2 3 Punten 6 en 7 (bijlagen nos. 266 en 265). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8 (bijlage no. 274). De heer Taylor Parkins: Ten eerste deze vraag: Het aantal eengezinswoningen, dat op deze oppervlakte gebouwd zal worden, wordt teruggebracht van 146 tot 113, een belangrijke vermindering. Komt deze ook tot uiting in een hogere huur? Ten tweede: Er zijn in het uitbreidingsplan negen van deze bouwterreinen. Dan zullen de overige ongetwijfeld ook met hetzelfde aan tal woningen worden verminderd. Dan zullen er dus in totaal 9 x 23 - 207 woningen minder komen. Dit lagere aantal zal m.i. mede de totale planning van dit uitbrei dingsplan beïnvloeden. De bijzondere voorzieningen: scholen, kerken, winkelcentrum, zijn tot nu toe, voor zover mij bekend, steeds gebaseerd op een inwonertal van 14.400. Als ruim 5'/2% van het aantal woningen er niet komt, komt ook 5J/2% van het aantal bewoners er niet. Dan zal het plan t.a.v. deze voorzieningen ook gewijzigd moeten worden, mogelijk zelfs ten nadele van de instanties, die tot nu toe met het aantal van 14.400 bewoners hebben gerekend. De heer Van der Schaaf (weth.): De vraag van de heer Taylor Parkins kan ik niet zo concreet beant woorden als hij misschien wel zou wensen. Als de grondkosten gelijk blijven en 113 woningen worden ge bouwd op de grond die oorspronkelijk was bestemd voor 146, dan geeft dat uiteraard een opwaartse druk wat betreft de huurcalculatie. Of dat echter geheel te isoleren is van andere factoren die ook een opwaartse druk op de uiteindelijke huren zullen geven, is minder concreet te zeggen. De veronderstelling, dat deze vermindering van het aantal woningen zich acht keer zou herhalen, kan ik wel van de hand wijzen. Dat is stellig niet het geval. Er vinden af en toe, doordat een bepaalde belegger een iets andere opstelling van de woningen prefereert, wel eens kleine verschuivingen plaats en dat geeft soms een gering verlies, maar in een aantal eenheden is al vastgelegd, dat dit niet zal gebeuren. De vrees, dat de onderhavige vermindering zich acht maal zal herhalen, zodat het totale aantal met 5'/2% zou dalen, is dus niet gegrond. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. De heer Spiekhout is ter vergadering gekomen. Punten 9 t.e.m. 13 (bijlagen nos. 264, 267, 276, 275 en 263). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 14 (bijlage no. 194). De heer Bootsma: Het verheugt ons, dat wij tijdig, hoewel die ons al meerdere malen beloofd was, een afzonderlijke nota hebben ontvangen, niet alleen over het tunnelplan, maar ook over de verbinding van de beide stadsgedeelten aan weerskanten van de spoor lijn naar Groningen. Ik betreur, dat de kwestie van een kopstation blijk baar wel volledig van de baan is. De motiveringen van de N.S., in de nota weergegeven, zijn m.i. zonder meer niet overtuigend. Ik weet voldoende af van de moeilijke weg die bewandeld, ik zou haast zeggen ,,be- spoord", moet worden om met de N.S. tot een ver gelijk te geraken. Als zij star blijven volhouden, dat deze oplossing niet is te verwezenlijken, dan zullen wij inderdaad realiteit genoeg moeten bezitten om dan een haalbare andere oplossing te verwezenlijken. In de raads- brief zijn drie plannen aan een beschouwing onder worpen en tenslotte is nog een eigen visie van B. en W. gegeven. Ik meen, dat het juist bij dit probleem gaat om voorzieningen op de lange duur, niet om een oplossinkje waarmee we slechts voor een paar jaar klaar zijn. De oplossing moet gezien worden binnen het totale raam van de uitbreiding van Leeuwarden met elke communicatie die zal moeten ontstaan met de zuidelijke gebieden. Men heeft het wel vaak eens over een „ruime visie" en die is hier zeer zeker wel van toepassing. Het heeft m.i. weinig zin in details te treden. Die moeten alle nog worden uitgezocht. Men kan bijv. van mening verschillen over de nood zaak van een tunnel tussen de Verstolkstraat en de overkant van de spoorlijn, maar ik geloof niet, dat daar in dit stadium veel woorden aan gewijd moeten worden. Ik vind het wel belangrijk, dat getracht wordt te geraken tot een ongelijkvloerse kruising voor al deze