14 15 verdragen wanneer open en bloot gezegd zou kunnen worden, inderdaad daar en daar is overgeheveld en die en die bedragen zijn overgeheveld. Ik had dat liever omdat wanneer wij dit zo slikken met de ogen dicht, wij daarmee in feite het failliete systeem in stand hel pen houden. Wanneer wij dit open en bloot doen, dan dringt het misschien tot Den Haag door dat het niet langer zo kan. En dat wij misschien gedwongen zijn om dit soort toch in mijn ogen onsmakelijke prak tijken mee te doen, omdat we anders doodeenvoudig niet aan onze trekken komen, maar dat we dat doen noodgedwongen, door een situatie die wij niet gescha pen hebben en die het ons misschien onmogelijk maakt om op een fatsoenlijke manier aan onze trekken te komen. Dat zou ik makkelijker kunnen verteren dan dit meehelpen aan het bedekken met de mantel der liefde, om het nu eens vriendelijk te zeggen, van iets wat toch eigenlijk geen eerlijk zaken doen is. Ik vind dit onplezierig. Maar ik heb oog voor de moeilijkheden die er aan vast zitten en die ook het College uit de aard der zaak voelt. De heer Kingma: Een enkele vraag over de woning bouw in de dorpen. Er is gezegd, daar blijven wel en kele tientallen voor over. Maar ik geloof, en dat is dunkt me ook uit het betoog van de Wethouder wel naar voren gekomen, dat dat het hem nu juist niet is. Wanneer men ook op de dorpen naar verhouding eens een naar het dorp gerekend een massa woningen ging bouwen, geen tien maar b.v. vijftig en dat men daardoor het hele woonklimaat van het dorp ook ver beterde, dat men daardoor de woningen gemakkelijker gebouwd kreeg en dat ook de situatie van die dorpen als geheel daardoor verbeterd werd en het in de toe komst ook mogelijk zou zijn, wij hebben dat probleem wel eens eerder gehad, die dorpen ook aantrekkelijker te maken voor forensen binnen onze gemeente, dan is dat toch ook wel een belangrijk punt dunkt me. Er gaan nu veel mensen buiten onze gemeente wonen, die wij dan konden opvangen. Maar wat blijft er nu over voor bouwen in de dorpen èn bouwen volgens tra ditionele mogelijkheden; wat voor percentage of aan tallen blijven daar nu jaarlijks nog voor over. Of zit practisch alles in het nu voorgestelde? Dat was wat ik wilde vragen. De heer Bootsma: Een paar korte opmerkingen nog, want er zou misschien dc indruk gevestigd kunnen worden dat wij zonder meer halleluja roepen, maar dat is niet het geval. Uiteindelijk is het hier toch ook een kwestie van in een bepaalde positie verkeren en moeten nemen datgene wat redelijkerwijze haalbaar is. Ik meen dit ook in eerste instantie gezegd te hebben. Dat er overigens ook kleinere bouwplannen uitgevoerd worden, die zeker zo aantrekkelijk zijn en dat hier in dit plan zeker wel fouten en gebreken zullen zitten, maar wanneer we de weg bewandelen zoals hier min of meer door de heer De Jong wordt verdedigd, dan betekent dit, dat we om te beginnen minder zullen bouwen. Ik bedoel minder in aantal omdat we dan niet zullen beschikken over de belangrijke toeslagen op het contingent die ons nu worden verleend. En dat dat ook in zou houden, dat er minder eengezinswoningen uit de bus zouden komen dan nu het geval is. Ik geloof dat dit toch ook wel zeer zeker een pluspunt is. Overigens heeft de heer De Jong zelf opgemerkt, dat datgene wat in hoofdzaak zijn bezwaren vormt een kwestie is van landelijk beleid en ik geloof dat het dan ook ver standig is dat wij van onze kant ons hier in deze raadszaal niet te veel inlaten met dat landelijk beleid, maar ons bepalen bij de eigen gemeente. Op bepaalde punten zouden wij het zeker ook wel anders wensen, maar zo het plan hier nu ligt mogen wij dat niet laten passeren en rust op ons de plicht om te zorgen dat dit er zo spoedig mogelijk komt en dat er daar naast voortgewerkt wordt aan nieuwe plannen, hope lijk ook met de tweede productiestroom, zoals de heer De Jong dat graag zou wensen, maar ook daarmee aan hakende op het verkrijgen van een zo groot mogelijk contingent. De hear Santema: Alderearst graech oan Wethal- der Pols in fraech. Hy soe noch efkes, miende ik, de sifers jaen fan it Wenningburo. Fierders bin ik der peroanlik noch net mei klear, hwat dat oerheveljen