4
5
verzoek niet afgewezen moet worden en ik zou U
daarom het voorstel willen doen het betreffende artikel
wel te wijzigen. Ik wijs nogmaals op de woorden van
de Amerikaanse hoogleraar, die men toch ook niet in de
wind mag slaan. De tijd wijst wel uit, dat wij absoluut
hierop moeten ingaan.
De hear San tenia: It is yndied foar lis ek in for.
trjitlike saek, dat wy hieltyd der op oanstean moatte,
dat dizze saek nou einliks ris regele wurdt. Dit is de
fjirde kear, dat dy hjir yn de Rie spilet. It wurdt by
de dei needsaekliker, dat op dit punt fan de stêd yn
elk gefal in ynrjochting mei in forlof foar swak-alko.
holyske dranken oanwêzich is. As wy yn art. 11 in lytse
wiziging oanbringe soene, lyk as de hear Visser yn
syn stik foarsteld hat, dan is dizze saek in feit. En der
is dat makket it stanpunt fan B. en W. net sa tige
sterk in presedint. In oare ynstelling de helt
fan lis wit wol hokker hat in forlof B krige, hwat op
dit stuit foar de hear Visser dus ünmooglik liket to
forwurklikjen. De ynstansjes dy't attesten oan de hear
Visser taskikt hawwe, dy't dus efter him steane, binne
ek foar it yndustriéle klimaet fan lis stêd fan ünt-
sachlik folle bilang. Op it eagenblik üntwikkelet him
stadichoan in geweldige drokte op it Oostergoplein
en wy komme aensen wer yn de tiid fan it toerisme.
Ik kin my foarstelle, dat der dochs wol minsken wêze
sille, foaral toeristen, dy't dit in moai, gesellich en
drok punt fine sille. It eigenaerdige is, dat der yn
Huzum en dat is de foarige kear wol ütdruklik nei
foaren brocht mar ien forgunning is yn in perseel,
dat ek noch buten de greate forkearswei leit. Wy moas.
ten lit reden fan lis gemeentlike hüshalding en dan
net alderearst administratyf sjoen, mar lit in each,
punt fan it klimaet fan lis stêd, binammen it siidlik diel
dêrfan dêr dochs wol in foarsjenning treffe. Dêrom
kin ik ek net oars as B. en W. tige oanriede dizze kear
dan mar ris ,,ja" to sizzen yn pleats fan, neffens de
teneur fan dit stik, „né".
De heer Klijnstra: Als de heer Visser voor de vierde
keer bij de Raad komt, dan zou men eigenlijk moeten
zeggen: Alleen al omdat hij er zoveel drukte voor over
heeft, zou hij eigenlijk al toestemming voor een verlof A
moeten hebben. Maar B. en W. zeggen terecht, dat het
pand dat de heer Visser daar heeft betrokken, niet vol.
doet aan de gemeentelijke eisen. Wel voldoet het, naar ik
meen, aan die van de huidige Drankwet. De heer San-
tema heeft zojuist ook al even opgemerkt, dat er een
precedent is. Ik heb hier stukken voor me i.z. het pand
Onder de Luifel ik noem dus wel de naam en
daar staat in: „Rekening houdende met de ontwikke
ling welke zich ook t.a.v. de inrichting van de drank
lokaliteiten voltrekt, komt het ons niettemin verant
woord voor, dat de mogelijkheid wordt geopend om de
eisen van deze verordening enigszins te mitigeren voor
die gevallen, waarvoor ze minder geëigend blijken, zo
dat er in wezen geen aanleiding bestaat om tot wei
gering van het verzoek over te gaan." Bij Onder de
Luifel ging het om de hoogte, hier gaat het om de
oppervlakte, die niet 100, maar 60 m- is. Ik wil nog
even opmerken, hoewel ik me er niet al te druk over
wil maken, dat wij bij dit verzoek een aantal afschrif
ten van adhesiebetuigingen van niet de eerste de beste
bedrijven en ook zelfs van een gewichtig persoon uit
de gemeente hebben ontvangen. (De heer Tiekstra
(weth.): Nog gewichtiger dan wij?).