overgangen en dat er naar gestreefd wordt, dat de kruisingen ook alle in elk geval de meeste daarvan een doorrijhoogte verkrijgen, die voldoet aan de daaromtrent te stellen eisen. In een bepaalde situatie moet men daar wel eens van afwijken. Dat is ook gebeurd met de tunnel tussen de beide industrie terreinen en men kan nu al wel constateren, dat, ondanks dat de doorrijhoogte voldoende aangegeven staat, blijkbaar al weer enkele vervoerders er toch maar weer eens op gegokt hebben, want de onderkant van het „plafond" is hier en daar al behoorlijk be schadigd. Hetzelfde drama doet zich voor in de rijks weg rond Meppel. Men heeft het al in de krant kun nen lezen. Daar heeft zelfs een aannemer het werk stopgezet, omdat er ondanks de ruime doorrijhoogte van 3.80 m, toch vervoerders met hogere vrachten rijden. En dan is er geen andere oplossing in grote lijnen dan zoals die door het College is uitgestip peld. En ik wil dan ook wel namens onze fractie ver klaren, dat wij, als B. en W. tot verdere onderhande lingen geraken, hen bij hun streven naar een onmid dellijke verhoging van de spoorlijn ten oosten van het emplacement ten volle zullen steunen. T.a.v. de financiële consequenties valt momenteel weinig te zeggen. Details zullen ook moeten worden opgelost. Ik heb stemmen gehoord die pleiten voor een verhoogde baan op betononderbouw over een groot gedeelte, dus geen aarden baan; ik wil daar op het ogenblik niet verder op ingaan. Ik geloof ook niet, dat het aan de orde is. Wel zou ik graag willen onder schrijven wat B. en W. aan het einde van de nota stellen, n.l„ dat gestreefd moet worden, juist met het oog op het steeds voortschrijdende verkeer en de ho- pelijke uitbreiding conform het structuurplan, naar zo veel en zo goed mogelijke, ongelijkvloerse verbin dingen. De heer K. J. de Jong: Wij zijn ook van onze kant blij met deze nota, omdat we nu eindelijk hier de lijnen kunnen vaststellen, waarlangs in de toekomst het plan van de tunnel zich kan ontwikkelen. Het bouwen van een tunnel in de Pieter StuyvesantwegJulianastraat kan beslissend zijn voor het gehele plan, zoals B. en W. dit de Raad voorleggen. Als het mogelijk is daar inderdaad zonder al te veel bezwaren een tunnel te maken, dan zouden de andere punten met niet al te veel moeite er op kunnen volgen. Toch zijn er tegen een tunnel op die plaats wel grote praktische bezwa ren en die hebben in onze fractie een punt van be spreking uitgemaakt. Welke consequenties heeft de tunnel voor de industrie, m.n. voor het van het zuidelijk stadsdeel komend verkeer dat naar de Condensfabriek en Koopmans Meelfabrieken moet afslaan Het zal bijzonder moeilijk zijn daar een tunnel zo te projec teren, dat hij voor die fabrieken eerder een voordeel dan een nadeel betekent. Ik zou me kunnen voorstel len, dat de bij de industrie betrokkenen en degenen, die er dichtbij wonen, het liever zouden willen laten blijven zoals het nu is, want er zou een gehele om legging van het verkeer tot stand moeten worden ge bracht, wil het verkeer met goed fatsoen in en uit de tunnel kunnen komen. Het verkeer dat uit het zuiden komt en naar de fabrieken moet, zou, juist als het net uit de tunnel komt, moeten oversteken naar de Em- makade en dan weer omrijden. Ik geloof, dat dat ver keerstechnisch bijzonder veel bezwaren zal opleveren. Ik persoonlijk geloof, dat de verkeerssituatie hierdoor niet zal verbeteren. Integendeel, het zou een verslech tering betekenen. Het zou wel eens een chaos op dat punt kunnen worden, juist omdat de oprit tussen de brug en de overweg ook betrekkelijk kort zal zijn. Heeft het College over deze dingen wel eens contact met de industrie gehad? En zo ja, welke is de re actie m.n. van de genoemde fabrieken? Zegt men: Bewaar ons alsjeblieft voor een tunnel De tijdver spilling door wachten bij deze overweg is niet zo groot, want zoveel treinverkeer komt er niet langs. Het is alleen het verkeer Leeuwarden-Groningen v.v., maar met rangeren enz. heeft men hier geen last, dit in tegenstelling tot de overweg bij de Schrans. Juist het omleggen van het verkeer zou in vergelijking met de huidige toestand wel eens meer