4 constateren, dat, wanneer dit proces op den duur aan de gang is, zich dat ook in een zekere versnelde mate zal voortzetten, zodat wij menen, dat eigenlijk wel in die richting de oplossing moet worden gezocht. Ik wil daarmee niet zeggen, dat het College, als de gelegen heid daarvoor gunstig is, beslist niet ook eens een wo ning zou bouwen die op wat lagere huur uitkomt, maar dan ook uiteraard minder biedt voor de lagere huur. Dat wil ik helemaal niet uitsluiten, maar in grote lij nen zullen we er toch rekening mee moeten houden, dat de woningen die in 1964 en volgende jaren worden gebouwd, moeten voorzien in het redelijk te verlangen comfort en moeten voldoen aan de redelijk te verwach ten wooneisen voor de jaren na 1964 en 1965. Dat is toch, dacht ik, een lijn die zeer goed te verdedigen is. De hear Santema hat noch de fraech steld, hoe it komt, dat wy hjir by dizze fabryksmjittige produksjo fan wenten dochs net komme ta in priis, dy't noch wer leger is. Ik moat sizze, dat wy dizze priis ek noch hwat nei ünderen heüe hawwe. Mar oant nou ta hawwc dizze yndustryen ek noch net düdlik makke, dat har bou evidint gocdkeapcr is as de tradisionele bou. Mar omdat it elemint fan de arbeidsleanen yn de yndustriéle bouwerij, lyk as dy fan de N.B.I., in lytsere rol spilet de leanbidragen op ambachtlike basis binne hjir folie lytser as by de tradisionele bou leit it yn de lyn fan dc forwachting, dat dizze huzen op 'n dür goed- keaper wurde kinne as de tradisionele. Wy hawwe yn elk gefal miend, nou't dus de skoandere gclegenheit der wie, dat wy de kans net foarbygean litte moas- ten. De rckkenerij hwat in oannimmer hawwe moat, hwat hy hawwe wol, en hwat him takomt is o sa'n lêstige matery; it is my by tiden hast to slim en ik hoopje, dat ik my dêrfan oertsjüge halde mei, dat Jo my dêryn ek wiisheit tawinskje. De heer Heidinga: De heer Bootsma heeft mij eigen lijk een beetje uitgedaagd. Nu lijkt mij wat ik vroeg niet zo moeilijk toe. Maar bovendien heb ik het eigen lijk heel informatorisch gezegd, n.l. of B. en W. er vooral rekening mee zouden willen houden, dat, als er een mogelijkheid was om nog eens wat goedkoper te bouwen, onze fractie dat zeer op prijs zou stellen. Maar ook uit het betoog van de Wethouder is niet duidelijk geworden, waarom deze huizen f 4.000,duurder zijn. Wij hebben er geen bezwaar tegen dat heb ik direct gesteld maar de huizen op zichzelf hebben prak tisch, wat de indeling en de ruimte betreft, niet meer woonwaarde dan bijv. die 280, die in 't Nijlan staan. Dat zijn soortgelijke huizen. Maar de huizen in 't Nij lan, die nog in aanbouw zijn, kosten f 14.000,en die aan de Prof. Gerbrandyweg bijna f 13.000,De nu voorgestelde kosten meer dan f 20.000,en daarbij komen nog de kosten van al de voorzieningen die de Wethouder noemt. De Wethouder hoeft mij niet dui delijk te maken, waar het verschil in zit; het interes seert mij niet. Iets over die woningfabriek. Die investeert in deze bouw misschien een paar miljoen. Dat moet afgeschre ven worden en dat moet uit die woningen komen, dat is voor mij duidelijk. Dat behoeft de Wethouder mij dus niet nader aan te tonen. Ik zeg alleen maar; Als het College nog eens ergens een gaatje vindt, lijkt het ons in het belang van de burgerij, te proberen er toch nog wat goedkopere woningen hier en daar tussenin te krijgen. De heer Heetla: Ik geloof, dat ik nog even duide lijker moet zijn t.a.v. de vraag, die ik gesteld heb. Ik vind het vervelend, dat wij voor de industrieën in Leeuwarden zo weinig woningen beschikbaar kunnen stellen. Dat is toch wel een belangrijk punt, gezien de vele pendelaars. Er zijn andere gemeenten, die vlot een woning, ook een goedkopere, geven, en dan vraag ik mij af: waarom kan het hier in Leeuwarden niet? De achterstand die hier is op woninggebied, is nu oen- keer niet in te halen, dat blijft natuurlijk zo. Dit moest me toch even van het hart. De heer Klijnstra: Ik kom even op de vraag die de heer Bootsma gesteld heeft, terug. Ik ben geen bouw kundige en om nu te zeggen, wat voor een woning het dan moet zijn, lijkt mij moeilijk. Ik kijk dus alleen naar andere gemeenten. En die gemeenten zijn wel kleiner, niet in opperviakte, maar