2 raadsbesluit. Nu die goedkeuring is afgekomen, heb ben zij meteen bericht ontvangen, dat zij benoemd zijn en zij zullen eerstdaags in dienst treden. Er is dus wel tijdig gereageerd op de klachten van de betrokken ad ministrateur. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub D 4 en 5. Deze rapporten worden voor kennisgeving aange nomen. Sub D 6. De heer Heetla: Ik zie in dit rapport, dat de v.v. Leeuwarden een achterstand aan huurschuld over de jaren 1962 en 1963 heeft. Ik meen, dat er toch een kasgeldlening verstrekt is en ik had verwacht, dat daaruit in ieder geval de achterstallige huur was be taald. Kan ik daarover ingelicht worden? De heer Heidinga: Ik zeg hetzelfde als de heer Heetla. Er is vorig voorjaar ook al door mij op ge attendeerd, dat de v.v. Leeuwarden zo'n eind achter was met de betalingen aan de Gemeente. Nu is deze v.v. zo zoetjesaan ongeveer een gemeente-instelling, dus we kunnen alles verwachten, maar ik geloof, dat het nu toch wel een beetje over de hoge schoenen gaat. En dan wilde ik speciaal graag weten, hoe het zit met de post van f 6.000,van Hallema en Terpstra. Daar is een briefje bij, dat er een nadere uitleg van zal komen, maar die heb ik niet kunnen vinden. Of het is mij ontgaan. De heer Tiekstra (weth.): Inderdaad is destijds bij het besluit tot het verstrekken van een kasgeldlening van f 20.000,uitgegaan van gelijktijdige verreke ning van de schuld die deze voetbalvereniging uit an deren hoofde heeft aan de Gemeente. Dat kasgeldle- ningsbesluit is nog niet uitgevoerd, ook al hangende de afwikkeling van deze zaak. En dat betekent, dat de Gemeente in plaats van krediteur te zijn uit hoofde van een kasgeldlening, op het ogenblik ten gevolge van de overige vorderingen krediteur is gebleven tot een bedrag van, naar ik meen, ruim f 19.000,Wat betreft de risico's of zo men wil de zekerheden, die de Gemeente heeft, maakt dat geen verschil. De Raad behoeft niet bevreesd te zijn, dat boven de vor dering die wij hebben, ook nog een kasgeldlening aan de v.v. Leeuwarden zou zijn verstrekt. De zaak van het reclamebureau Hallema en Terp stra ligt even anders. Er is n.l. met dit reclame-ad viesbureau gesproken over de mogelijkheid van de ver pachting van de reclame in de omheining van het speelveld. Dat overleg heeft niet tot een contractuele overeenkomst geleid. Het heeft ook niet tot resultaten geleid wegens oorzaken, bij Hallema en Terpstra ge legen. Op de begroting is toen wel deze raming aan gebracht, omdat betrokkenen van hun kant meenden, dat het verantwoord was een opbrengst van f 6.000, te ramen, maar gegeven het feit, dat verder geen con tractuele verplichting is ontstaan, zal ter zake van deze post nog een voorstel tot afschrijving moeten worden gedaan, omdat, tenminste naar mijn gevoel, de post wel niet verhaalbaar zal blijken te zijn. Ik kan verder wel zeggen, dat ditzelfde bureau voor de ko mende seizoenen druk bezig is om wel tot plaatsing van de borden te geraken. Om welke redenen dat voor het afgelopen seizoen niet is gebeurd, daarover kan ik op dit moment de Raad niet inlichten. Daarover moeten wij nog een rapport van de secretaris van de Sportstichting hebben. De heer Heetla: Blijkens een ander stuk, dat ik hier voor mij heb, is er gelijktijdig met de kasgeldle ning ad f 20.000,door de Gemeente verstrekt, ook een kasgeldlening van f 20.000,door Je Maintiendrai aan de Stichting Bevordering Sportbelangen verstrekt ten behoeve van de v.v. Leeuwarden. Die f 20.000, van Je Maintiendrai vind ik terug bij de lening van particulieren aan de nieuwe club Betaald Voetbal Cam- buur, maar de f 20.000,van de Gemeente vind