6 7 grotingsvergaderingen en ook bij andere gelegenheden. Ik ben ervan overtuigd, dat de gehele Raad dit zal toe juichen. In het voorstel staat: „Wij stellen ons voor de hiervoor genoemde bedragen van f 300,en f 133,33 te rekenen met ingang van 1 januari 1965 te verhogen tot resp. f 450,en f 233,33. Het bedrag van f 450, blijft beneden het mogelijke maximum van de premie, regeling". Ik zou daarbij de vraag willen stellen: Hoe hoog is dit maximum „Uitgaande van de verdeelsleutel van de regeling komt van genoemd bedrag 2/3 ge deelte of f 300,-— voor rijksrekening en de rest ad f 150,voor rekening van de Gemeente. Het bedrag van f233,33, dat dus volgens onze gedachtengang be schikbaar zou moeten worden gesteld in de gevallen waar reeds een aan de eisen beantwoordende privaat - ruimte aanwezig is, zal echter een extra gemeentelijk aandeel van f 100,vergen. Het Rijk subsidieert in deze gevallen n.l. tot een maximum van 2/3 van f 133,33 is f 88,89". Wat is het maximum voor die gevallen waarin de ruimte dus nog niet aanwezig is, waarin men opnieuw een privaatruimte met alle toebehoren moet maken en waarbij de kosten dus belangrijk hoger zullen zijn? Waarom gaan we juist in dat geval tot een lagere subsidiëring over? Naar mijn mening zit er ergens een hiaat in deze regeling. Er is bij een vorige gelegenheid door mijn partijgenoot Spiekhout een be. toog opgezet, dat aanduidde, dat uiteindelijk de kos ten die wij hierin steken toch weer terugkomen in de vorm van besparing op de tonnendienst, waar we her haaldelijk een tekort op moeten boeken. Ik zou er toch voor willen pleiten om in het geval van geheel opnieuw maken van een privaat, dat rijksmaximum dichter te benaderen. Een bijkomstigheid hierbij is (dat valt hier eigenlijk buiten), dat bij het opruimen van deze tonnen ook gebieden aangewezen worden waarin het tonnen geld wordt verhoogd. Dit blijkt in de praktijk niet al tijd het gewenste resultaat te hebben. Integendeel, de huiseigenaar gaat die verhoogde lasten afwentelen op de huurder en de ton blijft de ton. De heer Van Balen Walter: Wanneer wij in het ver. leden pleitten voor het versneld opruimen van de pri. vaattonnen werden bezwaren geopperd met o.a. als ar gument de onvoldoende capaciteit van de grachten. Ik voel me nu eigenlijk wat genomen, want thans hoor ik daar niets meer over. Geldt dit argument niet meer? De heer Kamstra: Dat deze maatregel geld kost, wisten we eigenlijk allemaal wel. Hier wordt f 50.000, gevraagd. Maar ik kan me indenken dat er huiseigena ren zijn, mensen met een klein woninkje, die worden verplicht hun privaat om te bouwen tot W.C., die dat geld niet zonder meer beschikbaar hebben. Is er ook aan een betalingsregeling gedacht voor deze mensen? De heer Tiekstra (weth.): N.a.v. de vragen van de heer Bootsma en van de heer Van Balen Walter die zich daarbij aansloot, zou ik het volgende willen op merken. In het verleden was dus een maximum pre mie mogelijk van resp. f 300,en f 133,33. Dat was de oude situatie. In de nieuwe situatie wordt het maxi mum van f 300,f 450,waarbij dus het rijksaan deel 2/3 gedeelte of f300,en het gemeentelijk aan deel f150,bedraagt. Indien in een bestaand privaat een W.C. werd geplaatst, dan premieerde het Rijk 2/3 van f 133,33 of f 88,89. Maar dat laatstgenoemde be drag blijft gelijk. Men ontvangt volgens de nieuwe re geling in dit geval dus een premie van f 233,33. Het rijksaandeel bedraagt dan f 88,89 en het gemeentelijk aandeel f 144,44. In het eerste geval is dus het ge meentelijk aandeel met f 50,verhoogd, in het tweede geval met f 100,De heer Bootsma wil gaarne ver nemen, waarom juist in dat laatste geval een grotere verhoging wordt voorgesteld. Er is voor de gehele provincie Friesland een onverdeelde pot voor dit soort doeleinden beschikbaar, waarin zich dus een bepaald nog niet vastgesteld deel voor de gemeente Leeuwar den bevindt. Wil men met grote snelheid de eenvou digste installaties het snelst opruimen, dan moet men juist daarvoor het maximum proberen te geven. Im mers, die groep wordt niet groter en het gaat er om in de kortst mogelijke tijd zoveel mogelijk gevallen met de beschikbare middelen uit die groep te helpen. Van daar wordt op het ogenblik dit maximum