9 weg, dat, als men plotseling voor de situatie komt te staan, dat de erfpachtcanon wordt verhoogd, dit zeker niet prettig is en ik wil ook voetstoots aannemen, dat dit voor meerderen nog wel eens tot bepaalde moei lijkheden zou kunnen leiden. Men komt voor de vraag te staan: Tot welke hoogte moet men deze grondwaar de optrekken Dan komt men dus tot de reële waar debepaling. Ik geloof, dat we het erover eens kunnen zijn, dat het in de lijn van de ontwikkeling ligt, dat de erfpacht verhoogd wordt. De Raad is zelfs gehouden dit te doen. Men kan hooguit nog gaan discussiëren over de vraag tot welke hoogte de grondwaarden nu moeten worden opgetrokken. Daar is dus een rapport over uitgebracht en het is met deze dingen zoals met heel veel andere zaken: Deze waarden zijn nooit op een goudschaaltje te wegen. Hier is een bepaald sys. teem in gebracht. Men heeft de percelen eigenlijk groepsgewijze bekeken. Men is gekomen tot een be paalde klasse-indeling en als we in de voltallige Raad zouden gaan discussiëren over de vraag, of een be paald perceel gewaardeerd moet worden op f 15,of op f 25,dan zijn we er voorlopig nog niet uit. Bij vergelijking van de gemiddelde grondwaarde van de oudere percelen en die van nu valt wel een bepaalde lijn op. Bij vrije verkoop van deze percelen zal dit ook zeer zeker wel in de prijs tot uitdrukking komen. Wat de kwestie van de afkoop betreft, zou ik mij, voor mijzelf sprekende en ik geloof wel, dat mijn fractie daarachter zal staan, hoewel wij daarover, me nende, dat dit specifiek behoort tot de voorwaarden, geen beraad hebben gehouden er wel mee kunnen verenigen, dat de Raad het voorstel-Heidinga- Santema om preadvies aan het College in handen stelt, om er t.z.t opnieuw over te kunnen praten. Daarbij zou ik ik herhaal het wel graag willen weten te gen welke tijd dit zou kunnen gebeuren. De kwestie van verlaging van het rentepercentage van 6 op 5</2, lijkt in sommrg opzicht wel aantrekke lijk. En ais gevraagd wordt: Er wordt veelal uitge geven tegen 5l/2%, waarom moet dat hier nu anders, dan zou men geneigd zijn hieraan tegemoet te komen. Uit de lijst van erfpachtpercelen blijkt echter, dat juist een heel groot aantal percelen tegen 6% is uitgege ven. En daarbij in aanmerking nemende, dat deze Raad nog onlangs het besluit genomen heeft tot het aangaan van een lening tegen 5 7/8%, koers 99%, dan geloof ik, dat een percentage van 6, waarbij J/2% in gecalculeerd wordt voor administratiekosten, toch veel meer in de lijn van de verwachting ligt, dat we in de toekomst juist veel meer naar 6% dan naar 5]/2% toe moeten en dat het niet redelijk is het tegenwoor dige percentage te verlagen. Het zou alleen beteke nen, dat via deze verlaging van /2% de canon lichter wordt dan uit de herwaardering van de grond zou vol gen. Ik meen, dat ik hiermee in dit stadium en louter gelet op het voorstel, zoals het er nu ligt, n.l. herzie ning van de grondwaarde, in eerste instantie wel vol doende heb gezegd. T.a.v. de aangesneden kwestie van afkoop zou ik graag na het preadvies van B. en W. tot een nader beraad geraken en daaromtrent zou ik me op dit mo ment noch in de ene noch in de andere richting posi tief willen uitspreken. De heer Kamstra: Alhoewel wij niet tot de coalitie behoren, wil ik toch wel graag iets zeggen, opdat het College zo goed mogelijk weet, hoe de Raad over deze zaak denkt. Ik meen toch wel, dat wij de heer Heidinga een pluim