11 maatschappelijke ontwikkeling nog geen duidelijk beeld geeft. De heer Keuning heeft hierover gesproken en ook de heer Engels heeft er op gewezen en met name de positie van de overheid te dezen aanzien ge noemd; voorts de mate waarin de overheid zich hiervoor financieel interesseert, de wijze waarop, en de verhou ding waarin dat kan en moet gebeuren. Wil men con sequent streven naar het behoud van goed gekwalifi ceerd voetbal, dat de moeite loont, dan moet men op een bepaald ogenblik de moed opbrengen een besluit te nemen dat het handhaven en zelfs het verbeteren daarvan tot gevolg kan hebben. Dat is een wat moei lijke situatie omdat ik mij kan voorstellen, dat de Raad welhaast van gevoelen is, dat men in dwangposities wordt gemanipuleerd. Ik heb me niet aan de indruk kunnen" onttrekken, dat dit in sterke mate vorig jaar al het geval is geweest en het zou best kunnen zijn, dat het in zekere mate ook dit jaar weer zo is. Juist in de achter ons liggende maanden hebben wij enige malen contact opgenomen met het bestuur van Sport club Cambuur om, zo dat nodig zou zijn, Uw Raad tijdig te kunnen inlichten en eventueel voorstellen te doen. Het gaat immers niet om de moraliteit van het beleid van het College, dit aan het adres van de heer Heidinga. Ik. zal mij verder over zijn kwalificaties maar niet uitlaten. Het is tenslotte de Raad die dat be leid bepaalt. Het is een voorstel van het College, maar de Raad beslist in hoogste instantie over de vraag of zij het beleid, zoals dat door het College wordt voor gesteld, wil volgen, ja of neen. En ik meen, dat als het College, in bepaalde situaties de mening van de Raad kennende, deze een voorstel heeft te doen, hem daarover dan ook behoort te raadplegen. En dat men niet moet vasthouden aan concepties, als die blijken niet meer te handhaven te zijn. Dan heeft men de plicht de Raad de vraag voor te leggen, of deze eventueel bereid is een andere conceptie te volgen, waarbij het doel dat de Raad bij een eerder besluit voor ogen stond, inderdaad niet in gevaar mag komen. Ik meen dus, dat het College de plicht en de Raad het recht heeft zich daaromtrent uit te spreken. Als de Raad op de motieven die in het voorstel zijn ontvouwd en de motieven die deze zelf vanavond heeft ge bruikt, bereid is dit te doen, dan zie ik niet in wat daarin aan laakbaars zou zijn. De ontwikkeling is, wat de sportieve prestaties en het resultaat in de competi tie betreft, voor ieder boven verwachting geweest. Vo rig jaar leefden wij in de hoop dat het mogelijk zou zijn aan de top van de tweede divisie mee te draaien. Het is ook zonder meer duidelijk, dat zo'n positie heel andere eisen stelt dan de huidige. Er spelen nog an dere omstandigheden een rol. De ontwikkeling van het betaald voetbal staat niet stil. Ten eerste moest dus voor Sportclub Cambuur het eindresultaat vaststaan. Dat is gebeurd. Ten tweede moest vaststaan, welke competitie-indeling voor het komende seizoen zou gel den, voor men redelijkerwijze kon oordelen over de vraag, welke maatregelen men zou moeten treffen. Ik geloof, dat het voorstel van het College duidelijk op deze twee gegevens is gebaseerd. Bij een vo rige gelegenheid heb ik ook reeds gezegd dat de financiering wel een probleem is, maar dat het kardinale punt bij het betaalde voetbal de uitkomst van de exploitatie is. Als men in staat is om er op enigerlei wijze zorg voor te dragen, dat de exploitatierekening sluitend is en blijft, dan is de fi nanciering op zichzelf geen probleem. Dan kan men zelfs (maar dat behoeft niet) redeneren, dat het op zichzelf eigenlijk niet meer van belang is of iemand dat alleen doet of dat dit op een zekere verhouding is gebaseerd. Het essentiële probleem van het betaalde voetbal spitst zich met name toe op de exploitatie rekening, mits die natuurlijk ook alle elementen bevat aan kosten, die deze zaken opleggen. Het is natuurlijk de vraag of dat in alle kringen van het betaalde voet bal in die mate wordt beseft, maar ik heb de vaste overtuiging dat dit m.n. bij het bestuur van de Stich ting Sportclub Cambuur het geval is. En nu heeft de heer Heidinga gezegd, dat er met een zekere vrijmoe digheid afstand wordt gedaan van de pariteitsverhou ding met betrekking tot de financiële kant van de zaak. Hij heeft gelijk, wanneer hij stelt, dat die pari teitsverhouding vorig jaar in principe al is