wij ook op grond van deze overheids taak moeten zoeken naar een realisering van datgene wat hier mogelijk is. Betekent dit dan dat we het in dit geval zonder betaald voetbal moeten doen? Wan neer het betaald voetbal om met termen van „Sport en Maatschappij" van de Wiardi Beckmanstichting te spreken een weg is die ten verderve leidt, dan zou ik zeggen, dan is er helemaal geen bezwaar om er niet mee te beginnen. Dan moeten we het maar zonder betaald voetbal doen. Het gaat uiteindelijk om het voet ballen en dan haal ik nog eens even iets aan uit een boekje „Spel en Sport in onze Maatschappij door de Christen bedreven", van Dr. Gordijn, uitgave van de Ned. Chr. Sportunie. Die stelt het ook concreet: „Het gevaar van het verschuiven van spel en sport naar ar beid is groot. Deze verschuiving heeft bij de beroeps- sport reeds plaats gevonden. Beroepssport is van zijn plaats gerukte sport en daarmee is het kenmerkende van spel en sport eruit verdwenen. Het gevaar dreigt hier niet meer, het is werkelijkheid geworden". Dat sluit ook aan bij hetgeen de Dr. Wiardi Beckmanstich ting schrijft. Ik geloof dat in dat opzicht met betrek king tot deze dingen een bijzondere overeenstem ming is tussen de Ned. Chr. Sportunie en de Dr. Wiardi Beckmanstichting. Dit is wonderlijk, maar ik ben er blij mee en ik zou zeggen: Dit geeft mogelijkheden ook met betrekking tot de vraag en tot het voorstel dat ons vanavond voorgelegd wordt. En P.v.d.A. èn A.R. en Chr. Hist, mensen, die voor de Ned. Chr. Sportunie voelen en mensen, die uit de gedachten leven, neer gelegd in het rapport van de Dr. Wiardi Beckman stichting: Laten we hier nu eens concreet „tegen" zeg gen. Deze weg, die ten verderve voert, moeten we niet verder gaan. En dan mag het een grof schandaal we zen, wanneer het betaald voetbal dan niet komt, nu, laat het dan een grof schandaal wezen, dat het er niet komt. Maar niet met de centen van de Overheid. Want wij zitten hier als Overheid en ik geloof dat we dan in dit geval niet anders dan .„neen" kunnen zeggen, èn tegen voorstel a, èn tegen voorstel b. Ik kan U dan bij voorbaat wel zeggen, we hebben dit ook in onze kring niet eens zo lang behoeven te overwegen: Wij zijn hier tegen. De heer Klijnstra: Ik zal trachten me tot het uiter ste te beperken. Van voetballen heb ik geen verstand. Ik weet ook niet goed waarom daar twee halve spelers 50 mille kosten (Gelach). Ik wou het eigenlijk ook niet principieel stellen; daar wil ik me graag van ont houden. Maar ik wel zeggen dat ik niet met het voor stel van B. en W. mee kan gaan om een andere reden. Ik acht n.l. het voorstel, zoals wij het hebben gekregen, niet reëel. Wat wordt n.l. voorgesteld? Een lening van de Gemeente van 2 ton, tegen een rente van 5 pet. on der bepaalde voorwaarden. En deze voorwaarden zijn, een beetje gewoon gezegd: U krijgt van ons te leen f 200.000.op voorwaarde dat het bedrijfsleven en de burgerij ook f 200.000,als lening op tafel legt. Ten tweede verbinden wij aan onze lening nog de voor waarde dat die andere leningen niet ongunstiger mo gen zijn dan die van Gemeentewege. Ik denk dat dit wel betrekking zal hebben op een ev. hogere rente, of iets dergelijks. Dit betreft dus de lening. En daar naast wordt voorgesteld om een maximum subidie te verstrekken van f 30.000,per jaar, zijnde de helft van het exploitatietekort, mits de hiervóór genoemde categorieën eveneens 30 mille fourneren. Het aantal jaren dat de gemente dit zal moeten doen wordt niet genoemd. Wel staat in de begroting, dat de eerste vijf jaar tenminste op een begrotingstekort van totaal 60 mille zal moeten worden gerekend. Nu zie ik in de stukken ook niet, dat het bedrijfsleven en de particu lieren al 2 ton als lening hebben verstrekt. En vol gens de ons ten dienste staande gegevens is er van de 30 mille nog slechts 11 mille toegezegd. Dit zou dus eventueel kunnen betekenen, dat de Gemeente, wan neer dit voorstel wordt aangenomen, eerst zou kunnen zeggen: Wij hebben dit geld voor jullie beschikbaar; maar als later dan blijkt dat de anderen het niet kun nen of zullen opbrengen, zou de Gemeente kunnen zeg gen: Hier met het geld, we houden het, jullie krijgen het niet. Ik vind dit de Raad en de Gemeente onwaar dig. Ik had zo graag gewild dat men eerst van be- drijfszijde en van particuliere zijnde eens over de brug gekomen was, dat wij daarvan iets meer wisten en dat wij dan konden zeggen: Ja kijk, nu willen wij ons ook niet onbetuigd laten. Maar zoals het voorstel hier nu