moeten geven voor zijn pleidooi ten gunste van de erfpachters, want het grootste deel van hen heeft niet geweten, dat in 1965 een herziening van de grondwaarde zal moeten plaats vinden. Twee jaar ge leden heeft hij hier ook al op gewezen; hij liep dus zelfs al voor. Ook in onze fractie is de wens naar voren gekomen, dat de mogelijkheid zou worden geschapen de erfpacht af te kopen. Nu hier al een voorstel terzake is ingediend en we de mening van de Voorzitter heb ben gehoord, is het, meen ik, het beste te wachten op een preadvies. Wel acht ik ook nog iets anders moge lijk: Laat het College dit voorstel gewoon terugnemen en met een gewijzigd voorstel komen (De Voorzitter: Dat kan niet.), waarin de kwestie van de afkoop voor beide groepen erfpachters is opgenomen. Dan zijn we in één keer klaar en behoeven we straks niet weer een discussie te hebben. De heer Van der Veen: We zullen er allemaal wel aan moeten geloven, denk ik. (De Voorzitter: Dat hoeft natuurlijk niet.) Ik vind dit een bijzonder moeilijk punt. Ik meen, dat men, eenmaal het systeem aan vaard hebbende, de redenering van de heer Bootsma consequent moet vinden. Wij zitten nu met dat wat de heer Heidinga een bittere pil genoemd heeft, maar dat is inderdaad niet anders dan de consequentie van het bestaande systeem. Ik ben het met de heer Bootsma eens, dat het moeilijk is nu over bedragen te gaan dis cussiëren, want het is eigenlijk niet de taak van de Raad om de grondwaarde te herzien. Wij zullen op de een of andere manier een beslissing moeten nemen. Het vervelende is, dat alle mogelijke lieden die jaar en dag in een eigen huis gezeten hebben en een oude dag-voorziening hebben getroffen, nu voor de onaan gename verrassing (het had geen verrassing behoeven te zijn, maar die dingen zijn in feite altijd wel verras singen) komen te staan, dat een vrij aanzienlijk hoger bedrag aan erfpacht zal moeten worden betaald. Het zijn over het algemeen toch ook niet de grootste bezit ters van vermogens. Ook de kleine man die zijn geld belegd heeft in wat huisjes en leeft van de opbrengst daarvan, doet die vrij nare ervaring op. Ook hij had het zich tevoren kunnen realiseren, maar heeft dat na tuurlijk ook niet gedaan. Als hij het zich wel gereali seerd had, bijv. twee jaar geleden, toen de heer Hei dinga er op wees, dan had hij er nog niet veel aan kun nen doen, want hij kón niet afkopen; dit hing hem nu eenmaal boven het hoofd. De dag van de herziening kwam steeds nader. En het vervelende is, dat deze ver hoging ook diegenen treft, die in de gestegen waarde de inflatie van de gulden terugvinden zonder dat hun middelen waaruit deze canon betaald moet worden, evenredig zijn vermeerderd. Ik moet daartegenover zeggen, dat het ook een voordeel is voor degenen, die niet een waardevast inkomen hebben; zij voelen dit dus eigenlijk niet. Ik heb dus willen wijzen op een onplezierige consequentie van het gevolgde systeem. De onzeker heid die in het systeem van erfpacht zit, is moeilijk te dragen voor diegenen die, juist omdat ze een weinig breed draagvlak hebben, graag toekomstige risico's willen uitsluiten. De man die zijn toekomst wil verzor gen door middel van een eigen huis, krijgt een onzeker heid te dragen, die hij niet wil, maar die hij niet kan afwentelen. Op een gegeven moment staat hij voor een verhoging van uitgaven, die hij niet gemakkelijk kan dragen. Dat is een heel onplezierig iets. Ik kan mij