16
17
opgebracht zou hebben. Ik heb in een ander blad ge
lezen: 3 ton. En dan moet zo'n mens na een aantal
jaren afgeschreven worden. Hier staat: „Afschrijving
spelers". Ik wil echter buiten het principiële blijven,
omdat dat in deze Raad vanavond schijnbaar niet de
eerste viool speelt. Ik zou hier nog wel veel van kun
nen zeggen, maar ik geloof, dat de heer De Jong de
kern wel heeft geraakt en met dat te onderschrijven
meen ik te kunnen volstaan.
De heer Tiekstra (weth.): Laat ik proberen een
aanvaardbaar antwoord te geven op de opmerkingen
die de heer K. J. de Jong in eerste instantie gemaakt
heeft. Hij verbaast zich over de haast die het voorstel
heeft gehad, zonder dat de normale behandeling met
inschakeling van de Financiële Commissie heeft plaats
gehad. Hij heeft een raadseltje opgegeven en het lijkt
mij toe, dat hij bij de formulering van dat raadseltje
ook een oplossing heeft ingepakt voor de goede ver
staander en hij wijdt daaraan enige beschouwing. Bij
de behandeling van de voorwaarden in de Financiële
Commissie daar heeft de heer De Jong terecht op
aangesloten is over het punt niet van „meer", maar
van „minder" nogal uitvoerig gesproken. Daarbij is de
vraag gesteld: Hoeveel „minder" zou eventueel accep
tabel zijn en wat zou het in ieder geval moeten zijn?
Die vraag was praktisch niet te beantwoorden. De
heer De Jong zal zich herinneren, dat ik dit als voor
beeld heb genoemd. Als het niet meer zou zijn dan
f 20.000,dan zou er geen enkele redelijke grond voor
de Gemeente zijn daar nog f 20.000,bij te doen. An
derzijds is gezegd: Zou het f180.000,zijn, dan zou er
ook geen redelijke grond zijn om „neen" te zeggen.
Immers dan is het verschil zeer gering; dat kan door
allerlei factoren verklaarbaar zijn en acceptabel wor
den. Dat punt heeft bij de voorbereiding van het voor
stel in het College punt van bespreking uitgemaakt.
En daarom is het ook niet toevallig, dat in de raads-
brief is opgenomen de zinsnede: „Zou het wenselijk of
nodig blijken, dat de leningen van de Gemeente en van
anderen in totaal op een lager bedrag worden bepaald
dan f 400.000,dan zou Uw Raad zich hierover nader
moeten uitspreken". Ik geloof, dat ik terecht mag stel
len, dat de vaststelling van de leningssom, te verstrek
ken door de Gemeente, op dat moment een zaak was
geworden van de Raad. Dat betekent, dacht ik, dit: Als
men, zoals nu in werkelijkheid is gebeurd, eerst garan
tie vraagt voor de lening van twee ton (want daar
gaat het op het ogenblik over), kan men de vraag
stellen: Moet de Raad zich hierover uitspreken? Want
men blijft vasthouden aan die 2 ton. Ik geloof, dat het
van het College, onverschillig of het volledig was of
niet geheel volledig, volkomen juist is, nu deze eerste
garantie gevraagd wordt, daarmee bij de Raad te ver
schijnen. Die twijfel werd nog versterkt door het feit,
zoals in de raadsbrief vermeld staat, dat de voorwaar
den van de lening, waar oorspronkelijk garantie voor
gold, niet meer in overeenstemming waren, althans niet
in overeenstemming te houden waren, met de lenings
voorwaarden, waarop de deelname van de Stichting
Bevordering Sportbelangen in dit leningfonds moest
plaatsvinden, zodat het College daarmee als vanzelf
sprekend ook bij de Raad zou behoren te komen, los
van de vraag, welk standpunt de Raad uiteindelijk om
trent deze zaak gaat innemen. Ik meen, dat dit terecht
een zaak is geweest van de Raad. En ik geloof dan
ook, dat, in die zin geredeneerd, het onjuist zou zijn
geweest, dat het College zelfstandig, deze zaak buiten
de Raad houdende, negatief zou hebben geconcludeerd.
