20 21 deld en nu ligt meer wetenschap omtrent de rijksuitke ringen die we kunnen ontvangen en ligt ook de weten schap dat ons per 1 juli weer een huurcompensatie staat te wachten. Ik geloof dat het volkomen redelijk is dat we met deze nieuwe wetenschap gewapend deze rechten hier moeten bekijken. Administratief zou het prettiger zijn geweest, dat men inderdaad dat dekkings plan effectief opgezet in één complex had gekregen, maar de heer De Vries kan zich herinneren dat het een aantal elementen bevatte waarvan de eerste al behan deld is, in casu de straatbelasting en dat daar tevens de kwestie van de rentevergoeding voor de bedrijven bij zat. Overigens meen ik. dat de kwestie van de leges of de precario's nog aan de orde is. Dit zijn administra tieve bewerkingen die nu eenmaal vrij veel tijd vragen en bij de heffing van de reinigingsrechten gaat het er juist om deze bedragen zo gauw mogelijk vast te stel len, want elk uitstel daarvan veroorzaakt een voort schrijdend verlies en daarom ook is in deze Raad van avond dit aan de orde. Ik ben evenwel gaarne bereid om, wanneer de volgende voorstellen in de Raad komen, de Raad zo volledig mogelijk te informeren omtrent de stand van zaken alsdan betreffende de begroting 1964. Z.h.st. wordt heloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer C. de Vries verkrijgt aantekening dat hij tegenstemt. Punt 14 (bijlage no. 184). De heer Spiekhout: In de leningsvoorwaarden staat onder punt 2: Mits gelden door derden worden ver strekt, tot een bedrag van f 200.000,— tegen gelijke leningsvoorwaarden voor wat betreft rentepercentage, koers en aflossingsplan. Wat zou de Gemeente er eigen lijk tegen hebben, vroeg ik me even af, als derden te gen een lager rentepercentage geld beschikbaar zouden willen stellen Formeel zou de Gemeente dat nu niet mee mogen rekenen zoals het hier staat, maar hoe moet ik dat interpreteren? De heer K. J. de Jong: Dit is uiteindelijk een voor stel dat iets te maken heeft met onze principiële be zwaren tegen het betaald voetbal die in de vergadering van 14 mei duidelijk zijn uitgesproken. Hier is alleen een besluit aan de orde om de voorwaarden vast te stellen waaronder de geldlening eventueel wordt ver strekt. Met die voorwaarden kunnen wij ons wel ver enigen. Met behoud uiteraard van onze principiële be zwaren tegen betaald voetbal. Dat is eigenlijk de ver- klaring, die ik bij dezen nog even zou willen onder strepen. De heer Kamstra: Het is een beetje vreemd dat ik het woord hierover vraag, omdat ik in de vorige ver gadering helemaal over dit punt niet heb gesproken, maar de heer Engels kon in deze vergadering niet aanwezig zijn en ik mag U mededelen dat in onze fractie is geconstateerd, dat dit besluit, zoals het is gesteld, voldoet aan de verlangens geuit in de vorige vergadering. De heer Tiekstra (weth.)De heer Spiekhout vraagt welk standpunt B. en W. zullen innemen, als geldgevers bereid zouden zijn tegen een lager rentepercentage te lenen. Er lijkt mij niet het minste bezwaar tegen als het niet tot consequentie heeft, dat de Gemeente dan tegen een lager percentage zal gaan lenen. Overigens staat ook in de raadsbrief, dat de vaststelling van het leningsbedrag nog moet plaats vinden door de Raad, en dat betekent dus dat in die situatie de Raad ook met het mogelijke rentepercentage van andere geldgevers wordt geconfronteerd. Ik dacht dat U zegt het te recht de veronderstelling wel zuiver theoretisch is. De heer K. J. de Jong heeft verklaard, dat met het behoud van de principiële bezwaren, zijn fractie aan dit voorstel wil medewerken op grond van het reeds ge nomen besluit. Ik heb daar alle waardering voor en ik geloof dat de heer Kamstra terecht heeft geconstateerd, dat de inhoud van het voorstel in overeenstemming is met het besprokene toenmaals in de Raad. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 15 en 16 (bijlagen nos. 175 en 179). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 17 (bijlage no. 183). De heer C. de Vries: Onder de subsidieverhogingen treffen we ook een bedrag aan van f 16.500,voor het Frysk Orkest, te weten 1/3 van de kostenstijgingen die men dit jaar verwacht. Met deze verhogingen dat stel ik voorop ga ik akkoord. Het is dan niet zo zeer over die verhoging dat ik het woord vraag, als wel om in deze Raad blijk te geven van een zekere mate van verontrusting over geluiden die we uit andere ge meenten vernemen ten aanzien van de subsidie voor het Frysk Orkest laat ik het zacht uitdrukken waar men een zekere aarzeling aan gaat nemen. Dat kan dacht ik een gevaar inhouden voor het voortbe staan van het Frysk Orkest; als dus op een bepaald moment andere gemeenten de basis 1/3 provincie, 1/3 gemeenten, 1/3 Leeuwarden zouden gaan aantasten. Én het is uitsluitend dat ik hier dus uitdrukking aan deze verontrusting geef en zo mogelijk ook van Uw kant zou willen horen of U deze verontrusting deelt, dan wel of U op dit punt een wat optimistische kijk hebt. De Voorzitter: Wij plegen hier niet met andere ge meenteraden te debatteren, mijnheer De Vries. De heer C. de Vries: Mag ik niet naar het oordeel van het College in dezen vragen? De Voorzitter: U mag het vragen, maar U krijgt het niet. De heer Ten Brug: Uw voorstel om in verband met de stijging van lonen en salarissen een aantal subsi dies te verhogen verdient zeker alle waardering. Tot de voorgestelde subsidieverhogingen behoort onder meer het subsidie voor de gezinszorginstellingen in deze ge meente. En wanneer ik de gegeven toelichting goed begrijp, dan is de zaak als volgt: De Minister van Maatschappelijk Werk heeft in verband met een ver betering van de salarissen van het bij deze instellingen werkzaam zijnde personeel besloten tot een verhoging van het Rijkssubsidie. Dooi' Uw College wordt nu voor gesteld het normale als ik het zo mag noemen gemeentelijk subsidie eveneens te verhogen, zodat dit opnieuw op hetzelfde peil wordt gebracht als het Rijks subsidie. Dit zou betekenen een verhoging van het sub sidie aan de gezamenlijke instellingen van 2 x f30.000,—, t.w. f30.000,— Rijkssubsidie en f30.000,— Gemeentesubsidie. Maar boven het normale gemeente lijk subsidie, gaven wij een bijzonder gemeentelijk sub sidie, zoals ook vele andere gemeenten doen en dat blijkt dan 1V2pet. van de personeelslasten (f20.000, te bedragen. Nu wordt voorgesteld om tegelijk met de verhoging van het normale gemeentelijk subsidie dit extra subsidie te laten vervallen, dus die f 20.000,in die f 30.000,te incorporeren, hetgeen betekent dat in feite het gemeentelijk subsidie voor de gezamenlijke instellingen niet met f 30.000,doch met f 10.000,om hoog gaat; totaal derhalve een subsidieverhoging R:jk en Gemeente, niet van f 60.000,— maar f 40.000,Ik heb zo de indruk dat de financiële positie van deze ge zamenlijke gezinszorginstellingen nu minder wordt dan zij reeds was. En uit de brief aan de Raad van de con tactcommissie voor de gezamenlijke stichtingen voor de gezinszorg in Leeuwarden, blijkt dit ook wel. Graag zou ik van Uw College nadere inlichtingen willen heb ben over de financiële positie van de gezinszorginstel lingen, want helaas heb ik moeten constateren, dat dit in de brief aan de Raad niet voldoende tot uiting komt. Wellicht heeft het College hierover nadere inlichtingen gevraagd maar mocht dat niet het geval zijn, dan zou ik het toch wel bijzonder op prijs stellen dat dit alsnog gebeurt en dat dan te zijner tijd de situatie aan de Raad wordt meegedeeld, eventueel concluderende in een voorstel om alsnog opnieuw een bijzonder onver plicht subsidie te verlenen. Mej. Koehler: Namens onze fractie zou ik in de eerste plaats willen aansluiten bij datgene wat de heer Ten Brug heeft gezegd in verband met het vervallen mm Sfi van die 7% pet. onverplicht subsidie. We zouden eigen lijk het voorstel willen doen om dit besluit nog uit te stellen totdat we over betere financiële gegevens kun nen beschikken. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan zou den we toch willen voorstellen om deze kwestie te zijner tijd opnieuw te bekijken. Dan zou ik nog graag naar aanleiding van die subsidieverhoging een paar vragen van algemene aard willen stellen. Op de eerste plaats: Is deze subsidieverhoging alleen toegekend aan die in stanties en verenigingen die daarvoor een aanvraag hebben ingediend Wij menen n.l. dat er nog meerdere instellingen zijn die op grond van de salarisverhoging in aanmerking zouden komen voor verhoging van het subsidie. Wij denken hier b.v. aan de kruisverenigingen, aan de Sociaal Paedagogische Zorg van het I.G.G. en zo zijn er misschien nog wel meer instellingen. Dan zouden we graag willen weten, of t.a.v. deze subsidie verhogingen, een of andere norm is gehanteerd, of een bepaald percentage gebruikt. Op de derde plaats zouden wij willen vragen of er alsnog verenigingen zijn die, als ze nog een aanvraag om een subsidieverhoging, op dezelfde gronden dus als genoemd, zullen indienen, een kans hebben dat deze ook wordt toegekend. De hear Boomgaardt: Hwat it subsydzje oanbilanget foar de gesinsforsoargingsynstSjisjes kin ik my feitlik wol forienigje mei hwat de hear Ten Brug sein hat, tominsten sa't ik it bigrepen haw. Ik wol my op dit momint wol akkoard forklearje mei It ütstel fan B. en W. om earst dy 7% pet. mar ris forfalle to litten, mar ik wol de romte iepenlitte, n.o.f. de Ontwikkeling yn dizze sektor, om dy dochs wer yn to fieren. Mar dat soe ik fan de omstannichheden ófhingje litte wolle. Dan wol ik einliks noch wol freegje: Yn it skriuwen, dat dus oan de riedsfraksjes rjochte is troch dizze yn. stansjes stiet ek, dat hja, neidat hja dy 7% pet. sub sydzje tasein krige hawwe, oergien binne om de „re tributieschalen" to forleegjen. Dat wisten wy net op it momint - en ik nim oan it Kolleezje ek net, mar dat woe ik dus wol witte doe't wy de bislissing namen om dy 7 '/2 pet. ta to passen. Hwant ik leau net, dat it de bidoeling west hat fan de bislissing fan de Rie. Ik leau, dat dat dus in bislissing west hat fan dizze yn- stansjes en dat dy buten de bidoeling leit fan de Rie. As dat sa is, dan fyn ik it frjemd. De hear Santema: Us fraksje soe him wol oan- slute wolle by it ütstel fan juffer Koehler om dizze saek to'n earsten noch efkes oan to halden, omdat wy net genöch sifers ta üs foldwaen hawwe. De heer VeUenga.: Vier sprekers, mej. Koehler en de heren Ten Brug, Boomgaardt en Santema hebben gesproken over het subsidie voor de gezinsverzorgings instellingen. Daarbij is door twee van hen een voor stel gedaan om deze zaak aan te houden. Ik dacht niet dat het verstandig is om dat te doen, omdat nu in ieder geval al vast staat dat, wanneer de Raad niet tot uitstel zou besluiten maar het voorstel van het College volgen, het hier genoemde subsidiebedrag in ieder ge val wordt uitgekeerd. U zou ook de uitkering daarvan uitstellen en ik geloof niet dat dit in het belang zou zijn van de gezinszorginstellingen. Het tweede punt is, dat men in overweging geeft om deze instellingen als nog in de gelegenheid te stellen om hun financiële toe stand duidelijker toe te lichten dan uit deze brief blijkt. Ik heb de neiging om te zeggen dat dit primair een zaak is van deze instellingen zelf. Men heeft een vrij algemene brief gestuurd aan de Raad en aan de Raads leden en men is eigenlijk in gebreke gebleven als ik het zo mag zeggen om dat verzoek om meer sub sidie duidelijk te adstrueren met cijfers. Zowel het College als de Raad verkeerden in de onmogelijkheid om de financiële toestand van deze instellingen