ik daar niet terug. Deze laatste lening is wel vermeld in de stukken van de Stichting Bevordering Sportbelangen, maar die is dan door deze stichting niet uitgekeerd aan de v.v. Leeuwarden. Nu vraag ik mij af: Zat de v.v. Leeuwarden op 20 november, toen het raadsbesluit tot het verstrekken van de kasgeldlening genomen is, dan niet in geldnood? Want men kan veilig aannemen, dat de stichting die f 20.000,van de Gemeente plus de f 20.000,van Je Maintiendrai weer zou uitlenen aan de v.v. Leeuwarden. Blijft staan de schuld van de v.v. Leeuwarden aan de Gemeente over 1962 en 1963, die niet betaald is. Naar die f 19.000,en de f 6.000,— vordering op Hallema en Terpstra kunnen we wel flui ten; dat is f25.000,Wat er van de lening terecht komt, zullen we nu maar daar laten. Daar komen we bij punt 24a nog wel op terug. De heer Tiekstra (weth.)Nu begrijp ik eigenlijk pas, welke de bezwaren van de heer Heetla zijn. Hij heeft het over stukken, die bij een ander agendapunt liggen. Hij veronderstelt, dat de Gemeente wel de kas geldlening verstrekt aan de Stichting Bevordering Sportbelangen en dat die stichting deze op haar beurt niet zou hebben doorgegeven aan de v.v. Leeuwarden. Maar zo is het niet. Want de post die de heer Heetla in debet en in credit op de balans van de Stichting be vordering Sportbelangen tegenkomt, is enerzijds de ontvangen kasgeldlening van de stichting Je Maintien drai en anderzijds de uitkering van dit bedrag van Je Maintiendrai aan de v.v. Leeuwarden. Dat is dus niet de gemeentelijke lening. De gemeentelijke lening is niet verstrekt. In plaats daarvan heeft de Gemeente uit hoofde van al die andere posten haar krediteuren- positie behouden. Daarom heb ik zoeven gezegd: öf de Gemeente was krediteur uit hoofde van de onbetaald ge bleven posten óf de Gemeente was krediteur uit hoof de van de f 20.000,kasgeldlening. Zolang die vor dering uit eerstgenoemden hoofde lager bleef dan de kasgeldlening, leek het wijzer om dat maar zo te la ten, want dan zou misschien en ik hoop, dat de heer Heetla daar begrip voor heeft onze vordering op de v.v. Leeuwarden uit hoofde van de kasgeldlening nog uitgegaan zijn boven het bedrag, dat wij nu heb ben te vorderen. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub E en F. Deze mededelingen worden voor kennisgeving aan genomen. Sub G. De heei' Balt: Ik wil mijn bezwaar kenbaar maken ter zake van deze benoeming. Het betreft niet het feit van de benoeming door B. en W., maar wel de rol die de directrice van de Meisjes H.B.S. hierin heeft ge speeld. Als ik het zo mag noemen, is het een onge schreven wet, dat de directeuren van middelbaar onder wijs elkaar niet op de manier zoals hier gebeurde, een leraar aftroggelen. De heer Ytsma: Het zou misschien, uit referentie voor de Raad, toch wel goed geweest zijn hiermee wil ik niet het competentievraagstuk aantasten dat de Raad even ingelicht was, hoe de zaak zich werkelijk heeft toegedragen. De heer Balt weet dat blijkbaar wel. Hij zegt n.l. onmiddellijk, dat hij tegen de gang van zaken bij die benoeming is. Zover ben ik uiteraard niet. Ik verwacht wel, dat Dr. Swart op zijn brief, als we die voor kennisgeving aannemen, desniettemin ant woord krijgt. De heer Tiekstra (weth.)Ik wil vooropstellen, dat met betrekking tot de voorziening in de vacature die ontstaan zal zijn, als punt 6 is behandeld, de normale procedure is gevolgd. Er is een oproep geplaatst ter voorziening in de vacature van een bevoegd leraar Tekenen aan de Meisjes H.B.S. en M.M.S. Op die op roep zijn geen sollicitaties binnengekomen. Daarna werd de directrice geattendeerd op het feit, dat degene, die