voor het duurdere, het meer-kostende, werk gehanteerd, in over leg tussen de Provinciale Directie voor Volkshuisves ting en Bouwnijverheid en de Gemeente. Dit is dus geen rijksmaximum. In de gevallen, waarin men boven de f 450,uit zou gaan, zal men de meer-kosten zelf moeten dragen. Maar dat betekent niet, dat, als de „grote hoop" eenvoudige gevallen alle geëlimineerd zijn, de duurdere installaties niet op de gewone voet van het rijksmaximum zouden kunnen worden gehol pen. Uit mijn hoofd durf ik niet te zeggen wat het bedrag van het rijksmaximum is en ik kan me voor. stellen, dat er tenslotte een aantal gevallen overblijven, waarin de voorziening echt veel geld gaat kosten, aan merkelijk meer dan de f 450,misschien wel f 1500, of iets dergelijks. In die gevallen zou men dus aan het eind van de rit kunnen overwegen om de ruimte van het nu inmiddels informeel afgesproken maximum te vergroten. En dan zal uit dien hoofde natuurlijk ook het daarin beschikbare gemeentelijke aandeel moeten worden verhoogd. U moet dit zien als een eerste fase, waarin getracht wordt met de beschikbare middelen op de kortst mogelijke termijn zoveel mogelijk gevallen te helpen. Dat is zeer duidelijk de tendens, die in deze regeling zit. Nu de vraag van de heer Kamstra over de verplich ting van de eigenaren. Het is bekend, dat men van deze regeling gebruik kan maken. In dat geval wordt de tonnenbelasting dus niet meer geheven voor het betreffende perceel. Verplichte aansluiting is er op dit moment nog niet. Als men niet tot aansluiting over gaat, terwijl dit wel mogelijk is, is een hogere tonnen belasting verschuldigd. Verder gaat de regeling mo menteel bepaald nog niet. De heer Van der Schaaf (weth.): Terzake van de vraag van de heer Van Balen Walter over de overbelas. ting van de grachten, wil ik even iets zeggen. Dat de heer Van Balen Walter zich min of meer genomen voelt, behoeft niet juist te zijn. In ieder geval is daar niet over gesproken, toen deze regeling ongeveer anderhalf jaar geleden werd voorgesteld. (De heer Van Balen Walter: Dat is wel 10 jaar geleden.) Ja, maar toen wij voor. stelden om deze verplichte aansluiting in de bouw verordening te brengen en het systeem van aanpak aan de Raad hebben voorgelegd, is daar niet over ge sproken. Uwerzijds niet, en anderzijds ook niet. (De heer Van Balen Walter: Dat heb ik toen vergeten.) Als 10 jaar geleden de grachten nog niet overbelast waren, dan zou dat nu wel eens het geval kunnen zijn. Maar, dat is mijn persoonlijk standpunt, de situatie in de gr achten is zo slecht, dat de vermeerdering van de aansluitingen daarop met nog een aantal er echt niet meer toe doet, in ieder geval niet in die mate dat we dit daarom achterwege moeten laten. Wij moeten hier nu een keer doorheen en dat kan niet anders. Dat be tekent, dat we deze gracht nog een tijdlang zo moeten belasten. U weet ook, dat wij inmiddels zijn begonnen met het project rioolwaterzuivering. Wanneer dat ge. reed is, dan kunnen we de tijd, dat deze gracht nog overbelast is overzien. De overbelasting zal echt niet zo erg zijn dat we daar veel van merken. Daarom moe ten we daar nu overheenstappen. We moeten dit pro bleem nu, met deze en misschien nog wel forsere mid delen oplossen. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Punten 19, 20 en 21 (bijlagen nos. 151, 154 en 153). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 22 (bijlage no. 174). De heer Weide: Sportclub Cambuur heeft, geloof ik, gezien de resultaten die het afgelopen seizoen zijn be haald, niet alleen mijn, maar ieders verwachting over troffen. Ik mag dan ook rustig spelers, bestuur en manager gelukwensen met het behaalde resultaat. Dit mag echter geen reden zijn, het komende seizoen met te groot optimisme tegemoet te zien. Ik geloof, dat er een aantal punten is dat bepaald een nadelige invloed zal hebben op de uiteindelijke financiële status van Sportclub Cambuur. In de eerste plaats is dat de nieuwe competitie-indeling die door de K.N.V.B. is in. gesteld. De heer Jos Coler, voorzitter van de sectie be taald voetbal van de K.N.V.B., heeft vorige week nog voor de t.v. verklaard, dat, terwille van het spelpeil, de competitie-indeling was gehandhaafd zoals deze in het