22 23 interregionale samenwerking. Ik geloof, dat de mede verantwoordelijkheid voor elkaar groter wordt naar mate het effect van het al of niet meedoen groter is. En ik dacht, dat het effect in deze provincie door het al of niet meedoen van de stad Leeuwarden inderdaad bijzonder groot is. Onze fractie nu hecht toch wel zo veel gewicht aan een sociale distributie, dat dit ons belet om nu al zonder meer te kiezen voor het systeem van de regionale organen, waarmee wij dus anderen die nog niet gekozen hebben er zijn er, die al ge kozen hebben: de Zuidwesthoek zonder meer geen andere keuze dan de regionale laten. Het brengt ons er toe, uit te spreken, dat o.i. Leeuwarden bereid moet zijn het overleg over een intercommunale provinciale opzet voort te zetten en eventueel aan een dergelijke intercommunale opzet mee te doen, mits dan ook de invloed van de gemeente Leeuwarden in de combinatie overeenkomt met haar inbreng. En mits ook de ge meente Leeuwarden uit eventuele baten ik ben ge neigd uitdrukkelijk het accent te leggen op eventuele baten van die combinatie een deel ontvangt, dat overeenkomt met het belang van haar inbreng. En nu dachten wij, dat deze gedachte het dichtst aansloot bij het minderheidsvoorstel, het voorstel Tiekstra-Vel- lenga even omstreden als een TV-voorstel in deze dagen! Hoewel ik nu er aan toe moet voegen: als het amendement van de a.r. fractie wordt aangenomen, dan liggen de twee voorstellen dicht bij elkaar. Laat ik het amendement even buiten beschouwing het is immers nog niet aangenomen dan ligt het standpunt van onze fractie het dichtst bij het minderheidsvoorstel, zij het, dat ik daarbij nog enige kanttekeningen wil maken. Onder a-1 staat in de raadsbrief .overleg en studie omtrent een provinciaal gasbedrijf". Nu moet ik U zeggen, dat ik na wat ik in de stukken heb gelezen over wat zich in de Provinciale Staten heeft afgespeeld een beetje angst heb gekregen voor de term „provin ciaal" zonder meer. Als ik het goed begrepen heb, heeft een provinciale gascommissie een intergemeentelijke samenwerking geadviseerd. Daarvan heeft de Provin cie althans het College van Gedeputeerde Staten weer gemaakt een provinciaal gasbedrijf en niet in de betekenis van zuiver intergemeentelijk. (De heer Spiek hout: Provinciaal werkend bedrijf.) Ja, maar niet in de betekenis van intergemeentelijk. Daar participeerde wel degelijk het Provinciaal Bestuur in. Daar hebben de Provinciale Staten zich tegen gekeerd en ik meen via een voorstel van de heer Vellenga weer een cor rectie in aangebracht. In die situatie pleit ik er voor om t.a.v. het woord „provinciaal" geen onduidelijkheid te laten bestaan door er bijv. voor te zetten: intercom munaal. Ik wil daarmee duidelijk stellen, dat hier met „provinciaal gasbedrijf" bedoeld is „intergemeentelijk" en dan werkend binnen het territoir van de provincie Friesland. Onder punt 2 wordt voorgesteld om, gegeven het initiatief van Gedeputeerde Staten, ook het Provinciaal Bestuur uit te nodigen aan dit overleg en deze studie deel te nemen. Nu is het wellicht onvriendelijk om tegen G.S. te zeggen: „Het hoeft niet", maar ik ben toch wel gevoelig voor de opmerking, die door de meerderheid van het College in de raadsbrief gemaakt is, n.l. dat men moet oppassen met het door elkaar weven van verantwoordelijkheden. De Provincie heeft de koorden van de beurs van onze gemeente in handen en is het nu verstandig om diezelfde Provincie dan op te nemen in het