inmiddels heeft gesolliciteerd, vermoedelijk wel beschikbaar zou zijn voor de betreffende lesuren, hoewel hij niet bevoegd is tot het geven van middel baar onderwijs; hem zal dus telkenjare een tijdelijke aanstelling moeten worden verleend. Dat geldt zowel voor Leeuwarden als voor Assen. Dat deze man werk zaam was aan de Chr. H.B.S. in Assen, wist zij niet. Zij droeg er slechts kennis van, dat deze sollicitant tot 1 januari 1964 in het bedrijfsleven werkzaam was geweest en daarna geen emplooi had. Toen heeft de directrice op grond van de informaties met de betrok ken sollicitant contact opgenomen. En dat heeft ge leid tot een onderhoud, waarin van de zijde van de directrice nadrukkelijk is gesteld le: dat sollicitant in tijdelijke betrekking benoemd zou kunnen worden, maar 2e: dat er een herhaalde oproep zou worden ge plaatst, waarnaar deze sollicitant eventueel zou kun nen solliciteren onder mededeling van het feit, dat er natuurlijk bevoegde sollicitanten op die oproep zouden kunnen komen en dat dezen dan voorrang zouden moe ten hebben boven de onbevoegde sollicitant. Dus vóór de verschijning van de oproep heeft de directrice met de directeur van de H.B.S. in Assen telefonisch con tact opgenomen en over deze sollicitant gesproken. De sollicitant zelf, die de L.O.-bevoegdheid Tekenen heeft, heeft contact opgenomen met de afd. Onderwijs der Secretarie van Leeuwarden om te informeren, wat pre cies zijn positie zou zijn, als hij solliciteren zou bij het middelbaar ondei*wij3 in Leeuwarden. Er is hem niet meer gezegd dan dat hem, zo hij solliciteerde bij deze gemeente, wel een vaste aanstelling bij het lager onder wijs, met inbegrip van het u.l.o., zou kunnen worden ver leend, maar niet bij het m.o. en dat hij bij dit laatste uitsluitend tijdelijk werkzaam zou kunnen zijn. En ver der zijn de gebruikelijke informaties verstrekt. De her haalde oproep is geplaatst en daarop heeft deze zelfde sollicitant gereflecteerd. Ik geloof, dat er verder geen sollicitaties zijn binnengekomen. Men kan dus gevoeg lijk stellen, dat hier niet iets abnormaals aan de hand is. Men zou de directrice misschien een verwijt kunnen maken, als zij had geweten, dat deze man op het ogen blik elders bij het middelbaar onderwijs werkzaam was. Maar dat wist zij niet op het moment, dat zij op grond van de informaties contact met de heer Van der Bij opnam. En als zij daarbij niet zou hebben gezegd, dat er een herhaalde oproep zou komen enz., dan had het misschien nog wat kwalijker gelegen. Maar een en ander is uitdrukkelijk van het begin af aan door haar ge steld. En de herhaalde oproep is ook geplaatst. De be trokkene heeft volkomen regelmatig gesolliciteerd. Aan hem is volledig de beslissing gelaten, of hij zou sollici teren of niet. Hij moet, hoe dan ook, in Assen of in Leeuwarden telkens voor een jaar bij het m.o. worden benoemd. De betrokkene heeft op persoonlijke overwe gingen, n.l. dat hij voortdurend moet heen en weer reizen naar Assen, wat hem te bezwaarlijk was, ge kozen voor Leeuwarden. En ik dacht, dat hier bepaald niet zoveel vreemds aan de hand is. Daarom geloof ik ook, dat de brief van deze directeur niet helemaal juist de gang van zaken weergeeft, maar slechts zoals hij die heeft gezien en die afwijkt van wat ik nu vertel. De heer Ytsma kan ik antwoorden, dat de directeur van de Chr. H.B.S. te Assen van B. en W. op zijn aan hen gerichte brief een voldoende uitvoerig, exact ant woord krijgt. De heer Balt: Het antwoord van de Wethouder be grijp ik toch niet, want ik kan me niet voorstellen, dat de betrokken directrice van de verhouding van deze sollicitant tot het middelbaar