fan kosten einliks to meitsjen hat mei ymmoraliteit, dêr komt it dochs sa hwat op del. Tinkt men hjir net to folie yn de sfear fan it wurd, dat wy yn de léste tiid eileas wol ris hearre: „het verschrijven"? Ik soe ein liks foar mysels der dochs wol wissichheit oer hawwe wolle, dat hjir net dy forgeliking sa sterk trochfierd wurdt. De heer Heidinga: Er zijn enkele dingen zo naar voren gekomen waar ik nog wel graag iets van wil zeggen. En dan zou ik willen beginnen met die boete bepaling. Het is n.l. zo, dat ben ik volkomen met de heer Van der Veen eens, dat de praktijk van de laatste laat me zeggen tien jaar zo is, dat de boetebe paling niet werd toegepast. Maar na de loonexplosie van maart is er een intensief overleg geweest tussen de grote aannemersbonden en de Minister over de risi- soregeling. Daarbij heeft de Minister toen als voor waarde gesteld: Ik wil wel een nieuwe risico-regeling aangaan maar dan eis ik dat de bouwtermijnen strikt in acht worden genomen, want anders krijg ik veel te veel risico bij te betalen. Dus als het College wat ik uiteraard helemaal niet kwalijk neem in de lijn van de Minister wil werken, dan zal het hier toch wel goed rekening mee moeten houden, dat dit ook een van de eisen van de Minister is. Het kan mij ontgaan zijn maar ik heb in deze stukken noch in het bestek kunnen lezen, dat de bouwer zich verplicht tot een opleverings- tijd ctf dat hij gebonden wordt aan een opleveringstij d. En wanneer dat niet het geval is heeft de boetebepaling geen zin want dan gaat hij nooit in werking. Dan heeft de Wethouder enige waarderende woor den gewijd aan de Leeuwarder aannemers die tenslotte dan toch nog, niettegenstaande alles, het Nijlan heb ben volgebouwd. Aan de ene kant vind ik dat wel leuk, ik zou er nog deze opmerking bij willen maken, dat die Leeuwarder aannemers het Nijlan veel vlugger heb ben volgebouwd dan de Gemeente volgens haar plan ning had verwacht. Daardoor is een zeer belangrijke rentewinst ontstaan en zijn zelfs de parkeerhavens kunnen worden aangelegd. Dit is wel heel erg in te genstelling met wat Intervam hier presteert. Daar gaat het allemaal veel langzamer dan was gedacht. De Wethouder heeft gezegd: Wij hebben moeite met de beleggers, wij hebben alleen nog maar kans gezien om tenminste in eerste instantie het pensioen fonds van de bouwbedrijven hierheen te krijgen. Nu wil ik daar even bij opmerken, dat U dat aan de aan nemer P. de Jong heb te danken, die dat voor U heeft klaargemaakt en die later in de bouwcombinatie Nijlan die 't Ielan zou bouwen aan kant is gezet. (De heer Van der Schaaf, weth.Ja, dat is bekend.) Dan nog een opmerking over de versluiering van de curveprijs en dat in verband met de realisering van de woningen in de dorpen. De Wethouder zegt, dat het in de dor pen verbazend moeilijk is de curveprijs te halen. Maar realiseert de Wethouder zich wel dat dat door deze methoden toe te passen juist zo ontzaglijk in de hand gewerkt wordt Want wanneer we op bepaalde ma nieren de curveprijs drukken, dan heeft dat onherroe pelijk zijn terugslag op de andere projecten. Hoe meer we hier de curveprijs versluieren, hoe lager we die dus maken, hoe minder woningen er ooit in de dorpen zul len komen, want die curveprijs (De heer Van der Schaaf, weth.: Dat doet de Minister dan.) wordt tegen elkaar afgewogen; dus door deze versluiering van de curveprijs maken we alle andere bouwprojec ten moeilijker te realiseren. We moeten toch echt niet uit het oog verliezen, dat we de zaak hier zo vertroe belen dat wij ons uiteindelijk in onze eigen vingers snijden. Ik wil graag mijn stem motiveren en het zal U misschien ook wel niet verwonderen ik kan geen vrijheid vinden om voor dit voorstel te stemmen. In de eerste plaats kan ik niet akkoord gaan met de wijze waarop de bouwcombinatie Nijlan hier in deze zaak is behandeld; dat is voor mij een zaak die ik niet goed kan krijgen en de Wethouder heeft mij ook nooit kunnen aantonen dat dit ergens toch wel goed zat. Het tweede punt waar ik bezwaar tegen heb is dat iedere vakman kan dat constateren het werk dat Intervam aflevert belangrijk minder is, dan dat bij de andere woningbouw die wij hier in de stad