Dat had natuurlijk gekund, maar ik geloof, dat de
Raad dan terecht, maar dan misschien door andere
raadsleden dan de heer K. J. de Jong, B. en W. op een
bepaald ogenblik de vraag had kunnen stellen om van
het College terzake aldus verantwoording van het ge
voerde beleid te vragen: Waarop hebt U dat besluit
gebaseerd en waarom hebt U de mening van de Raad
niet gevraagd? Ik dacht, dat de aangelegenheden die
betrekking hebben op betaald voetbal, zo zoetjes aan
in deze Raad toch wel een zekere bekendheid hebben;
we praten er echt niet voor het eerst over. De eerste
keer en dat is vanavond al eerder gezegd was al
in november van het vorige jaar en toen hebben er ook
uitvoerige stukken ter inzage gelegen. De Raad had
een aantal besluiten genomen, waarbij hij de zaak van
het betaalde voetbal tot zich heeft getrokken. Daaruit
vloeit voort, dat het College terzake ook tijdig tot de
Raad moet komen en dat wordt - ik herhaal het
nog beklemtoond door het feit, dat nu eenmaal de
transferperiode (d.w.z. de periode, waarin in dit geval
de Stichting Sportclub Cambuur contractuele ver
plichtingen kan aangaan) uitsluitend de maand juli is.
En in die maand vergadert de Raad één keer. Dat is
vanavond, en deswege was het dus, wilde dit voorstel
inderdaad aan het bestuur van de Stichting Sportclub
Cambuur grond geven voor het beleid, nodig, dat het
vanavond zou worden behandeld. Nu kan ik mij na
tuurlijk in die mate vergist hebben in de interpretatie
van de discussies die in de Financiële Commissie zijn
gevoerd, dat ik ten onrechte heb verondersteld, dat
deze van oordeel was, dat die vraag al bij de Raad
lag en dat dit voorstel dus naar de Raad kon gaan.
Daarvoor wil ik van mijn kant wel mijn verontschul
digingen maken aan het adres van de heer K. J. de
Jong. Formeel heeft deze volkomen gelijk, dat in de
situatie, waarin het College over deze zaak vergader
de en dat is morgenmiddag een week geleden -
uiteraard de stem van de toenmalige Voorzitter de
doorslag heeft gegeven. De heer De Jong is nieuwsgie
rig niet naar het lid dat tegen was, dat is hem wel
bekend en daar is dus geen verandering in gekomen
(dit ter vermijding van ieder misverstand), maar naar
het enige lid, dat zich zijn standpunt heeft voorbehouden.
Dat is mijn fractiegenoot en collega Vellenga. Dit dui
delijkheidshalve; dan weet de Raad dit maar. Ik hoop,
dat de heer K. J. de Jong door deze verklaring
meer is het ook niet zo goed mogelijk is ingelicht.
Ik heb al gezegd, dat ook de garantievoorwaarden
van de oorspronkelijke lening van de Stichting Bevor
dering Sportbelangen mede het onderwerp van beslis
sing van de Raad moest uitmaken. Ik wil U wel zeg
gen, dat ik van het begin af aan persoonlijk getracht
heb het beleid zodanig te voeren, dat deze garantie zou
komen te vervallen. Dat leek mij en in dat opzicht
heb ik met de heer K. J. de Jong geen verschil van
mening volkomen redelijk. Het is alleen gebleken
en dat overleg voer ik niet; ik houd mij daar volledig
buiten dat de bedrijven die deelnemen in de lening
van de Stichting Bevordering Sportbelangen, bepaald
prijs stelden op handhaving van de bestaande construc
tie, van de renteloosheid van de lening. En dat is dan
meteen een antwoord aan de heer Heetla. Immers door
de rente-opbrengst kon de Stichting Bevordering Sport
belangen een eigen vermogen kweken, dat inderdaad
tot ruim f 12.000,is opgelopen en daarmee kan ze
dus steun verlenen aan bepaalde takken van amateur
sport, waar dat nodig zal zijn. Dat was dus een con
structie, waaraan men, in samenhang met de gemeen
telijke garantie, bepaald hechtte en men wenste, dat
die zou blijven bestaan. Deze bedrijven hebben m.n.
