De hear Santema: Der wurdt dochs, as ik it sa
sizze mei, sa'n bytsje om hinne hippele. (Laitsjen). Ik
kin my net foarstelle, dat Jo mynhear de Foarsitter
nou hielendal net tsjin dizze prosedure biswier hawwe.
It is dochs in feit, dat hjir yn dizze brief stiet: „De
stukken die ter inzage liggen", dy't wy dus rieplachtsje
kinne hawwe. Mar dat is nou krekt üs biswier.
Fierders haw ik al sein, dat wy üs der net tsjin for-
sette sille. Wy steane dus efter dit ütstel. Mar ik soe
wol freegje wolle: Der sille aensen in tweintichtal wen
ningen üt dizze saek resultearje. Der wiene oarspronk-
lik fiif wenlagen üntwurpen. Hoefolle wenten komme
wy nou yn forban mei dat aide ütwreidingsplan tokoart
En sjogge B. en W. kans om dat tokoart binnen koarte
tiid ek wer oan to foljen, op in oar plak
De heer Van der Schaaf (weth.): De hear Santema
hat by einsluten sein, dat hy der mar yn mei gean sil
en sa is it ek. Wy hawwe der ek in hekel oan om sa
by de Rie te kommen. Dat is wol düdlik. (De heer Van
Iïalen Walter: Het is niet duidelijk.) (De heer Van
der Veen: Laten we het uitstellen.) Als de heren zeg
gen dat het uitgesteld moet worden heb ik geen ver
weer; alleen dit, dat deze aannemer niet eerder klaar is
geweest en ons verzoekt: Wilt U dat nog proberen?
En daarom hebben wij, louter om het belang van deze
bouwerij in het goede seizoen, gemeend dat dan maar
te moeten doen en hebben wij aan de Raad uiteenge
zet, dat dit de reden is. Ik kan er niet meer van zeggen,
U hebt volkomen gelijk, wanneer U zegt: Dit is niet
de gang van zaken die juist is; U kunt zich op alles
beroepen, op het reglement, op de korte tijd van voor
bereiding die U hebt, het is allemaal waar, dat weten
wij, maar desondanks willen wij deze man in het mooie
seizoen toch eigenlijk niet laten wachten. Ik durf dat
niet aan en daarom heb ik gezegd, laten we tegenover
de Raad de vrijmoedigheid maar nemen dit te doen met
een toelichting van wat de reden is. En ik ben uitge
praat, de Raad moet het maar weten. De heer Santema
kan ik tot mijn spijt niet beantwoorden als hij zegt:
„Hoeveel woningen komen erbij?" Gaan er af? Dat
zijn er vijf als ik me niet vergis. En waar vinden we
die weer? Die vinden we weer als de heer Martens
aan het bouwen gaat bij de brug over het Van Ha-
rinxmakanaal, waartoe het College zijn medewerking in
uitzicht heeft gesteld, behoudens goedkeuring van de
Raad op een tijdig voorstel. (Gelach). Dan winnen we
daar meer dan vijf.
De heer Kingma: Wanneer het inderdaad juist is
dat men er al aan het heien is vóórdat dus dit voorstel
geaccepteerd is, zou ik het absoluut willen aanhouden.
Ik meen inderdaad dat er anders alle reden is om het
werk door te laten gaan. Maar wanneer het inderdaad
volgens de regels gaat dan voel ik er voor dat men
inderdaad in dit seizoen moet trachten klaar te komen
en kan ik wel voelen wat de Wethouder ervan gezegd
heeft. Dan kan ik daar wel in mee gaan. Maar wanneer
men er al op vooruit gelopen is, dan vind ik dat toch
wel een beetje bar.
De heer Van der Schaaf (weth.): Mag ik opmerken,
dat wanneer iemand zoiets doet en daarbij vooruitloopt
op het besluit van de Raad, terwijl hem gezegd is, dat
hij dat dan op eigen risico doet, dan is dat risico voor
de man zelf. Dan kan hij zich er niet over beklagen
als het werk eventueel gestopt zal moeten worden.
De Voorzitter: Het College handhaaft dit voorstel
wegens de redenen die U zijn medegedeeld. Wanneer U
van mening is, dat U het moet uitstellen, dan is dat
voor Uw verantwoording. Dus vraag ik UWenst U de
behandeling van het voorstel voort te zetten, of wenst
U die uit te stellen? Mag ik uit Uw stilzwijgen aan
nemen, dat U bereid is de behandeling nu verder voort
te zetten? Nu dit blijkt het geval te zijn en het punt
in twee instanties in besproken, heb ik vervolgens de
vraag of iemand van U stemming over dit voorstel
verlangt.
