2
3
straatweg, staat met bestemming „water" nog aange
geven een scheidingssloot tussen de oude bebouwing
van de rijksstraatweg en de nieuwe bebouwing. Deze
sloot is voor driekwart van de lengte al geen sloot
meer en voor de rest is het een open riool en een stort
plaats van vuil. Nu kan men deze sloot misschien wel
weer willen opgraven en schoonmaken, maar in de ge
geven situatie, met de oude bebouwing langs de rijks
weg en straks de aansluitende bebouwing van het nieu
we plan, zal die sloot daar m.i. zeker niet gewenst zijn.
Het zou beter zijn hem in dit geval te dempen en mo
gelijkerwijze ook te vervangen door een riolering.
In de tweede plaats het volgende: Er is nu wel voor
zien in het maken van een parkeerterreintje bij het ont
worpen „winkelcentrumpje", bij de geprojecteerde win
kels. (Het is misschien een beetje weids hier van een
winkelcentrum te spreken.) Bij de reeds gereed gekomen
woningen is de mogelijkheid van parkeren echter prak
tisch niet aanwezig. Op het ogenblik rijdt men wel op
het pad dat eigenlijk bestemd is voor voetpad, waar
door een chaotische toestand ontstaat. In de wijziging
van het uitbreidingsplan is voor alle eengezinswonin
gen nu wel op een garage gerekend, maar het drietal
woninkjes, dat in de zuidwesthoek van het plan is aan
gegeven, is in wezen ook niet bereikbaar langs een
normale straat of weg, want dit ligt ook nog weer aan
datzelfde voetpad, dat aan de west- en de zuidkant van
het Meekeshöf loopt.
Misschien zou aan deze twee punten, waarvan de
sloot toch in wezen wel het belangrijkste is, nog aan
dacht geschonken kunnen worden.
De heer Jellema: Betreffende het bezwaarschrift van
De Ruiter en Zoon zijn wij het niet eens met het Col
lege, dat de situatie voor het bedrijf van reclamant
weinig verslechterd is. Verkleining van een opper
vlakte die al aan de kleine kant is, en minder goede
bereikbaarheid door verschuiving en verlenging van
een vluchtheuvel, kunnen wij niet gering achten. Wij
kunnen wel de mening delen van het College, dat ver
plaatsing van dat bedrijf uitermate wenselijk is. Is
hiertoe met reclamant al eens contact opgenomen?
Met het bestuur van de Wytgaardster Nieuwlands
Polder schijnt nog eens met succes een nader gesprek
gevoerd te zijn. Wij zien niet in, waarom dit niet mo
gelijk zou zijn met een particulier.
De hear Miedema: Yn it foarste plak soe ik myn
tank ütsprekke wolle oan it Kolleezje, dat it mei in
forbettering kommen is fan it ütwreidingsplan foar
ien fan de doarpen. It is tige goed, dat der ek noch om
de doarpen tocht wurdt en forbetteringen yn de bi-
steande ütwreidingsplannen nei foaren brocht wurde.
By dizzen dan üs tank dêrfoar oan it Kolleezje.
In pear opmerkingen oangeande dit punt soe ik noch
wol meitsje wolle en dat is dan yn it foarste plak oer
de oerienstimming, dy't mei it bistjür fan de polder
ta stan kommen is. Ik kin my foarstelle, dat it polder-
bistjür akkoart gongen is. It is eigentlik ek de
ienigste oplossing, mar ik leau net, dat it in ge-
lokkige wurdt, hwant op it eagenblik is de sleat, dy't
de noardlike bigrinzing fan it Meekeshöf foarmet,
dat kinne wy rêstich sizze in iepen rioel. En dat
kin net oars. De nije rioelearring fan it oare plan slüt
op it aide oan en de bisteande sleat komt ticht; dat
is dan oplost. De rioelen slute strak oan op it rioel, dat
op forsyk fan de polderkommisje lein wurdt.
Mar nou krije wy dit gefal: Der wurdt yn in simmer
in pear moanne net meald en dan rint it rioelwetter üt
dat ütwreidingsplan yn dy lytse polder, hwer't gjin
inkele trochstreaming is. En dan krije wy dus, bin ik
bang, in hiel slim foarsmoargjen fan de westlike grins
fan dit plan, hwer't op dat momint mar in lyts bytsje
oan to dwaen is. It it neffens my net nedich
op dit momint tsjin dit plan to wêzen, mar ik soe wol
graech mei tige folie klam ünder de oandacht fan it
Kolleezje bringe: Haldt dit yn'e gaten en bisjoch ris,
oft der ek noch in bettere oplossing to finen is. Ik
leau wol, dat dy der is.
