9 aangelegenheden kunnen maken, waarin het Gemeente bestuur bij de tegenwoordige opvattingen geacht wordt wel bepaald een taak te hebben. Er staat ook nergens om dan toch ook maar eens een enkel voorbeeld te geven dat de Gemeente een taak heeft t.a.v. de distributie van gas en elektriciteit en de waterleiding. Maar nogmaals, ik geloof niet, dat het nodig is meer voorbeelden te geven. Ik zou tal van voorbeelden kun nen noemen, waar het volstrekt communis opinio is, dat in de moderne tijd een bepaalde taak door de Ge meente wordt uitgevoerd, zonder dat dit met zoveel woorden in de wet staat vermeld. En nu hebben we t.a.v. dit punt het beeld, dat het algemeen in den lande bij ge meenten van een omvang als die van Leeuwarden en ook van kleinere omvang als de taak van de Gemeente wordt beschouwd. Ook in Leeuwarden heeft dit vervoer sinds jaar en dag tot de taak van de Gemeente behoord. We hebben hier alieen een tijdelijke toestand gehad, waarin de eigen ambulance-auto is uitgevallen en bij wijze van noodhulp particulier vervoer is ingeschakeld. Daarom zie ik bij deze situatie heel weinig nut in een gedachtenwisseling i.z. de vraag, of het wel of niet een gemeentelijke taak is. In zeker opzicht is dit een zaak de heer Van Balen Walter houde mij dat wel ten goede van subjectief inzicht. Ik meen te mogen stellen, dat het bij alle gemeenten van de omvang van Leeuwarden en ook bij kleine gemeenten beschouwd wordt als overheidstaak, dat de eigen gemeente dit tot voor kort zonder enige twijfel als overheidstaak be schouwd heeft en dat dit vervoer zuiver incidenteel, tijdelijk, niet door de Gemeente is verzorgd. Er is uit de Raad gevraagd: Zijn er nu concrete ge vallen geweest, die het Gemeentebestuur aanleiding ge ven om met dit voorstel te komen? Ik heb zo pas in eerste instantie al gezegd, dat naar mijn mening in het verleden de verantwoordelijkheid van de Gemeente in bepaalde gevallen toch wel op een zware proef werd gesteld. En de Raad zal er toch, dunkt mij, ook wel be grip voor hebben, dat ik t.a.v. deze gevallen verder niet in bijzonderheden treedt; dat laat de aard van het onder werp niet toe. Ik geloof ook niet, dat het juist zou zijn de beslissing over dit punt van mijn opvatting i.z. deze kwestie te laten afhangen. De zaak waar het om draait, ligt toch in wezen op een ander vlak. Het is n.l. de vraag, of het Gemeentebestuur blijvend verantwoord is om dit vervoer door particulieren te laten doen. En nu heb ik in eerste instantie gezegd, dat dit naar de me ning van het Gemeentebestuur niet het geval is. (De heer Van Balen Walter: Van B. en W.Het is toch algemeen spraakgebruik, mijnheer Van Balen Walter, B. en W. Gemeentebestuur te noemen, Gemeentebestuur dan in engere zin, wanneer U meent, dat daar de Raad bij uitgesloten is. Laten we echter niet over woorden twisten. Als in het spraakgebruik van Gemeentebestuur sprake is, dan denkt men in vaktermen toch in de eer ste plaats aan B. en W. Maar als U het liever anders hebt, dan wil ik wel verder bij deze gedachtenwisseling over B. en W. spreken. Dat maakt voor mij niet uit. B. en W. hebben gemeend, dat zij niet blijvend verant woord zijn dit vervoer door particulieren te laten uit oefenen, omdat naar de mening van dit College een particulier vervoer niet op die wijze te controleren en in de hand te houden is, dat daarmee de verantwoor delijkheid van B. en W. voldoende is gedekt. Er is t.a.v. die uitspraak door enkele heren twijfel geopperd; wij zien dit niet. Op het ogenblik is er helemaal geen contract. En het lijkt mij ook bijzonder de vraag, of dit bij contract te regelen zou zijn. Maar laten wij co: n even aannemen, dat er wel een contract gesloten zou kunnen worden, maar dat de contractant of de mede contractant zich niet zou houden aan de bepalingen en dit zou tot gevolg hebben, dat er een sterfgeval plaats vindt, of dat iemand tijdens het vervoer concreet gezegd niet deskundig genoeg behandeld wordt. Hebben wij dan voldoende om te zeggen: „Wij hebben een contract en de tegenpartij heeft het contract niet voldoende nageleefd"? Dat hebben we niet, want on dertussen heeft een sterfgeval plaats gehad, dat had kunnen worden voorkomen. Op deze wijze is aan de verantwoordelijkheid van het Gemeentebestuur niet in voldoende mate te voldoen. (De heer Van