Het gaat hier niet om Visser als persoon, maar uit-
sluitend om de gemeentelijke verordening. Deze ver
ordening is eigenlijk al verkracht geworden, voordat
ze tot stand kwam, n.l. in verband met de Théskinkerij
Prinsetün. Nu kunnen we wel zo langzamerhand spre
ken van gelegenheidswetgeving en dat wordt het
misschien ook wel enigszins maar we moeten toch
ook niet vergeten, dat, als de heer Visser op de nieuwe
drankwet zal moeten wachten, dat volgens de informa
ties zeker nog wel een paar jaar zal duren en dat is
niet gering. Ik heb ook horen beweren, dat de heer
Visser deze aanvraag zoveel kracht bijzet om straks
verzekerd te zijn van een vergunning. Maar hij heeft
mij persoonlijk gezegd, dat het hem daarom beslist
niet te doen is. Ik weet niet of dit mogelijk is bij de
nieuwe drankwet, maar wat mij betreft zou dan wel
in de voorwaarden voor het verlof een clausule opgeno
men kunnen worden, waarin staat, dat voor dit pand
geen vergunning verstrekt zal kunnen worden.
Overigens zou ik de Raad toch wel willen adviseren
ook deze keer, zoals bij Onder de Luifel, de hand over
het hart te strijken en het verlof A te verlenen.
De heer Ten Brug: We krijgen een herhaling van
de discussie die we hier al meermalen gevoerd hebben
en ik wil er slechts in zoverre aan meedoen, dat ik op
merk, dat onze fractie de vorige maal haar stand,
punt in deze zaak min of meer uitvoerig heeft uiteen
gezet. Deze motivering vinden wij opnieuw in dit voor
stel en daar gaan wij mee akkoord.
De Voorzitter: Namens het College op de opmer.
merkingen antwoordende, zou ik alleen willen stellen,
dat de Raad deze zaak bij herhaling uitvoerig heeft
besproken en op grond van die beraadslagingen al
enige malen een afwijzende beslissing heeft genomen,
zoals ook in de raadsbrief staat. De laatste beslissing
is nog maar op 24 juni 1964 geweest, dus nog geen
jaar geleden. Na die tijd is er geen enkel nieuw feit
naar voren gekomen, zodat het naar de mening van
het College bepaald onjuist is om na die verschillende
uitvoerige beraadslagingen en die beslissingen en na
dat er niets nieuws gebeurd is, nu ineens van mening
te gaan veranderen, alleen maar om het feit, dat deze
adressant gemeend heeft zich opnieuw tot de Raad te
moeten wenden. Dat hij nu een aantal adhesiebetuigin
gen van bepaalde industrieën heeft overgelegd, maakt
op het College weinig of beter gezegd helemaal
geen indruk. Het kan zich niet voorstellen, dat deze
industrieën niet in staat zouden zijn hun gasten naar
behoren te ontvangen, als deze inrichting niet de mo
gelijkheden van een verlof A biedt. Het College blijft
dus, kort gesteld, van mening, dat dit adres dient te
worden afgewezen. Hiermee meen ik te kunnen be
sluiten.
De heer Weide: Het schijnt, dat ik een klein beetje
onduidelijk ben geweest, maar inmiddels ligt bij U
mijn voorstel ter tafel, waarover we graag een uit
spraak van de Raad zouden willen hebben. Het luidt
aldus: De Raad der Gemeente Leeuwarden; in verga
dering bijeen op 14 april 1965, besluit tot wijziging van
artikel 11, eerste lid, sub a, van de Verordening, als
bedoeld in de artikelen 9, 10 en 43 der Drankwet, door
de aanduiding 100 m-' te vervangen door 60 m2.
