4
5
we niet. Wei weten we, dat voor scholen met een ge
lijke functie, n.l. kleuteronderwijs of gewoon lager on
derwijs hetzelfde bouwbesluit van toepassing is. Ik zou
haast willen zeggen: Alles is per centimeter aangege
ven, misschien met een marge van een vierkante meter
per lokaal, misschien met een marge van 10 m3 per ge
bouw. De begrenzingen zijn wel zo scherp, dat de moge
lijkheden om daarin de pluriformiteit tot uitdrukking
te brengen, wel zeer beperkt zijn. Maar ik geloof, dat
het wel goed is en dat heeft de architect ook nage
streefd om m.n. in de situering van de scholen de
variatie aan te brengen: Is het, gezien de ruimte, mo
gelijk een enkele school te bouwen, dan wordt
dit gedaan, maar is er ruimte voor twee scho
len, dan wordt dat ook gedaan. Nu komt deze
opmerking, dacht ik, maar zeer gedeeltelijk tege
moet aan het verlangen van de heer Kingma of van de
gehele P.S.P.ik weet niet precies, of dit het partij
standpunt is of niet. De heer Kingma, ieder stedebouw
kundig inzicht verder ook maar daarlatende, pleit voor
alle scholen bij elkaar en een groot plein in het mid
den. Dat wil dus zeggen: Eén en onverdeeld naar het
zelfde schoolplein. (Gelach). Dat is niet de bedoeling.
Het maximum aantal scholen dat hier bij elkaar staat,
is twee. Ik dacht, dat dat al een behoorlijke winst was.
Ik geloof, dat het planologisch onverantwoord is de
conceptie van de P.S.P. te volgen, maar ik zou er ook
uit een oogpunt van loopafstanden voor de kinderen
bepaald niet voor voelen. Bovendien voel ik er helemaal
niet voor, voor deze kleinere kinderen massascholen te
bouwen. Laten we toch proberen dit kind op te van
gen in een milieu, waar het zichzelf kan zijn, waar het
ook echt nog individu kan blijven. Alles wat groot is,
past nog niet direct voor alles wat klein is.
Ik geloof, dat ik zo voor en na wel alle opmerkingen
beantwoord heb. En nogmaals: ik ben de Raad zeer
erkentelijk voor de waarderende woorden.
De heer Kingma: Ik geloof niet, dat mijn bedoeling
de Wethouder helemaal duidelijk is. De scholen behoe
ven niet groter te worden dan anders. Ik heb alleen
gezegd: groepjes scholen bij elkaar plaatsen, en dat
heeft niets met een kolossale school of een school voor
massakinderen te maken. Het zijn en blijven verschil
lende scholen. Ze worden slechts gegroepeerd om één
plein. We zullen in Leeuwarden heus niet de eerste
zijn, die het doet. Het gebeurt op meerdere plaatsen,
waar men zover wèl is, dat men met de drie „hoofd
groepen": protestants, openbaar en katholiek, bij el
kaar stapt en de scholen om één plein groepeert. En
dat heeft niets met een massaschool te maken, waar
van ik zeker geen voorstander ben. Dit is heel iets
anders. Misschien is het hier in Leeuwarden nog niet
mogelijk, maar op andere plaatsen wèl. De scholen wor
den er niet groter van en dat de scholen van verschil
lende richtingen, verschillende levensbeschouwingen, om
een gezamenlijke speelplaats worden gerangschikt, vind
ik al een klein winstpunt.
De hear Boomgaardt: Ik woe efkes ynheakje op
hwat de hear Bootsma freget en hwer't de Wethalder
op antwurde hat, n.l. punt 4, dat op pag. 3 stiet, oer de
ynbring fan de urginsjeforklearringen fan skoallebi-
stjüren. (Stem: En van de Gemeente.) Ek ja. Nou
seit de Wethalder: In urginsjeforklearring kin sa mar
net fan it iene nei it oare plak oerbrocht wurde, to-
minsten as dy plakken nochal frij fier üt elkoar lizze.
