4 5 verzoek niet afgewezen moet worden en ik zou U daarom het voorstel willen doen het betreffende artikel wel te wijzigen. Ik wijs nogmaals op de woorden van de Amerikaanse hoogleraar, die men toch ook niet in de wind mag slaan. De tijd wijst wel uit, dat wij absoluut hierop moeten ingaan. De hear San tenia: It is yndied foar lis ek in for. trjitlike saek, dat wy hieltyd der op oanstean moatte, dat dizze saek nou einliks ris regele wurdt. Dit is de fjirde kear, dat dy hjir yn de Rie spilet. It wurdt by de dei needsaekliker, dat op dit punt fan de stêd yn elk gefal in ynrjochting mei in forlof foar swak-alko. holyske dranken oanwêzich is. As wy yn art. 11 in lytse wiziging oanbringe soene, lyk as de hear Visser yn syn stik foarsteld hat, dan is dizze saek in feit. En der is dat makket it stanpunt fan B. en W. net sa tige sterk in presedint. In oare ynstelling de helt fan lis wit wol hokker hat in forlof B krige, hwat op dit stuit foar de hear Visser dus ünmooglik liket to forwurklikjen. De ynstansjes dy't attesten oan de hear Visser taskikt hawwe, dy't dus efter him steane, binne ek foar it yndustriéle klimaet fan lis stêd fan ünt- sachlik folle bilang. Op it eagenblik üntwikkelet him stadichoan in geweldige drokte op it Oostergoplein en wy komme aensen wer yn de tiid fan it toerisme. Ik kin my foarstelle, dat der dochs wol minsken wêze sille, foaral toeristen, dy't dit in moai, gesellich en drok punt fine sille. It eigenaerdige is, dat der yn Huzum en dat is de foarige kear wol ütdruklik nei foaren brocht mar ien forgunning is yn in perseel, dat ek noch buten de greate forkearswei leit. Wy moas. ten lit reden fan lis gemeentlike hüshalding en dan net alderearst administratyf sjoen, mar lit in each, punt fan it klimaet fan lis stêd, binammen it siidlik diel dêrfan dêr dochs wol in foarsjenning treffe. Dêrom kin ik ek net oars as B. en W. tige oanriede dizze kear dan mar ris ,,ja" to sizzen yn pleats fan, neffens de teneur fan dit stik, „né". De heer Klijnstra: Als de heer Visser voor de vierde keer bij de Raad komt, dan zou men eigenlijk moeten zeggen: Alleen al omdat hij er zoveel drukte voor over heeft, zou hij eigenlijk al toestemming voor een verlof A moeten hebben. Maar B. en W. zeggen terecht, dat het pand dat de heer Visser daar heeft betrokken, niet vol. doet aan de gemeentelijke eisen. Wel voldoet het, naar ik meen, aan die van de huidige Drankwet. De heer San- tema heeft zojuist ook al even opgemerkt, dat er een precedent is. Ik heb hier stukken voor me i.z. het pand Onder de Luifel ik noem dus wel de naam en daar staat in: „Rekening houdende met de ontwikke ling welke zich ook t.a.v. de inrichting van de drank lokaliteiten voltrekt, komt het ons niettemin verant woord voor, dat de mogelijkheid wordt geopend om de eisen van deze verordening enigszins te mitigeren voor die gevallen, waarvoor ze minder geëigend blijken, zo dat er in wezen geen aanleiding bestaat om tot wei gering van het verzoek over te gaan." Bij Onder de Luifel ging het om de hoogte, hier gaat het om de oppervlakte, die niet 100, maar 60 m- is. Ik wil nog even opmerken, hoewel ik me er niet al te druk over wil maken, dat wij bij dit verzoek een aantal afschrif ten van adhesiebetuigingen van niet de eerste de beste bedrijven en ook zelfs van een gewichtig persoon uit de gemeente hebben ontvangen. (De heer Tiekstra (weth.): Nog gewichtiger dan wij?). Het gaat hier niet om Visser als persoon, maar uit- sluitend om de gemeentelijke verordening. Deze ver ordening is eigenlijk al verkracht geworden, voordat ze tot stand kwam, n.l. in verband met de Théskinkerij Prinsetün. Nu kunnen we wel zo langzamerhand spre ken van gelegenheidswetgeving en dat wordt het misschien ook wel enigszins maar we moeten toch ook niet vergeten, dat, als de heer Visser op de nieuwe drankwet zal moeten wachten, dat volgens de informa ties zeker nog wel een paar jaar zal duren en dat is niet gering. Ik heb ook horen beweren, dat de heer Visser deze aanvraag zoveel kracht bijzet om straks verzekerd te zijn van een vergunning. Maar hij heeft mij persoonlijk gezegd, dat het hem daarom beslist niet te doen is. Ik