De heer Klijnstra: Heel kort. Ik zou graag van U
willen weten, waarom er bij Onder de Luifel wel ge
sproken kon worden van verzachting van de omstan
digheden (een hoogte van 3.50 m). Hier gaat het om
de oppervlakte. Waarom hier per se niet een onthef
fing verleend kan worden, zou ik graag weten.
De hear San tenia: Ik haw al sein, dat wy in forlof A
foar dit bidriuw needsaeklik achtsje foar it ge-
meentlik klimaet, mar soe men dat „gemeentlik kli
maet" ek net likegoed forfange kinne troch „algemien
bilang" Dat is neffens my noch in graedtsje swier.
der en dat soe ik op de grounen dy't ik de foarige
kear ek al oanjown haw, hjir folhalde wolle.
De heer Van der Veen: Ik heb niet de indruk, dat
het veel zin heeft het debat, dat we vorig jaar gehad
hebben, te heropenen. En ik heb ook niet de indruk,
dat het voorstel, dat mijn fractiegenoot bij U op tafel
heeft laten leggen, veel adhesie uit alle kringen van
de Raad ontmoet. Maar ik heb wel enig bezwaar tegen
de voorstelling, alsof er helemaal niets veranderd zou
zijn en alsof dat een reden zou moeten zijn om nu
niet anders over deze affaire te denken dan een jaar
geleden. Om te beginnen is natuurlijk op zichzelf het
feit, dat wij een jaar geleden „zus" dachten, nooit re
den om vandaag niet „zo" te denken. Ik heb sterk de
indruk, dat wij dat op een hoger niveau dan dat van
de Raad, maar toch ook op een politiek niveau, heel
duidelijk hebben kunnen constateren. Wij mogen dat
ook toeschrijven aan de evolutie, waaraan wij allemaal
deel hebben. Nu is het sterk afhankelijk van de sym
pathie of antipathie die men tegen dit voorstel heeft,
of men bereid is verandering of geen verandering in
de omstandigheden te zien. Want behalve dat wij een
jaar verder zijn en dus een jaar zijn geëvolueerd en
dat alle mogelijke strakke voorschriften op allerlei ge
bied een ietsje lichter geteld worden, zoals de heren
bekend is, klonk toch ook een jaar geleden uit de krin
gen van de fractie waarvoor de heer Ten Brug zopas
het woord gevoerd heeft, wel enig onbehagen, dacht
ik, over de omstandigheid, dat Leeuwarden met een
zeer gering aantal andere gemeenten op het grote
totaal van de Nederlandse gemeenten afzonderlijke
eisen stelde, die veel verder gingen dan die welke door
de wet werden gesteld. En ik meen, dat de stelling
toen zo was, dat men eigenlijk wel terug wilde tot een
uniform systeem, waardoor Leeuwarden niet meer zou
afwijken van praktisch alle andere gemeenten in den
lande, maar dat men dat liever wilde doen op het mo
ment, waarop de nieuwe drankwet in werking zou
treden, als wij zouden weten, wat eventueel de nieuwe
eisen zouden zijn. En als ik mij niet vergis, dan werd
gedacht, dat de nieuwe wet, waar al zoveel jaren over
gedokterd was, er over een jaar toch eindelijk wel eens
zou zijn. En dan zouden wij toch ook weten, welke
eisen in de algemene maatregel van bestuur gesteld
zullen worden. Ik geloof dus, dat het feit, dat de drank
wet opnieuw veel langer onderweg is dan wij een jaar
geleden konden voorzien, op zichzelf reden kan zijn
nog eens te overwegen, of het zin heeft de uit
zonderingspositie van Leeuwarden te handhaven.