der Veen Een arbeidscontract wordt ook niet altijd nagekomen!) Dan zijn de vervoerders dus in dienst van de Ge meente. En dat is nu juist datgene wat B. en W. zich voorstellen: dit te laten uitvoeren door per soneel in dienst van de Gemeente. Dan hebben wij de garantie - en dit is juist het punt dat wij steeds kunnen zorgen, dat deze auto's bemand worden door gespecialiseerd, deskundig personeel, dat ook werkelijk in staat is om de apparaten, waarmede deze wagens zijn uitgerust, te bedienen. Dat hebben wij, als het met eigen personeel gebeurt, wel in eigen hand, zoals wij tenslotte ook een dienst als de G. en G.D. in eigen hand hebben en al de andere gemeentelijke diensten ook. Wij hebben dat vervoer naar onze overtuiging bepaald niet in eigen hand, wanneer wij het moeten overlaten aan particulieren, die met wisseling van per soneel, met moeilijkheden van opleiding e.d. zitten, zo dat wij eenvoudig niet elk ogenblik, wanneer het er om spant, weten, of een ambulance-auto wel bemand is op de wijze, zoals die bemand moet worden. En dan gaat het ook niet in de eerste plaats om de toereikend heid van het materiaal dat de particulier kan inzetten, en de apparatuur waarmee hij deze wagen uitrust. Het gaat in de eerste plaats en in hoofdzaak om de vraag: Hebben wij voldoende waarborg, dat dit vervoer ge schiedt door zodanig deskundige mensen, dat het op de beste en meest juiste wijze geschiedt M.a.w. Hebben wij dus, zoals ik zojuist stelde, voldoende waar borg, dat er patiënten gered zullen kunnen worden die bij ondeskundige behandeling gevaar lopen niet gered te worden? De heer Boomgaardt meent, dat bij dit voorstel de vraag van reserve-auto's het zwakke punt is. Dat is naar onze mening niet het geval. Deze auto heeft plaats voor meer dan één patiënt en het voorstel houdt m, dat er nog een surveillance-auto komt, die dan kan invallen en wij zien het bepaald niet zo, dat bij deze organisatie, als het in noodgevallen zo zou uitkomen, niet een beroep kan worden gedaan op andere ambulance-auto's. Wij zouden niet weten, waarom dat niet het geval zou zijn. De heer Miedema heeft er op aangedrongen t.a.v. wat hij noemde grensgevallen zo soepel mogelijk op te treden. Ik heb begrepen, dat hij bedoelde die geval len, waarin het de vraag zou zijn, of een ongeval al dan niet binnen de gemeentelijke grenzen zou plaats vinden. Ik kan de heer Miedema wel verzekeren, dat hier alle mogelijke soepelheid zal worden betracht. Als er een beroep wordt gedaan op gemeentelijke hulp, zullen er bepaald geen patiënten ergens onverzorgd blijven, omdat het de vraag is, of de plaats van het ongeval al dan niet binnen de gemeentelijke grens valt. Dat is bij de brandweer ook niet het geval. T.a.v. de brandweer bestaan afspraken met de omliggende ge meenten. Bij mijn weten is het nog niet voorgekomen, dat de gemeentelijke brandweer niet zou optreden, om dat die geen taak zou zien buiten de gemeentelijke grenzen. De heer Van der Veen tenslotte heeft nog de vraag gesteld: Waar liggen nu eigenlijk de grenzen? Het is een vraag, die ook in het verleden niet gesteld is en in het verleden ook in de praktijk haar beantwoording heeft gevonden. De gemeentelijke ambulance heeft zich in het verleden bepaald tot de straatongevallen. Het ligt niet in de bedoeling dit uit te breiden tot ziekenvervoer of iets dergelijks. De ontwikkeling van het ziekenvervoer heeft er in deze gemeente toe geleid, dat het verzorgd wordt door particuliere ondernemers en het lijkt niet juist bij deze ontwikkeling t.a.v. het ziekenvervoer, dat een heel ander vervoer is dan het ongevallenvervoer, op deze ontwikkeling inbreuk te maken. Ik meen, dat ik hiermee wel de verschillende vragen en opmerkingen heb beantwoord en zou U dus willen voorstellen om de beraadslagingen te sluiten. Ba heer Fols (weth.): Dit voorstel heeft nog een vrij lange tijd van voorbereiding gehad en de oorzaak daarvan was wel, dat in het College niet gelijk over dit voorstel werd gedacht. Bij de definitieve totstand koming ben ik door ziekte niet aanwezig geweest. Ik wil nu niet alle argumenten opnoemen, want die zijn vanavond over en weer hier al ter tafel gebracht, maar ik wilde toch wel even vaststellen, dat ik tegen dit voorstel ben. Uit de Raad wordt stemming verlangd. Het voorstel wordt aangenomen met 20 tegen 12 stemmen (die van de heren Heetla, Santema, Klijnstra, Pols, Miedema, Mr. Van der Veen, Spiekhout, Boom gaardt, Weide, Balt, Jellema en Ir. Van Balen Walter). Punten 18 t.e.m. 22 (bijlagen nos. 321, 318, 308, 313 en 312). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 23 (bijlage no. 310). De heer Keuning: Het complex van voorstellen dat hier voor ons ligt, draagt een vrij lange motivering. Voorlopig moet ik zeggen, dat niet alle motieven die tot deze voorstellen hebben geleid, mij even sterk voor komen. De gebreken die in de huidige beheersvorm aangewezen worden, zouden in bepaalde opzichten ook wel op een andere wijze op te vangen geweest zijn, dan door wijziging van de gehele constructie van het beheer door de Leeuwarder Sportstichting na het op richten van een gemeentelijke dienst. Daaronder valt naar mijn smaak de personeelsmotivering. Ik geloof, dat enkele van de bezwaren die hier genoemd zijn, min of meer gelegen hebben aan het beleid zelf, aan de wijze, waarop het personeel van een bepaalde dienst werkzaamheden voor de Sportstichting opgedragen kreeg. Ik meen, dat ook de mogelijkheid er wel ge weest is eerder personeel over te hevelen naar de Sport stichting. Niet alle motiveringen zijn dus naar mijn smaak in dit stuk even sterk, hetgeen ook geen wonder is, misschien juist omdat het stuk zo lang is. Daarnaast zijn er inderdaad wel enkele belangrijke bezwaren te gen de situatie, zoals die hier thans ligt. Een sterk argument voor wijziging vind ik wel de uitbreiding van de voorzieningen voor sport en recrea tie die wij nu in onze gemeente krijgen. Deze nemen een dergelijke omvang aan, dat de huidige outillage, het huidige systeem van de Leeuwarder Sportstichting daar eigenlijk niet goed op ingericht is. T.a.v. de vraag, of de betreffende taken aan een ambtelijke instantie zouden moeten worden opgedragen, komen we in de argumentatie pro en contra terecht, misschien in een soort van argumentatie als bij een zojuist behandeld voorstel, dat uitvoerige discussie heeft uitgelokt. Ik zal me daarin nu niet direct begeven. Ik ga er wel van uit, dat de voorzieningen die de Gemeente zal treffen ik denk aan de zwembaden, de kunstijsbaan en de sporthal langzamerhand een omvang krijgen, die in de Sportstichting, zoals die functioneerde, niet goed kunnen worden ingelast. En daardoor kan ik ook wel begrip hebben voor de problemen die het College noemt t.a.v. de financiële controle. Dat betekent, dat ik, met alle waardering die het werk van de Sportstichting naar onze mening stellig wel verdient, toch de gedach- tengang van een vrij ingrijpende wijziging wel kan onderschrijven. En dat geldt niet alleen voor mij, maar voor mijn gehele fractie. Dat neemt niet weg, dat dit voorstel nog wel een aantal aanvullende opmerkingen van onze kant be hoeft. Wat is n.l. het geval? Bij de oprichting van de Sportstichting, vijf jaar geleden, was een van de mo tieven die het College toen in de raadsbrief aanvoerde, dat het betrekken van belanghebbenden in de overheids taak van niet te onderschatten belang is. Over de wijze, waarop de Stichting tot nu toe heeft gefunctioneerd, hebben wij in de afgelopen jaren wel iets gehoord. Die was ook niet helemaal bevredigend. De Sportstichting had een bijzonder uitgebreid be stuur, dat betrekkelijk weinig in zijn volle omvang kon vergaderen, waarbij een groot deel van het werk moest worden overgelaten aan het dagelijks bestuur en van dat dagelijks bestuur weer aan enkele mensen. Het be trekken van belanghebbenden bij deze overheidstaak heeft naar mijn smaak niet helemaal bevredigend ge werkt. Toch weegt bij ons wel heel zwaar de gedachte, dat het principe van het betrekken van belanghebben den bij de vervulling van deze overheidstaak toch niet mag worden losgelaten. En in dit opzicht vind ik het dus wel jammer, dat door de haast waarmee dit voor stel is ingediend (waar ik ook wel enigszins begrip voor kan hebben, omdat men straks tenslotte komt te staan voor de opzet van de exploitatie van het zwem bad de Kleine Wielen) hier niet een volledig afgerond voorstel ligt. Het College zegt n.l. wel, dat men denkt niet alleen aan een commissie van advies en bijstand voor de op te richten dienst, maar ook nog aan een orgaan van advies en/of overleg, dat dan zou kunnen heten