2 3 sten. en inkomsten. Bedragen als f 128.000, f 50.000.- en f 40.000.Bij het Grondbedrijf vind ik zelfs f 317.000,aan ongeboekte inkomsten en aan ongeboekte uitgaven f 126.000,Is dat normaal Als dat zo is, houd ik me stil. Als het niet normaal is, wil ik graag weten hoe dit is ontstaan en wat er aan wordt gedaan om deze zaak in goede banen te leiden. De heer Van der Schaaf (weth.)Het feit, waarop de vraag van de heer Heetla betrekking heeft, is uiter aard meer schijn dan werkelijkheid. De heer Heetla doelt daar zelf ook al op. Het is natuurlijk een boe- kingspost. Het is niet zo, dat de dienst van Openbare Werken in juridische zin een vordering heeft op de Gemeente, want het is één pot en één rechtspersoon, zodat in de juridische zin van het woord dus niet van een vordering kan worden gesproken. Het is eigenlijk populair gezegd een kwestie van vestzak en broekzak. Niettemin moeten deze kwesties ook worden opgelost en wanneer hier dan ook staat dat de laatste aanma ningen zijn verzonden op 20 november, dan is dat na tuurlijk in oneigenlijke zin wel waar, maar U moet het niet zo opvatten, dat de directeur van Openbare Wer ken het College van B. en W. kan aanmanen om die betaling te doen. De toepassing van de gebruikelijke terminologie stelt dit geval in een wat zonderling dag licht. Er zijn dus een aantal postjes, die nog niet af gewerkt konden worden. Ik wil n.a.v. dit rapport nog wel eens proberen of we ze niet met zekere spoed van de lijst af kunnen krijgen. Nu gaat het er niet om ze van de lijst te krijgen, maar om ze ook in werkelijk heid te liquideren. Het verzoek van de heer Heetla om vereffening en het verdwijnen van deze lijst te bevor deren, neem ik graag ter harte. De heer Heidinga noemt de kwestie met de P.T.T., die in het krijt staat tot het zeer aanzienlijke bedrag van ruim f 140.000,Dat berust inderdaad op een verschil van mening. Het is ontstaan, doordat de Gemeente voor het sleuvenwerk, dat voor de dienst van de P.T.T. wordt verricht, indertijd heeft gemeend een hoger tarief te moeten declareren, dan waarmee de P.T.T. akkoord kon gaan. Dat heeft tot diepgaande bespre kingen, ook op hoog niveau, geleid, maar de kwestie is nog steeds niet opgelost, omdat beide partijen voor alsnog aan hun standpunt hebben vastgehouden en wij tegenover de P.T.T. niet het dwangmiddel bezitten om dit bedrag d.m.v. een dwangbevel te innen. We zouden natuurlijk een hardhandig middel kunnen ge bruiken en zolang deze kwestie niet is geregeld, der gelijke graafwerkzaamheden voor de P.T.T. niet meer verrichten, maar dan zouden anderen de dupe daarvan worden en daarom kunnen we dat niet doen. De op merking van de heer Heidinga is overigens voor mij aanleiding om deze kwestie toch nog eens weer op te vatten en te trachten haar binnen betrekkelijk korte tijd tot een einde te brengen. Gezien de taaiheid van de P.T.T. op dit punt, ben ik daar echter niet erg ge rust op, maar ik zal dus wel de toezegging doen, dat wij van onze kant de kwestie weer zullen entameren. De heer Tiekstra (weth.): Kascontrole brengt met zich mee, dat die plaats vindt op een willekeurig en uiteraard volstrekt onverwacht en dus ook onaange kondigd ogenblik. En daaruit volgt wel, dat het haast onvermijdelijk is, dat men daarbij op een ogenblik komt, dat bijvoorbeeld de boekingen nog niet volledig bij zijn. (Ik heb gelukkig op dit terrein beroepshalve enige ervaring, al is het dan al enige jaren geleden.) Dat laat zich ook onmiddellijk verklaren. Als men een kas opneemt, dan is er een bepaalde hoe veelheid muntspecie, bankbiljetten enz. aanwezig. Als men dat bedrag verifieert met het aantal geboekte posten dan moet men ook onmiddellijk alle boekingen die nog verricht zouden kunnen worden, stoppen om te weten of de zaken met