verbroken. Dat is mijnerzijds ook vorig jaar bij het garanderen van de lening van de Stichting Bevordering Sportbe- langen, niet ontkend. Ik moet nu even de vraag van de heer Weide beantwoorden. Als hij tot de conclusie komt, dat er 16 financiers uit de particuliere sfeer zijn, dan moet ik opmerken, dat er achter de Stichting Bevordering Sportbelangen minstens een gelijk aantal staan. Daarbij zijn doorgaans de bedrijven, die achter de financiering van deze stichting staan andere dan die, welke in de stukken van Cambuur voorkomen. (De heer Heidinga: Dat is een gemeentelijke garantie.) Akkoord, maar zolang er op die gemeentelijke garan tie geen beroep wordt gedaan, geloof ik, dat men deze stelling kan handhaven. Men kan pas tot kritiek ko men, als daar een beroep op zou worden gedaan. Een omstandigheid die ik niet waarschijnlijk acht. Men moet zich wel bewust zijn van het feit, dat de Gemeen te door de financiële medewerking met name in staat is om eigen inkomsten te verhogen. Laat ik dat hier keihard zeggen. Dat is de enige partij in dit spel, die, als het goed gaat, eigen inkomsten verhoogd ziet. De bedrijven niet. De particulieren, die bijdragen, ook niet. Hoewel ik gevoeglijk mag stellen, dat de mate, waarin de entreeprijzen betaald zijn, op zichzelf toch een dui delijke indicatie is van de belangstelling van het pu bliek voor de gang van zaken. Men heeft daar per wedstrijd een bedrag voor over gehad. Dat bedrag had men ook in één keer kunnen betalen, dan was men ook klaar geweest, maar de Gemeente is de enige die in staat is door deze mate van financiële medewerking eigen inkomsten te verhogen. Wat dat betekent, wil ik de Raad bepaald niet onthouden. Op voet van de oude situatie dat is dus de competitie 1963/64 is van het betaalde voetbal aan vermakelijkheidsbelas ting f 12.000,en aan terreinhuur f 6.000,ontvan gen. Samen dus f18.000,Bij de competitie 1964/'65 is aan vermakelijkheidsbelasting een bedrag van rond f 35.000,ontvangen en aan terreinhuur ongeveer f 10.000,Tegenover f 18.000,— in het seizoen '63/'64 staat een ontvangst van f 45.000,in het seizoen '64/'65. Men mag zeggen, dat dit pas op de tweede plaats komt en dat geef ik ieder toe. Maar ik geloof, dat men bij het bepalen van de mate waarin men zich gaat interesseren, met deze mogelijkheden be paald ook rekening mag houden. Dan wil ik de heer Heidinga verzekeren, dat ik graag bereid ben iedere activiteit die, wat zulke opbrengsten betreft, in een zelfde verhouding tot haar kosten komt te staan, op dezelfde wijze tegemoet te komen. Ik ben er echter stellig van overtuigd, dat momenteel alleen een Sport club „Cambuur" dit resultaat kan bereiken en geen ander. Het bestuur van het Frysk Orkest zal met een zodanig verzoek niet komen. Het zal niet de moeite waard zijn, daarover te praten. De opbrengst aan ver makelijkheidsbelasting staat in geen verhouding tot de bedragen die de Gemeente aan dat orkest besteedt. Het bestuur van de Sportclub Cambuur moet zeker heid hebben t.a.v. de vraag of de middelen er zullen zijn om transfer-overeenkomsten te sluiten. Dat bete kent dus, dat op dit moment geen transfer-overeen komsten zijn gesloten. Alleen in één enkel geval is een uitgaand transfer tot stand gekomen, maar dat is een opbrengst waarover we niet al te veel behoeven te praten. Het betreft één speler. Verder heeft het be stuur aan de manager nadrukkelijk de opdracht ge geven de transfer-transacties niet eerder dan nadat de gelden verzekerd zijn, te sluiten. Dat kan men natuur lijk niet anders doen. Dat is ook heel duidelijk. Zo doende kan ik op de vraag van de heer Weide, die hierop betrekking had, op dit moment geen antwoord geven. De heer Weide heeft uitgerekend wat de ont vangsten en de kosten per bezoeker zijn geweest. Hij koppelt daaraan de vraag of men de recettes niet dras tisch kan verhogen. Welnu, met ingang van de com petitie '64/'65, toen het bestuur nog niets wist van het verwachte resultaat, heeft men welbewust de en-> tree's verhoogd. Ik kan de heer Weide de verzekering geven, dat het bestuur ook op dit ogenblik bepaald verhoging van de entree's overweegt. Ik vertrouw, dat dit ook vóór de aanvang van de competitie wel duide lijk in de krant zal staan. Het bestuur is zich terdege bewust van de verplichting, om langs de weg van ver hoging van de entreeprijzen de recettes duidelijk te doen