Sport- en Recreatieraad. Maar over de wijze waarop dit lichaam dan in het leven zal worden ge roepen en zal moeten functioneren, laat het College ons in de mist, met de opmerking, dat men in dit op zicht nog niet tot een uitgedragen overeenstemming of een bepaalde mening is gekomen. Ik zou in dezen toch wel een paar duidelijke suggesties willen doen. Die suggesties berusten op de wetswijziging van 9 juli 1964, die het College wel noemt, maar waarbij het het belangrijkste element in deze nieuwe wetswijziging eigenlijk niet noemt. Ik kan mij wel volledig voorstel len, dat men de mogelijkheden van de wijziging van de Gemeentewet nog niet heeft kunnen incalculeren in dit voorstel. Tenslotte is dit nog een geheel nieuwe materie, althans, de materie is op zichzelf niet nieuw, maar het tot stand komen van de wet is zeer recent. En ik geloof ook, dat het voorbereiden van dit voor stel al een heel eind gevorderd zal zijn geweest, toen deze wet tenslotte van kracht werd. Werd dus het uit voeren van bepaalde beheerstaken in het kader van de Sportstichting niet zo goed mogelijk, de wijziging die de Gemeentewet inhoudt, m.n., dat er commissies kun nen worden opgericht tot behartiging van bepaalde be langen in de gemeente (commissies, die men in de wan deling ook wel beheerscommissies is gaan noemen), is nu juist het punt, waarop men de voordelen van de Sportstichting zou kunnen behouden, n.l. het actief bij het werk van de gemeentelijke dienst betrekken van de sportbeoefenaren, van degenen, die actief mee wil len doen en daartoe ook een grote mate van deskun digheid hebben. Deze deskundigheid mag, dunkt mij, in deze overheidssfeer niet ongebruikt blijven. Ik denk dus aan de mogelijkheid, dat bepaalde onderdelen van de gemeentelijke beheerstaak zullen worden opgedra gen aan hetzij één, hetzij meer in het leven te roepen commissies, een mogelijkheid, waarbij eventueel raads leden in deze commissie zitting kunnen hebben. De werkwijze van deze commissies zal nader bij verorde ning geregeld moeten worden; dat lijkt mij ook heel goed mogelijk. De wet regelt de verhouding tussen deze commissies en de Gemeenteraad en het College al. Op zichzelf is er dus wettelijk geen enkel bezwaar te gen deze figuur. De voordelen zijn, dunkt mij, wel vrij evident en ik geloof, dat wij die kant bepaald uit moe ten. Punt h van dit voorstel betreft de instelling van een commissie van advies en bijstand voor de op te richten gemeentelijke dienst voor Sport en Recreatie. Dit is dus eigenlijk een commissie klassieke stijl, een commissie van bijstand, die dan tegenwoordig de com missie van advies en bijstand moet heten. Ik heb me afgevraagd, of het wel voldoende zin zou hebben een dergelijke commissie, dus uitsluitend bestaande uit raadsleden, in het leven te roepen, naast eventueel op te richten commissies, die bepaalde beheerstaken krij gen. In eerste aanleg heb ik de neiging te zeggen: Zou het niet aanbeveling verdienen de voorstellen zoals ze hier liggen, onder de letters a t/m g, aan te nemen? Uit mijn woorden hebt U begrepen, dat van onze zijde het voorstel tot oprichten van een gemeentelijke dienst in derdaad zal worden ondersteund, maar dat juist de af ronding van het geheel, die naar ons oordeel toch wel uitermate belangrijk is ik denk o.a. aan het betrek ken van hen, die zich in de Sportstichting verdienste lijk hebben gemaakt, bij de nieuwe dienst nog eens nader wordt bekeken. Ik weet niet, of het inderdaad nog wel zoveel zin heeft naast een commissie van advies en bijstand andere commissies te hebben. Ver dient het niet aanbeveling het probleem van de op te richten commissie of raad of hoe men het wil noemen eens te bekijken Juist omdat op het ogenblik deze materie nog wat in de lucht is blijven hangen, zou ik toch liever zien, dat B. en W., afgezien van het voor stel tot oprichting van een gemeentelijke dienst en de andere voorstellen (dat alles kan aangenomen worden) en zonder de noodzakelijke ontwikkeling, die volgens ons allen moet doorgaan, tegen te houden, over enkele weken, eventueel in de tweede raadsvergadering na deze, met een afgerond geheel bij de Raad terug ko men. Dan heeft het overleg met de Sportstichting mo gelijk ook tot resultaat geleid en hebben B. en W. eens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 5