Punten 4 en 5 (bijlagen nos. 11 en 4).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 6 (bijlage no. 2).
De heer Jellema: Uit de tekening die bij de stuk
ken lag, bleek mij, dat de parkeerhavens en -stroken
langs de zuidzijde van de Nijlansdyk omgeven zuilen
worden door een beplanting. Toen ik de situatie ter
plaatse eens opnam, werd ik getroffen door de prach.
tige doorkijkjes vanaf de Nijlansdyk naar het zuiden
tussen de daar aanwezige hoge bebouwing door. In
het belang van het genot van de wandelaars langs de
Nijlansdyk en van de bewoners aan de noordzijde van
deze weg wil ik het College graag verzoeken er op te
letten, dat dit een laagblijvende begroeiing wordt, die
het doorzicht niet belemmert.
De heer Van der Schaaf (weth.): De opmerking
van de heer Jellema is volkomen terecht. Bij de voor
bereidende besprekingen die wij hierover gehad hebben
met de eigenaar, het Bedrijfspensioenfonds, is over dit
punt ook gesproken. Het Pensioenfonds stelt bepaald
wel prijs op de aanwezigheid van deze beplanting, om
dat het elders in den lande de ervaring heeft, dat
beplanting enige bescherming biedt voor het eventuele
bekrassen van auto's door ongedisciplineerde jeugd. Ik
weet niet, of die daar zal voorkomen, maar wij moeten
er enigszins rekening mee houden, dat zich dat ver
schijnsel ook in deze buurt kan voordoen. Nu is ook
ter sprake geweest, dat de parkeerhaventjes, waar
groepjes auto's zullen staan, de doorkijkjes zullen ver
minderen, al zullen ze die niet geheel belemmeren. Wij
hebben ons daarbij echter gerealiseerd, dat, als deze
parkeerhaventjes niet zouden worden aangebracht, dit
geen vermindering van het aantal auto's ten gevolge
zou hebben, maar wel de plaats waar deze auto's wor
den opgesteld, zou uitbreiden, en dat zou dan zijn in
de lengterichting van de weg, waardoor over een nog
grotere afstand de doorkijkjes zouden worden belem
merd. Dat heeft ons er dus toe gebracht de voorkeur
aan parkeerhaventjes te geven, waardoor het parkeren
in bepaalde groepjes zal plaats vinden. Nu ben ik het
met de heer Jellema eens, dat deze beplanting laag
gehouden moet worden en daar houden wij dus ook
rekening mee. Ze zal natuurlijk stellig niet boven de
auto's moeten uit komen, want dan zou de doorkijk
nog minder worden. Wij zullen er rekening mee hou
den, dat deze aan de lage kant blijft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 7 t.e.m. 11 (bijlagen nos. 6, 12, 10, 13 en 7).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 12 (bijlage no. 3).
De heer Bootsma: Dit voorstel is in onze fractie
met grote ingenomenheid ontvangen. Het is maar al
te vaak voorgekomen, dat, als een nieuwe stadswijk,
een nieuwe uitbreiding, tot stand kwam, de voorzienin
gen t.a.v. de scholen vaak achterop raakten, met alle
bezwaren en narigheden vandien. We behoeven niet zo
ver om ons heen te zien om dit te kunnen constate
ren. Dat Uw College nu gemeend heeft een andere weg
te moeten volgen dan voorheen gebruikelijk, stemt ons
tot grote tevredenheid en wij hopen alleen maar, dat
de weg, waarlangs toch ook deze plannen zullen moeten
gaan via urgentieverklaring, goedkeuring bouwplan en
verstrekken van rijksgoedkeuring, bij de instanties die
daarover hebben te beschikken, met dezelfde grote
visie zullen worden gezien als door Uw College bij dit
voorstel is gedaan. Het stemt bovendien tot tevreden
heid, dat hier ook een onderlinge samenwerking is ver
kregen met de schoolbesturen van die richtingen, wel
ke ook in deze wijk vrij stellig aanspraak op lokalen-
ruimte zullen doen gelden, en wij hopen, dat de daar
voor ontworpen regeling die in een aantal punten door
U is vastgelegd, tot geen moeilijkheden zal leiden en
een vlotte totstandkoming van de scholen niet alleen,
maar ook een vlotte bevolking daarvan in de hand zal
werken. Wij menen wel op één klein puntje te moeten
wijzen. Het is misschien wel uit de tekst te lezen, maar
naar onze opvatting toch niet zo duidelijk. Op blz. 3 van
de raadsbrief staat onder punt 4: „De aan de gemeente
of aan schoolbesturen verstrekte maar nog niet gebruik
te urgentieverklaringen zullen voor de verwezenlijking
van dit plan worden aangewend." Wij hebben aange
nomen, dat dit alleen slaat op de urgentieverklaringen
voor scholen in 't Ielan en niet op mogelijke urgentie-
verklaringen in andere gedeelten van de stad. Mochten
wij daarin niet juist zijn, dan zal het van Uw kant vrij
stellig wel worden tegengesproken, maar in het andere
geval lijkt het ons toch wel wenselijk, dat dit misschien
nog even duidelijk wordt gesteld.