wat het inwonertal betreft. De huurprijs die men daar betaalt, ligt evenwel belang rijk lager. En toch zijn die woningen van bijna alle gemakken voorzien. De gewone man ik bedoel de handarbeider, die ik zostraks ook al heb genoemd zal zich erin thuisvoelen en geen speciale eisen meer stellen. Daar ben ik van overtuigd; ik weet dat uit ervaring. Ik ben van mening, dat de huurprijs voor deze categorie toch beneden de f 20,moet liggen, hoewel niet ver beneden de f 20,dat is misschien haast niet meer mogelijk. En ik dacht, dat daar nog wel voor gebouwd kan worden. De heer Van der Schaaf (weth.)De heer Heidinga heeft de in eerste instantie gemaakte opmerking her haald, n.l. dat het toch wel gewenst zou zijn om in het assortiment van de nieuwbouw ook nog een woning te brengen, die misschien, in guldens uitgedrukt, wat la ger komt en dan ook nog wat minder biedt uiteraard, want dat is natuurlijk onlosmakelijk aan elkaar ver bonden. Ik heb dan ook gezegd, dat, wanneer we daar eens een gunstige gelegenheid voor zien, dit zeker in overweging kan komen. De heer Heetla maakt de opmerking, dat in Leeu warden zo weinig woningen voor de industrie beschik baar gesteld kunnen worden. Ik weet niet precies, hoe hij dat bedoelt. Hij begrijpt natuurlijk, dat, als het Mi nisterie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid con tingenten verdeelt en toewijst aan de provincies, en de Gedeputeerden verdelen die over de gemeenten, er dan voor elke gemeente een bepaald aantal uit de bus komt. Dat aantal is een gegeven en als dat in zeker jaar 350 is, in de woningwetsector of welke andere ook, dan betekent dat, dat er in geen geval meer kunnen worden uitgegeven dan deze toegewezene. Dus de fout of de oorzaak hoe men het maar wil noemen zit in de toewijzing. En als U dan zegt, dat wij te weinig woningen voor de industrie hebben kunnen beschik baar stellen, dan is dat in zoverre juist, maar dat is dan een regelrecht gevolg van de te lage toewijzingen. Wij hopen daar met een plan als dit bovenuit te ko men. De Heetla kan echter ook bedoelen, dat de in dustrie meer woningen had moeten hebben en dat de niet-industriële woningzoekenden dan langer hadden moeten wachten, maar dat is een zo tere zaak, dat ik daarover liever niet zou willen spreken. Dan zou ik me bovendien begeven op het terrein van mijn linker buurman. Ik wil volstaan met deze opmerking, dat iemand die werkzaam is in een niet-industrieel bedrijf of ambt, als burger evengoed aanspraken heeft op een woning als iemand die in de industrie werkt. (De heer Heetla: Iedereen kan niet in „Bilgaard" bouwen.) Dat is een bepaald groepje woningen, dat zijn vrije wonin gen, die worden ons toegedeeld in de categorie „onge subsidieerde woningen" en dan is er dus geen moge lijkheid meer om die te realiseren in de woningwetsector. Als dan iemand die woningen zal bouwen, dan is dat voor ons een bekeken zaak en ik denk niet, dat U in deze Raad zou willen opstaan, om ons aan te raden, dat de man die de gelegenheid heeft om een woning te bouwen, het maar niet moet doen en maar naar een andere gemeente zal moeten gaan. Ik kan een der gelijk geluid niet uit Uw mond verwachten. De heer Klijnstra houdt vol, dat er in andere gemeen ten goedkoper wordt gebouwd en lagere huren uit de bus komen. Ik ben wel erg benieuwd naar de concrete cijfers daarvan en dan bent U niet goedkoop van mij af. Dan vraag ik U: Wanneer zijn die woningen ge bouwd, in welk bouwjaar, voor of na welke loonsver hoging, wat bieden deze woningen, enz. Dat mag en moet ik U vragen. Mijn ervaring is, dat het bouwen in kleinere plaatsen, dus in kleinere aantallen en U kent allemaal de moeilijkheden die we hebben met de bouwerij in Wirdum bepaald niet goedkoper is dan het bouwen in grotere aantallen. En dan is er tenslotte nog één kwestie, waarbij het dorp misschien even kan concurreren met de stad; in sommige dorpen kunnen n.l. de grondkosten, de rioleringskosten etc. nog wel eens een fractie lager zijn dan in de stad. Maar wat is daarvan het gevolg? Dat moet ook weer betaald worden met pijn en ellende, want dat betekent, dat de moderne sanitaire afvoer, van fecaliën etc., gebeurt op een sloot, met alle nare