4 HI nen zeggen: de maximale pacht, maar dat zegt U toch ook niets. Mijn reactie op deze vraag ligt in mijn ant woord aan de heer Santema opgesloten. Als U 2% rendement maakt van een kapitaal, dat U in een boer derij steekt, dan mag U niet mopperen. En als U zo veel vermogen heeft, dat U zich kunt veroorloven een groot stuk daarvan in een boerderij te zetten, dan is dat Uw zaak, maar hoger rendement mag men niet verwachten. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 9 t.e.m. 13 (bijlagen nos. 201, 216, 191, 195 en 213). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 11 (bijlage no. 194). De heer Van Balen Walter: We vragen ons af, waarom dit voorstel zo laat komt. In de eerste plaats is dit pand al lang in gebruik bij de Rijksverkeersin spectie en in de tweede plaats wordt voorgesteld de huur op 1 mei te laten ingaan. Ik neem dus aan, dat de Rijksverkeersinspectie alreeds van 1 mei af profijt heeft van dit gebouw en dan lijkt het mij minder ele gant tegenover de Raad, dat U nu met dit voorstel komt. De Voorzitter: In antwoord op de opmerkingen van de heer Van Balen Walter kan ik zeggen, dat het ge deelte van dit pand wordt gehuurd door de Staat der Nederlanden en de Rijksgebouwendienst ten behoeve van als ik me niet vergis het bijkantoor van de Rijksverkeersinspectie, huiselijk gezegd: de schippers- beurs. Ik geloof, dat wat de heer Van Balen Walter zegt juist is, n.l. dat de ingebruikneming al heeft plaats gevonden. Ik kan alleen maar zeggen, dat B. en W. niet eerder het punt op de agenda konden plaatsen, dan nadat terzake overeenstemming was bereikt met de Rijksgebouwendienst. Daarbij laat ik nog in het midden, welke instanties deze dienst weer heeft te raadplegen, voordat hij bevoegd is om tot huren over te gaan. Ieder die hiermee ervaring heeft, mag het bekend zijn, dat dit soms nog wel even langer duurt dan verwacht wordt. De laatste acceptatie was 2 juni 1964 en er is een brief van B. en W. van 12 mei ge weest; er was n.l. niet overeenstemming over een paar kleine onderdelen van het voorstel, dat B. en W. ge daan hebben. Als de Raad niet tot verhuren zou overgaan, dan zou dat impliceren, dat er een nieuwe overeenkomst tot stand komt en dat men zonder recht of titel in dit pand zit, zodat dan de schippersbeurs een ander onder komen moet zoeken. De heer Van Balen Walter: Het zal U wel niet ver bazen, dat dit antwoord mij bijzonder weinig bevredigt. Dat de Verkeersinspectie blijkbaar wel de bevoegdheid heeft om dit pand in gebruik te nemen, maar niet om een huurcontract te tekenen, vind ik heel vreemd. Bo vendien is naar mijn mening het College verplicht toe stemming van de Raad te vragen, voordat men iets effectueert. Ik blijf er dus bij, dat ik de gehele gang van zaken weinig fraai, weinig elegant vind, waarbij niet zo heel veel respect voor de Raad wordt gede monstreerd. De hear Boomgaardt: Op himsels nommen fyn ik it net sa slim, dat dit bard is. Ik soe it wol slim fine, as men it efter de Kolleezjetafel wei net slim fine soe. De hear SpiekhoutIk soe it wol forkeard fine, as it Kolleezje it nèt op dizze manear dien hie. As wy to folie seure oer dizze dingen, dy't formeel wol troch de Rie fêststeld wurde moatte, mar dêr't wy alris üs üngerêstheit oer ütsprutsen hawwe yn de sin fan: Wurdt it wol op'e tiid forhierd, dan binne wy, soe ik sa sizze, yn de Rie net op de goede wei. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat de Raad toch goed doet om zijn formele recht te handhaven. En af gezien daarvan zou ik er geen enkel bezwaar tegen hebben, als de Rijksverkeersinspectie zonder rechts. titel in dit huis zou verblijven, mits zij kosten en schadeloosstelling en ook de huurderving, die uit deze situatie voortvloeit, betaalt. De Voorzitter: In antwoord op de opmerking van de heer Van Balen Walter moet ik U toch zeggen, dat de Rijksverkeersinspectie als instantie niet bevoegd is om huurovereenkomsten te sluiten. Dit geschiedt onder voorbehoud van goedkeuring van een aantal departe menten, waarschijnlijk ook van Financiën en van Ver keer en Waterstaat, waaronder de betreffende rijksin stelling (de Rijksgebouwendienst) bij mijn weten zelf ressorteert. Er zal dus wel interdepartementaal over leg zijn geweest over het huren van dit gedeelte. Ik kan me best voorstellen, dat, daar de Rijksgebouwen dienst dus de huurovereenkomsten sluit, het in het be lang van de betreffende rijksdienst die het thans bij hem in gebruik zijnde gebouw moest verlaten,, kan zijn alvast het gehuurde gedeelte van het gebouw te betrekken. En dat is met medeweten van B. en W. gebeurd, hoewel misschien niet ieder lid van B. en W. zich precies de dag en het uur meer weet te herinne ren. Ik zou overigens willen opmerken en dat moet de heer Van Balen Walter mij ten goede houden dat het sluiten van huurovereenkomsten inderdaad bij raadsbesluit geschiedt. Maar het behoeft, dacht ik, op zichzelf de mogelijkheid niet uit te sluiten om de in gangsdatum van de huurovereenkomst op een eerder moment te doen vallen, zoals ook in de huurovereen komst is vastgesteld. Overigens geloof ik, dat de Raad zich in het alge meen niet heeft te beklagen over de égards, die het College voor de Raad heeft, en ook geloof ik, dat het College zich niet heeft te beklagen over de bereidheid van de Raad om het College te volgen. Als we de zaak in de door mij geschetste zin be schouwen, dan geloof ik, dat hiermede het incident wel gesloten is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 215). De hear Miedema: Ik woe oer dit punt dochs noch wol graech in opmerking meitsje. De tawizing fan diz ze bouforgunning kin net trochgean op groun fan it ütwreidingsplan. En dêr sille wy üs as Rie by dellizze moatte. Dat is net oars. En nou kin ik wol stelle, dat üs fraksje ik wit net, hoe't de oaren der oer tinke it wol spitich fynt, dat it net trochgean kin. Wy moatte it ek sa sjen: Der leit in ütwreidingsplan oan de east- kant fan it doarp. Mar as men de gatten, dy't der yn de bibouwing kommen binne, folbouwe koe, dan kin men net sizze, dat de lintbibouwing dêr slimmer fan wurdt. Men bout net fierder as de dyk, mar der is gewoan tusken twa huzen noch romte om der in hüs del to setten en ik leau, dat gjinien dêr biswier tsjin makket. En men hie dit greate foardiel, dat men spot- goedkeape bougroun hie. It is hjoed-de-dei net sa ien- faldich om wenningbou yn it doarp te realisearjen mei it each op de prizen ensfh. en dan moatte Jo dêr bouwe op in ütwreidingsplan dêr't de groun f 35,de meter kost. Hjir kin men it by wize fan sprekken keapje foar f 5,en men hoecht net in dyk to lizzen, men hoecht neat. Nou kin men it sa simpel net stelle as ik it doch dat bin ik daliks mei it Kolleezje iens hwant der komme wer ophegingskosten by. It leit dochs oanmerklik geskikter. Nou krije wy dêr strak in nije dyk; de Legedyk wurdt forbettere. Men kin dêr huzen bouwe op in tige idéale Stan, marit mei net neffens it ütwreidingsplan. Om it mar koart to meit- sjen: ik soe it Kolleezje wol graech yn oerweging jaen wolle: Jimme binne nou dwaende mei in nij ütwrei dingsplan foar Wurdum, bisteegje ek ris oandacht oan de westkant fan it doarp. As dêr eat barre sil, dan leau ik dochs, dat it better is, dat der fan Gemeente- of fan riedswege in paedwizer komme moat. Jo sizze: der komt in forsyk om in hüske to bouwen en wy steane dat ta. Dan kinne wy dat better reglementearje Mar is it mooglik ek oan de westkant yn it kommende ütwreidingsplan oandacht to jaen? De heer Klijnstra: Ik heb van de woningbouw niet zoveel verstand, maar, als ik de tekening zo bekijk, dan meen ik, dat de bouwkosten inclusief de garage enz. gezien de tijdsomstandigheden, vrij billijk zijn. En