hebben. Het derde is de versluiering van de curveprijs en XteCWc de gevolgen daarvan; dit weegt mij zeer zwaar en tenslotte meen ik dat we beslist niet verplicht zijn om het op deze manier te doen, maar dat we echt nog wel een andere kant uit kunnen en daarom kan ik zo geen vrijheid vinden om hier voor te stemmen. De heer Van der Schaaf (wetn.): Er is door de heer De Jong een vergelijking gemaakt tussen de verschil lende prijzen. Ik geloof dat ik moet zeggen dat dit te oppervlakkig is gebeurd. Want heeft de heer De Jong rekening gehouden met de risicoregelingen, het feit dat op de prijs die hij in vergelijking neemt, een zelfde of een verschillende risicoregeling van toepas sing is? Heeft hij voorts in aanmerking genomen dat er eerder sprake was van, ik meen 83o woningen en dat er nu sprake is van 2040 Deze verschillen maken de mogelijkheid van vergelijking toch wel tot een dis cutabele zaak. Dat de verhuur in de vrije sector ook wei zou kunnen bijdragen tot een versluiering van de kosten, dat zegt de heer De Jong, dat zou misschien kunnen, maar net zo goed is een mogelijkheid dat het rendement van deze wonigen op een of andere manier verschillend is, misschien lager is. Dat kan men echt aan oe buitenkant met bekijken. Ik wil dus zeggen aan ue neer De Jong en ook aan het adres van de heer Van der Veen: is dat nu inderdaad een bewezen zaak? u neemt aan dat dit het geval is en U neemt dat aan zonder bewijs. U hecht dat alleen vast aan het feit dat hier deze woningen gekoppeld worden en ik heb U gezegd, en dat nerhaai ik en daarmee is de koppe ling voldoende verklaard, dat wanneer een tabrikant een serie artikelen moet maken van 2000 of van 1200, van 800 of van 2000, dat zeer beslist invloed heeft op de prijs. En wanneer U zich eens bezig gaat houden met de uitwerking van het repetitie-effect dat de bouw vakarbeiders opdoen in hun lange serie, dan ziet U daarin enorme verschillen; dit is een reëele zaak en de stelling die ik verkondig dat het bouwen in zo'n project bepaald goedkoper kan dan wanneer het hier aueen om 800 woningen zou gaan, is iets dat ik be paald staande houd. De heer De Jong heeft ook gezegd: nier is een versluiering van de curveprijs. Dat is een onbewezen stelling. Men neemt dat voor vast aan maar ik moet stellen dat dat een onbewezen zaak is. En nu zegt de heer De Jong: Is dit wel in overeenstem ming met de moraal? Nu kan ik toch eigenlijk niet nalaten om even naar voren te brengen dat vóórdat de zwarte lonen in de bouwvakken er uit gegaan wa ren we nemen aan dat er tegenwoordig geen zwarte lonen meer in de bouwvakken worden betaald wij ons toen van overheidswege ook op een realistisch standpunt stelden en zeiden: Die zwarte lonen is iets, dat niet zuiver is en toch werd er aan meegewerkt. Ik zeg met dat hier versluiering van bouwkosten is, maar ais U dat aanneemt, had U dan ooit onder het systeem van de zwarte lonen met een goed geweten een woning kunnen bouwen? Dat is mijn wedervraag aan U. De te late oplevering van de bouw aan de Groningerstraat weg is met anderhalf jaar maar beduidend minder, maar dat zullen we nu hier niet verder uitwerken. De kwestie van die boete, hoe zit dat met de ter mijn, vraagt de heer De Jong. Het is hiermee zo, dat deze bouw wordt aangegaan onder het tijdschema van Ratiobouw en in zoverre hangt die boetebepaling niet helemaal in de lucht, maar wel is dit een zwakke zaak. De heer Heidinga zegt dat de Minister daar nu een nieuwe inhoud aan wil geven en ik wil hem en aan de Raad wel toezeggen, dat we deze kwestie nog nauw keurig zullen bekijken en te zijner tijd, wanneer die boete zou moeten worden gehandhaafd, daar ook een verantwoorde beslissing in zullen nemen. Bovendien hopen wij vanaf het begin de voortgang in dit werk zo nauw mogelijk aan de pols te voelen en bij achter blijven ook gepaste maatregelen te nemen. De heer Van der Veen heeft nog gesproken over de koppelverkoop en wij weten uit de rechtspraktijd bei den wel, dat niet alles wat tegelijk verkocht wordt, koppelverkoop is. Koppelverkoop is wanneer je een ploeg en een stier verkoopt, samen in één koop. En als men een boerderij verkoopt met een stier kan dat ook koppelverkoop heten