onderwijs in Assen niets af wist. De man had aanvankelijk immers ver klaard, dat hij niet een betrekking in januari kon aan vaarden en in mei weer opzeggen. En ik geloof niet, dat Dr. Swart een onwaarheid zeggen zal. Het is trou wens aan de brief te zien, dat deze slechts na lange aarzeling toegegeven heeft. Men kan in Assen best begrijpen, dat de heer Van der Bij dit doet, omdat hij in Leeuwarden woont. Maar op eigen initiatief heeft hij hier nooit gesolliciteerd. En vandaar mijn protest. Het gaat niet tegen de benoeming, maar tegen het elkander aftroggelen van een leraar. Ik kan mij niet voorstellen, dat de directrice dat niet wist; ze moest weten, dat deze man in Assen in dienst was. De heer Tiekstra (weth.)De heer Balt zal, hoop ik, van mij aannemen, dat ik moeilijk twee van elkaar afwijkende mededelingen precies kan verifiëren. Ik moet volstaan met te refereren aan de informatie, die de directrice mij al, zij het mondeling, had verstrekt, maar die nu ook schriftelijk maandag geloof ik bij het College in circulatie is gegaan. De brief lag vanochtend op mijn bureau. En als deze directrice na drukkelijk, zowel mondeling als schriftelijk, verklaart, dat zij, toen zij contact opnam met de sollicitant, be slist niet wist, dat hij vanaf 1 januari 1964 in tijdelijke dienst werkzaam was bij de Chr. H.B.S. in Assen, dan heb ik geen reden om aan de juistheid van die mede deling te twijfelen. Ik hoop, dat de heer Balt daar begrip voor heeft. Ik geef toe, dat het een wat pijnlijke situatie is, maar er gebeuren meer dingen, die niet altijd even plezierig zijn. De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen. Punten 3 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 218, 225, 222 en 231). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 7a (bijlage no. 236). Voordracht; Mej. T. Tromp te Waskemeer. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 7b (bijlage no. 237). Voordracht: J. Brantsma te Haarlem. Benoemd wordt de voorgedragene, met alg. stemmen. Punt 7c (bijlage no. 232). Aanbeveling: J. P. Romijn te Utrecht. Benoemd wordt de aanbevolene, met alg. stemmen. Punt 7d (bijlage no. 224). Voordracht; 1. H. J. Witteveen, alhier; 2. Mevr. J. C. M. Heijmeijer-Croon, alhier. Benoemd wordt de heer Witteveen, voornoemd (mevr. Heijmeijer-Croon 1 stem). Punt 7e (bijlage no. 228). 1. Vacature G. Jongbloed. Benoemd wordt de heer W. Miedema met 31 stemmen (de heer R. Boomgaardt 1 stem). Aanbevelingen 2. Vacature Ds. W. van der Heide: a. G. Wiersma, alhier; b. R. H. de Boer, alhier. 3. Vacature J. H. Hogema: a. J. H. Hogema, alhier; b. G. Schweigmann, alhier. 4. Vacature K. Sijbrandij: a. K. Sijbrandij te Wirdum; b. J. Fokma, alhier. Benoemd worden de heren Wiersma en Hogema, met 31 stemmen (de heren De Boer en Schweigmann elk 1 stem) en de heer Sijbrandij met 30 stemmen (de heer Fokma 2 stemmen). Mej. Koehler en de heer Mr. Keuning vormden het stembureau. Punten 8 t.e.m. 14 (bijlagen nos. 226. 227, 233, 238, 220, 230 en 234). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 15 (bijlage no. 239). De heer Ten Brug: In onze fractie is dit voorstel met grote instemming ontvangen. Over de noodzaak van de verbetering in de huisvesting van onze sociale werkplaats behoeven wij, dunkt mij, in deze vergade ring niet lang meer te spreken. Er is een paar maal in de Raad op gewezen en dat ook Uw College van deze noodzaak overtuigd is, bewijst dit voorstel. In dien er al een verschil van mening tussen Raad en College over dit punt zou kunnen zijn, dan is het, dat de Raad dit voorstel gaarne eerder had ontvangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 2