vooroverleg? Nu kan men zeggen: Dat is maar vooroverleg. Ja, als de Provincie daarbij zuiver haar plaats weet en in haar vooroverleg niet zo ver gaat, dat ze de gemeenten suggesties gaat doen, die bepaalde ontwikkelingen kunnen stopzetten. Ik heb begrepen, dat iets soortgelijks toch wel gebeurd is bij de regionale samenwerking, die op een gegeven mo ment tijdelijk gestopt is, omdat er een brief gekomen zou zijn van het Provinciaal Bestuur, waarin men stel de: „Wacht nu even af tot de Provinciale Gascommis sie klaar is." Dan komen er elementen in het geding, die, dacht ik, de oordeelsvorming bij de studie en het overleg ten nadele kunnen beïnvloeden. Gegeven de voorgeschiedenis ben ik dus niet erg happy met het meedoen van de Provincie. Van de andere kant moet ik erkennen, dat de Provincie blijk heeft gegeven van verantwoordelijkheidsgevoel voor geheel Friesland en dat dit een reden zou kunnen zijn om ook het Provin ciaal Bestuur de gelegenheid te geven aan het overleg deel te nemen of van het overleg kennis te nemen. Ik ben geneigd er vrede mee te hebben, mits en voor zo lang men beter manoeuvreert dan in het verleden in deze kwestie. Onder punt 3 worden wij verondersteld B. en W. te machtigen om voor het overleg een lid uit hun midden aan te wijzen. Ik vind het een gevaarlijke omschrijving. Ik zou daar liever hebben staan: een delegatie aan te wijzen. Het hangt n.l., dunkt mij, helemaal van de toekomstige samenstelling van de commissie af, of Leeuwarden moet volstaan, gezien zijn belangrijke po sitie, met één afgevaardigde dan wel met een delega tie, aangevuld met financieel-economische en techni sche adviseurs. Er wordt onder 4 voorgesteld het overleg in een studie-orgaan van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten, afd. Friesland, onder te brengen. Dat is stellig een Schönheitsfehler. Ik dacht, dat wij dit niet kunnen beslissen, dat wij er hoogstens naar kunnen streven, dat het wordt ondergebracht bij die afdeling. En dan punt 5. Er staat: „Er naar te streven, dat voor de financiële belangen van de gemeente Leeuwar den nu en voor de toekomst binnen het op te richten provinciaal bedrijf voor redelijke waarborgen wordt gezorgd." Ik vind het woord „streven" misleidend. Het is nl. niet ons streven, maar ons uitgangspunt, dat er waarborgen zullen zijn voor onze belangen. Het is ook voor onze partners van belang te weten, dat wij hier van uitgaan. Dan heb ik uit punt B begrepen, dat de voorstel lers zeggen: „Terwijl wij aan het studeren zijn over deze zaak, moeten wij onverkort doorgaan met de ont wikkelingen die zich op dit moment voordoen, zijnde de regionale ontwikkeling en het top-orgaan daar bo venop". Als die interpretatie juist is, dan kom ik in derdaad terecht bij het amendement van de heren Boomgaardt en Santema, die in feite zeggen: „Wij gaan door met wat op het ogenblik aan de gang is en we gaan verder studeren". In het voorstel van de meerderheid van B. en W. staat: „Wij gaan studeren, maar intussen gaan wij door met wat er op het ogen blik aan de gang is." Ik dacht, dat wij het dan een heel eind samen eens waren en dat wij elkaar wel zou den kunnen vinden, als wij gaan spreken van studie en van overleg op basis van de hier vermelde uitgangs punten. Wij moeten ons hierbij ook realiseren, dat wij uiteraard niet alleen de dienst uitmaken, maar dat ook de overige delen van Friesland medebepalend zijn voor wat er uiteindelijk in Friesland gaat gebeuren. Ik! zou