best voorstellen, dat het voorstel-Heidinga-Santema om met dit systeem te breken door de erfpacht af koopbaar te stellen, weerklank vindt bij de heer Kamstra; het vindt ook weerklank bij mij. Ik hoop, dat in de gelederen van de nieuwe coalitie de nodige steun voor deze gedachte wordt gevonden. Wij zien overigens ook, dat er verschiiiende bezwaren aan erfpacht zijn verbonden. Degene die zal willen bou wen, ontmoet de moeilijkheid, dat hij door de erfpacht veel minder gemakkelijk een hypotheek kan aantrek ken, dus minder gemakkelijk kan bouwen. Vroeger mocht men nog wel eens op eigen grond kunnen bou wen, maar ook toen had men dikwijls eenvoudig geen keus; op het ogenblik is de keus iets gemakkelijker. Doordat het openbare vervoer in sterke mate is toe genomen, hoewel het niet gelij.ce tred heeft gehouden met het particuliere vervoer, zijn pendelen en forensen langzamerhand tot de gangbare mogelijkheden gaan behoren. Willen wij dus de bevolking van onze stad zien groeien, dan moeten we het de mensen ook aan trekkelijk maken om hier te bouwen en hun niet nood zaken over de grens van de gemeente te gaan zitten, waar de grond goedkoper is en waar niet het risico, verbonden aan erfpacht, blijft dreigen. Als men zich laat verzekeren, wil men gedekt zijn voor de gevaren in de toekomst en dat is men beter op eigen grond, die reëel waardevast is, die ook een kleine bescherming biedt tegen het bederf van het geld. Er is gesproken over de percentages. Ik vind die percentages niet belangrijk. Ik kan niet beoordelen, of y2 pet., door de Gemeente opgelegd voor eigen kosten, ruimschoots berekend is, dat het op het ogenblik nog genoeg of te weinig is. Ik heb de indruk, dat prm. ook goed was, maar ik kan dat niet bekijken. Ik kan van B. en W. nog wel horen, hoe dat zo ongeveer uit komt. Maar het is waarschijnlijk toch niet helemaal na te gaan. Of het nu 6 pet. of 5 V2 pet. is, lijkt mij eigenlijk een woordenspel. Hoe de Gemeente de grond waarde bepaalt weet ik niet. Om de juiste weg te vol gen, zou men, dacht ik, moeten zeggen: die woning is dat bedrag waard; dan kan men een bepaald bedrag rekenen voor de opstal en een ander bedrag voor het gebruiksrecht van de grond. En dat alles geka pitaliseerd tegen 6 pet. Ik geloof, dat men bij het bepalen van de grondwaarde niet een bedrag voor de grond moet rekenen, alsof deze vandaag de dag in nieuwe toestand zal worden uitgegeven, maar een bedrag, waarin de lasten die daarop drukken, zijn ingecalculeerd. Iemand taxeert een stuk land bijv. ook niet alleen naar een bepaalde samen, stelling van de bodem, maar die houdt rekening met de onvermijdelijke kosten: de waterschapslasten, de grondrechten enz. Dat zijn de lasten die er op drukken. Ik geloof, dat het eigenlijk niets uitmaakt, of men 5Vi of 6 pet. calculeert. Men zou kunnen zeggen: Grond, belast met 6 pet., is minder aantrekkelijk dan grond, belast met 4 of 5 of 5(4 pet. De waarde van de grond die belast is met 6 pet., is dus iets lager dan de waarde van grond die met 5>/2 pet. belast wordt, maar men komt uiteindelijk op precies dezelfde canon terecht. Men vindt echter een andere grondwaarde, als men re kening houdt met de last die op de grond drukt. Ik vind dat geen probleem, aangenomen, dat op de juiste manier gecalculeerd is, maar dat kan ik niet aan de stukken zien. Een andere moeilijkheid is deze: Wij moeten omhoog, zegt de heer Bootsma, dat schrijft de verordening