weet niet of dit mogelijk is bij de nieuwe drankwet, maar wat mij betreft zou dan wel in de voorwaarden voor het verlof een clausule opgeno men kunnen worden, waarin staat, dat voor dit pand geen vergunning verstrekt zal kunnen worden. Overigens zou ik de Raad toch wel willen adviseren ook deze keer, zoals bij Onder de Luifel, de hand over het hart te strijken en het verlof A te verlenen. De heer Ten Brug: We krijgen een herhaling van de discussie die we hier al meermalen gevoerd hebben en ik wil er slechts in zoverre aan meedoen, dat ik op merk, dat onze fractie de vorige maal haar stand, punt in deze zaak min of meer uitvoerig heeft uiteen gezet. Deze motivering vinden wij opnieuw in dit voor stel en daar gaan wij mee akkoord. De Voorzitter: Namens het College op de opmer. merkingen antwoordende, zou ik alleen willen stellen, dat de Raad deze zaak bij herhaling uitvoerig heeft besproken en op grond van die beraadslagingen al enige malen een afwijzende beslissing heeft genomen, zoals ook in de raadsbrief staat. De laatste beslissing is nog maar op 24 juni 1964 geweest, dus nog geen jaar geleden. Na die tijd is er geen enkel nieuw feit naar voren gekomen, zodat het naar de mening van het College bepaald onjuist is om na die verschillende uitvoerige beraadslagingen en die beslissingen en na dat er niets nieuws gebeurd is, nu ineens van mening te gaan veranderen, alleen maar om het feit, dat deze adressant gemeend heeft zich opnieuw tot de Raad te moeten wenden. Dat hij nu een aantal adhesiebetuigin gen van bepaalde industrieën heeft overgelegd, maakt op het College weinig of beter gezegd helemaal geen indruk. Het kan zich niet voorstellen, dat deze industrieën niet in staat zouden zijn hun gasten naar behoren te ontvangen, als deze inrichting niet de mo gelijkheden van een verlof A biedt. Het College blijft dus, kort gesteld, van mening, dat dit adres dient te worden afgewezen. Hiermee meen ik te kunnen be sluiten. De heer Weide: Het schijnt, dat ik een klein beetje onduidelijk ben geweest, maar inmiddels ligt bij U mijn voorstel ter tafel, waarover we graag een uit spraak van de Raad zouden willen hebben. Het luidt aldus: De Raad der Gemeente Leeuwarden; in verga dering bijeen op 14 april 1965, besluit tot wijziging van artikel 11, eerste lid, sub a, van de Verordening, als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 43 der Drankwet, door de aanduiding 100 m-' te vervangen door 60 m2. De heer Klijnstra: Heel kort. Ik zou graag van U willen weten, waarom er bij Onder de Luifel wel ge sproken kon worden van verzachting van de omstan digheden (een hoogte van 3.50 m). Hier gaat het om de oppervlakte. Waarom hier per se niet een onthef fing verleend kan worden, zou ik graag weten. De hear San tenia: Ik haw al sein, dat wy in forlof A foar dit bidriuw needsaeklik achtsje foar it ge- meentlik klimaet, mar soe men dat „gemeentlik kli maet" ek net likegoed forfange kinne troch „algemien bilang" Dat is neffens my noch in graedtsje swier. der en dat soe ik op de grounen dy't ik de foarige kear ek al oanjown haw, hjir folhalde wolle. De heer Van der Veen: Ik heb niet de indruk, dat het veel zin heeft het debat, dat we vorig jaar gehad hebben, te heropenen. En ik heb ook niet de indruk, dat het voorstel, dat mijn fractiegenoot bij U op tafel heeft laten leggen, veel adhesie uit alle kringen van de Raad ontmoet. Maar ik heb wel enig bezwaar tegen de voorstelling, alsof er helemaal niets veranderd zou zijn en alsof dat een reden zou moeten zijn om nu niet anders over deze affaire te denken dan een jaar geleden. Om te beginnen is natuurlijk op zichzelf het feit, dat wij een jaar geleden „zus" dachten, nooit re den om vandaag niet „zo" te denken. Ik heb sterk de indruk, dat wij dat op een hoger niveau dan dat van de Raad, maar toch ook op een politiek niveau, heel duidelijk hebben kunnen constateren. Wij mogen dat ook toeschrijven aan de evolutie, waaraan wij allemaal deel hebben. Nu is het sterk afhankelijk van de sym pathie of antipathie die men tegen dit voorstel heeft, of men bereid is verandering of geen verandering in de omstandigheden te zien. Want behalve