het alleen betreuren, als de mogelijkheid tot een intercommunaal provinciaal bedrijf zou worden ge remd door de stad Leeuwarden. Ik zou die mogelijk heid willen openlaten en ik zou willen, dat Leeuwar den, als het overleg voortgaat, bereid is om vanuit bepaalde uitgangspunten en zekerheidsstellingen aan dat overleg te blijven deelnemen. Daarbij stel ik uit drukkelijk namens onze fractie, dat het uiteindelijk, als de resultaten van het overleg hier aan ons voor gelegd worden, aan ons, de Raad, ter beoordeling is, of we ze zullen accepteren of niet. De hear Santema: Hjir is joun nochal gauris it wurd „solidariteit" fallen, in bigryp, dêr't wy yn it al- gemien tige yn meigean kinne, foaral hwannear't hjir steld wurdt, dat Ljouwert tsjin it oare diel fan Frys lan oer ek in rol to spyljen hat. En ik leau bislist, mei de hear Engels, dat de forskillende stanpunten, dy't hjirre nei foaren komme of de twa stanpunten fan de mearderheit en de minderheit fan it Kolleezje hiel tichte by elkoar sitte en dat der as sadanich wurklik ek in mooglikheit wêze moat om ta in oplossing to kommen. It ütstel, hwermei wy de hear Boomgaardt en ik amendearje wolle, komt hjirop del, dat wy de üntwikkeling dy't yn dizze saek geande is, net stopsette, mar op 'e foet folgje wolle en dy't üs dan troch B. en W. op har tiid troch in nota bikend makke wurde sil. Dat fine wy yn elk gefal in ding fan bilang. Yn üs fraksje hearsket ek de miening, dat it feit, dat de gemeente Ljouwert as sintrum fan de provinsje Fryslan, oan in hielebult Friezen al tsjinsten leveret, dy't üs yn üs gemeentehüshalding op hege bidragen komme to stean. Hjir is al neamd de fémerk. Allinnich al it bidrach fan f 800 of f 900.000,yn it jier, dat wy foar de fémerk der by lizze moatte, is dochs wol in hiel sterk sprekkend foarbyld. En om nou in histoa- rysk groeide tastan ynienen priis to jaen, dêr forsette wy üs eigentlik dochs ek wol tsjin. Hwat de hear Van der Veen sein hat: dat wy yn it alderearste plak tinke moatte oan de bilangen fan de Gemeente, hwer't wy üs fingers foar opstutsen hawwe of hwer't wy de bi- lof te foar öflein hawwe, is in feit; dêr kinne wy üs net oan üntwine. En hwannear't dus de mooglikheit yn de takomst net ütsluten is om ek mei dy oare re gionale forbannen dy't op it eagenblik al dwaende binne to üntstean, gear to wurkjen ik tink allinnich mar oan de Südwesthoeke; joun stie der ek wer in gemeente yn de krante, dy't dêrre meidwaen soe en wy folgje dat op 'e foet, dan meitsje ik my sterk, dat wy oan de han fan dat rapport dat wy yn üs amendemint fan B. en W. freegje, dat punt ek wer yn diskusje bringe sille en op'e nij üs stanpunt dêroer fêststelle. Mar sa't de situaesje op it eagenblik is, is der neffens üs gjin oanlieding om to sizzen, dat wy foar de algemiene provinsiale gasfoarsjenning yn it pleit geane. Earst moat it goed ündersocht wurde. Dizze saek is noch yn üntwikkeling. Sünt de rappor, ten forskynd binne, binne der op fêst wol fjouwer plak ken yn Fryslan noch wer nije fynsten dien. En it kin net oars, of op'en dür moat it dochs wer wizigingen bringe yn it oarspronklik opsette bilied. En boppedat, it is net de taek fan de gemeente Ljouwert om to foarsjen yn de bihoefte oan gas yn de ünrendabele ge- bieten, dêr't to'n earsten it foardiel fan it gas noch net ünderfoun wurde sil. Ik tocht, dat wy der in oare oerheitsynstansje foar oanwize moasten. En dat is it Ryk. Dy partisipearret yn'e winsten fan de gaswin ning. En