2
3
Punt 4 (bijlage no. 406).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 5 (bijlage no. 407).
De hear Santema: N.o.f. dit ütstel om twa huzen
op dit plak to keapjen, gongen üs gedachten sünder
erch wer nei in plan, dat yndied noch oars neat is as
in plan. En as wy nou sjogge, dat dizze beide huzen
wer oankocht wurde tsjin in respektabel bidrach, dan
freegje wy üs seis óf: Kinne B. en W. iderkear wol
wer mei soksoarte fan ütstellen komme, dy't eigentlik
in foarütrinnen bitsjutte op in saek dy't noch bislist
wurde moat? Us fraksje fynt it net plesierich nou en
dan mei sa'n ütstel konfrontearre to wurden. Dêrom
soe ik aensen graech fan de kant fan B. en W. in ant-
wurd hawwe wolle oer dizze kwestje.
De heer K. J. de Jong: Het punt dat de heer San
tema hier naar voren brengt, roept eigenlijk ook in
onze kring bezwaren op, m.n. omdat ook in de mem.v.a.
op de gemeentebegroting van 1965 door B. en W. ge
steld is, dat de mem.v.a. i.z. het stadssaneringsplan zo
enigszins mogelijk nog dit jaar tegemoet kan worden
gezien. Dan moet het al heel vlug zijn, want het jaar
is bijna verstreken. En in verband daarmee zou ik wil
len vragen: Kunt U ons vertellen, wanneer dan wel de
mem.v.a. kan worden tegemoet gezien, als het dit jaar
eventueel niet meer kan? En kan de aankoop van deze
panden daar beslist niet op wachten? Of is er mis
schien een mogelijkheid uitvoering te geven aan het
voornemen, dat B. en W. gehad hebben om zelf maar
een stichting te vormen voor eventuele aankoop van
panden, die de Raad misschien niet zou kunnen be
krachtigen? Dan waren we er ook uit. Dan kon die
stichting de panden kopen en dan konden we ze,
als de Raad het plan eenmaal aanvaard had, even
tueel van die stichting kopen. De tegenwoordige gang
van zaken brengt toch wel veel bezwaren met zich
mee. Wij kunnen niet elke keer weer opnieuw met
dergelijke voorstellen overvallen worden, terwijl het
plan, waar het om gaat, nog niet tot het eind toe be
handeld is. Wij hebben er wel bezwaar tegen en wij
zullen met belangstelling afwachten, wat van de kant
van de collegetafel hierover gezegd wordt.
De heer Van der Schaaf (weth.): De vragen van
de heren De Jong en Santema hebben betrekking op
hetzelfde punt. De heer De Jong begint met te ver
wijzen naar de mem.v.a. En hij zegt, dat daarin is
vermeld, dat zo enigszins mogelijk nog in dit jaa.r de
mem.v.a. i.z. het plan binnenstad zou worden inge
diend. Het feit, dat dat niet is gebeurd, leidt dus tot
de conclusie, die U ook al uit anderen hoofde hebt ge
trokken, dat dit niet mogelijk is gebleken. Dat is in
derdaad waar. Er is echter wel behoorlijk aan gewerkt.
Het is wel zover, dat de varianten die B. en W. zich
voorstellen aan de Raad ter kennisneming voor te leg
gen, ook gereed zijn gekomen en er is ook een schrif
telijke toelichting in voorbereiding. Het is echter niet
mogen gelukken, dit binnen het tijdsbestek van het
jaar 1964 zover te krijgen, dat het aan de Raad kon
worden voorgelegd. Dat betreuren B. en W. misschien
meer dan sommige raadsleden wel beseffen en kunnen
voelen. Immers, het is van de zijde van B. en W. ge
zegd en het is onplezierig, als men niet kan waar ma
ken wat men zegt. Daarom moet U van ons aannemen,
dat dit ons spijt. Aan de andere kant kan daaruit de
conclusie getrokken worden en dat bedoel ik hele
maal niet als een grapje dat het feit, dat die toe
zegging is gedaan, demonstreert, dat er bij B. en W.
echt de wil heeft voorgezeten het wèl zover te krijgen.