tijdverlies kunnen be tekenen. Misschien kunnen we de praktische bezwaren het best voorkomen door een tunnel voor het voet gangers- en rijwielverkeer tot stand te brengen en voor het doorgaande autoverkeer met de tegenwoor dige gelijkvloerse kruising te volstaan. Dan behoeft er geen algehele ophoging van de spoorbaan vanaf de Tijnje tot aan het spoorwegemplacement, die bijzonder duur is, plaats te hebben. Dan naderen we haast het plan C, dus zoals de Spoorwegen het graag willen. Dan zou kunnen worden volstaan met een ophoging van de „Kuiper"-weg ongeveer tot het stationsempla cement; dat is dus niet zo'n groot stuk. Laat men echter bij de ophoging, ook bij algehele verhoging, niet met heuvels werken; dan moet de gehele baan worden verhoogd. Ik meen wel te mogen stellen, dat in het kader van het gehele binnenstadsplan, zoals de Raad dat heeft aangenomen, de tunnel in de „Kuiper"-weg ongetwijfeld een grotere urgentie heeft, omdat men dan aansluit op het wegenvierkant. En volgens B. en W. is het kardinale punt: het toeleiden van het ver keer naar de binnenstad op het wegenvierkant. Maar als we op korte termijn met deze tunnel willen be ginnen, dan moeten we ook het vervolg rond hebben. Dat is niet het geval, wat de toegangsweg uit het zuiden betreft; daar moet eerst nog heel wat gesa neerd worden en ook de uitloop van de tunnel stuit bij de le Kanaalbrug op bijzonder veel moeilijkheden. Niettemin zou de tunnel zelf wel gemaakt kunnen wor den, want de huizen die met deze oprit verband hou den in de nabijheid van de Kanaalstraat, met het ver lengde daarvan, zijn grotendeels het eigendom van de Gemeente. Zou men echter met het vervolg op bij zonder veel moeilijkheden, vooral tijdsmoeilijkheden, stuiten, zou het dan, al komen we ook in strijd met de toeleiding van het verkeer naar het wegenvierkant, toch niet beter zijn, met de Schranstunnel te beginnen Ik geloof, dat dat inderdaad mogelijk zal zijn, zij het, dat ook de Schranstunnel wel degelijk zijn bezwaren heeft. B. en W. hebben dat zelf in de raadsbrief al gesteld. Daardoor wordt, lijkt mij, juist wel verkeer naar de binnenstad geleid in plaats van naar het we genvierkant. Het is dus in strijd met een kardinaal punt van het binnenstadsplan. Het zal noodzakelijk zijn, dat er een tweede brug naast de Wirdumerpoorts- brug komt, wat eveneens zijn bezwaren heeft. Dat liegt er ook niet om. We krijgen dan met een rigou reuze ingreep te maken in de bebouwing en met slui ting van verschillende bedrijven. Bovendien heeft het voorgaan van de Schranstunnel boven de „Kuiper"- weg-tunnel het bezwaar van vertraging van de „Kui per-weg-tunnel Maar als we de bevolking zo snel mogelijk willen helpen, dan zou het toch wel goed kunnen zijn aan de Schranstunnel voorrang te geven. Dan is er nog de vraag, of de verhoging van de spoorbaan zal moeten plaats vinden ten oosten van het stationsemplacement of aan de andere kant van de Potmargebrug. Wij vinden het snijden van de „Kui per"-weg met een lijntje van de Lijempf toch wel een bijzonder groot bezwaar. Ik geloof, dat B. en W. dat te weinig accent hebben gegeven. Dat bezwaar is o.i. vooral groter, als we dit op een langere termijn zien dan de tijd, die in de nota staat. Wij zijn het er nog niet mee eens,) dat de spoorbaan wat extra moet wor den verhoogd, omdat men dan minder diep zou be hoeven te graven voor deze tunnel. Het zou best mo gelijk kunnen zijn, dat wij met een geringere ophoging van de spoorbaan en daardoor een diepere tunnel bij de „Kuiper"-weg de moeilijkheden van de Lijempf zou den kunnen voorkomen. Dan zou men dat daar ongetwijfeld met minder kosten wel klaar kunnen krij gen dan de ophoging ter plaatse van de Lijempf zou meebrengen. Maar het is de vraag, of we op dit mo ment zonder een duidelijke kostenbegroting de con sequenties daarvan voldoende kunnen bekijken. Een ander punt, dat ook in de nota staat, is, of het een overwegend bezwaar zou zijn om bij eventueel doorgaan van plan C de overweg bij de Schrans te sluiten. Als naast de tunnel, die geprojecteerd wordt ter hoogte van de Schrans, ook nog een afzonderlijke voetgangers- en rijwieltunnel ter