6 7 naar de mening van het College op een wijze die niet in voldoende overeenstemming is met de verant woordelijkheid die het College draagt, aannemende, dat het een gemeentelijke taak is de Gemeente verder geen zeggenschap heeft noch over het materiaal, noch over de mensen die het materiaal bedienen, noch over de organisatie van deze bedrijven, noch over de vraag, welk personeel ingezet wordt, hoe de wisseling van personeel zal zijn en alles wat met deze zaken verder annex is. Zal het Gemeentebestuur naar onze wijze van inzicht bij deze toch zo vaak bijzonder ernstige vragen voldoende verantwoord zijn, dan is er als enige mogelijkheid de oplossing, dat het vervoer in eigen ge meentelijke hand wordt genomen, door materiaal dat voldoende gecontroleerd wordt door personeel dat men voldoende kan opleiden en ook in de hand hebben, met het gemeentelijke geneeskundige apparaat op de ach tergrond. De heer Van Balen Walter heeft een verklaring ge vraagd, waarom de huidige toestand moet worden ver anderd. Ik geloof, dat ik die hiermee toch wel volledig heb gegeven. Hij vraagt naar bezwaren; ik heb ze gegeven. Hij vraagt ook naar de praktijk in deze af gelopen tijd. Ik kan wel zeggen en dan wil ik niemand, geen enkele ondernemer of wie dan ook, te na komen dat ik in deze afgelopen jaren toch enige malen het gevoel heb gehad, dat de verantwoordelijk heid die het Gemeentebestuur bij deze zaken had, op een bijzonder zware proef is gesteld. De heer Van Balen Walter koestert vrees voor de duurte van de nieuwe regeling. Inderdaad zal de uit voering van het gewondenvervoer op deze wijze duur der komen dan wanneer particulieren het op eigen ini tiatief doen, maar de ernst van deze zaak maakt deze uitgaven naar onze mening meer dan goed. De heer Boomgaardt meent, dat ook, wanneer het de gemeentelijke taak zou zijn, de mogelijkheid van uitvoering door particulieren aanwezig zou zijn. Die mogelijkheid is er natuurlijk wel, maar het gaat er in dezen om, of de kwaliteit van de uitvoering blijvend voldoende gewaarborgd is, zodat het Gemeentebestuur, ook de Gemeenteraad, daarmee in voldoende mate van zijn verantwoordelijkheid is ontlast. Dan heeft de heer Klijnstra nog een vraag gesteld over het optreden van een wethouder. Dat is een punt, waarop ik van mijn kant niet behoef te antwoorden. Als die wethouder er is, dan vertrouw ik, dat die zal opstaan en van zijn kant een antwoord op deze vraag zal willen geven. De heer Miedema heeft nog het punt aangeroerd van de mogelijkheid, dat deze dienst een groter rayon zou kunnen bestrijken dan de gemeente Leeuwarden al leen. Inderdaad zou rekening gehouden kunnen worden met de ontwikkeling van de organisatie van het onge- vallenvervoer, zoals die ook landelijk wordt gezien, want alom in den lande is dit een ernstig punt, en wordt er over gedacht om dit straffer en beter te or ganiseren dan dit op het ogenblik het geval is, ook om speciaal de mensen die hierbij ingeschakeld zijn, beter te scholen en ook een zodanige organisatie te maken, dat men steeds op de snelste wijze, waar ook een ongeluk gebeurt, hulp kan bieden. Dat is echter op dit ogenblik nog allemaal een taak van de toekomst. Op dit moment hebben wij voor direct te zorgen, dat de gemeente Leeuwarden aan haar taak voldoet, 'waar bij ik niet zou willen uitsluiten, dat er een ontwikke ling plaats vindt in de richting zoals ik die zo pas aan duidde, dat dan deze dienst wordt ingebracht in een groter geheel; dan verschijnt er een ander beeld. Ik meen hiermee de verschillende vragen en opmer kingen wel te hebben beantwoord. De heer Van Balen Walter: Uitgaande van Uw ver onderstelling, dat hier een gemeentelijke taak ligt, die ik gaarne wil onderschrijven, zult U het misschien toch niet erg verwonderlijk vinden, dat Uw verder betoog mij niet bepaald heeft overtuigd, dat dit, zoals het hier voorgesteld wordt, de enige wijze is, waarop het uitgevoerd moet worden. U stelt het, alsof de Gemeen te eigenlijk alleen maar bij een eigen uitvoering de verantwoording kan dragen. Het zit dus een beetje stilzwijgend in Uw betoog, dat deze eigen uitvoering eigenlijk af zal zijn en dus onder alle omstandigheden verantwoord. Ik behoef U echter, dunkt