Dan bigryp ik net, hwerom as it hjir as bipaling yn
dizze kondysje opnommen wurde moat. As it dus net
koe, dan hoechde dit hjir net iens to stean. Mar dit
wurdt, foar myn gefoel, sa opsetlik en biwust sa redi-
gearre, dat ik freegje my öf: Sit hjir ek mear efter?
En hat de Wethalder him nou wol hielendal ütsprutsen,
hwant ik woe eigentlik wol ris yn konkreto witte, hwat
bitsjut dit nou feitlik? Stel, dat it Kolleezje in urgin
sjeforklearring yn hannen hie foar de St. Anthony-
skoalle dér pakt de Wethalder nochal ris mei om,
mien ik dan kin men dochs net sizze: Dat hawwe
wy jierren lang as in urgint gefal steld en dan moat
dat nou mar nei 't Ielan ta, hwant dêr moatte wy it
neffens de bitingsten ynbringe. Dat liket dochs nearne
op. Ik leau, dat dit ünderdiel fan dizze regeling, sjoen
hwat ik der nou üt opmeitsje moat, hwat de Wethal
der feitlik ek seit en hwat dit artikel ek suggerearret,
bislist net folge wurde kin. It liket my in ünmooglike
situaesje ta. En oars is my net düdlik, hwat yn kon
kreto bidoeld wurdt; ik woe dus wol, dat de Wethal
der him hwat düdliker ütspriek.
De heer Tiekstra (weth.): Een eenvoudige rekensom
leert mij, dat de heer Kingma prefereert een complex
van lagere scholen, waar ongeveer 700 kinderen heen
gaan. Hij spreekt n.l. over vier richtingen, zes klassen,
24 lokalen, 30 kinderen, dat is, dacht ik, zoiets van
720 leerlingen. M.i. is zo'n aantal voor een lagere school
beslist niet aan te bevelen. Bovendien is mijn bezwaar,
dat door een dergelijke organisatie de afstanden die kin
deren naar de scholen moeten afleggen, onevenredig en
ook onnodig worden vergroot. Verder is het puur een
kwestie van stedebouwkundige opzet. De heer Kingma
weet het nog steeds beter. Ik spreek zo duidelijk moge
lijk om hem te doen begrijpen, dat ik er niets voor voel.
Het maximum dat er op het ogenblik in zit en dat ik
ook stedebouwkundig en schoolorganisatorisch verant
woord acht, is twee lagere scholen op één terrein; die
tweetallen scholen laten we heel vrolijk als een lint door
het plan heen lopen en dan zien we een pracht van een
scholenvoorziening, die vermoedelijk beter is dan wat
de heer Kingma vraagt. H ij wil dus een zeer uitge
sproken concentratie van het lager onderwijs in al zijn
levensbeschouwelijke vormen; wij prefereren de sprei
ding en ik geloof, dat dit ook veel beter is. Hij heeft
mij niet overtuigd, ik misschien hem ook niet, maar
dat is dan tenslotte ook niet zo erg belangrijk meer.
De hear Boomgaardt lükt in forkearde konklüzje üt
in ünskuldige sin, dy't net mear ynhaldt as dit: „De aan
de Gemeente of aan schoolbesturen verstrekte" als
element dus van het resultaat van het gevoerde overleg,
waar de schoolbesturen en de Gemeente het samen over
eens zijn „maar nog niet gebruikte urgentieverkla-
ringen, zullen voor de verwezenlijking van dit plan wor
den gebruikt". Waar gaat het om? „Verstrekte, nog
niet gebruikte". En daarvan heb ik gezegd, dat men
met beschikbare urgentieverklaringen wel alleen maar
even b.v. over de Troelstraweg, resp. over de Groninger
straatweg heen wippen kan. T.a.v. die afstand ontmoet
het niet het minste bezwaar. En dat slaat op beschik
bare urgentieverklaringen dat wil ik wel verduide
lijken met betrekking tot één openbare en tot één
protestantse school. Ik weet niet, of het een hervormde
of een gereformeerde is. (De heer K. J. de Jong: Ar
tikel 31.) Neen, niet artikel 31; daar is U mis mee. Er
is overeenstemming over verkregen; het zal gebeuren,
zoals is afgesproken. De urgentieverklaringen voor b.v.
