4 5 hat. In antwurd op de fraech, yn hoefier der strafrjoch- telik optreden wurde kin, is miskien a bout portant net to jaen. Dêr is wol hwat bilangstelling nei. Fierder soe ik wol hwat fiele foar, hwat de Wet- halder yn it ein fan syn bitooch sei, it öfsluten fan gas en elektrysk, foar safier dat juridysk mooglik en so- siael forantwurde is ik soe dat gefal foar gefal bi- sjen wolle -hwant ik leau dat it, wy moatte dat alle- gearre witte yn de maetskippij, net op tiid biteljen fan skuld üs hiele maetskiplike forkear op losse skroeven set en dat jildt hjir ek. Ik leau, dat de Gemeente yn safier suver hast in opfiedende taek hat en dan mar krasse maetregels nimme moat yn sokke gefallen. Ik kin my dus foarstelle, dat der minsken binne, dy't it persé net bitelje kinne, mar dan leau ik, dat Sosiale Saken byspringe moat, sadat de hier der dan komt fia Sosiale Saken. Dy gefallen kinne har dus net foar- dwaen as it Sosiale Saken-gefallen binne, hwant, dat nim ik tominsten oan, dan wit Sosiale Saken yn ider gefal der wol in regeling foar to treffen. Mar as it gefallen binne, dy't men dus op in forantwurde manear, sosiael bisjoen, hurd oanpakke kin, dan soe ik sizze, ek wurklik mar hurd oanpakke. Ik leau, dat dêr alle reden foar is. Mar ik bin bliid, dat it Kolleezje hjir each foar hat. De hear Pols (weth.): De hear Boomgaardt seit: Hurd oanpakke. Ik bin it ek wol mei him iens, mar hy sil my tajaen moatte, dat der in momint komt, dat men net oars mear kin. En hwat Jou fraech bitreft oer de juridyske kant, dat is in moaije fraech foar de krante. As Jo noch ris oan de krante dy fraech stelle, miskien krije Jo dêr dan in antwurd op. En nou't ik it dochs oer de krante haw, soe ik oan de krante freegje wolle: Skriuw net al to folie oer dit punt, hwant dan binne der fêst in hiele soad, dy't dan ek net mear bitelje. (Laitsjen.) Ik wol mar sizze, ik mien dit tige earnstich, dizze saek leit tige tear. Ik haw it hawn yn in strjitte ik sil de strjitte net neame dat troch in hiele greate hüshalding, wy wisten net hwer't de man wie, gjin hier mear bitelle waerd. Doe hawwe wy Sosiale Saken derby helle en doe't de hiele saek roun wie, doe sei de mem yn dy strjitte: Jimme hoege net mear hier to biteljen, hwant ik doch it ek net mear. It gefolch wie, dat it hiele strjitsje net mear bitelle. Doe moasten we hwat. De hear Boomgaardt: Se der üt sette, dat is it béste.) Ja goed, dat hawwe we dien, mar dan moatte Jo net freegje, hwat it koste hat, hwant dizze frou hawwe wy ünderbrocht yn in pension en dat hat de Gemeente in soad sinten koste. En dan komt Sosiale Saken en seit: Nim dy hierskuld dan mar op de ien of oare manear, hwant oars kostet it üs it tsiendübele. Dit rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub E. Dit verzoek wordt in handen van B. en W. gesteld om prae-advies. Punt 3a. Aanbeveling van het College van Curatoren: G. Land te Steenwijk. Benoemd wordt de heer Land met alg. stemmen. Punt 3b (bijlage no. 181). Voordracht: M. H. van der Leij, alhier. Benoemd wordt de heer Van der Leij met alg. stem. men. Punt 3c (bijlage no. 169). Voordracht: 1. mevr. B. Huizinga.Kooistra, alhier; 2. mej. T. Tromp te Waskemeer. Benoemd wordt mevrouw Huizinga met 32 stemmen (mej. Tromp 1 stem). Punt 3d. Aanbeveling van de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs: 1. Mr. P. C. Bokma; 2. Mr. B. W. Snijder; 3. Ir. J. Swierstra. Benoemd wordt de heer Bokma met alg. stemmen. Punt 3e (bijlage no. 176). Voordrachten Vacature C. J. Teeuwsen: 1. M. Wilbers; 2. K. J. Feenstra. Vacature J. Kuperus: 1. J. Jellema; 2. F. Schaaf. Vacature J. Jellema: 1. L. Ypma; 2. D. Lemstra sr. Benoemd worden de heren Wilbers, Jellema en Ypma met alg. stemmen. De heren J. de Jong en C. de Vries vormden het stembureau. Punt 4 (bijlage no. 180). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5 (bijlage no. 182). De heer Van Balen Walter: Uit de begeleidende Raadsbrief is mij gebleken dat de grond voor deze boxen wordt berekend op f 50,de vierkante meter. Dit lijkt mij een buitengewoon hoge prijs. Dergelijke prijzen maken we niet zo veel mee. Ik zou graag een inlichting willen ontvangen, hoe tot de berekening van deze hoge prijs wordt gekomen. De heer Van der Schaaf (weth.): Ik mag beginnen met op te merken dat hier een stukje grond wordt ver kocht, dat praktisch geheel wordt bebouwd, zodat de prijs hier, wanneer die omgerekend wordt, de terrein- prijs en de classificatie-oppervlakteprijs, dat die dus praktisch hetzelfde zijn, omdat veel terrein wordt be bouwd. Maar verder kan ik wijzen op een geval in Wirdum, waar aan een plaatselijke aannemer een stuk je grond voor boxen is verkocht voor f 49,zodat deze prijs niet voor het eerst hier in de Raad is. f 49, in Wirdum en dit is dan nu f 50,Het merkwaardige van de situatie is, dat, als ik het zo mag zeggen, onze broekzak dit aan onze vestzak verkoopt. Moesten we dit nu, nu we het zelf gingen bouwen, maar voor min der doen? Die vraag kan zich ook voordoen. In ieder geval, er is nog een ander gezichtspunt bij dat ook een rol heeft gespeeld, kan ik wel zeggen. De verge lijking met de prijs in Wirdum dus, maar ook de ver gelijking met de prijs in de nieuwe uitbreidingsplannen, waar de grondprijijzen omgerekend naar classificatie oppervlaktes ook komen in de buurt f 49,en f 50, en zo. Dus zo bekeken zijn er voor deze prijs vergelij kingspunten in een vorige transactie in Wirdum en in transacties die betrekking hebben op het Ielan. De heer Van Balen Walter: Ik ben nog niet geheel bevredigd door dit antwoord van de Wethouder, dat nog weinig specificatie van deze prijs geeft. Ik neem ook aan dat de Wethouder niet in staat is zo direct een berekening van deze prijs te geven, maar ik zou het toch wel op prijs stellen om een inzicht te krijgen hoe men tot deze, naar mijn gevoel, wat extra hoge prijzen komt. U zegt nu wel, dat in Wirdum ook die prijs van f 49,uitkwam. Waren dat ook autoboxen Ik weet niet of men speciaal voor autoboxen een hoge prijs berekent, maar dan blijft mijn nieuwsgierigheid naar de wijze waarop men deze prijzen berekent. En ik neem aan dat men niet voor autoboxen een hogere dan normale prijs gaat becijferen. Ik zie tenminste niet een reden hiervoor. Ik vraag dus of het mogelijk is dat wij eens een inzicht krijgen in de wijze waarop deze prijzen worden berekend. De heer Heidinga: Ik dacht dat die classificatieprijs voor het Nijlan wel bekend was. De grond is daar uit gegeven voor een classificatieprijs van om en nabij de f 35,Nu zegt de Wethouder: We houden hier maar aan wat er in het Ielan gebeurt, maar waar grondt zich dit op Ik heb er geen bezwaar tegen dat dit hier zo gebeurt, maar ik zie niet de redelijkheid van het geval en dat heeft U ook niet aangetoond. De heer Van der Schaaf (weth.): Laat ik dan nog mijn betoog van de eerste instantie aanvullen. Vijftig gulden dat is ongeveer de kostprijs van nieuwe bouw grond, naar classificatie-oppervlakte gerekend, dus niet naar de terreinoppervlakte. En dat blijkt uit het geval Wirdum waar we dat ook hebben gehad en in het Ielan. De heer Van Balen Walter wil graag een inzicht hebben in de wijze waarop dat tot stand komt. Laten we hier voor een gelegenheid zoeken en b.v. bij de behandeling van de begroting 1965 een bijlage neerleggen, waarin de calculatiemethode wordt opgezet, op een voor Raads leden begrijpelijke wijze. Het is niet zo dat wij voor boxen er maar een schep op gooien; ik