voor ons ligt, voel ik er geen fluit voor. Ik wou het hier maar in eerste instantie bij laten. De heer Kcuning: Ook ik zal mij niet begeven in lange verhalen omtrent de werkwijze van het betaalde voetbal en de situatie waarin dat betaalde voetbal, niet alleen in Leeuwarden maar ook in andere delen van het land, verkeert. Ik zou me dus in grote trekken willen bepalen tot het voorstel, zoals het hier voor ons ligt. Ik geloof dat het zo ligt dat het Gemeentebestuur mag constateren dat onder de burgerij duidelijk leeft de wens, het betaalde voetbal in Leeuwarden voort te zetten; daaruit is een actiecomité voortgekomen. Het actiecomité is inderdaad druk bezig activiteiten te ont wikkelen. Dat verklaart ook het voorstel zoals het is gekomen, dat zich eigenlijk richt op een samenspel tus sen deze activiteit vanuit de burgerij en activiteit van de zijde van het Gemeentebestuur. De wijze, de vorm waarin dit voorstel gegoten is, betekent dus dat hier een zekere gedeelde verantwoordelijkheid, een gedeeld risico als het ware in is neergelegd; een risico t.a.v. de toekomst van dat betaalde voetbal in Leeuwarden, met ook een zekere medeverantwoordelijkheid vanuit de burgerij en van het bedrijfsleven. En dat is een vorm die voor een geval als dit naar mijn smaak en naar de mening van een overgroot deel van mijn fractie aan vaardbaar is. Men kan natuurlijk over de aard van het betaalde voetbal de persoonlijke instelling daarom trent, nog wel allerlei privémeningen hebben; daar zit een bepaalde evolutie in, een evolutie die ook wel ge bleken is uit de feitelijke ontwikkeling die zich heeft voorgedaan na het jaar waarin het rapport is ver schenen waarover de heer De Jong heeft gesproken. Ik had anderzijds van mijn kant verwacht dat juist de heer De Jong, die zich eigenlijk zo vaak bezorgd maakt, en die zo vaak streeft naar een bepaalde samen werking tussen burgerij en Gemeentebestuur, juist deze vorm van amenwerking tussen burgerij en Gemeente bestuur wel aantrekkelijk zal vinden, maar helaas, dat is klaarblijkelijk niet het geval geweest. Ik heb nog wel een paar vragen over het voorstel. De eerste vraag betreft de gevolgen voor de Stichting Bevordering Sport belangen; daar zou ik nog wel graag iets meer over willen weten. Een tweede punt is het volgende: Ik heb bij de stukken gezien dat er een ont- werp-stichtingsakte is, of althans dat bepaalde regels voor de Stichting worden voorgesteld, waarbij eerst blijkbaar gedacht werd aan een zetel in het stichtings bestuur voor het Gemeentebestuur, terwijl later een aantal zetels, ik meen zelfs mij te herinneren, de helft der zetels, in dit stichtingsbestuur ter bezetting aan het College van B. en W. zou worden toegestaan of dat die zetels bezet zouden worden door het Gemeentebe stuur of iets dergelijks. In tegenstelling tot de heer Heetla, die meent dat iets van deze aard zeker moet worden bepaald, heb ik mij afgevraagd of dit wel wen selijk is en of het Gemeentebestuur door de voor geld lening, garantie en dekking van het exploitatietekort te stellen voorwaarden niet voldoende zeggenschap heeft met een zeer beperkte deelname in dat stichtings bestuur. Het lijkt mij op zichzelf meer juist dat dit stichtingsbestuur zoveel mogelijk los komt te staan van het Gemeentebestuur, terwijl de controlemogelijkheid van de zijde van het Gemeentebestuur hier voldoende aanwezig blijft. Ik geloof niet dat het zo moet worden dat de helft van de Stiching, de organisatie die het betaalde voetbal zal moeten voortzetten, als het ware gemeentelijk is. Dat is eigenlijk een punt dat niet di rect in het voorstel, maar wel mede in de gevolgen van dit voorstel besloten ligt. Men heeft in de aanbiedings brief de mede-verantwoordelijkheid van de burgerij en van het bedrijfsleven geloof ik duidelijk genoeg gesteld. Ik geloof dat de beide onderdelen van het voorstel wel ten nauwste samenhangen, dat men dus beide moet doen of geen van beide en dat men niet die geldlening zelf moet gaan scheiden van de deelname in het eenploi- tatietekort, dat tenslotte zelf mede in die geldlening als het ware verankerd is. Daarom geloof ik dat we dus beide voorstellen moeten aannemen of geen van beide en geen splitsing moeten maken tussen deze beide voorstellen. Het lijkt mij toe dat de vraag, wat nu had moeten geschieden: eerst die 2 ton bijeengaren en dan bij het Gemeentebestuur komen, of: aankloppen tijdens deze actie van het actiecomité tegelijk de Gemeente benaderen, een vrij academische vraag