En ik vraag mij af, of wij eigenlijk nu al niet
weten, dat de eisen die straks naar alle waarschijn
lijkheid gesteld zullen worden in de algemene maat
regel van bestuur, niet zullen uitkomen boven de 60
m2, waarvan sprake is in het voorstel van mijn frac
tiegenoot. Wanneer de Raad voor zichzelf een excuus
zou behoeven om op de dwalingen van het vorige jaar
terug te komen, dan zou dat dus gevonden kunnen
worden in het feit, dat we het vorige jaar niet konden
voorzien, dat de nieuwe drankwet zo lang onderweg
zou zijn.
De heer Kingma: Ik kan me volledig stellen achter
het voorstel van B. en W., maar ik wil hier toch wel
iets van zeggen. Het gaat hier om een terugbrenging
van 100 op 60 m2. Dat noemt men een kleine wijziging,
maar ik noem het een grote, want het is 40% van het
vloeroppervlak. Terwijl hij wist, dat het pand niet ge
schikt was om er een dergelijke gelegenheid in te
vestigen er is met de bouw niet op gerekend; het
was bestemd voor een winkel heeft iemand er toch
een verlof in gevestigd. Dat kan natuurlijk wel, maar
het kan niet uitgebreid worden. Men kan er alle kan
ten mee uit, maar nu net niet de kant die de heer
Visser uit wil. Ik zou hem dan ook willen adviseren,
als hier geen bestaansmogelijkheid in zit, er b.v. een
kousenwinkel of een herenkledingmagazijn in te ves
tigen dat mag allemaal maar beslist niet een
verlof A.
De heer K. J. de Jong: Het is niet mijn bedoeling
nog in den brede op dit verzoek in te gaan, want ik
ben het met de heer Van der Veen eens, dat de kop
pen eigenlijk al geteld zijn, omdat ook de heer Ten
Brug al duidelijk gezegd heeft, hoe zijn fractie hier
over denkt. En ook het standpunt van de heer Kingma
hebben we al gehoord. Persoonlijk zou ik er helemaal
geen bezwaar tegen hebben het voorstel van de heer
Weide te steunen. Ik ben het met de heer Van der
Veen wel eens, dat er geen nieuwe feiten in de zin
van opzienbarende veranderingen zijn, maar wel tonen
de adressen die hier overgelegd zijn, met zeer veel
klem van redenen aan, dat hier toch wel een zeer on
bevredigende situatie bestaat. Ik weet echter wel, dat
het niets uithaalt, als ik het voorstel-Weide onder
schrijf, omdat het toch niet aanvaard wordt. Daarom
zou ik het College wel ernstig in overweging wil
len geven om, zodra de nieuwe drankwet in werking
komt, deze zaak nog eens serieus te bekijken, en te
vens in hoeverre een meer uniforme lijn aangehouden
kan worden, opdat wij met een eigen verordening niet
meer eisen dan de nieuwe drankwet. Ik geloof, dat
wij nu voor een vervelende situatie zitten, omdat wij
niet gelijke eisen als andere gemeenten stellen. Ik
ben het met de heer Van der Veen eens, dat we dan
geen rechtsgelijkheid hebben en dat dit iets onbevredi
gends heeft. Bovendien is het onbevredigend, dat aan
de nieuwe vestigingen zwaardere eisen worden gesteld
dan aan de reeds verleende. Als de nieuwe drankwet
van toepassing zal zijn, zou ik het bijzonder op prijs
stellen, dat wij ons dan aan de eisen van die wet hou
den en onze eisenverordening daarbij aanpassen.
Daarmee zullen we dan op de juiste weg zijn. Niette
min steun ik dus persoonlijk niet namens mijn frac
tie het voorstel-Weide.
De heer Kamstra: Hoewel ik wel vind, dat er alle
reden is om aan het verzoek van de heer Visser te
voldoen, moet ik zeggen, dat wij toch ook weten, dat
de Raad op 24 juni 1964 diens toenmalig verzoek heeft
afgewezen en in hoofdzaak op grond van de eisenver
ordening. We weten allemaal, dat de eisen hier in
Leeuwarden nogal streng zijn. Er is toen gewezen op
de in wording zijnde drankwet en nu meen ik, dat de
heer Visser ik moet het tot mijn spijt zeggen
zijn nieuwe verzoek eigenlijk ontijdig heeft ingediend.