net in lyts bytsje. Dy soe ik oanwize wolle om to'n earsten de taek op him to nimmen om safolle mooglik ynwenners fan hiel Nederlan yn de foarrjoch- ten fan dizze nije branstof diele to litten. It mei üt dizze wurden düdlik wêze, dat üs fraksje it der mei de a.r. oer iens is, dat wy üs to'n earsten halde by üs eigen gaslevering. De heer Klijnstra: Even een kort woordje. Eigen lijk zou ik het standpunt van de heer Spiekhout wel willen onderschrijven, maar ook dat van de heer Engels wel. Naar mijn mening moet de Provincie niet te veel in de melk hebben te brokken. Ik geloof, dat er toch wel een intergemeentelijk gasbedrijf zal moeten komen. De Provincie mag meepraten, maar het moet geen P.E.B. worden zonder meer. Wat mij betreft, zou ik graag nog verder willen gaan, n.l. één gasbedrijf, één elektriciteitsbedrijf en zo mogelijk ook één water leidingbedrijf, maar op het ogenblik is dat niet aan de orde en behoort het ook tot de onmogelijkheden. Dus gaarne de sterken voor de zwakken. De heer Tiekstra (weth.): Ik geloof, dat het juist is, dat van de kant van de heer Vellenga en mij een toelichting wordt gegeven. Het betoog van de heer Van der Veen geeft mij nauwelijks aanleiding om wat te zeggen, want hij heeft gedebatteerd met de heer Spiekhout en praktisch niets gezegd over het standpunt, zoals het door de minder heid is neergelegd in het preadvies. Ik zou willen vol staan met te stellen, dat de woorden „neutraal" en „niet-neutraal" mij bepaald niet aanspreken, want ik geloof niet, dat we in deze sfeer van neutraliteit kun nen spreken. Ik geloof, dat voor een College zoals een raadsvergadering nu eenmaal is, het woord neutraal volstrekt misplaatst is. Ik zou verder willen zeggen, dat het betoog van de heer Van der Veen sterk is ge gaan in de richting van een differentiële inkoopsprijs. Op het ogenblik geldt, waar de Gasunie het gas levert, voor ieder afnemend distributiebedrijf dezelfde inkoops prijs. Dat betekent, dat deze distributiebedrijven ge zamenlijk de totale transportkosten dragen, ongeacht hoe groot de afstand is van dat bedrijf tot de win- mngsputten. In beginsel zit dus al een stuk solidari teit in de inkoopsprijs opgesloten en ik geloof, dat het volkomen in strijd is met de opvatting van de Gas unie. Zij zal bereid zijn een hogere inkoopsprijs te be talen dan b.v. vlak bij de putten, waar de transport kosten uiteraard het laagst zijn, betaald behoeft te worden. De gehele gasvoorziening in Nederland wordt op afstandsgas gebaseerd. En ik meen te mogen stel len, dat m.n. de eerst aangesloten gemeenten en ik geloot, dat destijds de Raad van Reeuwarden, zij het ook na een langdurig debat, een besluit tot aansluiting bij de Gasunie heeft genomen -toch groot profijt hebben gehad van de aanwezigheid in de bodem van Nederland van een bepaalde, toen nog bescheiden, hoe veelheid aardgas en van de totstandkoming van deze af- standsgasvoorziemng. Ik meen, dat net in deze ontwik keling, waarbij het dus om onvoorstelbaar veel grotere hoeveelheden gaat, reeel is om te overzien, in welke mate dit profijt over Friesland kan worden uitgestre ken. En dat is in wezen ook de kern van de vraag. Nu meen ik, dat het preadvies van de minderheid met moet worden misverstaan. Dit vraagt U met vanavond te besluiten deel te nemen in de oprichting van een intergemeentelijk en provinciaal werkend gasbedrijf. Het vraagt alleen maar op reële basis studie en over leg over de mogelijkheid daartoe. Het leek