2 3 straatweg, staat met bestemming „water" nog aange geven een scheidingssloot tussen de oude bebouwing van de rijksstraatweg en de nieuwe bebouwing. Deze sloot is voor driekwart van de lengte al geen sloot meer en voor de rest is het een open riool en een stort plaats van vuil. Nu kan men deze sloot misschien wel weer willen opgraven en schoonmaken, maar in de ge geven situatie, met de oude bebouwing langs de rijks weg en straks de aansluitende bebouwing van het nieu we plan, zal die sloot daar m.i. zeker niet gewenst zijn. Het zou beter zijn hem in dit geval te dempen en mo gelijkerwijze ook te vervangen door een riolering. In de tweede plaats het volgende: Er is nu wel voor zien in het maken van een parkeerterreintje bij het ont worpen „winkelcentrumpje", bij de geprojecteerde win kels. (Het is misschien een beetje weids hier van een winkelcentrum te spreken.) Bij de reeds gereed gekomen woningen is de mogelijkheid van parkeren echter prak tisch niet aanwezig. Op het ogenblik rijdt men wel op het pad dat eigenlijk bestemd is voor voetpad, waar door een chaotische toestand ontstaat. In de wijziging van het uitbreidingsplan is voor alle eengezinswonin gen nu wel op een garage gerekend, maar het drietal woninkjes, dat in de zuidwesthoek van het plan is aan gegeven, is in wezen ook niet bereikbaar langs een normale straat of weg, want dit ligt ook nog weer aan datzelfde voetpad, dat aan de west- en de zuidkant van het Meekeshöf loopt. Misschien zou aan deze twee punten, waarvan de sloot toch in wezen wel het belangrijkste is, nog aan dacht geschonken kunnen worden. De heer Jellema: Betreffende het bezwaarschrift van De Ruiter en Zoon zijn wij het niet eens met het Col lege, dat de situatie voor het bedrijf van reclamant weinig verslechterd is. Verkleining van een opper vlakte die al aan de kleine kant is, en minder goede bereikbaarheid door verschuiving en verlenging van een vluchtheuvel, kunnen wij niet gering achten. Wij kunnen wel de mening delen van het College, dat ver plaatsing van dat bedrijf uitermate wenselijk is. Is hiertoe met reclamant al eens contact opgenomen? Met het bestuur van de Wytgaardster Nieuwlands Polder schijnt nog eens met succes een nader gesprek gevoerd te zijn. Wij zien niet in, waarom dit niet mo gelijk zou zijn met een particulier. De hear Miedema: Yn it foarste plak soe ik myn tank ütsprekke wolle oan it Kolleezje, dat it mei in forbettering kommen is fan it ütwreidingsplan foar ien fan de doarpen. It is tige goed, dat der ek noch om de doarpen tocht wurdt en forbetteringen yn de bi- steande ütwreidingsplannen nei foaren brocht wurde. By dizzen dan üs tank dêrfoar oan it Kolleezje. In pear opmerkingen oangeande dit punt soe ik noch wol meitsje wolle en dat is dan yn it foarste plak oer de oerienstimming, dy't mei it bistjür fan de polder ta stan kommen is. Ik kin my foarstelle, dat it polder- bistjür akkoart gongen is. It is eigentlik ek de ienigste oplossing, mar ik leau net, dat it in ge- lokkige wurdt, hwant op it eagenblik is de sleat, dy't de noardlike bigrinzing fan it Meekeshöf foarmet, dat kinne wy rêstich sizze in iepen rioel. En dat kin net oars. De nije rioelearring fan it oare plan slüt op it aide oan en de bisteande sleat komt ticht; dat is dan oplost. De rioelen slute strak oan op it rioel, dat op forsyk fan de polderkommisje lein wurdt. Mar nou krije wy dit gefal: Der wurdt yn in simmer in pear moanne net meald en dan rint it rioelwetter üt dat ütwreidingsplan yn dy lytse polder, hwer't gjin inkele trochstreaming is. En dan krije wy dus, bin ik bang, in hiel slim foarsmoargjen fan de westlike grins fan dit plan, hwer't op dat momint mar in lyts bytsje oan to dwaen is. It it neffens my net nedich op dit momint tsjin dit plan to wêzen, mar ik soe wol graech mei tige folie klam ünder de oandacht fan it Kolleezje bringe: Haldt dit yn'e gaten en bisjoch ris, oft der ek noch in bettere oplossing to finen is. Ik leau wol, dat dy der is. Dan kom ik by de hear Jellema, bitreffende it ge- fal-De Ruiter. Ik leau net, dat wy dêrom tsjin dit üt wreidingsplan hoege to wêzen. It moat trochgean, it is in