Dan kom ik by de hear Jellema, bitreffende it ge-
fal-De Ruiter. Ik leau net, dat wy dêrom tsjin dit üt
wreidingsplan hoege to wêzen. It moat trochgean, it
is in moai plan, mar ik leau wol, dat ütoefening fan it
bidriuw fan De Ruiter op dit plak praktysk net moog-
lik is. Dêrom soe ik freegje wolle oan it Kolleezje:
As Jo strak yn ünderhanneling komme mei De Ruiter
oer de oankeap fan groun e.d., probearje dan in rid-
like oplossing mei dy man dy't dêr wei moat, to finen
en as hy nei in bipaeld perseel wol, bisykje dan him yn
alle dingen tomjitte to kommen, sadat dizze kwestje
op in ridlike basis oplost wurdt.
De heer Kamstra: Er blijkt een grote eenstemmig
heid te zijn in deze Raad t.o.v. de moeilijkheden waar
het dorp Wytgaard mee zit. Ook in onze fractie is dit
punt aan de orde geweest en besproken. Wij wisten
ook van de moeilijkheden die daar waren, en dus lag
het in de lijn van de verwachting, dat ik daar namens
de fractie iets van zou moeten zeggen. De heren
Bootsma, Miedema en Jellema hebben die dingen aan
geroerd die eigenlijk ook bij ons leefden, en daarom kan
ik volstaan met mij daar volkomen bij aan te sluiten.
Ik hoop inderdaad, dat het College aandacht zal schen
ken aan de genoemde moeilijkheden en deze zo moge
lijk zal opheffen.
De heer Van der Schaaf (weth.): De verschillende
punten die aan de orde zijn gesteld, hebben naar mijn
mening meer betrekking op de wijze, waarop het plan
zal worden uitgevoerd, en het aantal gevolgen daarvan
dan op het plan zelf.
De heer Bootsma vestigt de aandacht op de schei
dingssloot die achter de oude bebouwing ligt en dan
ongeveer evenwijdig aan de rijksstraatweg loopt; die
is inderdaad in een niet al te beste toestand en dat
geeft hem aanleiding er op aan te dringen deze te ver
vangen. Dat is niet een essentieel onderdeel van het
plan, tenminste zo hebben wij het niet gezien. Wij zijn
er met hem van overtuigd, dat zeker ook de kwestie, of
hier maar niet een demping moet worden toegepast, nog
nader in over weging zal worden genomen. Men kan mis
schien zeggen: Waarom wordt dat dan niet op het plan
aangebracht Ik geloof, dat dit een kwestie is, die nader
hand nog wel tot oplossing kan worden gebracht. We
moeten daarbij dan natuurlijk de halve sloot aankopen,
althans in eigendom overnemen, maar ik ben het met
de heer Bootsma eens, dat het niet kan blijven zoals
het is, want die toestand zou onwaardig zijn aan de
nieuwe bebouwing die daar is gedacht. De riolering is
ook even ter sprake gekomen en het spreekt wel van
zelf, dat wij die, zoals de toestand nu is, nog wel even
kunnen laten lozen op het bestaande ontwateringsstel
sel, maar wanneer de dorpskern iets groter gaat wor
den, zoals het hier in het plan is voorgesteld, dan zul
len wij ook zeker moeten denken aan een eenvoudige
zuiveringsinstallatie en uiteraard zal daar dan een rio
lering op moeten worden aangepast. Dit zijn dingen die
de uitvoering voor de toekomst betreffen en die niet
bepaald betrekking hebben op de compositie van het
plan als zodanig.
Wat betreft de parkeerruimte, ben ik de heer Boot
sma erkentelijk voor zijn opmerkingen. Bij de wonin
gen die tot nog toe zijn gebouwd, was het door de ge
brekkige toegang niet wel doenlijk parkeerruimte aan
te leggen, maar het spreekt vanzelf, dat wij bij de ver
dere uitwerking van het stratenplannetje ook aan de
parkeerruimte aandacht zullen moeten schenken. Dat
is ook het geval geweest in het uitbreidingsplan 't
Nijlan, waar na de totstandkoming van het plan bij
de aanleg van de wegen aandacht is geschonken aan
de parkeergelegenheid en dat zullen wij ook stellig hier
moeten doen.