't Nijlan dat is een heel andere schoolvereniging; dat
is de heer Boomgaardt ook wel bekend zullen voor
de scholen daar worden gebruikt. Dy binne dêr ek wol
mear as nedich, foar sa fier se der al binne.
Dat is de ynhald fan punt 4 fan it ütstel. Ik had dus
niets achter het elleboogje, ook niets in de mouw, ook
geen zak met dubbele bodem. Hier staat frank en vrij
precies wat is afgesproken. Deze urgenties zijn er, ze
zullen voor dit doel worden gebruikt en het is bijzonder
plezierig, dat ze beschikbaar zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 21).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 17).
De heer Bootsma: Hoewel ik dit plan in twee com
missies onder ogen heb gehad, zou ik toch nog iets
willen zeggen van wat blijkbaar aan de aandacht is
ontsnapt. In de Commissie voor de Openbare Werken
is nog een opmerking gemaakt, die, naar ik meende,
ook aan de verklaring toegevoegd zou worden, n.l. dat
de afmetingen van het speelterrein nog zouden worden
bezien, in zoverre dat het eventueel ook geschikt zou
zijn voor een basketbalveld. De Wethouder is daar
wel mee bekend en zal daar misschien nog wel een
toelichting op willen geven.
De hear Santema: It ütstel fan B. en W. hat ek üs
wurdearring. Wy sjogge dus, dat hjir twa „kinder
speelplaatsen" projektearre binne, en dat is op him-
•,vv n,\ wh;
'''vi'
seis noch mar in bytsje. Wy binne foar dizze saek
foaral tige waerm makke, doe't wy dy ekskursje nei
Amsterdam ta hawn hawwe en op dit stik fan saken
noch hiel hwat oars sjoen hawwe, as hwat hjir noch
mar pland is. Wy kinne der dus by B. en W. eigentlik
allinnich mar op oanstean, dat se der yn de ütwrei-
dingsplannen en by de oanliz fan de greate wegen dy't
der troch rinne, safolle mooglik foar soargje, dat dizze
boartersplakken dêr oanbrocht wurde. Dat hiene wy
op it herte.
De heer Van der Schaaf (weth.): Wat de heer
Bootsma vermeldt als zijnde in de Commissie Openbare
Werken ter sprake geweest, is inderdaad juist. Wij
zijn daar bezig geweest met millimeteren in de goede
zin van het woord om uit te zoeken, of door een klein
beetje verschuiven en een beetje uitrekken van de ma
ten van het speelveldje daar niet een basketbalveld
gemaakt zou kunnen worden. Dat leek uitvoerbaar
en misschien is dat door een gehaastheid ter vergade
ring niet meer in de verklaring van de Commissie van
Openbare Werken opgenomen. Maar ik wil hier dus
wel verklaren, dat dit, als het bij de uitvoering van
het plannetje in het oog zou worden gehouden, nauwe
lijks meer behoeft te kosten. Mocht ik hier de opmer
king horen, dat dit „perfoarst" niet moet gebeuren, dan
doen we het natuurlijk niet. Het gebruik voor basket
bal behoeft ook het gebruik door kinderen niet on
gunstig te beïnvloeden.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punten 15 t.e.m. 19 (bijlagen nos. 14, 15, 1, 8 en 5).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen
van B. en W.
Punt 20 (bijlage no. 9).