misschien, maar wanneer men een pakket huizen van dit en een pakket huizen van dat verkoopt, dat zijn allebei huizen, geloof ik niet dat het helemaal juist is om dan van een koppelverkoop te spreken. Dit wordt hier in een grote serie opge nomen, dat is het landelijk beleid, en in een grote serie kan elk onderdeel goedkoper worden geproduceerd. De heer Van der Veen spreekt hier van een onsmake lijke praktijk en als bewezen is, wat ik niet toegeef, dat hier versluiering en overheveling plaats vindt, wat ik uitdrukkelijk dus niet toegeef, dan is de plaats waar dit euvel bestreden zou moeten worden het parlement, meen ik. Ik geloof niet dat de gemeenten zich kunnen permitteren om dan maar een soort van bouwstaking af te kondigen en zeggen, nu laten wij alle kansen maar lopen. Dit is dan een fout in het landelijk beleid als het zo is, hetgeen niet wordt toegegeven, en dat moet op een andere plaats bestreden worden. Aan de heer Kingma zeg ik, dat er voor de dorpen wel iets overblijft; of daar contingenten van 50 mo gelijk worden durf ik echter niet toe te zeggen, maar tot nog toe hebben we altijd dit systeem gevolgd, dat we in de dorpen enkele tientallen of zo iets gaan bou wen en dat is voor een dorp ook al een aardige ver groting. De heer Bootsma heeft enkele aanmerkingen gemaakt die echter voor hem een punt zijn waar hij over heen stapt. Ik wil mijn eigen mededelingen nog even corri geren; ik heb gezegd dat hier een winst werd gemaakt van 200 woningen, maar in aanmerking genomen het contingentvoordeel, mag ik dat zelfs wel stellen op 250 woningen, dit is 25% meer; ongeacht het contingent voordeel over het gehele plan. En degenen die dus neen zeggen tegen dit plan wil ik er wel op wijzen, dat zij dit voordeel verwerpen. De heer Santema heeft gezegd: Hier is sprake van „verschrijving". Dat is helemaal niet het geval. Nu heeft de heer Heidinga gezegd: De Leeuwarder aan nemers hebben het gepresteerd om in het Nijlan vlug ger te bouwen. Ja, dat is zo, dat hebben Leeuwarder aannemers gedaan, maar dat kwam omdat de contin genten daarvoor beschikbaar zijn gekomen. En het is dus niet zo dat de Leeuwarder aannemers nu eigen lijk zich op de borst kunnen slaan en zeggen: Nou heb ben wij die rentewinst in het Nijlan veroorzaakt. Dat is niet juist. Tenslotte wil ik toch aan diegenen die met de heer Heidinga overwegen om tegen te stem men nog voorhouden, dat wanneer men tegen dit plan stemt men tegen 1200 gezinnen, misschien tegen 2000 gezinnen zegt: Wacht nog maar een poosje. (De heer K. J. de Jong: Niet zo, maar zo.) Dat moet men zich wel heel goed realiseren. In de motie van de heer Heidinga is indertijd gezegd: Als U een ander plan had gekozen dan hadden zoveel mensen niet hoeven te wachten. Dit argument mag ik nu de heer Heidinga voorhouden. Wanneer hij zegt, en nu wil ik het hele maal niet overdrijven, wij stemmen dit plan af, dan betekent dat in ieder geval dat hij tegen dat aantal gezinnen zegt: Wacht nog maar zo lang. En dit is een klemmend argument, dat moet ik wel aan de heer Heidinga voorhouden. Tenslotte houd ik hem ook nog voor, dat hij in de vergadering van 11 maart heeft gezegd: Werk gerust door aan dat grote plan. De heer Pols (weth.): De heer Van der Schaaf heeft gezegd dat ik inmiddels die cijfers wel heb, maar de heer Santema zal van mij aannemen dat dat heus niet zo eenvoudig is. Mag ik volstaan met te zeggen, dat wij bij de begroting die cijfers produceren? Er is heel veel werk mee maar ik hoop dat U van mij aanneemt, dat als ik zeg dat wij in stijgende lijn zijn wat betreft het aantal woningzoekenden, en dat het altijd, ook al leggen we de cijfers op tafel, een taxatie is want pre cies weet men nooit de stand. Als men op het ogenblik aan de industrie zou vragen, hoeveel mensen men nog buiten heeft wonen, die men graag hier in de stad wil hebben, dan kwamen er wel heel andere cijfers uit de bus. De Voorzitter: Het voorstel is nu in twee instanties besproken en ik stel daarom voor de beraadslagingen te sluiten. De Raad gaat hiermee akkoord. De heer K. J. de Jong: Mijn fractie is tegen. (De heer Bootsma: In zijn geheel?)

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 8