gevolgen vandien voor de toe komst. Het komt uit de lengte of het komt uit de 5 breedte. En wanneer men op een dorp eens een fractie lager komt dan in de stad, dan is dat toch eigenlijk een gevolg van een lager peil van voorziening, dat op zich zelf voor de betrokkenen misschien acceptabel is, maar waardoor toch wel iets minder gegeven wordt voor dezelfde prijs. Het blijft loffelijk om te streven naar huren beneden de f 20,per week en de heer Klijn stra kan daar uiteraard wel vrij gemakkelijk instem ming voor vinden maar' men moet altijd vragen Wat wordt ervoor geboden? Tegenwoordig behoort het bouwen van een woning, die een huur van f 20,zou opleveren, praktisch niet meer tot de mogelijkheden, althans niet in onze Gemeente. (De heer Klijnstra: Misschien mag ik daar bij de begroting op terugko men?) Daar behoeft U mijn toestemming niet voor! (Gelach.) Ik moet nu nog een opmerking maken aan het adres van de heer Kamstra, die ik in eerste instantie had willen maken. Ik kreeg een ogenblik de indruk, dat de heer Kamstra dacht, dat de Minister de prijs be paalt. De Minister bepaalt alleen de curveprijs; dat is de maximumprijs. (De heer Kamstra: Wanneer die te hoog is, krijgt men geen toestemming.) Neen, maar hij mag wel lager. Die lagere prijs evenwel is niet haalbaar, omdat de Minister een minimum aan voor zieningen vraagt. Zolang ik dit nu meemaak, is de eerste prijs-opgave vrijwel altijd boven de curveprijs. Die moet altijd een klein beetje geschaafd en gedrukt worden. Het is dus een maximumprijs, die de Minister geeft. En hij vraagt daarbij een aantal voorzieningen, die maken, dat van een minimumprijs niet gesproken kan worden. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Dunt 17 (bijlage no. 317). De heer Van Balen Walter: De motivering van het onderhavige voorstel is mij niet helemaal duidelijk. Naar mijn mening berust die alleen op een medisch rapport, maar ik heb nergens eigenlijk een behoorlijke verklaring gevonden, waarom de huidige toestand moet worden veranderd. Men zegt eenvoudig: De huidige toestand is vanzelfsprekend een tijdelijke en moet ver anderd worden, maar ik zou graag willen weten, of de huidige toestand dan inderdaad bezwaren oplevert. Zijn er gevallen geweest, waarin de huidige voorziening niet aan de nodige eisen kan voldoen? Ik heb n.l. de indruk, dat wat hier voorgesteld wordt, de kans in zich heeft om tot een behoorlijk duur geval uit te groeien en ik geloof, dat wij met inschakeling van particulier ver voer toch waarschijnlijk voor de Gemeente wel een aanzienlijke besparing zouden kunnen bereiken. De hear Boomgaardt: Ik kom eigentlik op itselde. De gedachtegong sa't dy yn it oanbiedingsbrief stiet, is minen ek net. Der stiet, dat it forfier op 't heden bart troch partikuliere ündernimmingen. As der dus gewonden op strjitte binne, dan is, sa forfolget it Kolleezje, de soarch foar dizze persoanen in gemcent- like taek, en as gefolch dêrfan soe men derta bislute moatte, dat de Gemeente dit wurk ek ütfiert. Ik leau net, dat dat meiinoar yn striid is. Ek al soe der in gerneentlike taek wêze, dan moat it de Gemeente moog- lik wêze om in partikuliere ynstelling dy ütfiere to litten. Mei de ütspraek: It is in gerneentlike taek, ergo de Gemeente moat dy ütfiere, bin ik it net iens. Ik leau, dat dit net hoecht en nou bin ik dus ek wol bi- langstellend, krekt as de hear Van Balen Walter, nei de biantwurding fan dizze traech: Hat de praktyk fan inkele jierren ynskeakeling fan partikuliere ündernim mingen om dit transport to forsoargjen, sadanich west, dat men mint, dat de Gemeente it nou dwaen moat? Dan soe ik der bigryp foar hawwe, mar dan net yn de hjir neamde gedachtegong sünder mear. De heer Klijnstra: Aansluitend bij hetgeen de beide vorige sprekers hebben gezegd, zou ik graag van het College willen weten, of, zoals het in de raadsbrief staat, het vervoer door particulieren als tijdelijk moest worden gezien. Heeft dit steeds bij het College voor gezeten? En aan die vraag vastkoppelend, zou ik wil len vragen, of het juist is, dat een Wethouder met een medicus bij de firma De Vrij is geweest en gesugge reerd heeft, dat deze het vervoer voor de Gemeente zou kunnen