Het is niet mogen gelukken. (De heer Van der Veen:
De wil was sterk, maar het vlees is zwak.) Zoiets zou
U kunnen zeggen en ik zou U aanraden uit het Boek
waaruit U citeert, meer te citeren. (Gelach). Dat B. en
W. het naarstig hebben getracht, moet, dacht ik, een
reden zijn, die de Raad van ons, als ik dit toelicht, wel
zal willen aannemen. Sinds de toezegging in de mem.v.a.
is deze zaak dus beduidend verder gekomen, zodat we
echt grond hebben om aan te nemen, dat het plan nu op
korte termijn bij de Raad zal komen. Nu zegt de heer
De Jong en de heer Santema zegt dat ook: Dat wij nu
weer voor een dergelijk voorstel worden geplaatst, lus
ten we eigenlijk niet. Dat begrijp ik. Maar ik verzoek
toch wel degenen, die dit gevoel hebben, een nuance
aan te brengen, n.l. deze, dat het hier wel betreft een
punt waarover in de voorbereidingen in die zin is ge
sproken, dat de doorbraak op de Wissesdwinger niet
tot de grootste bezwaren behoort, die tegen het plan
zijn aangevoerd. Wij schatten dat doen wij in de
vergaderingen van B. en W. natuurlijk wel eens
dat dit een van de gemakkelijkste punten is uit het
plan, althans niet het moeilijkste. En daarom hebben
wij de vrijmoedigheid genomen dit voorstel te doen.
Het kan ook anders toegelicht worden. Als dit een
pand had betroffen, dat b.v. in de Weerd zou staan,
op welk punt nogal oppositie is geweest tegen het plan
binnenstad, dan was het misschien niet tot een der
gelijk voorstel gekomen. Wij hebben n.l. bij onze voor
steilen in deze richting niet af en toe een voorstel rot
aankoop van percelen aan de Raad voorgelegd, omdat
wij voorzagen, dat het bezwaar, dat nu wordt aange
duid, dan wel eens zo ernstig had kunnen worden ge
voeld, dat de Raad niet met het College zou kunnen
meegaan. Dus wij hebben wel een zeker onderscheid
gemaakt.
Nu nog een slotopmerking: Toen de panden Wisses
dwinger 22 en 32 ten verkoop kwamen, met de mo
gelijkheid van ontruiming, meenden wij, dat wij, als
over een aantal maanden de situatie zou zijn ontstaan,
dat dit onderdeel van het plan binnenstad zou zijn
aanvaard, ons de aankoop va.n deze panden niet moch
ten laten ontkomen. Ze zouden dan aan anderen zijn
verkocht en er zou een nieuwe bewoner in zijn getrok
ken. Ik geloof, dat men, dit alles in aanmerking ne
mende, toch wel tot de conclusie moet komen, dat de
belangen van de Gemeente hier op een juiste wijze
zijn behartigd.
Ik wil helemaal niet verhelen, dat het voor de Raad
minder plezierig is, op een niet vastgesteld plan pan
den aan te kopen, maar we zouden dit ook niet gedaan
hebben, als deze panden nu niet vrij waren gekomen.
Daarom menen we dit voorstel toch wel te moeten
doen en te moeten handhaven.
Wat betreft een stichting van B. en W., dat is een
originele gedachte van de heer De Jong. We zouden
er ook een N.V.tje van kunnen maken met winstoog
merk.
Ik geloof ook niet, dat uitstel mogelijk is, want deze
woningen kunnen niet te lang meer onbewoond staan
en als we er een nieuwe bewoner in laten trekken, dan
komen we voor de toekomst in moeilijkheden, die we
nu kunnen voorkomen. En gesteld eens, dat de Raad
de doorbraak op de Wissesdwinger uiteindelijk niet
zou accepteren. Dan ben ik van mening, dat uit het
bezit van deze woonhuizen voor de Gemeente toch nog
geen bloed zou vloeien. De aankoop zou ook nog niet
eens een nadeel voor de Gemeente opleveren.
Al met al redenen genoeg om het voorstel te hand
haven.
De hear Santema: Ik tankje de Wethalder tige foar
syn ütliz. Hjir is wol düdlik wurden, dat yn de tink-
rjochting fan it Kolleezje dit plan oannommen wurdt.
Mar wy moatte, hwannear't wy in ünderdiel fan dat
plan as frij fêststeand biskögje koene, sa as it Kol
leezje bipaeld docht, net forjitte, dat dat eigentlik net
in goede opfetting is, hwant wy sille de saek aensens
dochs, as wy der foar steane, yn syn gehiel bisjen moat
te. En it is foar üs noch de fraech, oft dit ünderdiel
op'en dür dit finansjele offer wol wurdich is. Hwan-
near aensens byg. dat plan ris oannommen wêze soe
en it trasé fan dit gedielte fan de wei yn de binnen-
stêd fêst stiet, dan soe men heechstwjerskynlik dizze
huzen noch folie goedkeaper krije kinne, as se
op it eagenblik hjir oanbean wurde. Hwant dan steane
se foar öfbraek en dat rekket, tocht ik, wol in bytsje
de ekonomy en de jildmiddels fan üs gemeente. Oer it
algemien bliuw ik der wol op tsjin, dat wy iderkear
yn dizze geast to wurk geane en, hwat üs fraksje oan-
bilanget, soene wy it Kolleezje yn oerweging jaen wol
le, foaral yn dizzen net to faek mei sokke dingen to
kommen.