De kwestie-De Ruiter is aangesneden door de
heer Jellema en volgende sprekers. De heer Jellema
zegt, dat zijn fractie van oordeel is, dat de schade, die
De Ruiter lijdt, toch niet als gering kan worden aan
gemerkt. Men kan daarover natuurlijk van mening ver
schillen, maar het College is van mening, dat hier door
de vaststelling van het plan als zodanig toch niet een
ernstige schade wordt toegebracht. Wel is men bij de
dienst van Openbare Werken, bij de ontwerpers van
het plan, maar tevens ook in de kring van het College,
ervan overtuigd, dat het verre te verkiezen is het be
drijfje van de heer De Ruiter van dat punt te verplaat
sen naar een ander punt. Het is bij de voornaamste in
gang van het nieuwe dorp een enigszins storend ele
ment en daarom verdient het aanbeveling verplaatsing
ervan eens ernstig onder ogen te zien. Dan komen we
- *a
in een situatie, dat de grond aan de Gemeente zal wor
den overgedragen en dan heeft de betrokkene, doordat
hij in de positie van eigenaar verkeert, een zeer belang
rijke vinger ik zou haast zeggen een vuist in de pap
om te komen tot realisering van zijn aanspraken. Als
we dus hiervan uitgaan, dan geloof ik, dat de kwestie-
De Ruiter, doordat wij van hem een stuk grond moe
ten overnemen, wel tot een oplossing kan worden ge
bracht. De heer Miedema heeft daar nog bij aangera
den deze oplossing toch vooral redelijk te doen zijn. En
dat is aan geen dovemansoren gezegd, want alles wat
redelijk is wil er bij ons in als koek, maar het was toch
ook nauwelijks nodig om dit te zeggen. Wij hopen het
dus in zodanige mate redelijk met deze firma te maken,
dat Uw Raad het ook redelijk in het belang van de
Gemeente vindt en het zou kunnen accepteren.
De heer Jellema heeft nog gevraagd: Waarom is er
nu met die polder wel contact opgenomen en met deze
firma niet? Ik kan dat misschien niet helemaal bevre
digend beantwoorden, maar ik wil er wel even op wij
zen, dat het bij voorstellen tot vaststelling van een
uitbreidingsplan toch niet gebruikelijk is, alle eigena
ren die daarin zijn betrokken, van tevoren te vragen,
of ze het goed vinden. Bij de verwerving van eigendom
treden we uiteraard wel met de eigenaren in contact.
Na de vaststelling van het plan zullen wij dit dus zeker
doen.
Hwat bitreft de wettertechnyske opmerkingen fan de
hear Miedema, dêr sille wy by de ütfiering grif ek
oandacht oan jaen moatte, hwant de wetterhüshalding
mei natuerlik troch it wurk fan de Gemeente net for-
steurd wurde. Wy kinne der ek op bitrouwe, dat de
deskundige minsken fan de Gemeente dit probleem dat
net sa great fan omfang is, wol ünder de knibbel krije
sille en wy sille dus ek dit punt tige goed yn'e gaten
halde.
De heer Kamstra sluit zich aan bij wat de vorige
sprekers hebben gezegd, zodat ik t.a.v. hem maar moet
volstaan met ook zoiets te doen; ik zet n.l. een streep
onder datgene wat hij al had gezegd.
De heer Bootsma: De Wethouder is het met mij
eens over het minder wenselijke van die sloot. Ik ben
het niet met hem eens waar hij zegt: Deze sloot maakt
geen wezenlijk onderdeel van het uitbreidingsplan uit.
Die is juist in dit plan opgenomen met de bestemming
„water" en niet alleen bestaand water; een groot ge
deelte van het ontworpen „water" is nu geen water
en zelfs komt dat ook op een plaats, waar mogelijk een
garage staat. Ik geloof, dat het dan toch wel een
kwestie is van bestemming. Die bestemming is „wa
ter" en als de Wethouder van mening is, dat zonder
wijziging van dit uitbreidingsplan en dus van die
bestemming de sloot dicht kan, dan heb ik er ook
vrede mee, want daar gaat het uiteindelijk om. Zegt
hij echter: Dit is een kwestie van uitvoering, dan ge
loof ik toch, dat wij dan aan de wezenlijke inhoud van
een uitbreidingsplan, waarbij dus ook voorzien is in de
bestemming van de gronden en van de waters eventueel,
toch eigenlijk wel voorbijgaan.
Wat de kwestie van de vervuiling betreft, dat is
uiteindelijk wel een zaak van uitvoering. Daarbij ben
ik misschien even buiten de orde, maar ik zou toch wel
willen aandringen op een zo spoedig mogelijke dem
ping van de sloot, waar straks een straat moet komen
(de sloot ten noorden van de thans reeds uitgevoerde
bebouwing), want dat is zelfs met deze winterkou al
een verschrikking, laat staan als het straks een beetje
warmer gaat worden.
Ik weet wel, dat er moeilijkheden geweest zijn met
de aankoop, maar toch zou ik willen aandringen op
een zo spoedig mogelijke realisering van het straten
plan, voor zover mogelijk.
De heer Van der Schaaf (weth.): In zijn materiële
belang is het punt tussen de heer Bootsma en ons nu
wel duidelijk. We zullen maar niet veel woorden meer
wijden aan de vraag, of het nu uitvoering is of niet.