toenemen. Ik meen, dat men terecht dat beroep op het bestuur mag doen. Het mag, als de prestaties op het zelfde niveau blijven, gezien ook de andere clubs die hier komen spelen, toch wel verwachten, dat de pu blieke belangstelling zich allereerst al vroeger zal ma nifesteren en ook zal blijven toenemen. Dat voorstel heeft de heer Weide drommels goed begrepen. Dat behoeft niet te leiden tot een betere exploitatie-uit komst. Dat mogen we triest vinden, maar als de zaak aan die kant goed gaat, dan heeft men daarin toch troost. Vanzelfsprekend zal bij het spelen in de eerste divisie de exploitatie op een hoger niveau liggen dan in vorige seizoenen het geval was. Mij is bekend, dat het bestuur ernaar streeft, om gemiddeld een zeer re delijk honorarium te betalen, maar de uitschieters er uit te halen, teneinde te voorkomen, dat men echt dure spelers heeft. De heer Keuning heeft een beschouwing geleverd die toch wel aansluit bij hetgeen ik zoëven heb ge zegd. Als er een bepaalde ontwikkeling is, zo heeft hij betoogd, is men toch genoodzaakt zich daarvan telken- jare rekenschap te geven. Dat is elk jaar, dat we in deze raadzaal over betaald voetbal spraken, het geval geweest. Aan deze ontwikkeling is nog geen eind. Die zal pas ten einde zijn, als het totale saneringsproces in het betaalde voetbal zich heeft voltrokken. Niet alleen het aantal betaalde clubs, dat vanzelfsprekend nog veel te groot is, dient verminderd te worden (de K.N.V.B. voert m.i. een te slap saneringsbeleid)maar ook de betaalde voetballer heeft, zo goed als iedere artiest, recht op een behoorlijke maatschappelijke po sitie. Zolang we terzake nog op twee gedachten blijven hinken, moeten we in de situatie, waarin wij leven, proberen het zo redelijk mogelijk te doen. De zorg, die de heer Engels uitsprak, is geenszins misplaatst. Het blijft ook nu uiteraard een wat riskant bedrijf. Dat is de zorg niet van de heer Engels. Hij is bezorgd, dat de mate, waarin de overheid zich nu uitspreekt, invloed zal hebben op de mate van bereid heid die het bedrijfsleven zal willen opbrengen. (De heer Engels: De onduidelijkheid waarmee de overheid zich uitspreekt.) Wij hebben ons dus welbewust ont houden van een uitspraak over de procentuele begren zing van onze deelname in het exploitatietekort. De heer Engels vraagt dan m.n. om behandeling van die vraag. Wij hadden ons voorgesteld dit bij de begro tingsbehandeling te doen. Dan zitten we n.l. in een vrijere situatie. Misschien blijft het een wat theoreti sche discussie en zal volgend jaar opnieuw blijken, dat ook die theorieën niet kloppen met de dan in wer kelijkheid bestaande situatie. Laten we het beste ho pen. Men vraagt tevens om ons oordeel te geven over de financieringsverhouding tussen particulieren en overheid. Persoonlijk geloof ik, dat het kernpunt dus de mate is, waarin het exploitatietekort over deze twee inkomensbronnen wordt verdeeld. Ik ben bereid te bevorderen dat bij die gelegenheid het College zijn standpunt ook over dit vraagstuk kenbaar maakt en daarbij de zaak dan als één geheel beziet. Men kan m.i. het ene niet los zien van het andere. De heer De Jong is bevreesd, dat Sportclub Cam buur zo de aandacht trekt, dat Sportclub Leeuwarden niet aan zijn trekken komt. Voorzover mij bekend, is er volledige overeenstemming over de wijze waarop de bespeling van het oefenveld zal plaats vinden. En ik heb mij dus ook enigermate verbaasd over de mede deling die in het verslag van die vergadering voor kwam. Ik geloof, dat men veel troost kan putten uit het feit dat men over de financiële uitkomsten van Sportclub Leeuwarden zeer tevreden was. Ik heb de overtuiging, dat Sportclub Leeuwarden van de transactie met Sportclub Cambuur voordeel heeft gehad. Ook op ander terrein is er voor Sportclub Leeuwarden geen enkele reden zich te beklagen. Enkele vragen van de heer Weide zijn, geloof ik, reeds in mijn betoog beantwoord. Wat het aantal re acties uit het bedrijfsleven betreft, is mij bekend, dat bij een aantal geldgevers de bereidheid bestaat de rente over het afgelopen boekjaar kwijt te schelden. Hoeveel weet ik niet. Op dit moment zijn mij, wat de financiering betreft, geen reacties van het bedrijfsle ven bekend. Wanneer de actie niet slaagt, wat denkt men dan te doen? Wanneer de heer Weide deze vraag splitst in financiering en uitkomst van de exploitatie, dan