De heer K. J. de Jong: Ik kan me eigenlijk wel aan
sluiten bij de woorden van de heer Santema, juist om
dat deze panden gelegen zijn op een punt in een onder
deel van het plan voor de binnenstad (doorbraak Wis-
sesdwinger), waartegen in onze fractie nu niet bepaald
veel bezwaren bestaan. Wij zouden met de aankoop
alszodanig wel akkoord kunnen gaan. Ons bezwaar
richt zich dus meer tegen het feit, dat we hier vooruit
lopen op een plan, dat nog niet door de Raad is vast
gesteld en speciaal op dit punt zouden wij onze be
zwaren willen handhaven. Maar in dit geval zullen wij
B. en W. volgen, met de uitdrukkelijke wens erbij, dat
we dit niet weer krijgen.
De heer Van Balen Walter: Ik zou graag n.a.v. het
antwoord van de Wethouder deze vraag willen stellen:
Geldt de toevalligheid, waardoor eigenlijk de aankoop
van deze panden wordt veroorzaakt, ook voor de pan
den van die eigenaren, met wie men nog in onderhan
deling is Zijn er meer van die toevalligheden, zodat
ook die panden toevallig te koop zijn?
De heer Heidinga: In de aanhef van de Bouwnota
van Minister Bogaers, die hij een of twee jaren geleden
aan de Staten-Generaal heeft aangeboden, stond een
tirade over eventuele tegemoetkomingen of subsidies
die aan de gemeenten zouden kunnen worden verstrekt
voor sanering van oude steden enz.
Ik leg nu deze vraag aan de Wethouder voor: Als
wij zo op dit plan vooruitlopen en dat doen we zo
voor en na nogal vrijwat heeft dat ook consequen
ties t.a.v. vergoedingen die wij misschien voor de stads-
sanering, waartoe we toch zullen moeten overgaan, van
het Rijk kunnen krijgen?
De hear Van der Schaaf (weth.)Earst in opmer
king oan it adres fan de hear Santema. It is wol ne-
dich efkes rjocht to setten hwat hy sein hat. Troch it
feit dat it plan binnenstêd oannommen is, soene nef-
fens him de bitreffende huzen depresiearje kinne.
As dat sa wie, dan soe der nei myn idé in
manko wêze yn de rjochtsbidieling yn Nederlan. Dat
in hüs troch dy maetregel leger yn priis komme soe,
is oer it algemien net it gefal, hwant as de eigeners
it op ünteigening oankomme litte soene, dan wurde se
bihannele neffens de noarmen fan de Unteigeningswet,
dy't har folledich harren rjochten waerboargje. Dan
moat de skea folledich forgoede wurde. En dêrom is
it in misforstan, as de hear Santema tinkt, dat it oan-
nimmen fan it plan it mooglik makket huzen dy't troch
ünteigening troffen wurde, foar in leger bidrach yn
hannen to krijen. Dat is oer it algemien net it gefal
en dat moat nei de miening fan it Kolleezje yn oer-
ienstimming mei de rjochtsopfettingen yn Nederlan
ek net it gefal wêze. (De hear Santema: Der stiet yn
de stikken: „Vrij te aanvaarden"). Ja, nou binne se
to keap en nou wurde de minsken it mei üs iens: dêr-
mei is dus alle praet üt. Hwant hwat men frijwillich
docht, dêr is gjin neipraet oer. En ik bin der fêst fan
oertsjüge, dat dizze huzen, as wy dizze gelegenheit pas-
searje litte en se inkele jierren letter, fia ünteigening
yn hannen krije soene, net goedkeaper, mar djür-
der wêze soene.
En dan hat de hear Santema en ek de hear De Jong
ütsprutsen, dat in oankeap op dizze manear net to faek
v/er barre moat. Wy hoopje, dat dat ek sa ütkomme sil.
De heer Van Balen Walter vroeg, hoe het nu zit met
de eigenaren, met wie verder nog onderhandeld wordt.