dit gesteld: Voor wij ons uitspreken voor deelneming in
het leningfonds van de Stichting Sportclub Cambuur,
wensen we deze middelen op deze wijze te laten vloeien
naar het leningfonds. En het is vanzelfsprekend, dat
B. en W. daarmee bij de Raad moeten verschijnen, hoe
wel ik, als ik het materieel stel, en gegeven de aard
van de garantie, zonder meer moet toegeven, dat dit
inderdaad ten principale de fifty-fifty-basis doorbreekt.
Nog een enkel woord over de exploitatiebegroting,
die vanavond ter tafel is gebracht. Vanzelfsprekend
heeft het bestuur van de Stichting Sportclub Cambuur
het op het ogenblik razend druk om de zaak vóór de
aanvang van het nieuwe seizoen volledig georganiseerd
te krijgen. Dat is waarlijk geen kleinigheid. Het gaat
niet alleen om het op poten zetten van deze zaak, maar
bovendien is men afhankelijk van de besluitvorming
van een aantal organen en van een aantal industriële
bedrijven. Die afhankelijkheid heeft ten gevolge, dat
men dus niet de zaken kan terminiseren, wat misschien
in verband met de vlotte voortgang wel nodig zou zijn.
Die heeft bovendien ten gevolge, dat men, wat dat be
treft, volledig afhankelijk is en blijft. Dat geldt m.n.
ook voor de overeenkomst die met de v.v. Leeuwarden
tot stand moest komen voor overname van haar schul
den, waartegenover stond overname van haar contract
spelers. Dat is een eis, die door de K.N.V.B. gesteld
wordt, en ik geloof, dat het op zichzelf een volkomen
redelijke eis is, dat bij reorganisatie de nieuwe rechts
persoon de schulden van de betreffende voetbalvereni
ging overneemt. Het schuldenbestand van de v.v. Leeu
warden wordt voornamelijk bepaald door de mate waar
in gelden zijn geïnvesteerd in de transferrekening. En
die vertegenwoordigt nu eenmaal een zeker bezit, dat
geliquideerd wordt, als men teruggaat naar de ama-
teurstatus.
In Groningen heeft men inderdaad een leningfonds
van driemaal 3 ton. Alleen heeft men dat daar destijds
anders „versierd". Men heeft n.l. aan het bestaande
spelersbestand van de v.v. G.V.V. een waarde toege
kend van 3 ton en daarop dus de verdeling gebaseerd
van Gemeente en bedrijfsleven. Dan zit er in de rente
bepaling van de 3 ton, verstrekt door de Gemeente,
een zodanige clausule, dat daarmee de mogelijkheid is
ontstaan om, als de vereniging eventueel niet in staat
is te betalen, de rente weer terug te geven. Deze be
paling is aardig gecamoufleerd, maar het komt er aan
stonds in de praktijk op neer, dat men, wat dat rente
bestanddeel betreft, het risico van de exploitatie accep
teert. Ik bedoel, dat men met dit soort min of meer
geheimzinnige constructies de zaak niet dient. Ik blijf
van mening, dat men, hoe moeilijk het dan ook is in
de publieke discussie over betaald voetbal te praten,
deze zaak volkomen open dient te spelen, duidelijk
dient te zeggen, waarop het staat en m.n. ook het
risico dat aan de exploitatie van betaald voetbal is
verbonden, niet onder stoelen of banken mag steken.
Dit temeer niet, omdat het gaat om publieke middelen.
De heer Weide heeft zich voornamelijk aangesloten
bij het betoog van de heer K. J. de Jong en nog een
vraag gesteld die uit de kring van de amateurvereni
gingen voortkomt. Hoe wordt het, wanneer de Sport
club Cambuur gaat draaien? Zal het eerste elftal van
de v.v. Leeuwarden ook op het hoofdveld gaan spelen?