Hiermee meen ik het onze ervan te hebben gezegd.
Nogmaals, wij hopen, dat het tempo dat van Uw zijde
hier bij de start van de plannen in acht is genomen,
wordt overgenomen door de opvolgende instanties en
dat, als eens het woningbouwpian, dat ook in grote lijn
is te zien en in grote eenheden in continubouw wordt
aangepakt, ook deze continubouw van de scholen tot
een goed resultaat mag leiden, opdat dit een goede
ontwiRkeiing van de wijk met zich brengt. Wij hopen
tevens, dat ook t.a.v. de andere voorzieningen ik
denk daarbij speciaal aan de winkels, misschien niet
helemaal aan de orde, maar het is toch in dezelfde
bebouwing een soortgelijk beleid zal kunnen worden
gevoerd.
De heer K. J. de Jong: Dit punt heeft ook de in
stemming van onze fractie. Wij geloven, dat het met
het oog op de noodsituatie, waarin we geleidelijk aan
met betrekking tot de scholenbouw in 't Ielan, maar
niet alleen daar, zijn komen te verkeren, gewenst is,
dat we tot een zekere coördinatie komen. Het is deze
noodsituatie die ons daartoe brengt, want van huis uit
zijn wij helemaal niet zo gebrand op een dergelijke een
vormigheid, als ons hier wordt aangeboden. Br wordt
wel gezegd, dat de eenvormigheid de vloek van het
moderne leven is en daar zit iets in. Ik geloof, dat we,
als we deze weg blijvend zouden volgen, daarmee een
stuk armoede zouden binnenhalen steeds hetzelfde
schooltype, steeds hetzelfde woningtype, ik geloof, dat
aan al die eenvormigheid wel bezwaren kleven. Maar
aan de andere kant zeggen de schoolverenigingen en de
Gemeente (die alle met de scholenbouw te maken heb
ben) stuk voor stuk, dat ze elkaar hierin gevonden heb
ben en, nu deze situatie zich voordoet, meen ik, dat wij
die met het oog op de noodtoestand, waarmee we te
maken hebben, wel moeten aanvaarden. Dit geldt even
eens voor punt 17, waarbij ook voorgesteld wordt min
of meer van de normale procedure af te wijken. Nu
men deze richting uitgegaan is, juich ik het toe, dat B.
en W. ook over deze bezwaren heengestapt zijn en zo
veel mogelijk willen doen om uit de nood vandaan te
komen en zo snel mogelijk de kinderen te helpen die
straks de scholen moeten bezoeken. Hiermee wordt tijd
verlies voorkomen en ik geloof, dat dit een zeer groot
winstpunt is, dat wij ook in onze beschouwingen moe
ten betrekken. Bovendien weten we, dat m.n. in Den
Haag, dat hierover te beslissen heeft, over het alge
meen sterk in deze richting gedacht wordt, niet alleen
t.a.v. de scholenbouw, maar ook t.a.v. de woningbouw.
En ik geloof, dat het dan ook juist is om, als we in
een vervelende en moeilijke positie zitten, bij het be
leid, dat we gaan voeren, daar rekening mee te
houden. Als we daar dan op inspelen en daardoor tijd
verlies kunnen voorkomen, dan meen ik, dat een ster
kere concentratie dan tot nog toe, ook met betrekking
tot deze scholenbouw, bij de planning wel degelijk ver
antwoord is.
Wij hebben nog een opmerking betreffende de be
zwaren, die m.n. in rooms-katholieke kring leven. Zo
enigszins mogelijk, zouden wij wel graag willen, dat
aan deze bezwaren voldoende tegemoet gekomen wordt,
opdat de belemmeringen die daar misschien nu nog
zijn, straks kunnen worden weggenomen. Ik geloof, dat
waarmee ook de gevarieerdheid in het stadsbeeld be
vorderd zou worden.
Ten slotte nog één opmerking en wel deze: Kunnen
B. en W., ook al heeft men straks met één architect
en misschien met één aannemer te maken wat ik
intussen niet hoop bij de uitwerking toch nog zoveel
mogelijk variatie in het plan aanbrengen, om het be
zwaar van de eenvormigheid, dat inderdaad naar onze
mening wel aanwezig is, te voorkomen Als die ge
dachte voorzit, zou, dacht ik, aan dat bezwaar min
of meer tegemoet gekomen kunnen worden.