dat wij een jaar verder zijn en dus een jaar zijn geëvolueerd en dat alle mogelijke strakke voorschriften op allerlei ge bied een ietsje lichter geteld worden, zoals de heren bekend is, klonk toch ook een jaar geleden uit de krin gen van de fractie waarvoor de heer Ten Brug zopas het woord gevoerd heeft, wel enig onbehagen, dacht ik, over de omstandigheid, dat Leeuwarden met een zeer gering aantal andere gemeenten op het grote totaal van de Nederlandse gemeenten afzonderlijke eisen stelde, die veel verder gingen dan die welke door de wet werden gesteld. En ik meen, dat de stelling toen zo was, dat men eigenlijk wel terug wilde tot een uniform systeem, waardoor Leeuwarden niet meer zou afwijken van praktisch alle andere gemeenten in den lande, maar dat men dat liever wilde doen op het mo ment, waarop de nieuwe drankwet in werking zou treden, als wij zouden weten, wat eventueel de nieuwe eisen zouden zijn. En als ik mij niet vergis, dan werd gedacht, dat de nieuwe wet, waar al zoveel jaren over gedokterd was, er over een jaar toch eindelijk wel eens zou zijn. En dan zouden wij toch ook weten, welke eisen in de algemene maatregel van bestuur gesteld zullen worden. Ik geloof dus, dat het feit, dat de drank wet opnieuw veel langer onderweg is dan wij een jaar geleden konden voorzien, op zichzelf reden kan zijn nog eens te overwegen, of het zin heeft de uit zonderingspositie van Leeuwarden te handhaven. En ik vraag mij af, of wij eigenlijk nu al niet weten, dat de eisen die straks naar alle waarschijn lijkheid gesteld zullen worden in de algemene maat regel van bestuur, niet zullen uitkomen boven de 60 m2, waarvan sprake is in het voorstel van mijn frac tiegenoot. Wanneer de Raad voor zichzelf een excuus zou behoeven om op de dwalingen van het vorige jaar terug te komen, dan zou dat dus gevonden kunnen worden in het feit, dat we het vorige jaar niet konden voorzien, dat de nieuwe drankwet zo lang onderweg zou zijn. De heer Kingma: Ik kan me volledig stellen achter het voorstel van B. en W., maar ik wil hier toch wel iets van zeggen. Het gaat hier om een terugbrenging van 100 op 60 m2. Dat noemt men een kleine wijziging, maar ik noem het een grote, want het is 40% van het vloeroppervlak. Terwijl hij wist, dat het pand niet ge schikt was om er een dergelijke gelegenheid in te vestigen er is met de bouw niet op gerekend; het was bestemd voor een winkel heeft iemand er toch een verlof in gevestigd. Dat kan natuurlijk wel, maar het kan niet uitgebreid worden. Men kan er alle kan ten mee uit, maar nu net niet de kant die de heer Visser uit wil. Ik zou hem dan ook willen adviseren, als hier geen bestaansmogelijkheid in zit, er b.v. een kousenwinkel of een herenkledingmagazijn in te ves tigen dat mag allemaal maar beslist niet een verlof A. De heer K. J. de Jong: Het is niet mijn bedoeling nog in den brede op dit verzoek in te gaan, want ik ben het met de heer Van der Veen eens, dat de kop pen eigenlijk al geteld zijn, omdat ook de heer Ten Brug al duidelijk gezegd heeft, hoe zijn fractie hier over denkt. En ook het standpunt van de heer Kingma hebben we al gehoord. Persoonlijk zou ik er helemaal geen bezwaar tegen hebben het voorstel van de heer Weide te steunen. Ik ben het met de heer Van der Veen wel eens, dat er geen nieuwe feiten in de zin van opzienbarende veranderingen zijn, maar wel tonen de adressen die hier overgelegd zijn, met zeer veel klem van redenen aan, dat hier toch wel een zeer on bevredigende situatie bestaat. Ik weet echter wel, dat het niets uithaalt, als ik het voorstel-Weide onder schrijf, omdat het toch niet aanvaard wordt. Daarom zou ik het College wel ernstig in overweging wil len geven om, zodra de nieuwe drankwet in werking komt, deze zaak nog eens serieus te bekijken, en te vens in hoeverre een meer uniforme lijn aangehouden kan worden, opdat wij met een eigen verordening niet meer eisen dan de nieuwe drankwet. Ik geloof, dat wij nu voor een vervelende situatie zitten, omdat wij niet gelijke eisen als andere gemeenten stellen. Ik ben het met de heer Van der Veen eens, dat we dan geen rechtsgelijkheid hebben en dat dit iets onbevredi