RAADSVERGADERING verantwoord zijn; in de derde plaats mag de werkge legenheid van anderen niet worden geschaad en in de vierde plaats moet, indien de werkobjecten een gelde lijke opbrengst opleveren, de prijsvaststelling zodanig geschieden, dat aan anderen geen concurrentie wordt aangedaan of dat van een verantwoorde concurrentie sprake is. En ik dacht zo, dat er, als wij deze dingen zo stellen vanuit de regeling en de praktijk van vele jaren de commissie van de G.S.W.-regeling voor handarbeiders vergadert iedere maand en die voor de hoofdarbeiders één keer in de twee maanden echt geen ruimte en geen taak overblijven voor een beheerscommissie in de zin van de nieuwe regeling, zodat wij van onze kant met klem en kracht aan de Raad moeten ontraden om uitgerekend voor deze tak van dienst een dergelijke beheerscommissie in het leven te roepen. Voor het overige zijn wij erkentelijk voor de waardering die het voorstel en de formulering daar van bij Uw Raad hebben ondervonden. De heer Ten Brug: Na wat de Wethouder heeft ge zegd met betrekking tot de beheerscommissie en m.n. betreffende de taak van de G.S.W.-commissie ik had gemeend en ik zie nu wel: ten onrechte, dat die veel beperkter was kan ik mij met het standpunt van het College verenigen, dat er in dit geval geen aanleiding is om een beheerscommissie in te stellen. De heer Vellenga (weth.) ziet van het woord af. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 20 (bijlage no. 363). De hear Santema: Yn üs fraksje kaem dizze fraech op: Wy ynvestearje as gemeente Ljouwert aensen wer sa'n f 200.000,yn dizze Stifting, mar mei't hjirby mear Fryske gemeenten oansluten binne, moat dan foar Ljouwert hieltiten mar wer de taek opkomme om sa'n liening to fournearjen? De hear Tiekstra (weth.)Ik kin koart wêze en sizze: Né, en dan bin ik ré. Dit bidrach bitreft n.l. üt- slutend Ljouwerter krediten en de oare gemeenten fournearje seis bidragen foar krediten foar harren yn- wenners. De hear Santema hat dus al by foarbaet syn sin krigen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 21 t.e.m. 23 (bijlagen nos. 361, 362 en 371). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter, om 8.40 uur, de ver gadering. Verslag van de handelingen van de Gemeenteraad van Leeuwarden van woensdag 25 november 1964 van woensdag 25 november 1964, des namiddags 2 uur. Aanwezig: 34 leden, des avonds 36 leden. Afwezig: de heren Bosgraaf, Heidinga en Mr. Keu- ning; des avonds de heer Bosgraaf. Voorzitter: de heer Mr. A. A. M. van der Meulen, Burgemeester. Te behandelen punten: 1. Goedkeuring van de begroting van inkomsten en uitgaven voor het jaar 1965 van: a. het Nieuwe Stadsweeshuis; b. de Stichting Volkscrediet. 2. Vaststelling van de begroting van de gemeente lijke takken van dienst en van de begroting der Ge meente voor het jaar 1965, alsmede van de eerste wij ziging van de begroting van de Gemeentelijke Sociale Dienst en van de eerste en tweede wijziging van de begroting der Gemeente, alle voor het jaar 1965. Punt 1. De begrotingen sub a en b worden goedgekeurd. Punt 2. ALGEMENE BESCHOUWINGEN. De heer Bootsma: Zoals aangekondigd en te doen gebruikelijk, wil ik deze begrotingsbehandeling aan vangen met enige algemene beschouwingen. De uit voerigheid en de zorgvuldigheid, waarmede de Aanbie dingsbrief, de Memorie van Toelichting en de Memorie van Antwoord zijn samengesteld, verdienen alle lof. En ik wil dan ook niet nalaten om over Uw hoofd heen waardering uit te spreken voor allen aie hieraan hebben meegewerkt. Ook het feit, dat deze be groting zo vroegtijdig kan worden behandeld, is o.i. het vermelden waard. Zulks zal vrij stellig van invloed zijn op het tempo, waarmede verder kan worden ge werkt aan die projecten, welke de begroting in uit zicht stelt. Dat het tevens mogelijk is gebleken ook nu reeds een dekkingsplan voor het in de ontwerp-be- groting geraamde tekort aan de Raad voor te leggen en dus ook dit dekkingsplan in de beschouwingen te betrekken, zal zeker er toe bijdragen, dat een beter inzicht wordt verkregen in de financiële mogelijk- en moeilijkheden van de Gemeente. De zich steeds meer uitbreidende taak van de ge meenten, veelal voortvloeiende uit wettelijke regelin gen en bepalingen, stelt ook steeds hogere eisen aan het apparaat, werkt kostenverhogend en de vraag mag worden gesteld, of hiervoor wel de nodige middelen kunnen worden verkregen. Als de uitkeringen uit het Gemeentefonds na-ijlen t.o.v. de kostenverhogende factoren en het accres zelfs gebonden wordt aan de bekende 4%, dan zal het voor elke insider duidelijk zijn, dat hierdoor een situatie ontstaat, welke de gemeenten voor grote moeilijkheden plaatst. Het sluitend maken van de begroting zal dan ten koste moeten gaan van het achterwege blijven van noodzakelijke voorzieningen of het verhogen van hef fingen en tarieven. Zolang het optrekken van de ta rieven