afgelopen seizoen was geweest. Wij behoeven niet te discussiëren over het spelpeil, maar ik heb het idee dat de K.N.V.B. teveel naar de financiële toestand van de gemeenten kijkt en er van uitgaat, dat deze het wel zullen betalen en niet meer werkt aan een drastische sanering van betaald voetbal. Want hieruit zal o.m. ook resulteren, dat Sportclub Cambuur minder thuis wedstrijden gaat spelen. Bovendien zullen er door de promotie, die Sportclub Cambuur gemaakt heeft naar de eerste divisie, verdere reizen moeten worden ge maakt. Voorts is het de K.N.V.B., die de relatie tot stand heeft gebracht tussen het transferbedrag voor en de vergoeding aan de spelers. Dit is gelukkig voor de spelers, maar minder gelukkig voor de club, die moet betalen. Bovendien is het ook een K.N.V.B.-bepaling, dat bij een semi.prof-voetbalstichting een tweede elftal moet worden ingesteld. Wij kunnen aan het financieel overzicht van Sportclub Cambuur zien, dat het tweede elftal een zwaar blok aan het been is. Ik ben de mening toegedaan, dat, wanneer alles op het eerste elftal wordt gezet en er een behoorlijke reserve van 5 of 6 spelers of een jeugdelftal be schikbaar is om de doorstroming te verzorgen, een tweede elftal volledig overbodig is. Dat zou dus finan ciering van minstens 15 spelers schelen. Bij het inzien van de balans van Sportclub Cambuur is het mij tegen gevallen, dat er maar 15 bedrijven in de stad zijn die deze vereniging financieel steunen. Ik schrok hier een beetje van, maar aan de andere kant kan ik mij zeer goed indenken, dat deze bedrijven ook niet direct klaar staan om een voetbalclub te gaan financieren. Een direct belang hebben zij er ook niet bij en het zijn geen filantropische instellingen. Over het geheel genomen heb ik een zwaar hoofd in de financiële toekomst van Sport club Cambuur. Ik heb er bezwaar tegen dat, wanneer de actie die door Sportclub Cambuur zal worden on dernomen om de financiële toestand aanzienlijk te ver beteren, niet geheel mocht slagen, dan de lening niet op fifty-fifty basis door zal gaan, maar daarbij zelfs wordt gedacht in de richting van het systeem in En schede (waar de zaak overigens nog lang niet rond is) met een bijdrage van 80% van het exploitatietekort. Hiertegen moeten wij ernstig bezwaar maken. Dan wordt geheel tegen de overheid aangeleund, terwijl toch het initiatief ook bepaald bij de particulier ligt. Ge lukkig is er aan deze zaak ook een positieve kant. Sportclub Cambuur heeft 125.000 betalende bezoekers een stuk recreatie geboden. Ik heb het even berekend. Dan kom ik op een totale ontvangst per bezoeker van f 1,20 en een uitgave per bezoeker van f 1,85, zodat uit eindelijk een nadelig saldo resteert van f 0,65 per be zoeker. Dan zou het heel eenvoudig zijn om de recette aanzienlijk te verhogen. Ik ben hiervan dan ook een voorstander. Als men iets voor het voetbal over heeft en men wil topvoetbal zien hier in Leeuwarden, dan zal men toch werkelijk behoorlijke prijzen moeten betalen. Een gemiddelde recette van f 1,61 in het afgelopen sei zoen is m.i. voor aanzienlijke verhoging vatbaar. Re sumerend kom ik tot de volgende vragen. Zijn er reac ties uit het bedrijfsleven na het succes van Sportclub Cambuur? Zo ja, hoeveel? Wanneer de actie, die door de Sportclub zal worden ondernomen, niet slaagt, wat denkt de Gemeente dan het komend jaar te doen? Zou het geen aanbeveling verdienen om eventueel met andere gemeenten waar deze stichtingsvorm ook bestaat, öf via Sportclub Cambuur zelf, bij de K.N.V.B. aan te dringen op een nog drastischer sane ring van het betaalde voetbal en bovendien er op te wijzen, dat elk tweede elftal van deze stichtingen een zwaar blok aan het been is? Hoe verlopen thans de, om het maar cru te zeggen, in. en verkopen van Sportclub Cambuur? Hoe denkt het College over een drastische verhoging van de recettes om het financiële tekort zo klein mo gelijk te maken? Wat is de politiek van het College op een langere termijn t.o.v. het betaalde voetbal in Leeuwarden De heer Heidinga: Het uitgangspunt bij het verle nen van financiële medewerking in 1964 was de pari teitgedachte. De Gemeente zou zowel bij de kapitaal verstrekking als bij het exploitatietekort 50% voor haar rekening