nu ligt er een uitbreidingsplan(De Voorzitter: Het gaat hier louter om de vraag, of er een bouwver gunning kan worden verleend ja dan neen.) O, maar daar was ik nog niet aan toe. (De Voorzitter: U was met de bouwkosten bezig, maar dat is natuurlijk hele maal niet in orde, want er is nog geen bouwvergunning aanwezig, dus de bouwkosten weten we nog niet.) Neen, maar het komt mij toch voor, dat de kosten van woningbouw hoger worden, als er veel meer grond ge bruikt moet worden. En dan vraag ik mij af ik ben misschien te dom om dat te kunnen begrijpen waar om er niet tijdig een ander uitbreidingsplan wordt ge maakt, als er grond klaar ligt voor de bouw. We heb ben toch belang bij goede bouw, maar ook bij zo goed koop mogelijke bouw. De zaak is voor mij beslist on duidelijk. We kunnen er heel lang en breed over praten, maar ik dacht, dat het toch zaak was om het nieuwe uitbreidingsplan, als het dit College mogelijk is, zo spoe dig mogelijk voor te bereiden, maar men heeft mij ge zegd, dat het lang duurt, voordat het er zal zijn. De Voorzitter: Laat mij over datgene wat over deze zaak gezegd is, heel kort zijn. Het gaat puur om de vraag, of in dit geval een bouwvergunning mag worden afgegeven. En op grond van het feit, dat hier een bouwvergunning is gevraagd voor bouw op een terrein buiten het door de Raad vastgestelde en thans gelden de uitbreidingsplan(De heer Bootsma: Binnen het plan.) Neen, buiten dit plan, de grond waarop deze bouw betrekking heeft, heeft een agrarische bestem ming, kan deze vergunning eenvoudig niet afgegeven worden, noch door de Raad, noch door B. en W. Bij de vaststelling van het nieuwe uitbreidingsplan voor Wir- dum, dat binnen niet al te lange tijd bij de Raad komt, is de Raad onmiddellijk betrokken en hij heeft dan alle gelegenheid zich daarover te beraden, zijn oordeel ken baar te maken en een goedkoper plan vast te stellen, hoewel uiteraard ook afgewacht moet worden, of het inderdaad goedkoper, mooier of beter zal zijn. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B, en W. Punten 16 t.e.m. 20 (bijlagen nos. 209, 208, 197, 196 en 187). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B, en W. Punt 21 (bijlage no. 204). De heer Engels: Ik wilde Uw aandacht vragen, en die van de Wethouder van Onderwijs, niet zozeer voor het voorstel dat hij doet, als wel voor zijn argumen tatie. Hij zegt n.l.: „Het is niet gebruikelijk bij scho len voor hoger of lager onderwijs rijwielberging te bou wen. De afstand van huis naar school is voor leerlin gen van deze school over het algemeen niet zo groot, dat van een fiets gebruik gemaakt moet worden." Het is een redenering, die zeker voor de openbare scholen in onze stad zal opgaan, maar niet helemaal voor de bijzondere scholen en bepaald niet voor die enkele bij zondere scholen, die een eenmanspositie innemen, zo als het geval was met een school, waarover wij, naar ik meen, de voor-vorige raadsvergadering een beslis sing genomen hebben. Dan krijgt men natuurlijk wèl met vrij grote afstanden te maken; dan is praktisch de gehele stad het gebied, waaruit de kinderen voor die bepaalde school komen. Gaat de afstand dus wel een rol spelen, dan zou ik me kunnen voorstellen, dat het voor een dergelijke school toch wel noodzakelijk kan zijn over een rijwielberging te beschikken. Ik zie nu toch een discrepantie tussen wat normaal te achten is in deze stad en de behoefte, die bij de een of andere school bestaat. Ik zou dan ook Uw bijzondere aandacht voor dit facet willen vragen, als het t.z.t aan de orde komt. De Voorzitter: Het gaat bij de uitvoering van arti kel 72 van de L.O.