blijven doen, eventueel met subsidie. De hear Miedema: Yn it earste plak bin ik tige nijsgjirrich nei it antwurd, dat de hearen Van Balen Walter en Boomgaardt op har fragen krije, mar to'n earsten nim ik mar oan, dat de tsjinst sa ütfierd wurde sil, as it yn it riedsbrief stiet. Fierders freegje ik my óf: Is it net mooglik hjir in greater rayon fan to meitsjen as allinnich de gemeente Ljouwert Dat hat neffens myn bitinken dit foar, dat, as men in greater gebiet hat, it mooglik wêze soe der eventueel noch in wein by yn to skeakeljen. As dit plan trochgiet, dan hawwe wy dus ien goede ambu- lansewein plus in „noodhulpje". As wy lykwols fan in „noodhulpje" gebrük meitsje moatte, kinne wy folie better by de partikulieren wêze, liket it my ta. En wy moatte der net op rekkenje, dat in partikuliere ünder- nimmer klear stiet foar forfier yn de gemeente, as de Gemeente it seis oan har lutsen hat. Dat kin men de man ek net kwea óf nimme. Dy sil probearje safolle wurk to krijen by geregeld sikeforfier foar de sike- hüzen e.d., sadat hy syn materiael derfoar ynsette kin. As men nettsjinsteande dat it gebiet greater makket, en it dan seis organisearje wol, dan hat men ek de kans, dat der twa üngelokken tagelyk barre of dat der meardere forwoune persoanen binne. En dan moat de Gemeente har ek rédde kinne. As it materiael by in üngelok oankommen is, kin der earne oars ek wol in üngelok barre üngelokken komme faek tagelyk. Ik leau, dat wy it mei dizze nije regeling net safolle better meitsje. De Voorzitter: Ik zal proberen de gestelde vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Er is daar zou ik graag mee willen beginnen in de raadsbrief ge steld, dat het College dit vervoer van gewonden ten gevolge van straatongevallen ziet als een gemeente lijke taak en ik geloof niet tenminste zo heb ik het van geen van de sprekers begrepen dat men het niet eens zou zijn met dit uitgangspunt. Als we dus mogen aannemen, dat ook zij op dat zelfde standpunt staan, dan krijgen we onmiddellijk de vraag, of de Gemeente blijvend verantwoord zou zijn door het ver voer van deze gewonden te laten uitvoeren door één of meer particuliere ondernemers. En deze vraag is door het College ontkennend beantwoord, omdat het hier over bijzonder ernstige zaken gaat, n.l. niet zel den over vragen van leven of dood: Als het vervoer en de behandeling tijdens het vervoer niet op de juiste wijze plaats hebben, dan bestaat in de daartoe leidende gevallen de mogelijkheid, dat gewonden het ongeval niet overleven. Bij een beter vervoer of een betere be handeling evenwel of bij beide zouden ze het wel heb ben overleefd. Het is dus een uitermate belangrijke zaak, waarvan we mogen verwachten, dat zij met de toeneming van het aantal auto's en met de te verwach ten toeneming van het aantal ongevallen ten gevolge van het verkeer, in de toekomst nog belangrijker zal worden. Bij het particuliere vervoer dit vindt op het ogenblik als noodmaatregel plaats, omdat de eigen ge meentelijke auto is uitgevallen hebben we de figuur, dat het Gemeentebestuur de Gemeente in het alge meen op dat vervoer geen voldoende controle heeft en ook niet kan hebben, omdat er geen enkele rechts band bestaat tussen deze particulieren en de Gemeente. En dus heeft de Gemeente of het Gemeentebestuur ook geen voldoende mogelijkheden van controle van het materiaal en wat nog belangrijker is ook geen voldoende mogelijkheden van controle op de deskun digheid van degenen, die dit materiaal bedienen, m.a.w. die deze gewonden van de straat opnemen en in de ambulance-auto leggen, en op de behandeling van deze gewonden tijdens het vervoer. En daarbij heb ik dan in het bijzonder op het oog de mogelijkheid van figuren, die in dit geheel meedoen; chauffeurs en gewonden helpers, die dus voldoende geschoold zijn in de E.H.B.O. en alles wat daartoe behoort, en die bovendien een specialistische scholing behoren te hebben in het han delen bij dit soort ongevallen, waarbij dus komen vra gen van o.a. mond-op-mond-beademing, zuurstoftoedie ning e.d. Als men al deze zaken overlaat aan de parti culiere ondernemers, zoals dit op het ogenblik gebeurt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 3