elkaar in over eenstemming kunnen zijn. Zo'n boekhouder verricht niet elke boeking onmiddellijk, dus het verschijnsel zelf is, dacht ik, onvermijdelijk. Het doet zich ook regel matig voor en het is alleen maar de vraag, hoe groot het aantal posten is waarop het betrekking heeft. Als het een groot aantal posten zou zijn, dan zou de exter ne controleur daar vanzelfsprekend onmiddellijk de vinger bij leggen, want dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat men achter is met de boekingen. Dat behoeft dus bepaald niet een groot aantal posten te zijn. Afhanke lijk van de aard van het betreffende bedrijf kan dit inderdaad wel een enkele post zijn, al is het dan ook een groot bedrag. Ik hoop dat deze beantwoording de heer Heidinga voorshands kan bevredigen. De heer Van Balen Walter: Ik ben eigenlijk een beetje geschrokken van het antwoord van de Wethou der aan de heer Heidinga. Ik vind het toch wel een eigen aardige zaak, dat het niet goed mogelijk zou zijn, een vordering van de P.T.T. te innen of althans een pro cedure te volgen, waardoor zo'n zaak tot een oplossing komt. Tenslotte is er toch altijd nog een rechter, waar. bij je de vordering kunt indienen, al zul je dat niet graag doen als het een overheidsinstantie betreft. Is er geen arbitrageprocedure door middel waarvan een der gelijk geschil tussen overheidsinstanties op korte ter mijn kan worden opgelost? De heer Van der Schaaf (weth.)Een dergelijke procedure is er inderdaad. Men kan een beslissing van de Minister verzoeken. Het College van B. en W. stelt zich op het standpunt, dat de kosten van het volledig herstel van een gemaakte sleuf ten laste van het be treffende nutsbedrijf dient te komen. Wanneer een sleuf eenmaal is herstraat, blijft de betreffende grond zelfs gedurende geruime tijd nazakken, wat dus leidt tot de noodzaak, de straat of het trottoir eerder te herstellen dan wanneer de ingreep niet had plaats gevonden. De kosten daarvan dienen naar onze mening ook door de P.T.T. te worden betaald, maar dat wordt door haar betwist. Op hoog niveau hebben we daar al besprekingen over gehad, maar toch is de kwestie blij ven rusten en niet tot een oplossing gekomen. Wij zullen nu toch langzamerhand tot een oplossing moeten komen en ik zal in het College de vraag aan de orde stellen of niet het ogenblik gekomen is de beslissing van de Minister te vragen. Het rapport sub C 8 wordt voor kennisgeving aan genomen. Sub C 9. Het rapport wordt voor kennisgeving aangenomen. Sub D. De adressen worden voor kennisgeving aangenomen. Punt 2 (bijlage no. 152). Z. h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 3a (bijlage no. 159). voordracht 1. W. Meijer, alhier; 2. J. S. Lieuwma, alhier; 3. K. Nijboer, alhier. Benoemd wordt de heer Meijer, met 30 stemmen (de heer Nijboer 1 stem). Punt 3b (bijlage no. 162). voordracht: F. K. van der Kooi, alhier. Benoemd wordt de heer Van der Kooi, met alg. stemmen. De heren Balt en Visser vormden het stembureau. Punten 4 t.e.m. 7 (bijlagen nos. 168, 169, 170 en 166). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 165). De hear Miedema: Tsjin dizze transaksje kinne wy gjin biswier hawwe, omdat dit moat trochgean. Oe oankeap foar f 10,de m2 fan groun fan de hear Hel- linga moat ek trochgean, dat kin yn dit gefal net oars. Wy hawwe der lykwols in bytsje biswier tsjin. Mar hoefier is it mei de Onteigening fan de groun fan de hear Hellinga? Kin der ek fierder mei gongen wurde? Hokker mooglikheden lizze der? Wy moatte n.l. dizze priis net wer tsjinkomme, as wy letter wer groun fan him brüke moatte soene. De hear Van der Schaaf (weth.): Oarspronklik hat yn it riedsbrief wol opnommen west it ütstel om de groun fan de hear Hellinga to ünteigenjen. Letter is Os op oanwizing fan it Ministery fan „Volkshuisves ting en Ruimtelijke Ordening", doedestiids noch Onder in oare namme, to witten dien, dat in bipaeld stik der better ütnommen wurde koe en dat is doe by rieds. bislüt ek bard, under motivearring, dat de eigener fan doel wie om seis to bouwen neffens de opset fan it üt. wreidingsplan. Der binne forskillende bisprekkings oer fierd en de eigener hat diverse prikken yn it wurk steld, mar der is fierder neat fan kommen. It momint dat wy dit ünt- eigenje kinne, liket my to wêzen, hwannear't it üt- wreidingsplan „Lekkumerend" goedkard is. As wy sa. fier binne, dan sil it Kolleezjc net mear drale mei de Rie üt to stellen, hjir in ünteigeningsproses to bigjin- nen. It docht my wol goed, dat wy de iene kear in öf- wizing krije fan de Rie om net to hastich to wêzen mei Onteigening, mar de oare kear om net to stadich to wêzen, sadat wy it echt yn it goede midden sykje moatte, dêr't wy it ek hoopje to finen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Puiit 9 (bijlage no. 164). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 10 (bijlage no. 158). De heer Bootsma: Het voorstel betreffende het in trekken van de overeenkomst tot erfpacht doet toch wel enkele vragen rijzen. Hier zijn bepaalde moeilijk heden geweest van verschillende aard. Eendeels zal dat vermoedelijk wel in vrij sterke mate de financiering van het plan zijn, waarop de gestegen rentestandaard zeker een grote invloed heeft uitgeoefend, maar an derdeels is hier toch ook sprake van bepaalde tech nische moeilijkheden. Ziet het College perspectieven waardoor de bebouwing van deze terreinen toch niet tot in lengte van dagen wordt verschoven? Ik zou daaromtrent graag Uw nadere mening willen vernemen. De hear Santema: It is, krekt as de hear Bootsma seit, in minoftomear forfelende saek, dat wy ek foar dit bouterrein foarlopich noch gjin oplossing witte. Wy hawwe yn dyselde kontrijen in soartgelyk gefal, n.l. it winkelsintrum, dat ek net fan de groun komt. En nou is ien fan de technyske biswieren fan dyjinge dy't dêr bouwe soe, dat de groun dêr to slap is en dat men seis noch greatere peallen brüke moat as fan 18 m lingte. Hoe is it mcoglik, dat de tsjinst fan Iepen- biere Wurken dat yn forban mei de sondearringsproe- ven net earder opmurken hat? Wy fine it fortrjitlik, dat dizze saek op it eagenblik wer lizzen bliuwt en foaral yn forban mei it sicht op 't Nijlan, dat troeh de ynfalswei, de Forlingde Skrans, eigentlik bipaeld wurdt. Ik soe graech in antwurd hawwe wolle op de fraech lyk as de hear Bootsma dy ek al steld hat, n.l. oft B. en W. ek in sekere mooglikheit sjogge, dat dit bouterrein binnen net al to lange tiid dochs biboud wurde kin. De heer Van Balen Walter: Is het niet mogelijk, dit terrein, gezien de geaardheid, voor een lagere prijs te verkopen dan andere terreinen in diezelfde buurt? Het lijkt mij toe, dat een terrein, dat van nature zo danige slechte eigenschappen heeft, dat de kosten van bouwen zoveel groter worden, toch ook minder waard is. Wordt dit terrein straks voor dezelfde prijs aange boden als alle andere terreinen? De heer Van der Schaaf (weth.): De heer Bootsma heeft al even aangeduid, dat hier moeilijkheden zijn ge weest van diverse aard. Dat is ook juist getypeerd. Er is het een en ander te doen geweest met de fundering. Er is t.a.v. de fundering, die noodzakelijk is onder de hier te stichten bouwwerken, gebleken, dat hier wel kan worden gebouwd, zij het, dat de funderingskosten iets tegenvallen. De kosten daarvan zijn, gezien het aantal woningen dat hier gerealiseerd kan worden, toch ook weer niet van dien aard, dat men hier eigenlijk de noodklok zou moeten luiden. Dat is dan ook niet de eigenlijke oorzaak van het niet doorgaan van deze zaak. Die is echter gelegen in een verslechtering van