Daar vindt in ieder geval niet zo vlot als in deze twee
gevallen de ontruiming plaats. Daar liggen de omstan
digheden dus wel iets anders. En meer heb ik eigenlijk
ook niet willen zeggen. Als deze twee aankopen door de
Raad worden aanvaard, dan zullen de eigenaars van de
overige huizen van die rij inderdaad wel tot de mening
overhellen, dat de doorbraak ter plaatse nu wel zal door
gaan. En dan zullen zij misschien wel rijp worden voor
verkoop. Dat is een ander effect, maar bij deze twee wo
ningen is sprake van een toevallig samenspel van om
standigheden, waardoor verkoop en ontruiming samen
vallen. De heer Heidinga vraagt naar de mogelijkheden
subsidie te ontvangen in de vorm van de toegezegde sa-
neringsbijdrage van de Minister. Men moet daarvan
geen al te overdreven voorstellingen hebben, omdat
het totaalbedrag, dat daarvoor op de rijksbegroting is
uitgetrokken, van bescheiden omvang is. Ik meen, dat
het, om de gedachten te bepalen, in de buurt van 20
miljoen ligt. Dat is, voor heel Nederland gerekend,
van betrekkelijk weinig betekenis en in de praktijk
gaat het zo, dat de met de uitvoering van de regeling
belaste ambtenaren uit een hoeveelheid plannen een
aantal plannen kiezen, die zij dan voor subsidiëring
aan de Minister voordragen. Voor de toepassing van
die regeling is niet vereist, dat de aankopen moeten
plaats vinden na het toepasselijk verklaren van de re
geling. M.a.w. ook reeds aangekochte panden in het
betreffende complex kunnen worden opgenomen en de
aankoopwaarde daarvan mag worden opgevoerd, mits
liggende in een complex, dat overigens voor de Minis
ter uit hoofde van subsidiëringspolitiek aantrekkelijk
is. Dus de consequentie behoeft in dit geval niet te
zijn, dat er subsidiemogelijkheden verloren gaan. En
ik kan er wel aan toevoegen, dat juist ook voor dit
gebied en speciaal voor deze doorbraak door het Col
lege wordt onderzocht of hier een mogelijkheid van
subsidiëring in zit.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no. 404).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 6a (bijlage no. 418).
De heer Bootsma: Dit voorstel ligt hier dus van
avond op tafel en er staat wel in het stuk, dat „op de
bij de stukken overgelegde tekeningen enz. roodomlijnd
is aangegeven" enz., maar wij hebben uiteraard geen
gelegenheid gehad die stukken te zien. Ik ben dus
wel belangstellend, waar dit perceel ligt en bo
vendien zou ik graag willen weten, of de huidige be
woner ook de eigenaar is. Ik meen, dat er min of meer
uit te moeten opmaken. (De Wethouder van Openbare
Werken toont de tekening.) De tekening is hier in
middels dus, maar ik zou mijn laatste vraag toch nog
wel gestand willen doen. Hier staat n.l., dat de op
brengst, verminderd met het bedrag van de eerste hy
potheek, als zijnde oorspronkelijk het verhaal van kos
ten van ondersteuning, toekomt aan de Gemeente.
Moet ik dus aannemen, dat het hier om een bewoner
eigenaar gaat?
De heer Vellenga (weth.)Ik begrijp van de heer
Van der Schaaf, dat hij het eerste deel van de vragen
van de heer Bootsma beantwoord acht vanwege de
service die deze geboden is door het ter hand stellen
van de tekening, zodat de heer Bootsma althans kan
zien, waar het pand is gelegen. Dat betekent, dat ik
de tweede vraag kan beantwoorden, eenvoudig door
tegen de heer Bootsma te zeggen, dat de tegenwoor
dige huurder van de woning niet eigenaar van de
woning is of was. Het is de eigenaar-verhuurder, die
de ondersteunde was.
De Voorzitter: De eigenaar-verhuurder is overleden
en de Gemeente zou dus verhaal kunnen nemen op de
nalatenschap, bestaande uit dit huis. Uit die nalaten
schap moet dan in de eerste plaats betaald worden de
eerste hypotheek, die op dit pand rust, ten bedrage
van f2.000,met rente over de laatste jaren. Verder
heeft de Gemeente een krediethypotheek van f 2.200,
en het totaal te verhalen bedrag op de nalatenschap
bedraagt bijna f 6.000,—, zodat de Gemeente, dit pand
in openbare veiling kopende, voor een deel op de koop
som verhaal vindt voor wat zij aan steun heeft uit
gekeerd aan de vroegere eigenaar.
Ik hoop, dat U nu volledig is ingelicht.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 7 (bijlage no. 405).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 8 (bijlage no. 409).
De heer K. J. de Jong: Op zichzelf zouden wij tegen
een plan tot onteigening in het belang van de volks
huisvesting geen bezwaar hebben, indien de onderhan
delingen met de eigenaren in een dusdanig stadium
zouden verkeren, dat men zou kunnen zeggen: zij heb
ben de kans gehad hun betreffend bezit in eerste aan
leg aan de Gemeente te verkopen. Wij hebben de in-