Voor beide opvattingen kan men misschien wel iets
voelen; dat is tenminste vanavond gebleken. Uiteraard
moet zo spoedig mogelijk dit stratenplan worden voor
bereid en het is ook al in voorbereiding; wij hopen het
heel binnenkort aan de Raad voor te leggen om een
krediet te vragen en daarbij zullen wij dan zeker ook
de kwestie van de sloten nog eens even bekijken. Als
we n.l., zoals aan het slot van blz. 1 wordt gezegd,
gaan koersen in de richting, die het waterschap heeft
aangegeven, dan heeft dat uiteraard een aantal conse
quenties, die eventueel stellig onder ogen moeten wor
den gezien. Ik zou dus willen voorstellen de bespreking
van deze kwestie maar uit te stellen tot wanneer er
een concreet plan voor de straataanleg c.a. aanwezig is.
Overigens wil ik nog gaarne aan de raadsleden die
waardering hebben uitgesproken, erkentelijkheid daar
voor betuigen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 13 (bijlage no. 60).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 14 (bijlage no. 51).
De heer Van der Veen: Dit is een min of meer vast
nummer op ons programma. U weet, dat de Raad het
benoemen van straten zeer ter harte gaat. Het is be
kend, dat de Raad destijds bezwaar heeft gehad tegen
het gebrek aan originaliteit aan de kant van Uw Col
lege. En sedertdien heeft de Raad op zijn achterste be
nen moeten staan om te trachten aan geforceerde ori
ginaliteit te ontkomen. Wij hebben nu een voorstel, dat
een aantal nieuwigheden bevat, wat het vast wel de
moeite waard maakt ons even achter het oor te krab
ben. Er wordt een aantal namen van mensen uit het
vei'zet genomen. Ik heb daar eigenlijk geen bezwaar
tegen, onder de overweging, dat de generatie die na
ons komt, geen herinnering aan die namen heeft, zodat
die voor hen volkomen neutraal zijn. Ik vind het altijd
wat gevaarlijk om een aantal namen te vernoemen,
omdat daar het gevaar aan vastzit, dat andere namen
die vermoedelijk evenzeer de moeite van het vernoemen
waard waren, daarbuiten blijven. Een van de voorbeel
den daarvan is de naam van de gebroeders Wierda, die
dus eigenlijk de weg afsluit voor anderen, die dezelfde
naam dragen. Ik vind dit niet helemaal bevredigend,
maar als de commissie dit graag wil, heb ik daartegen
geen bezwaar. Ik heb beslist bezwaar tegen het benoe
men van straten met namen als razzia, overval, drop
ping, mauermuur voor mijn part (en ik weet niet wat
allemaal). Ik vind dit geen namen die waard zijn in
onze straten vereeuwigd te worden; ik vind ze uitge
sproken lelijk en ik meen, dat ze niet behoren te wor
den gebruikt.
Een ander bezwaar dat ik heb, is tegen het gebruik
van het woord espel. Ik heb in Van Dale trachten ge
waar te worden, wat espel is, maar Van Dale, hoe
antiek en eerwaardig ook, geeft geen betekenis van
dit woord, want Van Dale behandelt nog steeds de te
genwoordige tijd. Iemand die weten wil wat espel is,
moet kennelijk te rade gaan bij het Middel-Nederlands
en dan krijgen we dus een woord, waarvan ik de be
tekenis uit de stukken niet heb kunnen vinden. Of
het nu een relatie heeft met gospel, zodat we Mahalia
Jackson er bij kunnen aanhalen, of dat het iets te maken
heeft met vendel of weet ik wat, ik kom er niet achter.
Het enige wat ik wel begrijp is, dat we, als we het
over espel hebben, bezig zijn met namaak-gothiek en
dat we zulks eigenlijk tegenwoordig betitelen met
kitsch. En ik ben niet bereid om dat soort namen voor
straten te accepteren, zodat ik op een heel enkele uit
zondering na de Jan Evenhuisstraat en de Krijn
van der Helmstraat en desnoods de Van der Weij- en
de Wierdastraat tegen deze straatnamen beslist
onoverkomelijke bezwaren heb.
De hear Santema: Foardat wy oer de nammen fan
de strjitten bigjinne, achtsje wy it needsaeklik oer de
wize fan ynljochtsjen fan de Rie fan de kant fan
B. en W. eat to sizzen. (Stemmen uit het College: Van
de commissie.). Ik woe wol, dat ik efkes ütsprekke
mocht. (Laitsjen). B. en W. hawwe üs foar de safolste
kear sa deun mei stikken oer dit punt bidield, dat seis
de antesedinten fan de persoanen dy't bineamd wurde
sille, net by üs yn'e hüs kamen. Wy koene dy fine yn
it Stêdhüs. Hwerom dogge B. en W. nou iderkear sa?
Is it dan sa'n greate ütjefte yn it forban fan üs mil-