voor; wij moeten de prijzen herzien. Het is evenwel niet ge zegd, of het omhoog moet zijn. Het kan ook best zijn, dat we zeggen: Die en die buurt is zo achteruit gegaan en zo weinig aantrekkelijk geworden, dat de grond waarde lager gesteld zou kunnen worden. Nu heb ik de indruk, dat dit een vrij moeilijke tijd is om die waarde vast te stellen, omdat de gehele stad eigenlijk in be weging is. Ik bedoel hier speciaal de verkeersvoor- zieningen mee. Jarenlang heeft elke straat haar eigen verdienste gehad, bepaalde behoeften kunnen bevredi gen, maar op een goed moment, als de autodichtheid nog verder toeneemt, dan begint de straat die te smal is voor het parkeren van auto's praktisch onbewoon baar te worden. Men zou dit euvel kunnen opheffen en dus de waarde van de betreffende grond omhoog kun nen brengen, als er voorzieningen getroffen zouden kunnen worden zoals parkeergarages en andere par keerplaatsen, die dit kwaad dat hoe langer hoe meer aan bepaalde straten gaat kleven, opheffen. De waarde van een perceel aan een straat, waar men niet meer doorheen kan rijden, is geringer geworden. Het zal, dacht ik, ook een manier zijn om de pil te vergulden, als de Gemeente de opbrengst van de hogere canons zal gebruiken om voorzieningen te treffen, waardoor in de verkeersbehoeften wordt voorzien. Ik weet niet, wat de Gemeente aan deze canons verdient; dat is niet te vinden. Er wordt thans voorgesteld tegelijk met de grondwaardeherziening ook de beheersverordening zo te wijzigen, dat de meerdere opbrengst die beschik baar komt, niet in het Grondbedrijf blijft zitten, maar in de algemene dienst kan vloeien. Wat is, toen artikel 29, sub 3, van de beheersverordening gemaakt werd, de bedoeling geweest Waarom heeft men de opbrengst van de erfpacht in het Grondbedrijf laten vloeien Heeft men dus eigenlijk toch voor kostprijs willen leveren Ik geloof, dat het mogelijk is de suggestie van de heer Kamstra te volgen. Het had op de weg van het College kunnen liggen om tegelijk met dit voor stel ook het voorstel omtrent nieuwe erfpachtsvoor- waarden aan de Raad voor te leggen. Het is mogelijk, dat iemand op het standpunt staat, dat de consequentie van het systeem voor hem alleen nog aanvaardbaar is, als in dat systeem zelf de mogelijkheid wordt inge bouwd om af te kopen; dat is op zichzelf een volkomen begrijpelijke gedachtengang en ik heb begrepen, da,t dat ook de gedachtengang is geweest van de heer Hei dinga, die gezegd heeft: Ik doe dit voorstel en ik ben bereid nu eventueel de consequentie van dit systeem te aanvaarden, op voorwaarde, dat in de toekomst en nu ook al voor de oude percelen de narigheid van de erfpacht, als men dat wil, vermeden kan worden door af te kopen. Ik zie eigenlijk niet in, waarom dat niet tegelijkertijd zou kunnen worden behandeld. Ik zie ook niet in, waarom dit vreemd aan de orde van de dag zou moeten zijn. Hier wordt een voorstel gedaan om grond waarden te herzien. Akkoord, zegt de heer Heidinga, ik wil daaraan meewerken, aangenomen, dat in tweede instantie de antwoorden van Uw kant mij bevredigen en mits tegelijkertijd datgene in het systeem ingebouwd wordt waardoor de ergste gevolgen ervan kunnen wor den vermeden. De heer Kamstra zegt: Neem het terug totdat het volgende voorstel er ook is; dan kunnen we ze tegelijk bezien en zijn we er in één klap van af. Ik vind dat ook een redelijk voorstel. Ik begrijp, dat B. en W. daar wel bezwaren