Resumerend, kan ik zeggen, dat wij dus positief te
genover dit voorstel staan en wij zouden het College
haast ook nog wel een complimentje willen maken voor
het feit, dat het nu eens een andere koers vaart, om
dat we, zoals nu blijkt, hoe langer hoe meer met deze
scholenbouw vast komen te zitten. Men heeft nu in
gemeenschappelijk overleg op een reële wijze dit plan
gebracht en ik geloof, dat wij daar positief tegenover
moeten staan.
De heer Engels: Ik zou mij in vele opzichten kun.
nen aansluiten bij wat door de heer De Jong zojuist
gesteld is. U zult ook in onze fractie geen pleidooi ver
wachten voor eenvormigheid, maar meer voor de grootst
mogelijke verscheidenheid, zeker in een bouwplan voor
een grotere wijk. U zult ook van onze fractie verwach
ten, dat wij waarschuwen voor alles wat te zeer de
vrijheid in de bouw, de vrije beslissingsmogelijkheid van
schoolbesturen, de vrije keuze bij architecten zou kun
nen afremmen. Van de andere kant zijn wij ook in
onze fractie ervan overtuigd, dat in bijzondere omstan
digheden, in bijzondere noodsituaties, bijzondere maat
regelen nodig zijn. Wij menen, dat in de bijzondere si
tuatie, de noodsituatie t.a.v. de scholen, op het ogen
blik bijzondere maatregelen gewettigd en noodzakelijk
kunnen zijn. En we hebben er respect voor en hebben
met waardering kennis genomen van de wijze, waarop
door Uw College deze zaak is aangepakt en men erin
is geslaagd allen om de tafel te krijgen en eenstemmig
tot deze decisie te komen. Ik zou U alleen nog willen
vragen, of U ook volledig tot gelding wilt laten komen
wat reeds in Uw stukken staat, n.l. dat die eenheid in
de opzet van het ontworpen plan niet per se met zich
mee behoeft te brengen de eenvormigheid in de uit
voering en dat er inderdaad aandacht wordt besteed
aan aangepaste bouwstijlen in daarvoor in aanmerking
komende situaties.
De hear Santema: Us fraksje is ek tige ynnommen
mei it idé fan B. en W. En wy wolle der eigentlik fier
der ek net folie oan ta dwaen, foaral nei itjinge de
foarige sprekkers hjir al sein hawwe. En ik wol B. en
W. in wurdtsje fan hulde net ünthalde; sy binne yn
dizze situaesje yn elk gefal in streek foar en dat is in
bilangryk ding. Ik leau, dat ien en oar üs posysje yn
Den Haech to'n goede komt.
De heer Kingma: Wij mogen constateren, dat er
een grote eensgezindheid heerst onder de verschillen
de schoolbesturen. Is het nu niet mogelijk in dezen te
komen tot een gezamenlijke bouw van scholen om één
schoolplein, zodat we een betere samenleving krijgen,
waarin het kind ook leert samenleven met andere groe
peringen: kleuterscholen van diverse richtingen om een
gezamenlijk plein, lagere scholen om een gezamenlijk
plein, zodat we dus gaan groeperen. Dat is nu de kans
van de dag, om dit hier, althans als experiment, te doen.
De heer Tiekstra (weth.): Allereerst wil ik graag
dank zeggen voor de waarderende woorden, die terzake
van dit voorstel van verschillende zijden tot het College
zijn gericht. Het is inderdaad juist, dat met betrekking
tot de bouw van scholen in nieuwe wijken, waar vaak
de zaken bijzonder moeilijk liggen, dikwijls achterstan
den ontstaan en als gevolg daarvan vaak noodsituaties
dreigen, die dan ook al heel vaak weer tot noodvoor
zieningen aanleiding geven. En die noodvoorzieningen
dat leert de praktijk wel kosten ons doorgaans
meer geld dan misschien verantwoord is. Het woning
bouwprogramma in het betreffende gebied accentueert
de programmering van de noodzakelijke scholenbouw,
die men wel zeer vroegtijdig moet opzetten om te trach
ten die noodsituaties te vermijden. Daarmede is dus
ook dit voorstel ingegeven. Met het overleg is dan ook
in de loop van het vorig jaar ik meen van augustus-
september begonnen. Ik wil U wel zeggen en
laat ik dat ook maar publiekelijk doen dat ik met
het gevoerde overleg als Wethouder bijzonder ingeno
men ben. Ik ben dankbaar voor de wijze waarop dit
verlopen is, waarbij dus feitelijk gebleken is, dat wij
met de schoolbesturen in onze gemeenschappelijke ver
antwoordelijkheid t.a.v. de ontwikkeling van het totale
onderwijs toch op een zodanige manier kunnen samen
werken, overigens onverlet latende de eigen verant
woordelijkheid van die schoolbesturen.