mij, slechts te wijzen naar ervaringen die men in Amsterdam heeft gehad, waar men ook zo'n gemeentelijke dienst heeft en waar toch nog al eens het een en ander juist over deze dienst te doen is. Het in eigen hand uitvoeren is dus toch heus geen garantie, dat het altijd uitstekend verloopt. En ik geloof, dat het, als U bij dit werk par ticulieren inschakelt, toch wel degelijk mogelijk moet zijn op de wijze waarop dit werk door particulieren wordt verricht, behoorlijke controle uit te oefenen. Par ticulieren hebben hier voordeel of belang bij en ze zul len dus toch zeker wel genegen zijn dit werk naar ge noegen van de opdrachtgever uit te voeren. Het moet m.i. ook mogelijk zijn met deze particulieren een con tract af te sluiten, zodat U wel degelijk ook een zekere rechtsverhouding kunt krijgen. En als U niet één par ticulier, maar eventueel een paar inschakelt, dan zult U over een reserve beschikken, die U alleen ten koste van grote uitgaven bij een eigen dienst kunt verkrijgen. En daarom geloof ik beslist niet, dat wat U hier voor stelt, per se de beste, althans zeker niet de goedkoopste en onder alle omstandigheden de meest bevredigende, uitvoering van deze werkzaamheden is. De hear Boomgaardt: Ik moat, yn tsjinstelling mei de hear Van Balen Walter, sizze, dat hiel hwat yn Jou bitooch, mynhear de Foarsitter, my wol oansprekt. Jo sizze: De soarch, de deskundichheit, de kontrole, üntbrekke üs foar in great part. Mar oan de oare kant binne Jo hwat licht hinnegien oer de fraech: Is dat nou yn konkreto oan to jaen? Jo sizze, dat dit miskien biswierlik gean sil en dat wol ik wol erkenne. Jo sizze ek, dat Jo yn de öfroune jierren wol it lüd opfongen hawwe, dat it dochs net altyd sa wie as it wol wêze moast, mar dat is ek ryklik algemien. It swakke punt yn de nije opset, sa't dy üs nou ütsteld wurdt, is nef- fens my de hear Van Balen Walter hat it yn twadde ynstansje ek efkes neamd de reserve fan eventuele weinen dy't foar forfier biskikber wêze moatte. Ik leau, dat men nou dus kieze kin üt in frij great arse- nael fan partikuliere weinen, mar hoe sil dat yn de takomst wêze, as de Gemeente dit seis organisearret Binne dan dy weinen eventueel noch biskikber? As dizze saek trochgean soe, soe it forstannich wêze, dat de minsken, dêr't men nou relaesje mei ünderhaldt, minoftomear op'e hichte brocht wurde fan de efter- groun, dy't it Gemeentebistjür eigentlik oanlieding jown hat om to sizzen, dat it oars moat en it kin dus bést wêze, dat der op in bipaeld momint dochs wer par- tikulier forfier ynskeakele wurde moat. En dan moatte wy as Gemeentebistjür, dat dus wurklik dat leau ik ek wol de taek hat om dizze saek to regeljen, ek rekkenje kinne op meiwurking fan partikuliere kant. Ik wol dus ek wol sizze, dat üs biswieren lijir- tsjin net hielendal weinommen binne. Ik leau lykwols net, dat wy sa fier gean moatte, dat wy üs tsjin dit ütstel forklearje. De heer Klijnstra: Ik ben het volkomen met U eens, dat aan de mensen die een ongeluk overkomt, de grootst mogelijke zorg besteed moet worden. Dat is de Gemeente verplicht. Maar ik moet dus uit Uw woorden concluderen, dat U van mening bent, dat de ambulance, door de politie bemand, een grotere zorg aan dit vervoer zal besteden dan de particuliere be drijven. Ik weet dit niet. Dit weet geen van ons, dacht ik, maar ik weet wel, dat een kenner, met wie ik deze auto's zo eens heb bekeken, ervan gezegd heeft, dat ze er goed verzorgd uitzien; dat er evenwel naast het zuurstofapparaat op zo'n auto ook bij zouden moeten behoren een slijmafzuigapparaat en een mond-op-mond beademing-apparaat. Maar dat kan er misschien nog wel bij aangeschaft worden. Op de andere zaak die ik aan de orde heb gesteld, wens ik nu in dit geval toch niet verder in te gaan. De hear Miedema: It hat wol kans, dat dit ütstel wol oannommen wurdt en dan krije we dus mei de tiid in „Gemeentelijke Straatongevallendienst". Ik soe wol graech sjen wolle, dat dy sa soepel mooglik funk- sionearret en as ik dat siz, dan doel ik op de grins- gefallen. Jo krije straks, om in foarbyld to neamen, in opjefte binnen: „In de dodenbocht een ongeluk". Is dat nou gemeente Ljouwert of is dat der büten? Men hat itselde mei de „Brandweer". Dy