mij ook bepaald onjuist en de heer Vellenga en ik zijn het daarover eens om een besluit in die zin op zulke onvoldoende gronden te nemen. In dat opzicht ben ik het met de heer Boomgaardt eens: Er moet zeer dui delijk ander en vollediger materiaal op tafel liggen om dit goed te kunnen beoordelen. Ik wil er wel op wijzen, dat, in het algemeen gesproken, de ervaring leert, dat het tot stand brengen van grotere energiebedrijven ten bate van de afnemer gaat. Ik ben er van overtuigd, dat, als het Intercommunale Waterleidingbedrijf Ge bied Leeuwarden destijds met was georganiseerd, zo- ais dat is geschied, Friesland niet in het bezit zou zijn van een zo goede drinkwatervoorziening als nu het geval is, waarvan het ook in de industriële sector het profijt zal hebben. En ik geloof er met in, dat, als de organisatie was gebleven, zoals destijds het geval was, Leeuwarden met zijn drinkwatervoorziening klaar was gekomen in de huidige stand van zaken met betrek king tot de waterwinning. (Stem: Dat is heel iets anders.) Nee, dat is met heel iets anders. Ik wijs al leen maar op de ontwikkeling die zich voordoet en op het feit, dat de ervaring leert, dat men profijt van deze ontwikkeling heeft. Nu kan men zeggen: Er is een groot verschil tussen water en gas, maar in eco nomisch opzicht kan zich eenzelfde ontwikkeling de monstreren. En daar gaat het in dezen om. Dan heeft de heer Engels een betoog gehouden, dat ons natuurlijk wel aanspreekt, doordat ook hij te recht, geloof ik hetzelfde uitgangspunt als het onze heeft genomen, n.l. dat in de gemeentelijke sfeer dui delijk wordt ervaren, dat er steeds meer taken komen, die men om der wille van de solidariteit tussen de ge meenten gezamenlijk gaat aanvatten. En ik dacht, dat men juist op het gebied van de gasvoorziening aan deze solidariteit inhoud kan geven. Ik moet nog een korte opmerking maken aan het adres van de heer Boomgaardt. Hij vreest, dat de af splitsing van het gasbedrijf zou gaan ten koste van de rentabiliteit van het elektriciteitsbedrijf en de po sitie van het elektriciteitsbedrijf in gevaar zou kunnen brengen. Al in de vijftiger jaren is op landelijk niveau een rapport uitgebracht over de levensvatbaarheid en de rentabiliteit van het elektriciteits-distributiebedrijf. En daarbij werd het aantal aansluitingen van een be drijf van de grootte van het toenmalige Leeuwarder bedrijf gekwalificeerd als voldoende om dit bedryf le vensvatbaar en rendabel te doen zijn op grond van stedelijke tarieven. Hieruit volgt, dacht ik, toch wel de mogelijkheid om een conclusie te trekken. Natuur lijk heeft men dan niet het voordeel van de combinatie, maar het behoeft bepaald niet te gaan ten koste van bedrijven, in die zin, dat het voortbestaan van het dis tributiebedrijf dan in gevaar zal komen. Ik heb van de heer Engels begrepen, dat hij een aantal wijzigingen zou willen voorstellen. Hij heeft daarvan op dit moment nog geen voorstel gemaakt en ik wacht dit met belangstelling af. Ik ben overigens ook van mening, dat, gegeven de discussie hierover in de Raad, vermoedelijk uit de Raad ook nog wel eens iets naar voren kan komen, waarmee we ons voordeel zouden kunnen doen. Het standpunt, dat wij vannacht gaan innemen, is zeer belangrijk voor de verdere ont wikkeling van de gasvoorziening in Friesland en juist omdat nu eenmaal in de welvaartsbevordering en daar gaat het om - de omvang van de energievoor-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 12