wil wel zeggen dat de boxen in het Nijlan duurder dan de woningen in het Nijlan zijn berekend, maar niet duurder dan de produktiekosten van nieuwe bouwgrond, gerekend naar classificatie-oppervlakte, bedragen. En ik ben van me ning dat wij misschien wel meer, dit is maar een pro visorische opmerking, bij de uitgifte van terreinen de kant uit zullen moeten gaan van wat kost de pro duktie van nieuwe bouwgrond; dat is een bedrijfseco nomisch gezichtspunt waar veel meer aan vast zit, maar in dit geval brengen we dit onszelf in rekening en dat komt ook wel goed uit. (De heer Van Balen Walter: Uiteindelijk moet een ander het betalen.) Nu ja, maar daar krijgt hij ook een mooie box voor. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 5a (bijlage no. 186). De heer Bootsma: Na de min of meer bewogen ver gaderingen, welke de laatste maanden aan het onder werp woningbouw zijn gewijd, behoeft het geen ver wondering, dat onze fractie, uitgaande van de door de Raad met algemene stemmen aangenomen motie, waar. in Uw College niet alleen werd uitgenodigd om met kracht voort te werken aan het grote plan in 't Ielan, maar daarnaast met een aanvullend plan te komen, opnieuw het woord vraagt. Wij willen beginnen met vast te stellen, dat het tot verheugenis mag stemmen, dat het is gelukt om de voor het grote plan vereiste medewerking van de daarvoor gestelde instanties te verwerven en dat de grote meerderheid van de Raad zich niet heeft laten verleiden om halverwege de grote lijn los te laten en te blijven voortsukkelen met kleinere plannen, hoe verdienstelijk overigens ook van opzet en uitvoering. De ontwikkeling op alle terreinen van bedrijvigheid en maatschappelijk leven heeft een sterke tendens naar schaalvergroting. En zo zal ook het wo ningprobleem alleen tot een oplossing kunnen worden gebracht door plannen in groter verband en op langere termijn. Wij verhelen ons hierbij niet, dat niet altijd alles van een leien dakje gaat en dat ook hierbij gebreken of onvolkomenheden kunnen voorkomen. Maar daarvoor zal de waakzaamheid van de daarvoor aangewezen ambtenaren noodzakelijk zijn. Als directe winst kan al vast worden aangemerkt de belangrijke contingents verhoging, welke is verkregen door de toe te passen arbeidsbesparende werkmethoden. Laten we hopen, dat deze arbeidsbesparende methoden tevens zullen leiden tot een versnelde bouw en niet alleen tot vermindering van het aantal arbeiders. Nadere beschouwing van Uw raadsbrief geeft aller eerst een verhouding weer tussen woningwetwoningen en andere woningen van 1196 tegen 844. Het aantal woningwetwoningen hadden wij gaarne wat hoger ge zien. Maar wanneer daarnaast wordt gelet op het aantal eengezinswoningen, dat in de woningwetbouw zal wor den gerealiseerd, n.l. 524 van het totaal van 1196, dan stemt zulks weer tot verheugenis. Dat de huren niet lager kunnen worden gesteld is zeker te betreuren, maar wij mogen niet vergeten, dat mede gebouwd wordt voor de toekomst. En de achter ons liggende jaren hebben aangetoond, dat, wat oorspronkelijk duur leek, later zeer aanvaardbaar en gewild bleek te zijn. Nu met aanvaarding van dit plan, waar mijn fractie in zijn geheel voor zal stemmen, de woningbouw in de stad Leeuwarden tot en met 1967 zal zijn verzekerd, zal niettemin met kracht moeten worden voortgewerkt aan de verdere ontwikkeling van plannen van na 1967. Maar we willen niet nalaten om er bij Uw College met klem op aan te dringen, dat de resterende contingentsgedeel ten zoveel mogelijk zullen worden aangewend voor realisering van bouwplannen in de ons omringende en tot onze gemeente behorende dorpen. We zijn overtuigd van de moeilijkheden, welke daarvoor moeten worden overwonnen, maar wij