moai plan, mar ik leau wol, dat ütoefening fan it bidriuw fan De Ruiter op dit plak praktysk net moog- lik is. Dêrom soe ik freegje wolle oan it Kolleezje: As Jo strak yn ünderhanneling komme mei De Ruiter oer de oankeap fan groun e.d., probearje dan in rid- like oplossing mei dy man dy't dêr wei moat, to finen en as hy nei in bipaeld perseel wol, bisykje dan him yn alle dingen tomjitte to kommen, sadat dizze kwestje op in ridlike basis oplost wurdt. De heer Kamstra: Er blijkt een grote eenstemmig heid te zijn in deze Raad t.o.v. de moeilijkheden waar het dorp Wytgaard mee zit. Ook in onze fractie is dit punt aan de orde geweest en besproken. Wij wisten ook van de moeilijkheden die daar waren, en dus lag het in de lijn van de verwachting, dat ik daar namens de fractie iets van zou moeten zeggen. De heren Bootsma, Miedema en Jellema hebben die dingen aan geroerd die eigenlijk ook bij ons leefden, en daarom kan ik volstaan met mij daar volkomen bij aan te sluiten. Ik hoop inderdaad, dat het College aandacht zal schen ken aan de genoemde moeilijkheden en deze zo moge lijk zal opheffen. De heer Van der Schaaf (weth.): De verschillende punten die aan de orde zijn gesteld, hebben naar mijn mening meer betrekking op de wijze, waarop het plan zal worden uitgevoerd, en het aantal gevolgen daarvan dan op het plan zelf. De heer Bootsma vestigt de aandacht op de schei dingssloot die achter de oude bebouwing ligt en dan ongeveer evenwijdig aan de rijksstraatweg loopt; die is inderdaad in een niet al te beste toestand en dat geeft hem aanleiding er op aan te dringen deze te ver vangen. Dat is niet een essentieel onderdeel van het plan, tenminste zo hebben wij het niet gezien. Wij zijn er met hem van overtuigd, dat zeker ook de kwestie, of hier maar niet een demping moet worden toegepast, nog nader in over weging zal worden genomen. Men kan mis schien zeggen: Waarom wordt dat dan niet op het plan aangebracht Ik geloof, dat dit een kwestie is, die nader hand nog wel tot oplossing kan worden gebracht. We moeten daarbij dan natuurlijk de halve sloot aankopen, althans in eigendom overnemen, maar ik ben het met de heer Bootsma eens, dat het niet kan blijven zoals het is, want die toestand zou onwaardig zijn aan de nieuwe bebouwing die daar is gedacht. De riolering is ook even ter sprake gekomen en het spreekt wel van zelf, dat wij die, zoals de toestand nu is, nog wel even kunnen laten lozen op het bestaande ontwateringsstel sel, maar wanneer de dorpskern iets groter gaat wor den, zoals het hier in het plan is voorgesteld, dan zul len wij ook zeker moeten denken aan een eenvoudige zuiveringsinstallatie en uiteraard zal daar dan een rio lering op moeten worden aangepast. Dit zijn dingen die de uitvoering voor de toekomst betreffen en die niet bepaald betrekking hebben op de compositie van het plan als zodanig. Wat betreft de parkeerruimte, ben ik de heer Boot sma erkentelijk voor zijn opmerkingen. Bij de wonin gen die tot nog toe zijn gebouwd, was het door de ge brekkige toegang niet wel doenlijk parkeerruimte aan te leggen, maar het spreekt vanzelf, dat wij bij de ver dere uitwerking van het stratenplannetje ook aan de parkeerruimte aandacht zullen moeten schenken. Dat is ook het geval geweest in het uitbreidingsplan 't Nijlan, waar na de totstandkoming van het plan bij de aanleg van de wegen aandacht is geschonken aan de parkeergelegenheid en dat zullen wij ook stellig hier moeten doen. De kwestie-De Ruiter is aangesneden door de heer Jellema en volgende sprekers. De heer Jellema zegt, dat zijn fractie van oordeel is, dat de schade, die De Ruiter lijdt, toch niet als gering kan worden aan gemerkt. Men kan daarover natuurlijk van mening ver schillen, maar het College is van mening, dat hier door de vaststelling van het plan als zodanig toch niet een ernstige schade wordt toegebracht. Wel is men bij de dienst van Openbare Werken, bij de ontwerpers van het plan, maar tevens ook in de kring van het College, ervan overtuigd, dat het verre te verkiezen is het be drijfje van de heer De Ruiter van dat punt te verplaat sen naar een ander punt. Het is bij de