is. Ik geloof dat beide activiteiten stimulerend op elkaar kunnen in werken. Ik geloof dat het zeer bepaald nu zo ligt: wan neer het Gemeentebestuur een bepaald belang ziet voor de passieve recreatie in onze gemeente, voor de leef baarheid van onze stad, of hoe men dat maar noemen wil, in het behoud van het betaalde voetbal in Leeuwar den met alle mogelijkheden van dien, dan behoort nu een duidelijk antwoord van de burgerij te komen. Ik geloof ook niet dat het juist zou zijn te zeggen, als die burgerij nu maar komt met een gedeelte van die 2 ton dan moet de Gemeente maar boven die 2 ton gaan. Ik geloof dat we de verantwoordelijkheden hier heel duidelijk behoren te stellen. Nu moet ook maar blijken of de burgerij en het bedrijfsleven inderdaad het geld, dat er verder nodig is, bijeen kunnen brengen. En ik ben het in zoverre ook met het voorstel eens: men kan in dit geval geen halve maatregelen nemen; we hebben al eens een keer met de Stichting Bevordering Sportbelangen gezien, dat de toenmalige afstoting van een vrij groot aantal spelers van Leeuwarden op dit geheel bepaald funeste gevolgen heeft gehad en dat dus niet dè manier is van sanering. Ik neem direct aan dat wat nu gebeurt, bepaalde risico's met zich meebrengt; dat is ook de reden, waarom van onze zijde nu ook niet gezegd wordt: Tjonge, tjonge, wat is dit een schitterend plan, wat zijn we daar geweldig enthousiast over. Dit komt geloof ik ook, omdat er een bepaald risico in zit. Maar juist het feit dat dit risico als het ware gedeeld wordt in die vorm dat hier nu de mogelijkheid bestaat van een respons van de burgerij, maakt dat wij het toch wel willen proberen. De heer Engels: U begint Uw voorstel met berichten uit de plaatselijke pers enz. Zo zal U ook bekend zijn uit het bericht in de pers dat ondergetekende zitting heeft genomen in een comité van aanbeveling; dat wijst dus duidelijk in een bepaalde richting. Ik hecht er wel aan om hier duidelijk uit te spreken dat ik bij het aan nemen van de uitnodiging, toe te treden tot dat co mité, uitdrukkelijk gesteld heb, dat ik mijn handen vrij wenste te houden t.o.v. de vraag of de Gemeente in een dergelijk project zou dienen te subsidiëren alsook t.a.v. de wijze waarop. Mijn zitting-nemen betekende niets meer, maar ook niets minder dan dat ik een voorstander ben van betaald voetbal in deze stad, in deze hoofdstad van Friesland. Een vorm van passieve recreatie, die naar ik meen, de hoofdstad van Friesland aan zijn eigen inwoners en aan een deel van de inwo ners rondom die stad moet kunnen bieden als hoofd stad van de provincie. Zij voorziet daar kennelijk mee in een behoefte bij een belangrijk deel van de bevol king. Ik weet dat het passieve recreatie is, akkoord, maar ik heb ook eens bij een andere gelegenheid bij een vrolijk debat gezegd, ik vind iets wat passief is daarom nog geen kwalijke zaak. Wij willen allemaal op zijn tijd eens bezig gehouden worden en ik dacht dat het even gezond was als dat we op andere mo menten zelf actief of recreatief bezig willen zijn. Het beluisteren van muziek kan naar mijn mening een even zeer recreatief effect hebben als het zelf voortbrengen van muziek. Ik zou t.a.v. dit voorbeeld nog kunnen zeggen: Er zijn nog muzieksoorten; het kan variëren van jazz tot klassieke muziek. En dan moet men mij niet komen vertellen dat alleen b.v. klassieke muziek „je van het" is; ik heb persoonlijk nog niet zo lang geleden ervaren, dat ik het prettigste kan opschieten met die mensen die zowel op zijn tijd jazz, als op zijn tijd klassieke muziek konden waarderen. Ik geloof dat het een grote kunst is om op zijn tijd van de veelheid van gegevens te kunnen genieten. Ik geloof dus dat er een passieve recreatie moet zijn en een actieve recreatie. Ik geloof dat in de hele scala van creatieve en recreatieve mogelijkheden die een hoofdstad in een provincie moet kennen, ook betaald voetbal thuis hoort. Dat is naar mijn mening een onderdeel van het totaal van een recreatie. En als zodanig vind ik het van be lang. Ik zeg met nadruk „onderdeel", ik herhaal wat ik reeds een keer tot het College gezegd heb: Ik zou het plezierig vinden als in de voorlichting over deze zaak duidelijk tot uitdrukking kwam dat het inderdaad een onderdeel is van de vele recreatiemogelijkheden die deze stad biedt en dat ook de bijdrage van de Ge meente aan deze passieve recreatie op sportgebied maar een onderdeel is van het totaal van bijdragen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 5