Laat ik daarvan dit zeggen. Per slot van rekening is
er nu eenmaal een zekere emotionele relatie tussen de
oude v.v. Leeuwarden en de nieuwe rechtspersoon
Stichting Sportclub Cambuur. Ik noem het niet meer
dan dat. En 't lijkt mij toch wel verklaarbaar, dat men
m.n. van de zijde van de v.v. Leeuwarden het verzoek
doet aan de Stichting Sportclub Cambuur om eventueel
als onderhuurster van het hoofdveld van Cambuur op
te treden, zo goed overigens, als ook de v.v. Leeuwar
den, als dat mogelijk was, andere amateurclubs
niet heeft onthouden, daarvan gebruik te maken. Dit
heeft zich onder bepaalde omstandigheden bij belang
rijke wedstrijden stellig we! voorgedaan. Een heel an
dere vraag is natuurlijk, of de financiële consequenties
daaraan verbonden, die te regelen moeten zijn tussen
de Stichting Sportclub Cambuur en de v.v. Leeuwar
den, ook aanvaardbaar zouden zijn voor de andere ama
teurverenigingen. Maar ik wil met nadruk zeggen,
dat ik, voor wat mijn persoonlijk aandeel in dat beleid
betreft, bepaald maar met één contractant van het
hoofdveld te maken wil hebben, i.e. de rechtspersoon
Stichting Sportclub Cambuur. Dit uiteraard pas, als de
Raad een beslissing heeft genomen, die positief uitvalt,
want zou het een negatieve beslissing zijn, dan is de
gehele zaak van de kaart en dan hebben we een heel
andere situatie. Dit in antwoord op wat de heer Weide
opmerkte.
De heer Heetla heeft nog enige woorden gewijd aan
de Stichting Bevordering Sportbelangen. Ik hoop, dat
het hem inmiddels duidelijk is geworden, dat het be
drag, dat door deze Stichting zal worden verstrekt,
een deel is van de restant hoofdsom, die nog ter be
schikking staat en die dus met de inmiddels volledig toe
gezegde medewerking van de geldgevers wordt doorge
geven. Ook zal hem nu duidelijk zijn geworden, dat
het eigen vermogen van de Stichting Bevordering Sport
belangen 12 mille uitmaakt, dat dit door de rente-ont
vangst uiteraard groeit. Ik weet n.l. van zeer nabij,
dat deze stichting weinig kosten maakt en naarmate
dat vermogen groeit, wordt het risico van de Gemeente
kleiner.
Op de vragen van de heer Heetla over de exploitatie
begroting, die vanavond ter tafel is gekomen, wil ik
nog wel even ingaan. Het is de Raad bekend, dat wij
eerder over begrotingen van het betaalde voetbal heb
ben „gefilosofeerd". Deze begrotingen hebben tot taak
een zo goed mogelijke prognose te geven van de te
verwachten kosten en baten, waarmee beoordeeld kan
worden, hoe groot het risico is. Maar naarmate be
paalde kosten duidelijker worden, kan de begroting
worden aangepast. En het is, dunkt mij, volkomen lo
gisch, dat, nu wij zo dicht aan het nieuwe seizoen
toe komen, het bestuur van de Stichting Sportclub
Cambuur als verantwoordelijke mensen en, gegeven
hun maatschappelijke positie, zullen zij zich, dacht ik,
hun verantwoordelijkheid volledig bewust zijn zich
opnieuw gaat afvragen, waar het in dit seizoen met de
exploitatiebegroting zal uitkomen. Dat is bijzonder
belangrijk, omdat nu eenmaal het bestuur tegenover
de geldgevers en de Gemeente een grote mate van fi
nanciële verantwoordelijkheid draagt, maar ik dacht,
dat de namen van de bestuursleden toch ook wel waar
borg waren voor de zorgvuldigheid, waarmee deze zaak
behandeld zal worden. Dat heeft ertoe geleid, dat de
begroting enigermate is gecorrigeerd, vooral aan de
kant van de kosten. En dan moet de heer Heetla twee
posten in ogenschouw nemen: ten eerste komt op de
oorspronkelijke begroting op basis van f 400.000,een
afschrijving van f40.000,voor; dat is het ene ele
ment: de kapitaalslasten. Het andere element is: de
rentelast, die uiteraard kleiner is, als over f250.000,
wordt besproken. Dit is de voornaamste post, die het ver
schil bepaalt. De Raad zal zich herinneren, dat exclu
sief de kapitaalslasten de destijds overgelegde begro
ting ongeveer f 140.000,beliep. Als de Raad deze
f 37.500,nu aftrekt van het eindcijfer van de kos
ten, dan zal hij zien, dat daarin een enigermate
voortgaande verlaging is opgenomen, maar dat is ge
beurd op basis van nu bekende gegevens.