voornaamste in gang van het nieuwe dorp een enigszins storend ele ment en daarom verdient het aanbeveling verplaatsing ervan eens ernstig onder ogen te zien. Dan komen we - *a in een situatie, dat de grond aan de Gemeente zal wor den overgedragen en dan heeft de betrokkene, doordat hij in de positie van eigenaar verkeert, een zeer belang rijke vinger ik zou haast zeggen een vuist in de pap om te komen tot realisering van zijn aanspraken. Als we dus hiervan uitgaan, dan geloof ik, dat de kwestie- De Ruiter, doordat wij van hem een stuk grond moe ten overnemen, wel tot een oplossing kan worden ge bracht. De heer Miedema heeft daar nog bij aangera den deze oplossing toch vooral redelijk te doen zijn. En dat is aan geen dovemansoren gezegd, want alles wat redelijk is wil er bij ons in als koek, maar het was toch ook nauwelijks nodig om dit te zeggen. Wij hopen het dus in zodanige mate redelijk met deze firma te maken, dat Uw Raad het ook redelijk in het belang van de Gemeente vindt en het zou kunnen accepteren. De heer Jellema heeft nog gevraagd: Waarom is er nu met die polder wel contact opgenomen en met deze firma niet? Ik kan dat misschien niet helemaal bevre digend beantwoorden, maar ik wil er wel even op wij zen, dat het bij voorstellen tot vaststelling van een uitbreidingsplan toch niet gebruikelijk is, alle eigena ren die daarin zijn betrokken, van tevoren te vragen, of ze het goed vinden. Bij de verwerving van eigendom treden we uiteraard wel met de eigenaren in contact. Na de vaststelling van het plan zullen wij dit dus zeker doen. Hwat bitreft de wettertechnyske opmerkingen fan de hear Miedema, dêr sille wy by de ütfiering grif ek oandacht oan jaen moatte, hwant de wetterhüshalding mei natuerlik troch it wurk fan de Gemeente net for- steurd wurde. Wy kinne der ek op bitrouwe, dat de deskundige minsken fan de Gemeente dit probleem dat net sa great fan omfang is, wol ünder de knibbel krije sille en wy sille dus ek dit punt tige goed yn'e gaten halde. De heer Kamstra sluit zich aan bij wat de vorige sprekers hebben gezegd, zodat ik t.a.v. hem maar moet volstaan met ook zoiets te doen; ik zet n.l. een streep onder datgene wat hij al had gezegd. De heer Bootsma: De Wethouder is het met mij eens over het minder wenselijke van die sloot. Ik ben het niet met hem eens waar hij zegt: Deze sloot maakt geen wezenlijk onderdeel van het uitbreidingsplan uit. Die is juist in dit plan opgenomen met de bestemming „water" en niet alleen bestaand water; een groot ge deelte van het ontworpen „water" is nu geen water en zelfs komt dat ook op een plaats, waar mogelijk een garage staat. Ik geloof, dat het dan toch wel een kwestie is van bestemming. Die bestemming is „wa ter" en als de Wethouder van mening is, dat zonder wijziging van dit uitbreidingsplan en dus van die bestemming de sloot dicht kan, dan heb ik er ook vrede mee, want daar gaat het uiteindelijk om. Zegt hij echter: Dit is een kwestie van uitvoering, dan ge loof ik toch, dat wij dan aan de wezenlijke inhoud van een uitbreidingsplan, waarbij dus ook voorzien is in de bestemming van de gronden en van de waters eventueel, toch eigenlijk wel voorbijgaan. Wat de kwestie van de vervuiling betreft, dat is uiteindelijk wel een zaak van uitvoering. Daarbij ben ik misschien even buiten de orde, maar ik zou toch wel willen aandringen op een zo spoedig mogelijke dem ping van de sloot, waar straks een straat moet komen (de sloot ten noorden van de thans reeds uitgevoerde bebouwing), want dat is zelfs met deze winterkou al een verschrikking, laat staan als het straks een beetje warmer gaat worden. Ik weet wel, dat er moeilijkheden geweest zijn met de aankoop, maar toch zou ik willen aandringen op een zo spoedig mogelijke realisering van het straten plan, voor zover mogelijk. De heer Van der Schaaf (weth.): In zijn materiële belang is het punt tussen de heer Bootsma en ons nu wel duidelijk. We zullen maar niet veel woorden meer wijden aan de vraag, of het nu uitvoering is of niet. Voor beide opvattingen kan men misschien wel iets voelen; dat is tenminste vanavond gebleken. Uiteraard moet zo spoedig