tegen zullen hebben, maar dat horen we dan straks wel. De hear Santema: Oanheakjende by itjinge de hear Heidinga hjir ek al sein hat, wol ik dochs noch in pear algemiene opmerkingen meitsje. De kwestje fan de erfpacht hat al langer spile as de léste twa jier. Ik wyt noch, dat de hear Wiersma, doedestiids lid fan de a.r. fraksje, en ien üt de c.h. fraksje miskien wol in jier as fyftjin forlyn, dit ünderwerp oan de oarder steld hawwe en dat doe fan de kant fan de P.f.d.A. in rapport oer de erfpacht forskynd is dat redigearre wie troch de hear De Vries, as ik my net forsin. De wurden dy't doe sprutsen binne fan a.r.- en c.h. kant, wiene eigentlik yn deselde trant as hwat de hear Hei dinga niis nei foaren brocht hat. It tal perselen dêr't de grounwearde op'e nij fan fêststeld wurde moat it is mar efkes 4100 - fortsjintwurdige oan't nou ta in wearde fan f 5.360.000,En nou wurdt de grounwearde fan dyselde perselen steld op f 13.326.561,De opbringst fan dizze erfpachtskanons giet omheech fan f 294.000,nei f 443.000,It forskil fan f 148.000,is, neffens de wurden fan de hear Heidinga, eigentlik suvere winst, dy't de Gemeente opstrykt. De erfpacht kin hiel goed wurkje, hoewol ik yn myn praktyk as riedslid eigent lik by mysels fêststelle moat, dat der yn forskate ge tallen dochs wol ris wer fan ófwykt is. Men sjocht byg. op de aginda fan dizze riedssitting ek al wer, dat der in stikje groun forkocht wurdt yn Wytgaerd en ek groun foar in yndustryfêstiging. Dat binne twa for- skillende dingen, mar it prinsipe is yn 'e rin fan 'e tiid al hielendal trochkrüst. Ik wiis hjir byg. op it feit, dat wy oan it Europaplein yndertiid ek groun for kocht hawwe yn tsjinstelling mei it ütstel fan B. en W., om it yn erfpacht óf to stean. De biswieren dy't wy foar sa'n 15 jier tsjin de erfpacht hiene, bi- steane foaral iijiryn, dat wy der yn prinsipe net foar binne, dat de Gemeente, de Oerheit, to folie groun under bislach krijt. Dy biswieren wurde wol hiel düdlik illustrearre troch it sifer fan 4100 perselen. Wy stelle fandatoangeande foar, dat dizze saek op'en dür foroarje moat. En de presedinten dy't har sa foar en nei foardien hawwe, wize derop, dat it Kolleezje yndied ek fan bitinken is, dat dizze wei, dy't sa Strang foar- skreaun wie, forlitten wurde moat. Dat hawwe wy mei bliidskip konstatearre. En ek üt de bisprekking dy't hjir nou pleats hawn hat, hawwe wy mei foldwaning konstatearre kinnen, dat de idé om ta öfkeap to kom men, it Kolleezje net hielendal ünwolgefallich is. To'n earsten soe ik my bislist al oanslute wolle by hwat de hear Heidinga hjir niis nei foaren brocht hat, mar wy wolle earst graech öfwachtsje, hwat it Kol leezje op de opmerkingen dy't hjir oer dizze saek makke binne, antwurdzje sil. De hear Miedema: Ik soe wolle, dat op de moog- likheit fan öfkeap by de nije erfpacht-ütjeften yn de biantwurding fan de earste ronde efkes yngien wurde kin. Neffens my bistiet de groep erfpachters dy't mo- minteel in forheging to forwachtsjen hat, üt lju, dy't 20 jier lyn op de groun, dy't hja fan de Gemeente yn erfpacht krigen hawwe, in opstal boud hawwe, en de swierrichheit is, dat dy opstal nou minder wurden is, sadat de groun to heech oanslein is. Mar omdat men de aldere erfpachters öfkeap tastiet, hoecht net de kon. sekwinsje to wêzen, dat de erfpachters fan groun, dy't nij ütjown wurdt, ek öfkeapje meije.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 5