moet ik zeggen dat de consequentie van het van avond te nemen besluit is, dat, als de steun vanuit het bedrijfsleven nihil is, dit besluit zal worden uitgevoerd. Toch zou, wanneer het beroep op het bedrijfsleven slechts de helft van het verwachte bedrag opbrengt, dit een duidelijke indicatie zijn, dat men beslist inte resse voor de zaait heeft. Het bestuur stelt zich ech ter bepaald voor, ook in de financieringssfeer de pari teitsverhouding te behouden. Wat de exploitatie-uit komst betreft, kan de heer Weide uit het raadsstuk weten, dat wij ons oordeel terzake zullen geven bij de behandeling van de begroting 1966. Dan verkeren we in een vrije situatie. De hardhorendheid van het bestuur van de K.N.V.B. op het punt van sanering is wel zodanig dat men van aandrang niet te veel moet verwachten. Het bestuur van de K.N.V.B. weet heel goed, hoe het systeem van het betaalde voetbal in elkaar zit. Ik heb sterk de in druk, dat de K.N.V.B. dit uitsluitend overlaat aan de verantwoordelijkheid van de betreffende verenigings besturen. De heer Weide zal ook wel weten, dat in Enschede de zaak wel rond is, maar ik zie echt geen taak voor de gemeentebesturen. Als de K.N.V.B. het zo goed weet, zal een stem uit de gemeentebesturen ook weinig resultaat hebben. Het financieel beleid op lange termijn denkt men, zo gezond als maar enigszins mogelijk is, te voeren, en men wil bepaald voorkomen, dat er een tekort moet worden gefinancierd ten laste van de kapitaals, opbrengst. Ik geloof, dat het voorstel van het College met name is ingegeven door de overtuiging, dat er een duidelijk antwoord is gekomen op de prestaties die Sportclub Cambuur heeft geleverd en dat het behoud van het betaalde voetbal, gezien de resultaten van deze competitie, alleszins verdient te worden nage streefd. Het is toch wel de moeite waard, om voor f 50.000,deze vorm van passieve recreatie voor zo'n 120- tot 150.000 inwoners van Friesland te kunnen be houden. Er is ook enige malen gesproken over het amateur voetbal. De misvatting, dat wat Sportclub Cambuur ontvangt niet gelijk zou zijn aan wat amateurvereni gingen ontvangen, moet opnieuw met kracht worden tegengesproken. Dat is bepaald niet het geval. En ik adviseer de betreffende raadsleden te kijken naar de bedragen die toegelegd moeten worden op de complexen, m.n. de nieuwe complexen, t.b.v. het ama teurvoetbal. Als de raadsleden dat bezien dan weten ze, dat het hier echt niet gaat om enkele tienduizenden maar om een toenemend aantal honderdduizenden gul dens per jaar. De heer Heidinga: Het zal U niet verwonderen, dat hetgeen de Wethouder heeft gezegd, niet onze onverdeelde instemming heeft. Ik wil graag op enkele zaken, die de Wethouder heeft aangeroerd, even terugkomen. Als wij goed gekwalificeerd voetbal wensen, heeft hij gezegd, dan moet men dat betalen. Daar zijn wij het volkomen mee eens. Logisch. Het is alleen maar de vraag: wie moet dat betalen? Moeten de mensen, die er belangstelling voor hebben, dat betalen of de Gemeente? Als er con cepties zijn, die niet te handhaven zijn, zegt de Wet houder, dan komt het College met andere voorstellen. Dat is natuurlijk het recht van het College, maar het heeft ook de plicht de besluiten, die de Raad genomen heeft, uit te voeren. Vorig jaar is besloten, dat die pari teitsgedachte zou gelden. Aan Sportclub Cambuur had dus goed duidelijk moeten worden gemaakt, dat deze voorwaarden van toepassing waren en dat zij zich daar aan had te houden. Als de Wethouder nu zegt dat, wanneer die concepties niet te handhaven zijn, het Col lege met andere voorstellen komt, dan stemt hij mij toe, dat dit enigszins op zijn beloop is gelaten en dat Sportclub Cambuur niet zorgde voor financiële mid delen. Men heeft het er dus gewoon op laten aankomen dat het College de Raad wel zou voorstellen, het ont stane gat te vullen. Maar dat was niet de gedachte, die duidelijk in de Raad leefde, toen wij die voorstellen aannamen. De gedachte, die toen, naar mijn mening, in de Raad leefde, was, dat deze zaak moest leven in de burgerij en ook in het bedrijf. Er moest duidelijk blij ken, dat de burgerij en de bedrijven er wat voor over hadden. Wanneer dat zou blijken, heeft de Raad gezegd, dan draagt de Gemeente ook 50% bij. Deze grondge dachte is er helemaal niet uitgekomen. (De heer Ten

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 6