De heer Klijnstra: Ik geloof, dat het overbodige
„luxe" is hier een heel verhaal te houden over de kwes-
tie-Irene. Wij kennen de loop der gebeurtenissen alle
maal wel en ik kan me dus ook voorstellen, dat bij de
parlementaire behandeling van de rijksbegroting van
Algemene Zaken niet over deze kwestie is gesproken.
Ik denk, dat zowel de Regering als het Parlement de
zaak-Irene liever wil doodzwijgen. Maar dat neemt niet
weg, dat we helaas toch moeten constateren, dat deze
prinses zich niet alleen heeft afgescheiden van ons
volk, maar ons volk ook heeft miskend en beledigd
door op te gaan in een fascistisch-carlistische bewe
ging. Herhaaldelijk heeft mevrouw Irene van Bourbon
Parma doen blijken, dat zij geen begrip schijnt te heb
ben voor wat ons volk heeft meegemaakt in de bezet
tingsjaren en ik moge U daarbij in herinnering bren
gen de kranslegging bij het monument van wijlen ge
neraal Mola. Deze man was immers bij de fascistische
onderdrukking van de wettige regering in Spanje de
i'echterhand van generaal Franco. Hij werd berucht
door zijn meedogenloze wreedheden. En nu moest, o
paradox, een nazaat van de bevechter der Spaanse ty-
rannie deze massamoordenaar dit posthuum eerbewijs
brengen. Franse bladen vermelden, dat mevrouw van
Bourbon Parma in de laatste maanden ten minste drie
maal het woord heeft gevoerd, zij het dan maar kort,
bij carlistische betogingen. Als men nu stellen wil, dat
er op de verjaardag van Prinses Irene gevlagd moet
worden ter ere van het Koninklijk Huis, dan is dit naar
mijn idee toch onjuist. Er wordt gevlagd voor Irene.
Tot op heden is er, naar ik meen, nog niet gevlagd
voor haar man. Waarom dan ook niet voor haar man?
Of zijn man en vrouw daar in Spanje niet meer één?
Het moet naar mijn idee hierom gaan: Wie is Irene?
Want als er op 5 augustus wordt gevlagd, dan is dat
voor haar. Maar met haar eren wij dan ook die fas
cistische beweging. Haar ouders heeft ze helaas veel
leed berokkend door zich te verstrikken in deze netten.
Dit betreurt ons gehele Nederlandse volk en ik hoop
van harte, dat het onze Koninklijke Familie, in het bij
zonder onze geliefde Vorstin, bespaard moge worden,
dat andermaal een der dochters een soortgelijke weg
zal kiezen. Dat we Hun steeds die ere mogen betuigen,
welke hun toekomt. Op 5 augustus 1964 werd in onze
gemeente z.g. klein gevlagd. Ik begrijp tot op he
den nog niet, wat dit heeft betekend. Het zegt mij per
soonlijk niets. Of volledig vlaggen öf niet, dunkt mij.
Het lijkt mij het eerlijkste en ook het meest conse
quente. Ik wilde graag eindigen met de laatste drie
coupletten voor te lezen van een gedicht van Fedde
Schurer. It Flaggeliet: „Dy't kransen leit oan it byld
fan Mola, Midst freonen mei baret en stola, Forklearret
har mei moardners ien. En krijt hjir dien. Elk dy't oer
dizze öffal smert draecht, Elk dy't de frijdom yn syn
hert draecht, Slacht hjir gjin han oan it flaggetou,
Mar toant syn rou. Fait der mei Fryske demokraten
Noch oer sok feestfortoan to praten Dêrfoar, Irene,
is it nou to let. Wy flagje net."