seit soms ek: Dit is net foar de gemeente Ljouwert, hwant it leit der krekt büten, wylst de man dy't it trochjowt, net iens wit, hwer't de gemeentegrins leit. As dus de taek. omskriuwing fan de strjitüngefallentsjinst in lyts bytsje rom is, dan kin dat swierrichheden foarkomme. De hear Santema: Ik hie dochs wol graech heard, dat troch de biantwurding konkreter ütkommen wie, dat de tsjinst, sa't dy hjoeddedei is, net alhielendal foldocht. Men seit en ik leau yn it algemien, dat dit net wier is dat de Gemeente hjir wol in taek hat en as sadanich hat hja dat yn it foarige ek hawn. Wy hiene in ambulanse-auto, mar der mankearde op it lést safolle oan, dat it soe in hiel djüre reparaesje fergje. Nou binne wy oergien op partikuliere ambu- ianses. Op it momint, dat wy dêrta oergien binne, moat der by üs efkes de gedachte op de eftergroun rekke wêze, dat dy gemeentlike taek net sa hiel sterk spriek. Dan moat der foroare wurde. Ik soe der like- goed noch wol hwat foar fiele, dat Jo konkrete biswie ren tsjin de hjoeddeiske tastannen nei foaren brochten, dy't, as se der binne, hjir yn it iepenbier ek wol sein wurde meije. En as se der net binne, dan soe troch it debat dat hjir hélden wurdt, minoftomear in blr.em lein wurde kinne op it forfier troch partikulieren. Dat moatte wy dochs net hawwe. Dus graech noch hwat ijocht oer dizze saek en as dy argumentaesje oertsjü- gend is, dan sille wy wol yn dit ütstel meigean kinne. De heer Spiekhout: Ik kan mij aansluiten bij de be togen van de heren Van Balen Wal ter en Boomgaardt; ik ben ook wel nieuwsgierig naar een iets concretere beantwoording van datgene wat zij gevraagd hebben, m.n. waar de laatste jaren het vervoer in particuliere handen tekort geschoten is. Ik geloof, dat het ook te genover degene die het tot nu toe gedaan heeft, on billijk is, als het niet wat duidelijker en concreter wordt gesteld en het dus niet in het vage wordt gelaten. Want Uw belangrijkste argument is, dat U er van uit gaat, dat het niet goed gegaan is: Wij hebben geen zeggenschap en wij kunnen er niets aan doen. Nu vraag ik me Wel even af, of dat in dezen, zij het dan juri disch, op dit moment wel doorslaggevend is. Als dit werk uitbreiding behoeft, kan men via afspraken toch ook heel wat vastleggen en bepaalde eisen stellen, wat betreft bezetting van de wagens, deskundigheid van het personeel en kwaliteit van de wagens. Het lijkt me toch bepaald niet uitgesloten tot een zodanige re geling te komen, dat dit soort zaken zodanig wordt vastgelegd, dat het werk goed gebeurt. De wethouder die hier met De Vrij over gesproken heeft, blijkt er niet te zijn. Ik zou bijna willen, dat hij er wèl geweest was en dus de mogelijkheden onderzocht had, of via afspraken en contract er op dit punt niet iets te be reiken geweest zou zijn. Ik zie toch wel met belangstelling Uw antwoord te gemoet. De heer Van der Veen: Ik geloof, dat het goed is, dat we ons ook even realiseren, wat er precies bedoeld wordt of wat we onder de gemeentelijke taak die hier in gelegen is, moeten verstaan. Ik heb de indruk, dat dit toch niet een verplichting is die de wet aan de Gemeente oplegt. Als ik het goed begrijp, ziet U deze gemeentelijke taak zo'n beetje als een uitgangspunt. Toch komt U niet met veel praktische bezwaren tegen de bestaande gang van zaken, doch slechts met hoofd zakelijk theoretische. De vraag of het een gemeente lijke taak is, is toch eigenlijk altijd een subsidiaire. Er is een taak zo zullen we het met elkaar kunnen zien voor de Gemeente om op dit terrein activiteit te ontplooien, als daaraan behoefte blijkt te bestaan, maar als er in de praktijk geen behoefte aan bestaat, omdat er reeds door particulieren in wordt voorzien, kan ik toch nauwelijks tot de conclusie komen, dat het alleen maar om principiële redenen een gemeentelijke taak zou zijn, dat dit vervoer alleen om principiële redenen tot het gebied zou behoren, waarop de Ge meente actief zou moeten worden. Aan de andere kant begrijp ik wel, dat de Gemeente, die er belang bij heeft, dat dit werk op een bevredigende manier gebeurt, het min of meer griezelig vindt te maken te hebben met ondernemingen, die bij wijze van spreken elk moment het bijltje er bij neer