Dit niet het geval zijnde, wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van B. en W.
Punten 7, 8, 9 en 10 (bijlagen nos. 174, 170, 171 en 173).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 11.
De heer Bootsma: Namens de door de Raad aange
wezen commissie voor het onderzoek, van deze re
keningen is door ons een schriftelijk verslag uitge
bracht van de bevindingen, dat resulteert in de navol
gende bewoordingen
„Bij Uw besluit van 23 oktober 1963, werden onderge
tekenden benoemd tot leden der commissie voor het
nazien van de gemeenterekening over het jaar 1959.
Op 13 mei 1964 hebben zij zich van deze taak gekwe
ten en de rekening, alsmede de daarbij overgelegde be
scheiden, onderzocht. De bestudering der stukken gaf
aanleiding tot het stellen van vragen, die door ambte
lijke verklaringen voldoende werden beantwoord. Op
de stukken werden terzake verklarende opmerkingen
aangebracht. Wij stellen U voor de rekening over 1959
voorlopig vast te stellen en wel de inkomsten van de
gewone dienst op f 41.998.724,65, de uitgaven van de
gewone dienst op f42.959.708,14 met een nadelig slot
van f 960.983,49. De inkomsten van de kapitaaldienst
op f 138.679.216,38, de uitgaven van de kapitaaldienst
op f 142.564.474,64 met een nadelig slot van
f 3.885.258,26. Dit was getekend door de heren Boom.
gaardt, Bosgraaf en ondergetekende".
Vindt U goed, dat ik meteen het tweede er aan vast
koppel? Dat is geen koppelverkoop hoor! Dit is ook
gericht aan de Gemeenteraad.
„Bij Uw besluit van 23 oktober 1963 werden onderge
tekenden benoemd tot leden der commissie voor het
nazien van de gemeenterekening over het jaar 1960.
Op 13 mei 1964 hebben zij zich van deze taak gekwe
ten en de rekening, alsmede de daarbij overgelegde be
scheiden, onderzocht. De bestudering der stukken gaf
aanleiding tot het stellen van vragen, die door ambte
lijke verklaringen voldoende werden beantwoord. Op de
stukken werden terzake verklarende opmerkingen aan
gebracht. Wij stellen U voor de rekening over 1960
voorlopig vast te stellen en wel en nu wijkt het af
dus van 1959 de inkomsten van de gewone dienst
op f 49.510.315,85, de uitgaven van de gewone dienst
op f 48.795.535,28 met dus een voordelig slot van
f 714.780,57. De inkomsten van de kapitaaldienst op
f 141.898.940,41, de uitgaven van de kapitaaldienst op
f 143.692.511,69 gevend een nadelig slot van
f 1.793.571,28". Dit was dus het verslag van de door de
Raad aangewezen commissie. Het was ook getekend
door de heren Boomgaardt, Bograaf en ondegetekende.
De Voorzitter: Ik stel U voor om conform de ad
viezen van de commissie te besluiten voor wat deze
beide dienstjaren 1959 en 1960 betreft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van de Voorzitter.
Punt 12 (bijlage no. 172).
De hear Santema: Ik lés altiten mei bilangstelling
de forslaggen fan dizze kommisje en üt it ütstel fan
B. en W. moat men opmeitsje, dat sy ljeaver fiif min-
sken yn de kommisje hawwe as sawn. As ik dy for
slaggen lés, dan krij ik dochs wol ris de yndruk, dat
dizze kommisje aerdich wurk hawwe sil. Ik wol der
daliks by sizze, dat dizze kommisje einliks ek wer öf-
hinklik is fan de haden fan skoallen. Ik haw wol ris
yn dizze forslaggen lézen, dat it opfallend is, dat der
somlike skoallen binne, dy't dat skoalforsom net op-
jowe. Nou is myn fraech: Kin der ek by dizze kom
misje, dy't dan neffens my better üt sawn as fiif leden
bistean kin, ek op oanstien wurde, dat wy in goed,
klear en wier forslach krije fan dit euvel, dat yn üs
stêd him spitigernöch noch to folie foardocht?
De hear Tiekstra (weth.): De kommisje krijt aJlin-
nich yn bihanneling dy gefallen, dy't troch haden fan
skoallen opjown binne as „ongeoorloofd" skoalforsom.
It haed fan'e skoalle bioardielet dus selsstannich of it
„geoorloofd of ongeoorloofd is". Dêrby komt men faek
ta forkearde ynterpretaesjes. De kommisje hat net it
19
foech om dat to bioardieljen. Hwat ik der fierders fan
sizze wol is dit, dat elts jier op'e nij wer de Ynspek-
teur mei dizze skoalhaeden oerliz hat en binammen ek
tige bipraet it fraechstik fan it „geoorloofd en onge
oorloofd" skoalforsom, it taforsjoch op dat skoalfor
som en it trochjaen oan de kommisje. En dat is it
ienige hwat barre kin. De kommisje arbeidet altiid sa
goed as mooglik is. Dat hat trouwens de hear Santema
seis ek sein.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 178).