het financieringsklimaat. De bouwmaatschappij heeft dit indertijd aangevraagd zonder dat men een beleg gingsmaatschappij achter zich had. Zij heeft welbewust gezegd: Ik durf het wel aan en ik zie wel, dat ik een beleggingsmaatschappij vind. Inmiddels is er tijd ver streken. De voorbereidende werkzaamheden zijn er ge weest, plannen zijn ingediend en premiebeschikkingen zelfs een keer afgegeven. Toen was inmiddels het fi- nancieel-economische klimaat wat verslechterd, waar door de aannemer niet meer zo optimistisch was t.a.v. het tijdens de bouw vinden van een beleggingsmaat schappij. Nu zij die kans gering acht, durft zij het niet meer aan. Dat is in wezen de oorzaak van het geval. De anderen hebben het iets gecompliceerder gemaakt, maar dit is echt de oorzaak. De heer Bootsma vraagt, of er nog perspectieven zijn dat hier binnen niet te lange tijd toch kan worden gebouwd. Er zijn inderdaad perspec tieven. Wij zijn benaderd door een grote beleggings maatschappij, geen bouwmaatschappij, die een leven dige belangstelling heeft getoond. T.a.v. de vraag of dit op korte termijn zal leiden tot realisering van een plan, moet ik op het ogenblik een voorbehoud maken, omdat daar ook de kwestie aan is verbonden of er voor bou wen op dit terrein contingent beschikbaar kan worden gesteld. Wij zijn bezig het resterende contingent van dit jaar toe te wijzen. Wanneer hier in de loop van het jaar belangstelling voor zou zijn, dan moet weer wor den afgewacht of wij hier extra contingent voor be schikbaar kunnen stellen. Dat zijn de factoren die de zaak bepalen, maar zonder perspectief is dit bepaald niet en ook staat wel vast dat hier wel gebouwd kan worden, zelfs hoogbouw, zij het dan tegen iets hogere funderingskosten. De heer Van Balen Walter vraagt of hier nu ook een lagere prijs wordt gevraagd dan voor andere ter reinen, i.v.m. de hogere funderingskosten. Ik heb dit punt niet in het College besproken, maar ik voor mij ben vooralsnog niet bereid om voor te stellen deze grond tegen een lagere prijs van de hand te doen om dat ik ervan overtuigd ben, dat hier op de grondslag van deze prijs en met een iets zwaardere fundering toch nog wel gebouwd kan worden. Ik geloof niet, dat er nu al reden is deze grond voor een lagere prijs aan te bieden. In ieder geval wens ik hier publiekelijk niet te zeggen dat deze grond niet goed genoeg zou zijn om op te bouwen. Overigens heeft ook geen van de an dere sprekers dat gezegd. Hier kan wel gebouwd wor den. Het is hoogwaardige grond, die behoort tot de beste grond die in Leeuwarden beschikbaar is, want het uitzicht van de hier te stichten woningen zal wer kelijk riant zijn. Daarom is een wat zwaardere funde ring hier helemaal niet beslissend voor het al of niet doorgaan van de bouw. De vraag van de heer Santema is hiermee ook be antwoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt II (bijlage no. 167). De Voorzitter: Het concept-raadsbesluit dient te worden aangevuld met: „IV. het hierboven sub II vermelde onteigeningsbe- sluit vervalt, voor zover aan het daaraan ten grondslag liggende uitbreidingsplan 't Aldlan in hoogste instantie goedkeuring mocht worden onthouden." Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punt 12 (bijlage no. 161). De heer Kamstra: Deze overweg is altijd al een probleem geweest. In deze Raad is er bij elke begro tingszitting over gesproken en dan niet door één frac tie maar door alle fracties. Er bestond een prijzens waardige eensgezindheid over, maar we weten allen dat het heel veel moeilijkheden heeft gegeven en nog geeft, ondanks het feit, dat wij nu beschikken over de rondwegen, die inderdaad een heel groot deel van het verkeer opnemen, maar het is toch niet zo, dat de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 2