Onder de drie punten die in het voorstel van B. en W.
genoemd worden, kunnen we niet uit. Op het ogenblik
is de nieuwe drankwet nog niet in werking, de situa
tie van het perceel is nog precies dezelfde en ga zo
maar door. Nu de kaarten zo liggen, kan ik niet anders
doen dan het voorstel van B. en W. volgen.
De heer Ten Brug: De heer Van der Veen heeft
een gevoel van onbehagen bij onze fractie in juni van
het vorig jaar gesignaleerd. Als dat waar zou zijn, dan
zou er bij onze fractie wel van een standpuntverandering
sprake zijn, want een gevoel van onbehagen heb ik op
het moment niet. Wij hebben indertijd gesteld, dat,
wanneer de nieuwe drankwet en een nieuw drankwet
besluit er komen, deze zaak opnieuw bezien zal moe
ten worden. Wij willen ondertussen niet aan de be
staande eisenverordening knoeien. Wij weten niet,
hoe de eisen van het nieuwe drankwetbesluit zullen
zijn. Laten wij daarop wachten. Dat standpunt nemen
we nog in.
De heer J. de Jong: Ik heb in de vergadering van
24 juni 1964 ook het een en ander hierover gezegd en
ik heb het toen meer gezien in het vlak van de rechts
bedeling. Ik heb toen gezegd, dat ik als drankbestrijder
er niet op uit was om een horecabedrijf in het zadel
te helpen, maar dat bij mij, naast de principes toch
ook het rechtsgevoel een voorname plaats inneemt.
Maar, als wij tweemaal van de verordening zijn afge
weken ten behoeve van andere instellingen (Stemmen:
Neen, neen.) Nu, goed, dan zal de Burgemeester
het mij straks wel even aan het verstand brengen
acht ik het niet verantwoord om nu deze man te pas
seren. Dat heeft niets met het principe te maken. Ik
zou willen, dat er niet één vergunning of verlof A
meer was, maar ze zijn er nu eenmaal, en als men bij
de een niet terecht kan en men wil toch een glas bier
hebben, dan gaat men naar een ander. Het niet ver
lenen van een verlof A aan deze belanghebbende is
een verschuiving van de moeilijkheden, maar het heeft
m.i. met drankbestrijding alszodanig niet veel te ma
ken. Als de drankbestrijding het van dergelijke veror
deningen hebben moest, dan konden we vanavond maar
beter de hele zaak opdoeken.
De hear Boomgaardt: De hear K. J. de Jong hat al
sein, dat hy net de miening fan de fraksje werjoech.
Myn greatste biswier is om op dit momint foroaring
yn üs eigen foarskriften oan to bringen, wylst de nije
drankwet kommende is. Ik mien, dat de nije wet gjin
forloven A ken en dat dy omset wurde sille yn for-
gunningen. Mei foroaringen yn üs foroarderingen oan
to bringen soene wy dus foarütgripe op in situaesje,
hwerfan wy net witte, hoe't dy wurde sil. En dat fyn
ik in gefaerlike bislissing. Ik bin it wol mei de hear
K. J. de Jong iens en dat is de hear Ten Brug ek
dat wy, as aensen de nije drankwet yn wurking is,
dizze saek bisjen moatte en yn prinsipe kin ik dit wol
sizze, dat wy forstannich dwaen sille üs noarmen by
de algemiene regeling oan to passen. Ik leau lykwols
net, dat it goed is beide moasjes oan to nimmen, om
nou ynsidinteel, ek al mei soks earder bard wêze,
noch ris in ütsündering to meitsjen. Ik haw der dus,
hwat my bitreft, wol greate biswieren tsjin, foar de
moasje-Weide to stimmen.