Ik dacht, dat ik op het betoog van de heer Engels
op dit moment nog niet zo bar veel behoef te zeggen.
Ik kom daar in mijn slotbetoog nog wel even op terug.
De hear Santema hat dit altyd in aeklike saek foun,
mar al mei al hat er de finger lein by in tige wichtich
punt. Hwant ien fan de aeklikste dingen fan it bitelle
fuotbal fan de leste jierren hat west, dat to maklik
greate sommen foar spilers bitelle wurde. En dat de
forieningen blykber ek al to maklik yn steat steld
wurde om dat to dwaen. Dit alles is nou wol foroare.
En de üntjowing dy't him op 't heden foardocht, soe der
wol ris ta liede kinne, dat der in sounere situaesje
üntstiet. De klubbistjürders sille wol troch skea en
skande wiis wurde. En soe dat sa wêze, dan leau ik,
dat wy hjir allinnich mar bliid mei wêze meije. De üt-
sjitters dy't de hear Santema neamd hat, binne dan
ek echt ütsjitters en men kin de merk net hielendal
hjirnei bioardiele. Hjirmei wol ik net sizze, dat de oare
spilers allegearre minoftomear biheare ta de „ynkou-
rante effekten". It moatte wol kourante spilers wêze.
De heer Keuning heeft er terecht op gewezen, dat
de gebeurtenissen met betrekking tot het betaalde
voetbal in Leeuwarden de eigenschap hebben, dat ze
zich snel ontwikkelen, dat de mensen die met de ver
antwoordelijkheid belast zijn voor het behoud van het
betaalde voetbal, in een kort tijdsbestek een massa
werk moeten doen om dit tot stand te brengen. Als
men een jaar de tijd zou hebben, zou men er rustig
een jaar mee kunnen „oanpiele". Maar 31 juli ligt nog
maar twee weken van ons af. De heer Engels zegt
terecht, dat men en dat is mijn persoonlijke bij
drage tot het beleid van B. en W. geweest in deze
situatie zich af heeft te vragen, of het verantwoord is
het bestuur van de Sportclub Cambuur de kans
te geven waar te maken wat het stelt. En dat zou ik
willen baseren dat kunt U van de Wethouder van
Financiën, dacht ik, verwachten op een aantal cij
fers. De Raad houde mij echter ten goede, dat ik niet
tot verdere uitspraken kom. De investeringen en trans
fer-rekening van de v.v. Leeuwarden hebben zich al
tijd bewogen op het niveau van f80 a f 120.000,Als
de Stichting Sportclub Cambuur bij deze markt in de
gelegenheid is een elftal van netto f 220.000,op de
been te brengen, dan impliceert dat, dat men een gro
tere ruimte heeft voor transfer dan de v.v. Leeuwar
den oorspronkelijk en tot op heden gehad heeft. En
dat betekent, dat men de mogelijkheid heeft buiten de
amateurs, die men tot op heden voorlopig ik moet
met nadruk zeggen, dat de Stichting Sportclub Cam
buur wel zeer behoedzaam is met het aangaan van
feitelijke verplichtingen heeft gecontracteerd, op
basis van de thans geldende prijzen nog acht bestaan
de contractspelers, ook van behoorlijk niveau, n.l. uit
ere- en eerste divisie, te contracteren. En als ik dan