plaatse of ter hoogte van de overweg geprojecteerd zou worden, zou het be zwaar van het laten vervallen van die overweg niet zo groot behoeven te zijn. Wij kunnen ons voorsteilen, dat de Spoorwegen het verkeer wel willen laten om leiden en heeft dan de overweg aan de Schrans nog wel de grote functie van thans? B. en W. kunnen wel zeggen, dat het zuiden van de stad een snelle verbin ding met het station moet hebben, maar dat heeft men met de voetgangers- en rijwieltunnel ter hoogte van de overweg van de Schrans in ieder geval en het rijdend verkeer kan men dan door de tunnel ten oos ten van de Schrans voeren. Alleen, als door de tunnel ten oosten van de Schrans eventueel geen mogelijk heid is voor langzaam rijverkeer, dan is de noodzaak de overweg van de Schrans open te houden, wel aan wezig. Kan echter in die tunnel ook het langzame verkeer een plaats krijgen, dan is mèt de voetgangers- rijwieltunnel van plan C een verbinding met het zui den van de stad toch wel terdege gewaarborgd. Dan is het dus voor ons de vraag, of de overweg bij de Schrans ook nog open moet blijven. En in dat verband denk ik aan de aankopen die we de laatste tijd daar gedaan hebben. Zullen we dan ook niet op korte ter mijn tot herziening van het gehele plan rondom de overweg van de Schrans moeten komen? We hebben er wel behoefte aan dit even duidelijk aan de orde te stellen, omdat we daar ongetwijfeld mee te maken krijgen. M.i. is het goed daar nu over te spreken, want nu kunnen we de lijnen trekken, waarlangs zich in de toekomst het gehele tunnelplan kan ontwikkelen. Dan kunnen we ook tal van andere punten die hier toch ook in sterke mate mee annex zijn, veel beter tot oplossing brengen. Het kostenprobleem is zeer summier aan de orde gesteld. We zouden echter, als we ons na de discussie van vanavond nog eens over deze punten zouden wil len beraden, toch wel voor de vraag komen te staan: Hoeveel verschil in kosten zal dit eventueel met zich meebrengen? Wat wij hier nu voorstellen: geen ver hoging van de spoorbaan vanaf de Tijnje, maar vanaf de „Kuiper"-weg tot het station, eventueel tot de Pot- marge, geeft een enorme besparing, omdat we dan geen 5 tunnels krijgen, maar 2: 1 bij de „Kuiper"-weg en 1 ten oosten van het station en de voetgangers- en rijwieltunnel bij de Schrans en een voetgangers- en rijwieltunnel bij de P. Stuyvesantweg. En de gelden, die we hier besparen, komen beschikbaar voor andere dingen, die ook een grote urgentie hebben. Het is bij zonder gemakkelijk te zeggen laten we dit of dat nu eens zeer royaal opzetten, maar de consequentie daarvan is vaak, dat het tal van andere initiatieven behoorlijk op slot zet. Als we deze zaak dus goed en zonder overdrijving kunnen regelen, dan kunnen we de Gemeente daar misschien een grotere dienst mee bewijzen. Een ander punt is: In hoeverre subsidieert het Rijk? Als dit voor 85% uit de infrastructuur-pot bekostigd zou kunnen worden, dan spelen de bezwaren van de hoge kosten zo'n grote rol niet. Maar het Rijk moet dit dan ook maar als een infrastructuur-verbeterend werk willen zien. De rondwegen die uiteindelijk in sterke mate met industrie te maken hebben, zullen ongetwijfeld eerder voor infrastructuur-verbetering in aanmerking komen dan deze plannen, die uiteindelijk, net als in praktisch iedere stad, te maken hebben met de stadssanering, de bereikbaarheid van de binnen stad. Hoe staan de kansen om deze werken in hun royale vorm, met vijf tunnels, als infrastructuur-ver beterend, in aanmerking te doen komen? Een nega tieve uitslag zou ongetwijfeld onze beslissingen in de richting van de door mij bedoelde besparing sturen. Als we een keus zouden moeten doen uit de plannen A, B of C, dan moet ik zeggen, dat wij toch wel ge charmeerd zijn van plan C, zij het dan met varianten. Wij zouden er stellig niet voor zijn de verhoging van de spoorbaan pas ten westen van de Potmarge te laten beginnen. Dat punt zouden we nog wel eens even wil len bekijken. Ik geloof ook, dat de door mij voorgestelde oplos sing sneller te realiseren is en dat is van veel belang.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1965 | | pagina 2