gends heeft. Bovendien is het onbevredigend, dat aan de nieuwe vestigingen zwaardere eisen worden gesteld dan aan de reeds verleende. Als de nieuwe drankwet van toepassing zal zijn, zou ik het bijzonder op prijs stellen, dat wij ons dan aan de eisen van die wet hou den en onze eisenverordening daarbij aanpassen. Daarmee zullen we dan op de juiste weg zijn. Niette min steun ik dus persoonlijk niet namens mijn frac tie het voorstel-Weide. De heer Kamstra: Hoewel ik wel vind, dat er alle reden is om aan het verzoek van de heer Visser te voldoen, moet ik zeggen, dat wij toch ook weten, dat de Raad op 24 juni 1964 diens toenmalig verzoek heeft afgewezen en in hoofdzaak op grond van de eisenver ordening. We weten allemaal, dat de eisen hier in Leeuwarden nogal streng zijn. Er is toen gewezen op de in wording zijnde drankwet en nu meen ik, dat de heer Visser ik moet het tot mijn spijt zeggen zijn nieuwe verzoek eigenlijk ontijdig heeft ingediend. Onder de drie punten die in het voorstel van B. en W. genoemd worden, kunnen we niet uit. Op het ogenblik is de nieuwe drankwet nog niet in werking, de situa tie van het perceel is nog precies dezelfde en ga zo maar door. Nu de kaarten zo liggen, kan ik niet anders doen dan het voorstel van B. en W. volgen. De heer Ten Brug: De heer Van der Veen heeft een gevoel van onbehagen bij onze fractie in juni van het vorig jaar gesignaleerd. Als dat waar zou zijn, dan zou er bij onze fractie wel van een standpuntverandering sprake zijn, want een gevoel van onbehagen heb ik op het moment niet. Wij hebben indertijd gesteld, dat, wanneer de nieuwe drankwet en een nieuw drankwet besluit er komen, deze zaak opnieuw bezien zal moe ten worden. Wij willen ondertussen niet aan de be staande eisenverordening knoeien. Wij weten niet, hoe de eisen van het nieuwe drankwetbesluit zullen zijn. Laten wij daarop wachten. Dat standpunt nemen we nog in. De heer J. de Jong: Ik heb in de vergadering van 24 juni 1964 ook het een en ander hierover gezegd en ik heb het toen meer gezien in het vlak van de rechts bedeling. Ik heb toen gezegd, dat ik als drankbestrijder er niet op uit was om een horecabedrijf in het zadel te helpen, maar dat bij mij, naast de principes toch ook het rechtsgevoel een voorname plaats inneemt. Maar, als wij tweemaal van de verordening zijn afge weken ten behoeve van andere instellingen (Stemmen: Neen, neen.) Nu, goed, dan zal de Burgemeester het mij straks wel even aan het verstand brengen acht ik het niet verantwoord om nu deze man te pas seren. Dat heeft niets met het principe te maken. Ik zou willen, dat er niet één vergunning of verlof A meer was, maar ze zijn er nu eenmaal, en als men bij de een niet terecht kan en men wil toch een glas bier hebben, dan gaat men naar een ander. Het niet ver lenen van een verlof A aan deze belanghebbende is een verschuiving van de moeilijkheden, maar het heeft m.i. met drankbestrijding alszodanig niet veel te ma ken. Als de drankbestrijding het van dergelijke veror deningen hebben moest, dan konden we vanavond maar beter de hele zaak opdoeken. De hear Boomgaardt: De hear K. J. de Jong hat al sein, dat hy net de miening fan de fraksje werjoech. Myn greatste biswier is om op dit momint foroaring yn üs eigen foarskriften oan to bringen, wylst de nije drankwet kommende is. Ik mien, dat de nije wet gjin forloven A ken en dat dy omset wurde sille yn for- gunningen. Mei foroaringen yn üs foroarderingen oan to bringen soene wy dus foarütgripe op in situaesje, hwerfan wy net witte, hoe't dy wurde sil. En dat fyn ik in gefaerlike bislissing. Ik bin it wol mei de hear K. J. de Jong iens en dat is de hear Ten Brug ek dat wy, as aensen de nije drankwet yn wurking is, dizze saek bisjen moatte en yn prinsipe kin ik dit wol sizze, dat wy forstannich dwaen sille üs noarmen by de algemiene regeling oan to passen. Ik leau lykwols net, dat it goed is beide moasjes oan to nimmen, om nou ynsidinteel, ek al mei soks earder bard wêze, noch ris in ütsündering to meitsjen. Ik haw der dus, hwat my bitreft, wol greate biswieren tsjin, foar de moasje-Weide to stimmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 3