mogelijk dit stratenplan worden voor bereid en het is ook al in voorbereiding; wij hopen het heel binnenkort aan de Raad voor te leggen om een krediet te vragen en daarbij zullen wij dan zeker ook de kwestie van de sloten nog eens even bekijken. Als we n.l., zoals aan het slot van blz. 1 wordt gezegd, gaan koersen in de richting, die het waterschap heeft aangegeven, dan heeft dat uiteraard een aantal conse quenties, die eventueel stellig onder ogen moeten wor den gezien. Ik zou dus willen voorstellen de bespreking van deze kwestie maar uit te stellen tot wanneer er een concreet plan voor de straataanleg c.a. aanwezig is. Overigens wil ik nog gaarne aan de raadsleden die waardering hebben uitgesproken, erkentelijkheid daar voor betuigen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 13 (bijlage no. 60). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 51). De heer Van der Veen: Dit is een min of meer vast nummer op ons programma. U weet, dat de Raad het benoemen van straten zeer ter harte gaat. Het is be kend, dat de Raad destijds bezwaar heeft gehad tegen het gebrek aan originaliteit aan de kant van Uw Col lege. En sedertdien heeft de Raad op zijn achterste be nen moeten staan om te trachten aan geforceerde ori ginaliteit te ontkomen. Wij hebben nu een voorstel, dat een aantal nieuwigheden bevat, wat het vast wel de moeite waard maakt ons even achter het oor te krab ben. Er wordt een aantal namen van mensen uit het vei'zet genomen. Ik heb daar eigenlijk geen bezwaar tegen, onder de overweging, dat de generatie die na ons komt, geen herinnering aan die namen heeft, zodat die voor hen volkomen neutraal zijn. Ik vind het altijd wat gevaarlijk om een aantal namen te vernoemen, omdat daar het gevaar aan vastzit, dat andere namen die vermoedelijk evenzeer de moeite van het vernoemen waard waren, daarbuiten blijven. Een van de voorbeel den daarvan is de naam van de gebroeders Wierda, die dus eigenlijk de weg afsluit voor anderen, die dezelfde naam dragen. Ik vind dit niet helemaal bevredigend, maar als de commissie dit graag wil, heb ik daartegen geen bezwaar. Ik heb beslist bezwaar tegen het benoe men van straten met namen als razzia, overval, drop ping, mauermuur voor mijn part (en ik weet niet wat allemaal). Ik vind dit geen namen die waard zijn in onze straten vereeuwigd te worden; ik vind ze uitge sproken lelijk en ik meen, dat ze niet behoren te wor den gebruikt. Een ander bezwaar dat ik heb, is tegen het gebruik van het woord espel. Ik heb in Van Dale trachten ge waar te worden, wat espel is, maar Van Dale, hoe antiek en eerwaardig ook, geeft geen betekenis van dit woord, want Van Dale behandelt nog steeds de te genwoordige tijd. Iemand die weten wil wat espel is, moet kennelijk te rade gaan bij het Middel-Nederlands en dan krijgen we dus een woord, waarvan ik de be tekenis uit de stukken niet heb kunnen vinden. Of het nu een relatie heeft met gospel, zodat we Mahalia Jackson er bij kunnen aanhalen, of dat het iets te maken heeft met vendel of weet ik wat, ik kom er niet achter. Het enige wat ik wel begrijp is, dat we, als we het over espel hebben, bezig zijn met namaak-gothiek en dat we zulks eigenlijk tegenwoordig betitelen met kitsch. En ik ben niet bereid om dat soort namen voor straten te accepteren, zodat ik op een heel enkele uit zondering na de Jan Evenhuisstraat en de Krijn van der Helmstraat en desnoods de Van der Weij- en de Wierdastraat tegen deze straatnamen beslist onoverkomelijke bezwaren heb. De hear Santema: Foardat wy oer de nammen fan de strjitten bigjinne, achtsje wy it needsaeklik oer de wize fan ynljochtsjen fan de Rie fan de kant fan B. en W. eat to sizzen. (Stemmen uit het College: Van de commissie.). Ik woe wol, dat ik efkes ütsprekke mocht. (Laitsjen). B. en W. hawwe üs foar de safolste kear sa deun mei stikken oer dit punt bidield, dat seis de antesedinten fan de persoanen dy't bineamd wurde sille, net by üs yn'e hüs kamen. Wy koene dy fine yn it Stêdhüs. Hwerom dogge B. en W. nou iderkear sa? Is it dan sa'n greate ütjefte yn it forban fan üs mil-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 2