vertrouwen dat Uw College in staat zal zijn om ook deze moeilijkheden het hoofd te bieden. De heer K. J. de Jong: Het moge bekend zijn, dat het woningbouwbeleid in onze fractie altijd nogal veel belangstelling ontmoet en het is ook voor de hand lig gend, dat een dergelijk groot project, als ons vanavond wordt aangeboden, ook in onze fractie een punt van bespreking heeft uitgemaakt, zij het dan dat daar niet zoveel tijd voor was, omdat de aanbiedingsbrief ons maandagavond pas bereikte. Het lijkt mij dan ook het beste, dat ik mijn beschouwingen houd tegen de achter grond van wat in het verleden door onze fractie hier over gesteld is en in aansluiting op hetgeen op 11 maart door de heer Heidinga hier naar voren is gebracht. Ik maak dan een vergelijking met wat ons hier aange boden wordt. Dan is één van de eerste stellingen van de heer Heidinga geweest, dat hij het een gevaarlijk iets vond, wanneer wij het verlies aan arbeidsproduc tiviteit niet zouden trachten te dekken en hij heeft toen aangedrongen op het direct in functie brengen van een tweede productiestroom. Dat was eigenlijk de kern van zijn betoog. Wat we hier dus voorgeschoteld krijgen is in ieder geval een punt, waarbij dat gevaar van het verlies aan arbeidsproductiviteit, dat ons telkens nog boven het hoofd gehangen heeft, hier dus gedekt wordt. Met andere woorden: het volume van 1963 en 1964 wordt hiermee gered, wanneer we dit voorstel aanvaar den. Eén van de grote gevaren, die ons telkens boven het hoofd gehangen heeft, is in dit geval van de kaart en dat is dus een punt, waarmee wij B. en W. mogen complimenteren. Ik geloof, dat dat reëel is. Bovendien past dit hele plan in het kader van de voorschriften en de doelstellingen van de Minister van Volkshuisves ting en Bouwnijverheid. Deze werkt speciaal op grote plannen en met grote aannemingsmaatschappijen. Deze geeft daar toeslagen op de produktie enz. op. De toe slagen, die hier op de volumes gegeven zijn, zijn ook beduidend, niet alleen voor de woningwetsector, maar ook voor de ongesubsidieerde sector waarbij nu weer 50 woningen per jaar aan toeslag wordt gegeven. Dat zijn inderdaad pluspunten, die men voor heeft bij een meerjaren-plan, als hier wordt aangeboden, boven een situatie, zo we die in het verleden nog wel eens gekend hebben, waarbij meer plaatselijk gewerkt werd en waar bij kleinere plannen aangeboden werden. Dit is dus inderdaad een punt dat pro het voorstel van B. en W. stemt. En ik zou zeggen: Wij moeten reëel zijn en deze dingen erkennen en wij kunnen dit met een zekere verheugenis doen. Eén van de punten waar altijd naar gestreefd is, is: Laten we toch trach ten continuïteit en rationalisatie in de woningbouw te brengen. Dat is een jaar of tien geleden al geprobeerd door een aanbod van aannemerszijde; we hebben daar jammer genoeg nooit voldoende gebruik van gemaakt. In ieder geval, men kan zeggen van dit plan wat men wil, hier zit wel continuïteit in en hier zit wel rationa lisatie in. Ik betwijfel het of deze rationalisatie zover voert, dat we zonder meer kunnen stellen, dat in dit meerjarenplan een aanzienlijke besparing van arbeids krachten zit. Er wordt wel over gesproken, maar ik heb nog nooit cijfermatig aangetoond gezien, dat in een dergelijk plan als dit inderdaad besparing aan ar beidskrachten aanwezig is. Ik weet niet, of dit meer een academische kwestie is, dan een zaak die op reali teit berust. Ik zet er een groot vraagteken achter. Een punt, dat in dit voorstel ook van belang is en waar ook inderdaad iets goeds van gezegd kan wor den, is het feit dat hier een plan aangeboden wordt, waarin 40% eengezinshuizen voorgesteld is. Zoiets heb-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 3