De heer Bootsma: De brief, die B. en W. in han
den is gesteld om preadvies en die in het College is
besproken, is daarna uiteraard ook in onze fractie
behandeld. Wij beschouwen het vlaggen als zodanig
als een onbelangrijke zaak, waarmee wij ons geens
zins willen mengen in al het andere dat omtrent deze
prinses gezegd en geschreven mag zijn. Ik geloof, dat
dat hier gevoeglijk buiten beschouwing gelaten kan
worden. Maar wij menen, dat hier niet breedvoerig
over gediscussieerd moet worden en wij zijn dan ook
besloten, dat ieder onzer naar eigen inzicht voor of te
gen dit voorstel zal stemmen.
De heer K. J. de Jong: Ik ben het met de heer
Bootsma eens, dat wij hier eigenlijk niet zoveel woor
den aan behoeven te wijden, ook gezien het feit, dat in
andere gemeenten al zeer veel hierover gezegd is.
Maar nu de heer Klijnstra toch met dit adres komt
en hier ook zijn motivering ten beste gegeven heeft,
geloof ik, dat wij van onze kant ook mogen stellen, hoe
ons standpunt tegenover deze zaak is. Wij menen, dat
om te beginnen de Regering bepaald heeft, dat van
alle regeringsgebouwen op 5 augustus gevlagd zal
worden. Dat is dus een concreet gegeven, waar we re
kening mee hebben te houden. Ten tweede moet
het beleid t.a.v. dit punt, juist gezien het door de Re
gering bepaalde, als het enigszins mogelijk is, overge
laten worden aan het Kabinet, in overleg met Hare
Majesteit de Koningin; het moet dus landelijk bepaald
worden. Wij nemen hier als overheid, ook als
gemeentelijke overheid, ongetwijfeld een andere positie
in dan wij als particulier zouden innemen. De over
heid moet er voor oppassen, dat deze kwestie niet uit
loopt op een demonstratie tegen een van de leden van
de Koninklijke Familie en als dat wel zou geschieden,
dan zou daarmee het beleid van de Nederlandse Rege
ring in het geding zijn en ik meen, dat we daarom
toch wel uitermate voorzichtig moeten zijn en niet in
de richting moeten gaan die de heer Klijnstra heeft
aangewezen. De heer Klijnstra heeft Prinses Irene de
Bourbon Parma gezegd, maar het is altijd nog Prinses
Irene van Oranje-Nassau. Ze behoort ook nu nog tot
de Koninklijke Familie en ik geloof, dat we dat ook
moeten bedenken. Bovendien zou het, als wij en alle
gemeenten in Nederland de weg van de heer Klijnstra
zouden volgen, voor Hare Majesteit de Koningin toch
wel een bijzonder verdrietige, pijnlijke en krenkende
zaak worden. Dat mag ook wel mee van invloed zijn
op het trekken van bepaalde conclusies. Verder zou het
naar mijn mening ook wel een beetje vreemd zijn, als
de gemeentebesturen bij wijze van spreken een soort
conduitestaat zouden aanleggen van elk van de leden
van het Koninklijk Huis. Persoonlijk mag men verdriet
over deze kwestie hebben. Dat spreekt ook uit de woor
den van de heer Klijnstra, als hij dat gedicht van Fedde
Schurer aanhaalt. Ik geloof, dat wij allemaal dat ver
driet wel voelen in ons hart; het is een zeker afglij-
dingsproces, dat hier aan de orde is en dat ons ook
als burgers van Nederland raakt en pijn doet. Ik ge
loof, dat we dat inderdaad mogen uitspreken. Maar
ik meen, dat wij, als wij hier als Raad zouden zeggen:
Nu vlaggen wij niet voor dit lid van de Koninklijke
Familie, dan zouden vervallen in een ongepaste de
monstratie tegen het Koninklijk Huis. Wij hebben er
dan ook geen behoefte aan de weg die de heer Klijn
stra hier heeft aangewezen, te volgen en ik geloof,
dat wij in dit geval beter het voorstel van de meerder
heid van het College van B. en W. kunnen accepteren
en volgen. Wij hebben waardering voor dat voorstel.