-wet 1920 niet om wat normaal te achten is in deze stad, maar om wat volgens constante jurisprudentie voldoet aan de normale eisen, d.w.z.: Worden de normale eisen, aan het onderwijs te geven, daarmede overschreden ja of neen Bij deze school zal en dat spreekt nog veel sterker, als op een be paald ogenblik een nieuwe school in het Nijlan zal worden gebouwd de afstand van huis tot school niet zodanig zijn, dat daarvoor een rijwiel vereist is. Het zou overigens niet zo best zijn, als op de lagere school alle kinderen per fiets zouden komen, want dan zou het een grote chaos worden. Ik kan mij echter voorstellen, dat een bepaalde school in een situatie verkeert, dat de kinderen wèl een grote afstand moe ten afleggen, maar dat desondanks de eisen niet wor den overschreden. Dat moeten we uit de aard der zaak bekijken op het moment, waarop de aanvraag binnen komt. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 22 t.e.m. 24 (bijlagen nos. 206, 207 en 190). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 25 (bijlage no. 200). De hear Santema: Yn it algemien kin ik it wol mei dizze nammen fine. Allinnich oer it doarp Wytgaerd soe ik in opmerking meitsje wolle. Der binne twa nam men ütsteld, beide yn'e ütwreiding fan it doarp, n.l. Meekeshöf en Tjissema. As Jo Meekeshóf op de kaert sjogge, dan is dat yndied in hóf. Mar de Kommisje stelt üt de strjitte, dy't dêr tuskenyn rint, Tjissema to neamen. En dat fyn ik dochs wol in biswier yn dit ütstel. De namme Tjissema fan Wytgaerd op himsels haldt wol, omdat wy fan êlds yn it Wurdumer Nijlan, óp nei de Swette, al in pleats kenne, dy't Tjissema neamd wurdt en dêr't hjoed-de-dei Fopma wennet. Troch B. en W. is inkelde jierren lyn, doe't de Rie noch gjin foech hie oer strjitnammen, ütsteld de reed, dy't nei dy pleats fan Fopma tarint, Fopmareed to neamen, wylst wy witte üt de aldfryske oarkonden, dy't Dr. Sipma sammele hat, dat dizze pleats fan sa üngefear 1460 óf al de namme droegen hat fan Tjissema. Dizze gelegenheit om de namme Tjissema dus üt to stellen, wie neffens my tagelyk de gunstige gelegenheit om in wiziging oan to bringen yn de üt- stelde namme Tjissema, yn dy sin, dat wy de reed dy't hjoed-de-dei Fopma's reed hjit, tonei de namme Tjisse- mareed jaen soene, wylst dan foar dy binnenstrjitte yn it Meekeshöf troch de Kommisje noch in oarenien socht wurde moat. Ik wit net, hoe't de prosedure yn dit gefal wêze moat. As it nedich is om yn dizzen in ütstel yn to tsjinjen, dan wol ik dat wol dwaen. Yn elts gefal soe ik graech earst it antwurd fan de tafel fan B. en W. hawwe. De heer Taylor Parkins: De heer Santema is, even als de Commissie, in de historie van Wytgaard gedo ken. De Commissie heeft nimmer een opdracht of toe stemming tot het wijzigen van straatnamen gehad. Dit bleek in deze gemeente n.l. een zeer riskante onder neming te zijn, reden, waarom de Commissie er zich tot nu toe niet aan heeft gewaagd en, naar ik hoop, zich er in de toekomst niet aan zal wagen. De naam Tjissema voor de naamgeving in Wytgaard behoef ik niet te verdedigen. De heer Santema zegt, dat deze naam voor dit dorp zeer juist is. Door de eigenaardige U-vorm van de uitbreiding in Wytgaard, meenden wij hier niet met één naam, Meekeshöf, te moeten vol staan, maar wel degelijk tot twee namen te moeten overgaan. Daardoor kan de benummering van deze uitbreiding juister worden. Nogmaals terugkomende op Fopma's reed, de Com missie, mede Uw Commissie, mijnheer Santema, kan deze naam niet wijzigen. M.i. en ik geloof, dat de heren achter de tafel van B. en W. dit wel willen onderschrijven bestaat 'slechts de mogelijkheid, dat uit de Raad dan een voorstel tot wijziging van deze naam wordt gedaan. Verder kan ik U er niet over inlichten. De hear Santema Ik woe hjir noch in pear wurden oer sizze. De nammeforoaring kin, tocht ik, troch dizze kommisje oan de Rie ütsteld wurde. It giet dus yn it koart hjiroer, dat de namme fan in eardere bineaming histoarysk ünkrekt is. En omdat de lizzing ek ünkrekt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 3