De heer C. de Vries: Als uitvloeisel van het besluit
van de Raad van 22 april, waarin we het zgn. dekkings
plan hebben aanvaard, was het te verwachten, dat we
een aantal voorstellen zouden krijgen, ter verhoging
van belastingen en rechten. We hebben vorige maal de
verhoging van de veemarktrechten behandeld en op
het ogenblik ligt nu voor ons de verhoging van de rei
nigingsrechten. Ik betreur dat dit voorstel hier nu ligt,
omdat mij uit de cijfers die ik daaruit haal, is geble
ken, dat er een hogere opbrengst uit de bus zal komen
dan in het dekkingsplan voor de reinigingsrechten was
genoemd. Als wij op deze wijze doorgaan zullen we
tot een veel hoger bedrag komen dan het dekkings
plan. Ik kan mij voorstellen, dat er van de zijde van
het College op een bepaald moment wijzigingen wor
den aangebracht in de verschillende getallen van het
stuk van 22 april, maar dan meen ik toch dat het
goed is, dat wij als Raad weten waarin die wijzigingen
dan zitten. Als ik zie, dat boven de raming van de
raadsbrief van 22 april ruim f 25.000,aan reinigings
rechten meer wordt verkregen, dan vraag ik me af
waar men bij de volgende rechten of belastingen dit
dan gaat uitwinnen. En het lijkt mij voor een juiste
beoordeling eigenlijk het beste, de gehele zaak in één
keer te bekijken, opdat we dan alle rechten en belas
tingen in zijn totaliteit kunnen zien. Misschien kan er
van Uw kant hierover een opheldering komen.
De heer Klijnstra: Ik kan niet helemaal meegaan,
met wat de heer De Vries heeft gezegd. Het is wel zo
dat de reinigingsrechten omhoog gaan en boven de ge
stelde limiet uitkomen, maar ik veronderstel dat we
binnen niet al te lange tijd weer verhogingen krijgen
van lonen en andere onkosten; dat blijft helaas door
gaan, zodat we toch weer spoedig aan de limiet toe
zijn. Waar ik wel bezwaar tegen heb is de commis
sie heeft dat al behandeld en ik wil er hier dus niet
lang over spreken dat er in de tarieven huisvuil
ophaaldienst geen progressie is aangebracht. Ik geloof
wel, dat dit wat moeilijk is. Bij de tonnendienst is wel
progressie aangebracht, maar hier niet; ik had toch wel
graag gezien, dat het College een modus kon vinden
om hier toch een normale progressiviteit aan te bren
gen. Hier betaalt dus iedereen hetzelfde en dat vind ik
niet helemaal juist.
De heer Pols (weth.): De heer De Vries betreurt
het dat wij nu met dit voorstel komen. Het College
vindt het nooit prettig met verhogingen te moeten ko
men, maar hier zijn dus verschillende factorende kos
tenstijgingen, de loonexplosie waar de Rijksoverheid
ons voor een heel groot gedeelte mee laat zitten. Voorts
is er de Wethouder van Financiën die geen groter gat
in de begroting kan hebben, want dan komt hij hele
maal niet meer uit. Daarnaast zitten we met de kwes
tie van het vroeger vastgestelde dekkingspercentage.