nemen, wanneer ook het bedrijfsleven en de particulieren vooraf de resterende 50% zouden dek ken. Deze pariteit werd ten principale reeds verbroken toen de Stichting Sportbelangen, dank zij gemeen telijke garanties, financieel bijsprong om het tekort bij de kapitaalverschaffing te helpen dekken. De verhou ding werd toen van 50-50 in feite 68-2 en 31-8. Nu wordt deze pariteit verder verworpen. Het wordt nu 82-4 en 17-6. Het totaal benodigd bedrag aan kapitaal verschaffing bedraagt nu f 152.800,Dit bedrag wordt z.g. voorlopig door de Gemeente beschikbaar ge steld. De door het bedrijfsleven en particulieren op te brengen leningen zullen hierop straks in mindering worden gebracht. Voorlopig is dit echter een kwestie van afwachten. Gezien vanuit een duidelijk gericht ge meentebeleid, had het College moeten stellen dat de Gemeente, pas wanneer het bedrijfsleven èn particu lieren 50% van het benodigde kapitaal, dus f 76.400, op tafel leggen, voor de andere 50% zorgt, voorzover de Gemeente daarmee dan, samen met vorige verstrek kingen, niet boven 50% van f 400.000,uitgaat. Dat hebben wij hier besloten. Het stichtingsbestuur wist van deze positie van de Gemeente af en zorgde er des alniettemin niet voor dat het aandeel van het bedrijfs leven en de particulieren beschikbaar was voor ze haar nieuwe transfer-transacties voor het komende seizoen tot uitvoering kon brengen. Het stichtingsbestuur is hier dus ernstig in gebreke. Het zou naar onze mening een ernstige beleidsfout van de Gemeente zijn wanneer zij haar financieel beleid ten deze zou laten bepalen door een onvoldoend duidelijk verantwoorde lijkheidsbesef bij de bestuurders van de Stichting Cambuur. Of heeft het College misschien aan het be stuur van deze stichting de wenk gegeven dat het geen moeite behoefde te doen, omdat de Gemeente toch wel zou willen bijspringen, zij het dan in strijd met de af spraken? Deze vraag mag gesteld worden, omdat in de raadsbrief met geen woord gerept wordt over de onverantwoordelijke financiële politiek van het stich tingsbestuur. Deze politiek wordt eigenlijk juist in be scherming genomen i.p.v. afgekeurd. Dat was toch het minste wat het College zou kunnen doen: attenderen op wat was toegezegd en er op wijzen, dat men zich in beginsel daaraan toch moest trachten te houden. Niettemin geen woord erover. (De heer Spiekhout: Wat U suggereert gaat veel verder natuurlijk.) Het tweede punt betreft de jaarlijkse bijdrage in een even tueel exploitatietekort. Dit is in 1964 duidelijk gebon den aan een maximum van f 30.000,Daarmee was het stichtingsbestuur dus ook op de hoogte. Het wist dat het zelf het tekort boven een bedrag van f 60.000, geheel voor eigen rekening zou moeten nemen, terwijl tot een bedrag van f 60.000,het risico verdeeld werd. Daar kon het bestuur het beleid naar richten. Men zou veronderstellen dat, nu Sportclub Cambuur zo'n bijzonder gunstig jaar achter de rug heeft er geen tekorten zouden zijn. Niets is minder waar. Zo ter loops stellen we de vraag: Wat zou het geweest zijn wanneer het eens een erg ongunstig jaar zou zijn ge weest? Welke cijfers zouden dan uit de bus zijn geko men Wij hebben in 1964 duidelijk voor deze situatie gewaarschuwd. Het is nog erger dan we ons toen had den kunnen indenken. Nu is er dan een tekort van f 81.300,Natuurlijk moet dit tekort gedekt worden, alvorens met een nieuw jaar kan worden begonnen. Natuurlijk moet de stichting ingevolge de duidelijke afspraak zorgen voor f 51.300,en de Gemeente voor f 30.000,Zo was afgesproken en niet andersom. Toch komt het College nu zonder meer met het voor stel om de Gemeente f 51.200,van de strop te laten dragen en de Stichting Cambuur f 30.000,Het Col lege zet de zaak rustig precies op haar kop. Alweer concluderen we, dat het stichtingsbestuur toch wel een heel slecht financieel beleid heeft gevoerd, door niet tijdig te zorgen voor dekking van het tekort dat voor zijn rekening kwam. De eerst-verantwoordelijke, het stichtingsbestuur, wentelt, alsof er geen afspraken wa ren, doodleuk het voor zijn rekening komende extra tekort van f 21.200,geheel af op de Gemeente, zulks onder verwijzing naar wat er b.v. in Enschede gebeurt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 4