kunnen leggen. Enige zekerheid voor de toekomst heeft de Gemeente dan dus niet. Maar er zijn verschillende mogelijkheden, dacht ik, om de zaak te bekijken. De Gemeente zou een over eenkomst kunnen gaan sluiten met degenen, die dit vervoer nu uitoefenen en misschien door middel van subsidiëring bepaalde voorwaarden kunnen laten na komen. Ik heb inmiddels hier ook iets meer van ge hoord. Ik heb begrepen, dat de ondernemers die hierin actief zijn, wat de uitrusting van de wagens betreft, aan alle redelijke eisen kunnen en willen voldoen en ook wat de bemanning daarvan betreft. Als het niet juist is, dan hoor ik dat straks wel. Dan zou dus de dringende noodzaak van een gemeentelijke voorziening niet helemaal duidelijk zijn. Als dit ongevallenvervoer evenwel gemeentedienst wordt, zullen we ook gecon fronteerd worden met het probleem, dat door de heer Miedema aangesneden is. De Gemeente heeft grenzen. Hoe zal het dan gaan? Het is niet in eerste instantie de taak van de gemeente Leeuwarden om deze dienst verlening uit te strekken tot andere gemeenten. Dan zouden we dus moeten werken met een overeenkomst met andere gemeenten en dit rendabel maken door het daar ook te doendan gaan die andere gemeenten weer bijdragen; het wordt dan een ingewikkelde con structie. Die moeilijkheden hebben we natuurlijk niet in het bestaande systeem. Ik zou echter ook wel wil len weten, of de ontwikkeling die het College ons nu voorstelt, nog invloed heeft op de activiteit van deze ondernemingen ook in het ziekenvervoer. Ik meen, dat ze daar ook mee bezig zijn. Ik kan me zelfs voorstel len, dat de wagens die daarvoor en ook die welke tot nu toe voor het ongevallenvervoer gebruikt worden, minder rendabel te exploiteren zijn, met de consequen ties daarvan voor de kosten van ziekenvervoer. Ik ben wat bang voor dit principiële uitgangspunt van de gemeentelijke taak bij een ongeval, dat U zojuist hebt vooropgesteld. Ik wil me daar op zichzelf niet tegen verzetten. Maar ik wil die gemeentelijke taak beslist subsidiair zien, alleen dus voorzover er niet op een an dere bevredigende manier in voorzien kan worden. Bij Uw uitgangspunt zie ik niet waar de grens moet lig gen. Moet die liggen bij het vervoer van het slacht offer van het ongeval naar het ziekenhuis, moet die ook liggen bij het verlenen bij ongevallenhulp ter plaat se, dus medische hulp (geen E.H.B.O.) Kan het slacht offer in particuliere handen overgaan, zodra het in een ziekenhuis belandt of strekt de gemeentelijke zorg zich uit over ziekenhuizen, zodat het naar een gemeen telijk ziekenhuis zal moeten worden gebracht en daar behandeld En is er dan straks nog een eventuele ge meentelijke begrafenisondernemer om alles tot een eind te brengen? Als men eenmaal van mening is, dat iets alleen gemeentelijk kan gebeuren, omdat dat de enige manier is, die zekerheid geeft, dat het College daarbij een vinger in de pap heeft, dan kan ik me nauwelijks een activiteit voorstellen, waarbij men diezelfde zeker heid ook niet zou moeten verlangen. De Voorzitter: Ik schors nu de vergadering voor de koffiepauze. Mevr. Boersma en de heer Heidinga verlaten de ver. gadering. De Voorzitter: Ik heropen de vergadering en ik wil beginnen met te zeggen, dat het mij toch wel enigszins heeft verwonderd, dat hier in twijfel wordt getrokken, dat de Gemeente of in het algemeen gezegd de overheid t.a.v. dit onder werp een taak zou hebben. De heer Van der Veen heeft gezegd: Het is geen verplichting, die de wet aan de Gemeente oplegt. Nu is het de heer Van der Veen ook wel bekend, dat wat in het algemeen tot de taak van de overheid en speciaal tot de taak van de Ge meente behoort, een vraag is, die in haar volle om vang niet concreet uit de Gemeentewet beantwoord kan worden. Het is in hoofdzaak een kwestie van prak tijk, van tijd en plaats, een vraag van opvattingen, zoals die gegroeid zijn en ook in de toekomst zullen groeien. De Gemeentewet legt de Gemeente ook niet op om een gemeentelijke geneeskundige dienst in het leven te houden, om maar eens iets te noemen. Toch wordt dat sinds jaar en dag door de Gemeente gedaan. En ik zou dezelfde opmerkingen over tal van andere

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 4