precies te bekijken en vandaar ook dat het, dacht ik, op zichzelf begrijpelijk is dat noch het College noch de Raad ook maar enige beslissing zou kunnen nemen, over een ver dere verhoging dan nu wordt voorgesteld. Ik dacht dus in ieder geval, dat het mogelijk zou zijn om op deze brief te antwoorden in deze zin, dat het de Raad on mogelijk is geweest om een duidelijk inzicht te krijgen en dat daaruit voortvloeit dat men, wanneer de finan ciële toestand precair is, zichzelf geroepen zal achten om met duidelijke cijfers bij de Raad te komen. Dat kan dan in een voorstel van het College resulteren om het wel of niet te doen en dat kan dan zowel betrek king hebben op 1964, dat zou een begrotingswijziging betekenen, als op b.v. een nieuw subsidieverzoek 1965, maar ik geloof niet dat nu bij voorbaat al door ons aan de Raad gezegd kan worden: Wij zullen op ieders verzoek positief reageren, U kunt van ons een voor stel verwachten tot een hoger subsidiebedrag dan nu wordt voorgesteld. Zakelijk gezien hebben wij nu on voldoende gegevens en de belanghebbenden zijn in de eerste plaats zelf geroepen om beter inzicht te ver schaffen aan College en Raad omtrent hun financiële toestand. Met het punt dat de heer Boomgaardt aan roert omtrent de retributieschaalverlaging ben ik het op zichzelf wel eens; dat heeft bij de beraadslagingen in de Raad geen rol gespeeld; men kan op zichzelf mo tieven hebben, en ik ken ze ook wel, om het te doen, maar dat kan weinig invloed gehad hebben en ook op dit moment hebben t.a.v. ons standpunt wat deze hele materie betreft. De heer Tiekstra (weth.): In antwoord op de al. gemene opmerking van mej. Koehler met betrekking tot de subsidieverhogingen die voortvloeien, zoals in de kop van dit onderdeel staat, uit het stijgen van lo nen en salarissen moet ik antwoorden dat het dus al leen betrekking heeft op enkele subsidies, waar recht streeks verband bestaat tussen de personeelskosten en het gemeentelijke subsidie. Dat manifesteert zich b.v. heel sterk bij het subsidie van het Frysk Orkest, dat ziet U ook bij de subsieverhoging van de Openbare Bibliotheek en bij de R.K. uitleenbibliotheek en dat ziet U ook bij letter n voor de stichting Kinderboer derij. De gezinszorg-instellingen zijn al besproken. Dat heeft een historie gehad. Voor zover de methodiek van de subsidie-berekening op bepaalde normen betrekking heeft, zal dat nog zijn effect moeten hebben bij de be groting 1965 op grond van de ingediende tenminste ik hoop maar dat men op tijd is begrotingen voor het jaar 1965 van de gesubsidieerde instellingen. Het lijkt mij niet direct op de weg te liggen van het Col lege of van de Raad om een rondschrijven te richten tot de gesubsidieerde instellingen of men maar wil be richten hoe ver de lasten zijn gestegen. Het lijkt mij juist om bij de subsidiëring voor 1964 op grond van de dan verstrekte gegevens opnieuw de bedragen te berekenen. Dat is een systeem dus van afrekening op basis van rekening of begrotingen. De heer Ten Brug: Ik heb geen enkele behoefte aan uitstel van dit voorstel tot verhoging van het subsidie aan de gezamenlijke gezinszorginstellingen met tienduizend gulden. Wanneer nu en ik heb van de Wethouder be grepen dat zulks de bedoeling is aan de gezinszorgs instellingen duidelijk wordt gemaakt dat hun brief we gens onduidelijke formulering en het ontbreken van de nodige gegevens, niet verder in behandeling is ge nomen, ben ik voldaan. Ik vertrouw, dat zij dan zo wijs zullen zijn met een duidelijker verzoek en uit voerige gegevens terug te komen. Wij zullen dan wel nader met deze zaak worden geconfronteerd. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 18 (bijlage no. 188). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De Voorzitter: Ik sluit hiermee deze vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 11