Nu zegt de heer De Vries dat we daar op dit moment
boven uit gaan, inderdaad we komen een klein tik
keltje hoger, maar ik kan U wel zeggen dat dit met
de komende huurverhoging al weer weg is. Nu kun
je niet ieder ogenblik dit gaan verhogen, dus reke
ning houdend met de huurverhoging lopen we er wel
wat op vooruit en zitten we op het ogenblik een
heel klein tikje hoger, maar ik zou de heer De Vries
er op willen wijzen dat wij wat de tonnen betreft al
heel lang achter zijn gebleven. Als we nu op dit punt
een klein beetje voor gaan lopen en in aanmerking
nemen de komende huurverhoging, dan vind ik dat nu
niet zo erg als ik hierbij bedenk, dat we bij de laat
ste verhoging van de huisvuilrechten die van de ton
nen nog even hadden uitgesteld; als we die toen opge
trokken hadden, hadden we natuurlijk op het ogenblik
meer geld in het laadje gehad dan nu. Men moet het
nu zó zien dat we die wat achteraan hebben laten ko
men hetgeen motiveert dat we er nu een klein tikje
boven komen. Maar dat is straks met de huurverho
ging weer weg. De heer Klijnstra heeft gevraagd hier
progressie toe te passen. Dit is heel erg moeilijk; ik
heb de vorige keer al eens gezegd, dat een indeling
naar de huurwaarde ook voor het tonnenstelsel niet
bevredigt. Er zitten op het ogenblik mensen in wonin
gen die eigenlijk in een veel lagere huurklasse horen
en er zitten mensen in woningwetwoningen die duur
der zouden kunnen wonen; dus dat klopt ook niet
helemaal. Maar deze verhoging betekent, wat de huis
vuilrechten betreft, een kwartje per maand, daar ko
men we acht keer voor, dus dat is nog geen 3 cent
per keer. Ik weet wel, het is altijd vervelend dat je om
meer moet komen, wij zagen het ook liever de andere
kant uitgaan, maar deze verhogingen zijn toch ook
nog niet van dien aard, dat men het al te erg moet
opvatten. (De heer Klijnstra: Meer dan 25 pet.) Ja,
inderdaad, het is drie cent per keer meer. Wij hebben
met de heer Klijnstra in de commissie hier meer over
gesproken maar toen kwamen we er ook niet uit. Zo,
mijnheer De Vries, ligt het; misschien dat de Wet
houder van Financiën hier nog meer van moet zeg
gen, want hij is eigenlijk de schuldige hoor (gelach).
De heer Tiekstra (weth.): Ik kan in dezen alleen
maar vaststellen dat het bestuurlijk zo ligt dat hier
sprake is van Collegebeleid en dat dus de heer Pols,
als ieder van ons, evenzeer verantwoordelijk is voor
deze gang van zaken. Wel heeft de heer Pols gelijk
dat de Rijksuitkering, die wij ontvangen wegens de
verhoogde personeelskosten, direkt en indirekt aanmer
kelijk tekort schieten bij de bedragen die wij wegens
deze verhogingen moeten betalen. En ik geloof dat het,
afgezien van de vraag in welke mate de door de heer
De Vries bedoelde f 25.000,nog een belangrijke rol
zal spelen in het totaal, volkomen redelijk is, dat men
er naar streeft om een gelijkmatig dekkingspercentage
te behouden. Het lijkt mij bepaald onjuist om t.a.v. een
bepaalde voorziening het dekkingspercentage te laten
zakken, want Den Haag moet zich wel realiseren dat
iedere achterstand op uit terrein zich absoluut onmid
dellijk wreekt in andere sectoren van dienstverrichting
voor de bevolking die naar mijn overtuiging een re
delijke bijdrage in de kosten daarvan verantwoord
maakt.
De heer C. de Vries: Met hetgeen de heer Tiekstra
heeft gezegd ten aanzien van de Rijksuitkeringen ben
ik het volledig eens. Over het antwoord van Wethou
der Pols heb ik me eigenlijk wat verwonderd, want
ik heb dus op zichzelf niet betreurd dat het voorstel
hier nu voor ons ligt, maar wel dat we het niet kun
nen bekijken in samenhang met andere voorstellen. Ik
heb me misschien niet helemaal duidelijk uitgedrukt
maar ik bedoelde in samenhang met de andere voor
stellen, omdat ik n.l. geconstateerd heb dat er een ver
schil ligt in vergelijking met het toenmalige dekkings
plan. Een tweede verwondering kreeg ik, toen ik hoor
de van Wethouder Pols, dat zelfs op het ogenblik het
dekkingspercentage hoger ligt dan in de raadsbrief
staat. Daar gaat het mij niet om, dat heb ik n.l. niet
kunnen constateren. Maar het bedrag dat in totaal aan
reinigingsrechten binnenkomt, ligt hoger dan destijds
in het stuk van 22 april werd geraamd. En dus kan
men zeggen, dan kunnen wij willen wij dat dekkings
plan van die ruim f 1.000.000,realiseren op een
van de andere rechten of belastingen in een later sta
dium f 25.000,laten vallen. En daarom zou ik wil
len dat wij de verhogingen van de verschillende rechten
in één complex konden bekijken opdat we dan ook een
duidelijk beeld hebben van wat we doen. Ik dacht dat
ik dit ook in eerste instantie gesteld had, maar mo
gelijk is het door de Wethouders verkeerd begrepen.
De heer Tiekstra (weth.): De heer De Vries spreekt
over het dekkingsplan en nu wil ik daarover dit zeg
gen, dat het toenmalige dekkingsplan berustte op de
ramingen zoals die konden worden gemaakt op basis
van de toenmalige bekende gegevens. Tussen het mo
ment waarop het dekkingsplan in de Raad is behan-