louter beoogt het handhaven van een redelijk dekkingspercentage, zal niemand daar steekhou dende bezwaren tegen kunnen inbrengen. Ernstiger wordt het, wanneer men tot verhogingen besluit louter uit budgetaire overwegingen. Ook het verruimen van het gemeentelijk belastinggebied zal op den duur geen voldoende ruimte scheppen. Bij dit alles dient te wor den bedacht, dat de gemeentelijke heffingen steeds min der progressief zullen zijn dan de rijksbelastingen, zo dat het voortgaan op deze weg zal betekenen, dat de minst draagkrachtigen onevenredig zwaar zullen wor den belast. De vraag rijst, of het dienstig zou kunnen zijn, dat de Raad door middel van een motie blijk geeft van zijn ongerustheid t.a.v. de gemeentelijke fi nanciën. Zo nodig zal mijn fractie in tweede instantie een voorstel in deze richting lanceren. In dit licht bezien, zal de uiterste voorzichtigheid dienen te wor den betracht bij het opleggen van nieuwe gemeente lijke belastingen en het vaststellen van de tarieven voor dienstverleningen. Het stringent vasthouden aan de door het Rijk gehanteerde norm van 4% accres voor de gemeentelijke uitgaven kan met anders dan remmend werken op het tot stand komen van nood zakelijke, door de gemeenschap te dragen, voorzienin gen voor volksgezondheid, onderwijs, cultuur en re creatie. Behalve dat deze voorzieningen noodzakelijk zijn voor de eigen bevolking, zullen zij mede van be lang zijn voor de inwoners van de omringende gemeen ten en zal Leeuwarden steeds aandacht moeten blijven schenken aan de centrumfunctie, welke voortvloeit uit de centrale ligging en de door de economie gestelde begrenzing van de mogelijkheden voor kleinere bevol kingskernen. Hoewel het noemen en het vergelijken van cijfers altijd een min of meer aanvechtbaar onder nemen zal blijven, wil ik toch aan de hand van de ons verstrekte gegevens enkele waarden noemen die dui delijk aantonen, hoe sterk het gemeentelijk budget in siechts vier jaar tijd is gestegen. Voor de totale lasten bedroeg de verhoging rond 57% en voor de baten 67%, ailes gerekend naar de primitieve begrotingen voor 1961 en 1965. Het geraamde nadelig saldo daalde met 43% van f 1.608.570,- tot f 914.300,Ogenschijnlijk geven deze cijfers een verbetering te zien, maar de vraag moet worden gesteld, op welke wijze steeds weer dekking moet worden gevonden voor de geraamde te korten. Putten uit de reserve, waartoe voor het dienst jaar 1963 werd besloten, kan slechts in speciale ge vallen verdedigd worden; het invoeren van nieuwe ge meentelijke belastingen of het verhogen van bestaande tarieven opent geen blijvend perspectief. Bovendien blijkt uit bijlage 2 van de mem.v.a., dat veel werken, waarvoor de Raad de nodige besluiten nam, niet zijn uitgevoerd op grond van de begrotingspositie van de Gemeente. Het zal duidelijk zijn, dat op deze wijze een achterstand in het verzorgingsniveau ontstaat, welke alleen kan worden ingehaald door extra bijdragen uit de rijksmiddelen. Op dit punt zal het College steeds diligent moeten blijven. Dat ondanks de geraamde tekorten op de begroting veelal de rekeningen gunstig worden afgesloten, geeft geen juiste beoordeling van de werkelijke situatie. En daarom spreekt bijlage 2 voor zichzelf. Juist dit afhankelijk zijn van rijksgoed keuringen en het beschikbaar komen van middelen uit diverse fondsen, maakt het uitspreken van bepaalde urgenties door de Raad tot een onbevredigende bezig heid. Uitgaande van het door Uw College verstrekte in vesteringsprogramma met een totaal van ruim f 211.000.000,en het voor 1965 geraamde bedrag van ruim f 13.500.000,is hiervoor toch minstens op 15 jaar van uitvoering te rekenen, aannemende, dat steeds voldoende dekking kan worden gevonden voor de uit deze investeringen voortvloeiende en resterende lasten. Het verheugt ons, dat Uw College t.a.v. toekomstige voorzieningen en investeringen althans een ruimer per spectief heeft geopend, maar voor een goede beoorde ling van het beleid in de komende jaren is het gewenst, dat de grote lijnen van het structuurplan en de sane ring van de binnenstad niet langer in nevelen blijven gehuld. Het incidenteel vooruitlopen op genoemde plannen is onbevredigend, schept verwarring en kan vaak leiden tot extra kosten. Toezending en behandeling van ge noemde stukken op korte termijn is o.i. dan ook uiterst noodzakelijk. Het eerder aangehaalde, door Uw College verstrekte, investeringsprogramma met een totaal van ruim f 211.000.000,bevat tal van werken en voorzieningen, waaraan grote behoefte bestaat en waarvoor wij gaarne urgentie zouden willen bepleiten. De in 1965 uit te voeren werken strekken deels tot voltooiing van reeds ondernomen projecten, grotendeels behandeld in voor gaande raadsvergaderingen. Ik moge in dit verband hier noemen voltooiing van de ringweg, verbetering

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1964 | | pagina 1