Ik zou verder willen zeggen, dat wat vanavond wordt
voorgesteld, op zich zelf nog niet meer is dan een ad
ministratieve maatregel. Het is de eerste stap die wij
zetten op de weg om te komen tot het doel en dat doel
is dan, dat, als de laatste woning klaar is, het laatste
gezin zich vestigt in dit stadsdeel en het laatste kleu
tertje of de laatste leerplichtige leerling naar de school
gaat, dan ook de laatste set klaar staat in het laatste
lokaal van de laatste school die klaarkomt. Dat mag
dan misschien een heel theoretische en misschien sim
pele formulering zijn, maar in wezen is dat dus toch
eigenlijk het doel. Ik geloof zelfs, dat de heer Van der
Veen het begrepen heeft. Daarmee overtref ik, meen
ik, op het ogenblik alles. (De heer Van der Veen: Bij
zonder duidelijk.)
De heer Bootsma vraagt, welke urgenties hier ge
bruikt zullen worden. Urgenties voor scholenbouw wor
den doorgaans verstrekt op basis van een bepaald ge
bied. En nu zijn deze gebieden meestal niet zodanig
begrensd, dat men niet eens iets kan overhevelen. Maar
een urgentie die beschikbaar is voor 't Nijlan, kan bijv.
niet gebruikt worden in 't Ielan. Wel kunnen nog be
schikbare urgenties, met medewerking van de school
besturen en, voorzover het openbare scholen betreft,
door B. en W. in deze „pool" ingebracht worden. Zo
mogelijk zullen wij de procedure volgen, dat wij tel
kenmale opnieuw proberen van het Departement, met
behulp van de Inspectie, de urgenties voor deze pool
te verkrijgen, om regelmatig te kunnen voortbouwen.
Inderdaad kan wel in een enkel geval een urgentie ge
bruikt worden, die uit het grensgebied afkomstig is,
maar niet, als het betrekking heeft b.v. op een gebied
in het zuiden van de stad.
De heer K. J. de Jong sluit allereerst even aan bij
het voorbehoud, dat door de R.K. Schoolvereniging is
gemaakt. Dit voorbehoud dat heeft ook de Raad
kunnen lezen heeft wel een zeer speciale strekking.
En dat zou, als deze schoolvereniging door de ontwik
keling van de plannen die men daar heeft met betrek
king tot de kerkbouw, er te gelegener tijd toe kunnen
leiden, dat de ingediende aanvraag moet worden ver
vangen door een andere, niet door een aanvraag voor
het ter beschikking stellen van lokalen, maar van
gelden om een school te bouwen. Dat is dus het for
mele onderscheid tussen deze twee aanvragen. Dit
schoolbestuur heeft op het ogenblik, welbewust binnen
de opzet blijvende van dit plan, de aanvraag zo gefor
muleerd, dat de Gemeente de voorziening tot stand
brengt. En m.i. ook terecht, want niemand van ons kan
op dit ogenblik antwoord geven op de vraag, of de
voorziening die men voor de eredienst nodig heeft, op
hetzelfde moment tot stand kan komen als dat, waar
op de school klaar moet zijn. Dit alles is op het ogen
blik niet in die mate definitief te stellen. In die zin is
het, geloof ik, juist en zo ziet het schoolbestuur het
ook om binnen het overleg te blijven. Maar, zodra
er een andere mogelijkheid aanwezig is, kan dit school
bestuur, gegeven het gemaakte voorbehoud, ook weer
met onze medewerking, met een andere aanvraag ko
men en kan de Raad een ander besluit nemen, onder
intrekking van het eerstgenomen besluit met betrek
king tot deze school. Dan gaat deze zaak verder haar
eigen gang. En ik geloof niet, dat het een probleem is
en het programma zelf essentieel beïnvloedt. Het is op
het totaal van de scholen maar één school.
Dan is er door verschillende sprekers nogal even ge
praat over de kwestie van de eenvormigheid. En de heer
Engels pleit zelfs voor een maximale veelvormigheid,
zou ik haast willen zeggen. De vraag is natuurlijk:
Waar legt men de grens? (De heer Engels: Optimale
veelvormigheid.) Ja, dat is iets anders. Maar ik weet
niet, in welk aantal vormen ik „optimaal" of „maxi
maal" moet kwantificeren; die begrippen kunnen elkaar
dekken. Ik geloof, dat de waarheid onder alle omstan
digheden ergens tussen in ligt en dat men allerhande
soorten kan variëren. (De heer Engels: Dat aan
tal moet dan bij het optimum liggen.) Ja, dat is een
woord van het ogenblik. Het optimum kan evenwel ook
het maximum zijn. Maar op welk niveau dat ligt, hoe
we dat moeten kwantificeren, welk aantal het is, weten